De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 9 december pagina 2

9 december 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEK BLAD VOOR NEDERLAND. No.. 1224 passelijk op den militairen medewerker van bet Vad6?'laruLIk*gai,\i\g dit met leed-wezen, vaat uit dien hoek waait anders, eeni friwcha wind.. "^ooit Indië, gunt schrijver onze Marine een machtige vloot van groote schepen. Hiji neemt hier de massa voor dékracht en wenscht daarmede dus de Marine haar endergang. Ik zal er niet verder over uit weiden. Er is nu wel zooveel ten nadeele van die groote schepen ve&teLd dat niemand aan de ondëugdelijkheid daarvan behoeft te twijfelen. En dan nog, wat zoude zulk een vloot baten? Beginselen om ze aan te wenden in den strijd bestaan niet. La sciënce technique et tactique de la guerre navale est a créer, is het devies van Le jeune Eeole der Fransche marine, een devies dat dok La Rtvue des deux Mondes in. haar jongste eerste Sdptemberafldvering tot het hare maakt. Wat betreft) de maritieme defensie in Nederland bepleit schrijver ten onzent de toepassing- van het Duitsche systeem van looale havenveidedtgiüg en kastbewaking. In de eerste plaats zie/u hij over het hoofd dat dit systeem, ia DuUsahland steeds wordt beschouwd, in- verband met een eskader paotaersehepen vóór de kust in opaii zee, «tak is het a-h c tot en met x y-z van Duitschlands kustbeveiliging. Maar zulke schepen wenscht de schrijver juist niet, want hij pleit tegen den, aanbouw van het voorgestelde pantaerschip. Volkomen juist, maar naar pleidooi op andere gronden. Sohrijvec acht zich ala landrot onbe voegd om over het type schipi een oordeel te vellen, maar hij kan zich gemakkelijk tot die halte toegang verschaffen, In zijn de la guerre navale schrijft de . Admiraal Aitbe: »La; logique, Ie bon sens, l'amour du vrai suffiieut a toutes les recherches patientes, me na a celles que gpuJèvent les problèiues mariiimes, Ja Jogique, Ie bon sens, l'amour du vrai ne sont pas, que roua sanhions, Ie monopole exclusif des officiers de marine; et certes ici c'est bien prétention malheureuse que l'on peut dire...." Er is ten onzentnu wel zooveel geschreven de: laatste jaren over 's lands defensie en ala onderdeel daarvan over de beveiliging onzer kust, over de vloot zooals die is, niet behoort te zijn, doch worden moet, dat schrijver voor zijne onderzoekingen als hij lust daartoe gevoelt, hier ter markt kan gaan en zich tijd en moeite kan besparen om in Duitschland t& gaan zoeken wat hij daar niet vinden: zal, doch wel hem hier geboden wordt. A E. R. De Zeeland." De volgende regelen zijn gewijd aan het bespreken van den toestand, waarin een van onze nieuwste en duurste oor logsschepen, Hr. Ms. pantserdekschip «ZaelamT verkeert. Deze kruiser, gebo-uwd in 1897 en 1898 door de Koninklijke Maatschappij »de Schelde/' werd door die werf afgeleverd met een proeftochtvaart van 20 mijl en een tot<>al vermogen van 10.000 Indicateur paarden krach ten. Na twee reizen naar West-Indiëwerden door de Marine-autoriteiten gewichtige ver anderingen noodig geoordeeld aan de in richting van de ketels. Tot goed begrip van de zaak zij gezegd dat het schip twee hoofd werktuigen heeft en tien ketels, waarvan 8 waterpijpketels type Yarrow en 2 ronde drievuursketels. Oorspronkelijk konden al deze ketels gestookt worden met kunstmatigen trek door het afgesloten stookplaatssysteem. Hierin nu moesten de veranderingen wor den aangebracht. Het verouderd systeem werd verlaten en men ging over tot het .g^ »Howdenspatent' kunstmatigen trek." Hiertegen is niets in te brengen, hoe wel het veel geld kostte. Wel is het af te keuren dat de beide ronde ketels geen iiKrichting voor kunstmatigen trek kregen, zoodat ze slechts met gewonen trek kun nen gestookt worden. Al die veranderingen, uitgevoerd door de Maatschappij »de Schelde", hadden de volgende resultaten. Bij den proef tocht op 9 Oct. j. 1. was het totaal ontwikkeld vermogen gemiddeld 4300 indie. paardekrachten bij een vaart van, ruim 14 mijl! Na eenige weinig beteekenende veranderingen werd de proeftocht op 26 Oct. herhaald en was toen het gemiddeld vermogen 4500 paardekrackten. Natuurlijk voldeden deze proef tochten niet aan de wenschen van de autoriteiten. Men, ontveinsde zich niet dat een kruiser van 15 mijl geen reden van bestaan heeft. Doch aan den anderen kant stond dat de begroöting op was of reeds, waa overschreden, iets wat altijd angstvallig vermeden, wordt. Op 15 en 16 Nov.. werd daarom nog eens geproefstoomd met vol vermogen en met de: beide ronde ketels afzonderlijk* De uitslag waa al bijna even bedroevend. Bij vol vermogen toch bedroeg dit gemid deld slechte 5000 paardekrachten, bij een vaart van 15 a. 16 mijl! De twee ronde ketels, 2>i jaar geleden afgeleverd voor een gezamenlijk vermogen van 2500 paardekraohten, ontwikkelden er nu ta zamen nog geen 600! Ieder deskundige zal direct uit deze gegevens de gevolgtrekking maken, dat onmiddellijke verbetering strikt nood zakelijk is en dat die verbetering in hoofd zaak in de ronde ketels moet gezocht worden, en wel. door die ketels weder een inrichting te geven om met geforceerden. trek te. stoken. Hier mag niet getalmd worden. Een kruiser van 15 mijl toch, het zij nog eena gezegd, heeft als zoodanig totaal geen waarde. De kruiser vindt zijn grootste kracht in zijn groote snelheid. Het ge schut is daarom van licht kaliber, de pantseriug gering. De minat-eneLwarende pantsar- en alagschepen hebben nog een 1.6 mijls vaart.. Ouze marinaringenieur De Gelder zegt dian ook in zijn «Overzicht over den bouw der hedendaagsche oorlogschepsn" van de kruisers: «Snelheid (vaa minstens 20 mijl), een »groote kolenberging en een sterke bewa»pening van snelvuurgesehut zijn hun «voornaamste kenmerken." Niettegenstaande dit alles wordt toch dit schip over twee of drie weken naar Indiëgezonden ter versterking (!) van het auxiliair escader. En ^Nederland laat het bezit van die rijke koloniën afhangen van zulke schepen! Waar vindt men toch de hooggeroemde plichtsbetrachting? Wanneer het ooit eens tot oorlog kwam, wat zou men dan bitter teleurgesteld worden! Zal men wachten met het dempen van den put tot het kalf verdronken is? B. RAM. De weg naar volksgunst. Onder dit opschrift schreven wij in het Nr. van 4 Nov. een artikel, waarin wij, zooals ons later op de on.lubbelzinnigste wijze is gebleken, een meening uitspraken, door een zeer groot deel van het Nederlandsche volk beaamd In hoofdzaak gaven wij te kennen, dat men de autoriteiten, die met het Hof in aanraking kwamen, mocht verwijten, dat zij noch H.H. M.M. noch Z. H. Hertog Hendrik hadden ingelicht, omtrent de geringe waarde, die het Nederlandsche volk aan de jacht hecht. Thans lezen wij in de Standaard : u Op de jacht. yUuitsciilands Keizer moet op de jicht, en kan daarom President K-vLjer niet ontvang m." //Vooral op ons, Nederlanders, maakt d e jachtpartij pijnlijken indruk. »Ous burgerlijk volk Leef r, de jicht steeds geduld, nooit bemind, veel miu er iets groots in gezien. Niemand heeft ooit in Nederland het volk geïmponeerd, of het hart des volks gewonnen, omdat bleek van zijn matadorsohap op het jacht.veld. //Ook onder onze mannen van invloed en beteekenis zij a wel jagers geweest van faam en naam, maar op het publieke lerein hielden ze hun jichtpassie liefst veriorgen. »Wat Kruier overkwam, wordt daarom doar onsjeWen als^ eigen teleurstelling gevoeld, en door de jacht, die er bijkwam, worJt die teleurstelling nog vlijmender." Hiermede wordt herhaald wat wij schreven: »In de oogen van ons volk behoort de jacht volstrekt niet tot het hooge en edele." »Wat geeft ons volk om de jacht, de honden- en de paardenlief hebberij, die het eenvoudig ala een vergeeflijk vermaak voor menschen, die geen raad met hun tijd en hun geld weten, beschouwt en duldt''. De j acht woede van Hertog Hendrik, zoo gaven wij te verstaan, »strekt ook o.i. waarlijk niet om de harten des volks te winnen". Welnu, ware dr Kuyper vijf weken geleden, toen de natie over deze jachtwoede redeneerde, uit den hoek gekomen, en had hij als leider der anti-revolutionaire partij onze waarschuwing met het gezag van zijn woord versterkt, het zou voor de zaak zelve beteekenis hebben gehad, al konden wij het er dan ook buiten stellen. Toen echter zweeg hij, als ware er niets gaande. Hij hielJ zich op een afstand, ofschoon hij nu, zonder Hertog Hendrik's naam te noemen, ten duidelijkste te kennen geeft, dat door jachtambities het Nederlandsche volk niet geïmponeerd wordt, noch het hart des volks te win nen is. Wij zouden thans onze opmerkingen betreffende de weg naar Volksgunst niet weder in herinmring hebben gebiacht, daar er alleszins gehoopt mag worden, dat de autoriteiten, die met het Hof voeling houden, hun verzuim zullen hebben goed gemaakt, zoodat de zaak als afgedaan kan worden beschouwd, hadde de heer Kuyper zich niet veroorloofd onze meening, die nu ook de zijne blijkt te zijn, uit te spreken, in verband met keizer Wilhelm1 s xoo alge meen afgekeurde daad. Wij zouden niet gaarne geacht worden ook maar in de verste verte onze goed keuring te hechten aan de achterbaksche manier, waarop de Standaard-redactie hier, over keizer Wilhelm heen, Hertog Hendrik een stoot tracht te geven. Naar aanleiding van de grievendste daad, die de Duitsche keizer jegens onze stamverwante vrienden heeft bedreven, over de jacht te gaan redeneeren, in zulke bewoordingen, dat ieder Nederlander aan Hertog Herdrik, die »het hart des volks heeft te winnen", en, zich onderscheidt door »een matadorschap op het jachtveld", moet denken.., wij vinden dit in de hoogste mate ongepast, onridderlijk ja unfair. Het vlijmende van de teleurstelling, door keizer Wilhelm aan zijn eigen volk en heel het overig Europa berokkend, werd allerminst veroorzaakt door die zooge naamde jacht. «Vlijmend" zou het op de jacht gaan van den keizer voor ons eerst geweest zijn, indien Wilhelm, omdat hij aan de jacht zou deelnemen ... Kruger niet had willen ontvangen; indien de keizer het jagen een zóó heerlijk genot had ge oordeeld, dat hij zelfs den ernstigsten plicht van een menschlievend en ijverig vorst daar aan zou hebben ten offer ge bracht. Edooh, hoe men ook over Wilhelm denke> een man, die, om vermaken van welken aard ook te kunnen najagen, zich aan eenigen, noodigeu arbeid onttrekt, heeft nog niemand ia hem gezien. De jacht was, in: deze allertreurjgste geschiedenis, niet meer dan... een woord. Natuurlijk, dr. Kuypen weet dit precies even goed als wij; en zoo vragen wij, hoe is het mogelijk, dat een anti revolutionair zedemeester juist in dar. woord den tekst heeft kunnen vinden, om, zonder Hertog Hendriks naam te noemen, over hem te spreken met de blijkbare bedoeling de stelling te verkondigen, dat de jachtlust, gelijk bij Wilhelm, tot plichtsverzuim leidt!! Te dezen opzichte wenschen wij niet gehouden te worden voor een medestander van den Standaard redacteur. Verder dan tot het uitspreken van de meening, dat een overdreven jachtlust in strijd verkeert met de Nederlandsche beschaving, en alzoo een hinderpaal kan zijn, om het hart van het Nederlandsche volk te winnen, ging de bedoeling van ons schrijven niet. Het Nederi Landbouwcomit als adviseerend lichaam. (Ingezonden.) H ?' artikel van den heer dr G. W. Bruir.sma in No. 1219 van dit blad, waarin hij opkomt tegen den begrootingspost voor een nieuw te benoemen inspecteur van Landbouw", zou mij, hoewel daarmee niet instemmende, geen aan leiding hebben gegeven, om ie's over de^e zaak in het midden te brengen. Nu echter de heereu Bultman en mr. t erf, resp. voorzitter en secretaris van het Nederlandsch Landbouwcomité, zich in hunne kwaliteiten rechtstreeks tot de regee ring hebben gewend om eveneens dezen be grootingspost te bestrijden en h^t N L. C. als advis-.'erend lichaam te verdedigen, heb ik ge meend dat het zyn nut kan hebben, om ook eens de zaak van de andere zijde te beschou wen en te protesteeren tegen de eigenmachtige wijze waarop genosmde heeren gel even op te treden namens het comité. De motieven va'i den minister voor dezen nieuwen post, zij i bekend. Ze komen in hoofd zaak hierop neer, dat de tegenwoordige inspec teur het werk niet meer af kan. Her, toezicht op de inrichtingen voor het middelbaar- en het landbouw onderwijs neemt al zijn tijd en zijn groote werkkracht in bes'ag, waardoor aan het meer praktische gedeelte met name de proefveld n, het landbouw kredietwezen, de coöpera ie enz. niet de noodige zorg besteed kan worden. Daardoor is noodig geworden de benoeming van een tweeden ambtenaar aan wien meer ia 'tbijzond.-r zal worden opgedragvn, toezkht uit te oefenen op de laatstge noemde instellingen en de regeering bij alle vragen dienaangaande van advies te dienen. In hoeverre de overlading met werkzaam heden van den tegenwoordigen inspecteur het benoemen van een tweeden titularis wettigt, ia door den oningewijde niet te leoordeelen. Men mag echter gerust aannenen dat de minister den nieuwen post niet op de begrooling zal hebben gebrach', zonder vooraf met genoemden ambtenaar in overleg ie zijn getre den, vooral daar alle uitgaven, die ten bate van den landbouw komen, in de Tweede Kamer in den regel aan eene scherpe kritiek worden onderworpen. Iets anders echter is het. of niet de regeering wat het inwinnen van adviezen betreft, niet terecht kan bij het tot dit doel opgerichte, officiëele lichaam, het Nederlaiidsch Landbouwcomité, zooals de heeren Bruinsma, Bultman en mr. Ferf wenschen. Laat ons zien. De leden van het N. L. C. worden benoemd door de groote Landbouw-Maatschappijen ia ons la"d, niet minder tellende aan uO leien; de talrijke groo'er of kleiner dorpsvereenigingen mogen daartoe dus niet meewerken. Grootere__vereenigi :gen benoemsn, naar gelang van het "ledental twee, drie of meer leden. Aldus bestaat genoemd lichaam thans uit pl.ru GO gewone benevens een 8 tal zoogenaamd adviseerende leden die door de regeering be noemd worden of ambtshalve als zoodanig op treden. nmaal in het jaar heeft er in Den II lag eene algemeene vergadering plaats in het vergaderlokaal der Eerste Kamer, daartoe wel willend afgestaan door de regeering In deze vergadering worden de huishoudelijke zaken afgedaan, en algemeere aangelegenheden, den landbouw betreffende, besproken. Daarmede zijn de werkzaamheden van het N. L. C. afgeloopen. Het ligt, dunkt mij, nog al voor de hand dat een dergelijk log lichaam allerminst in fctaat is om toezicht te houden op de t'oor den minister genoemde zaken, evenmin als het dienst kan doen om op wetgevend gebied de regeering te dienen van advies. In plaats van nmaal per jaar, zou het misschien om de 14 digen moeten samen komen, maar wat geeft dan nog eene vergadering van een kleine 70 personen wanneer gevraagd wordt een scherp geformuleerd, voor dadelijke codificatie vatbaar advies over een of ander onderdeel van den wetgevenden arbeid op landbouwgebied ? Daar voor wordt geheel iets anders vereischt dan de gemiddelde meening van 70 personen van zeer ongelijk gehalte. Daarvoor zijn noodig het inzicht en de objectiviteit die voortspruiten uic de vereeniging van wetenschappelijke ontwik keling en een juisten, ruimen blik op de prak tische eischen van den landbouw ; voorwaar den waaraan eenige weinige menschen kunnen voldoen, maar nooit eene veelhoofdige, heterogene vergadering. Goed" zoo zullen de voorstanders van. den bestaanden toestand mij misschien tegenwerpen, maar het comitékan voor speciale punten commissies benoemen, gelijk tot dusver ook altijd de gewoonte was, dan wordt, 't geen zij bedoelt, bereikt." Geenszins. Wie bekend is met de wjjza van samenstelling van dergelijke commissies, die zoo goed mogelijk de uiteenloopende wenschen, opvattingen en inzichten der geheele vergade ring moeten samenvatten, die zal ook weten dat dergelijke samenvattingen in den. regel niet uitmunten door helderheid en scherpe, juist omlijnde formuléering. Bovendien het is niet de gewoonte van het thans bestaande N. L. C. om zelf de commissies te benoemen, dat doet altoos en zonder uit zondering het Dagelijksch Bestuur De leden van het N. L. C. benoemen bij meerderheid van stemmen hst Dagelijksch Bestuur bestaande uit 7 a 8 personen die zelf meestemmen, daarna hat der Mohr seine Sehuldigkeit gethan und der Mohr kann gehen". Zelfs het benoemen van de commissies, belast met het nazien der jaarly'ksche rekening en verantwoording ge schiedt door het D.igel. Bestuur zoodat de leden op het beheer der geldmiddelen niet het minste toezicht kunnen uitoefenen. Voor het o erije kunnen de leden op de algemeene vergadering-n korte of lange redevoeriLgen houden, zij kunnen opposifie voeren tegen de dikwyl» eigen machtige handelingen van het Dagel. Bestuur, zij kunnen zich desnoods drifiig maken over de wijze waarop met 's lands g«ld wordt omge sprongen, zoodra.de vergader! g afgeloopen is, trekt ieder weer huiswaarts, en verder kraüt geen hen of haan naar de woorden die in de deftige vergaderzaal zijn gesproken. Da-t de heeren Bultman, Ferf en Bruinsma (de laststgenoemde is lij van het Dagel. B;stuur) zich gekwetst gevoelen nu de Minister openlijk heeft erkend dat hij nie: gediend wil zijn va.i hun adviezen, ligt voor de hand. Maar hoe de heeren er toe gekomen zij a om het voorstel tot benoeming van een nieuwen inspecteur van landbouw te bestrijden door het Nederlandsch Landbouw-Comitéals regeeringsadviseur aan te bevelen, is met het oog op het bovenstaande voor mij een groot raadsel. Indien zy aanbevolen hadden, in plaats van het geheele Comité, het Dagel. Bestuur, dan zou hun optreden eenigen grond gehad hebben. De leden hiervan, klein iu getal, wonen niet over het gehjele land verspreid, zij kunnen dus gemakkelijk samen komen, om de loopende zaken af te doen; ze zyti spoediger klaar met hun rapporten en adviezen dan wanneer daar voor 7(J personen uit alle hoeken en uithoeken moeten samenkomen. Maar daarin ligt nog geenszins opgesloten dat de regeering o: gelijk heeft indien zy de voorkeur geett aan de adv.ezen van enkele hoogstaande personen boven dat van eene vergadering al bestaat deze uit slechts 7 a 8 personen. Vooral in het onder havige geval waar het Dagel. Bestuur van het N. L. C. zoo weinig d > uitdrukking is van den Nederlandschen landbouw en zoo weinig voeling daarmee houdt, is het begrijpelijk dat een minister die spijkers met koppen moet slaan, liever overal elders om raad komt vragen dan bij het Dagel. Bestuur van het N. L. C. Trouwens het is niet de eerste keer dat de regeering duidelijk hneit te kennen gegeven dat zij het Dagel. Bestuur van het M. L. C. beschouwd als eene quantiténéjligeable, integen deel, bij de voorbereiding van elk gewichtig wetsontwerp op landbouwgebied is genoemd bestuur telkens op in 'c oog vallende wijze ge negeerd. En niet alleen door den tegenwoor digen minister, maar ook door vroegere, o. a. door Van Houten, Sprenger van Eijck e.a. Bij het ontwerpen der suikerwet (waarbij de belan gen van den landbouw in hooge mata betrokken waren) by de reorganisatie ven hè'. landDouwondirwijs, by de landbouwvertege..woordiging op het internationaal landbouwcongres te BuduPest, bij da zoogenaamde boterwst, bij het thans aanhangige wetsontwerp op de herziening d;r tarieven telkens werd het Dagel. Bestuur door de regeering gepasseerd en, indien dit bestuur uit eigen beweging, met een of ander rapport of alvies kwam, werd er eenvoudig geen notiue van genomen. Het was om er tureluursch van te worden. Want en daar zit 'm juist het grievende het N. L. C. is niet de eerste de beste landbouwvereeniging, opgericht en in stand gehouien zooals alle andere vereenigingen, zonder eenig officieel cachet neen het N. L. C. heet te zijn de of/icieele vertegenwoordiging van den Ntderlandsc'icn landbouw, erkend door de regeering en in stand gehoulen door eens jaarlijksche Ey'kssubsidie van / 13,500. Er bestaat geen dergelijke vereeniging in ons land. Wel worden er subsidies uitge deeld, links en rechts, maar deze zijn dan uit sluitend bestemd voor praktische doeleinden zooals proefvelden, paarden- en rundveefokkery, zuivelconsulenten enz. Alleen het landbouwcomiiéheeft het recht om al zijne inkomsten te besteden voor traktementen-, reis- en verblyfkosten, bureauhuur enz. zonder een cent te behoeven af te zonderen voor bovengenoemde praktische doeleinden. Het eenige wat het Comité, liever gezegd: het Dagel. Bestuur ver plicht is te doen, is het opmaken van het Verslag van den landbouw, waarvoor trouwens weer afzonderlijke ambtenaren zijn banoRmd. Vele lezers van dit blad siellen er zeker belang in, te weten op welke wijze de beschikbare gelden worden besteed. Ziehier de begrooting voor het jaar 1900. I N K O M S T E N. 1. Rijksbijdrage . . ? 13500. 2. Contributiën der Maatschappijen a ? 10.?per 1000 leden of gedeelte daarvan 750. 3. Onvoorziene ont vangsten, pro memorie. boven reeda op gewezen het N. L. C. heet het officie e Ie, adviseerend- lichaam voor de regeering te zijn, op dezelfde wijze als de Kam ars van Koophandel dit zynt op. ander gebied. Wjj' hebben echter gazrén dat de regeering dit officiëele lichaam telkens negeert en thans zelfs van plan is om, door bet aanbtellen van een iriipecteur van landbouw ook de ongevraagd uitgebrachte adviezen geheel en al overbodig te maken Erger kan het niet en de opmerkitg van den heer Bruinsma is dan ook geheel ad rem, waar hij zegt dat onder de bestaande omstandigheden het N. L. C hoe eerder hoe liever opgedoekt di&;;t te worden. Dit is ook mijne bescheiden meeaing, doch niet uitsluitend op bovenstaande gronden. Al negeert de regeering het N. L. C., de moge lijkheid zou kunnen bestaan dat op ander geb.ed diensten aan den landbouw werden be wezen, waardoor de niet onbelangryke rijks subsidie gewettigd kon zy'n. In de besprekingen op de vergaderingen, iu de rapporten memories, nota's enz der verschillende commissies en van het Dagel. Bestuur zou eene stuwende kracht" kunnen zijn liggen voor den vooruitgang van den landbouw. Niets is minder waw dan dit. Al wil ik niet ontkennen dat er nu en dan eena stukken uitgaan, vooral van de commissies, die op zich zelt getuigen vaa studie en een goed inzicht voor den landbouw zy'n ze zoo goed als waar deloos om de doodeenvoudige reden dat er geen publiciteit aan wordt gege.en en alles wordt begraven in de boekenkasten of papiermanden der leden en enkele corporaties, wien te hooi en te gras de gedrukte stukken" worden toegezonden. Doch al ware dit zoo niet, al kwam al het ver handelde en gedrukte onder het groote publiek, ook dan nog zou van eene stuwende kracht" van hetN.L C geen tpraak kunnen zijn. Inelk geval is deze stukende kracht'' ciet gruoter dandie van de eerste de beste gewone lindbouwvereeniging b. v. de Maa'schappij van Laodbjuw en Nijver heid in de prov. Groningen" uitgaat. Beider Handelingen, die van het N. L C. over het jaar 1899 en die van de Groninger Maatschappij over het jiar 1899?19jO ligaen gedrukt voor mij en eerie onderlinge v*rgelijking valt zonder eenigen twijfel in het voordeel uit van de laa'stgenoemde. Alleen de omvang van beida stukken duidt dit reeds aan terwyl de Hande lingen van hst N. L.C. bestaan uit 87 pagina's, die van de Groninger Maatschappy uit 200 pagina's. Hierbij moet in aanmerking genonen worden dat al de stukken in de laatstgenoemde Handelingen, het werk z\jn van de leden zelf of van h.t bestuur, terwyl de Handelingen van het N. L C. voor een groot deel worden saamgesteld uit nota's en missive's van enkele leden, wijd gedrukte lyst der leden en plaatsvervan gende leden, verslag van de algemeene verga dering, zoodanig dat, welgeteid, hat eigen werk van het Dagel. Bestuur slechts ruim de helft der Handelingen inneemt. Het is de vraag of dit werk van het Dagel. Best. niet wat duur betaald is met / 8180. jaarlyksch. Hierbij moet nog in aanmerking genomen worden dat behalve het schriftelijke werk van de Groninger Maat-chappij^ deze jaarlijksch or ganiseert twee zaaigranen-tentoonstellingen, met niet geringe kosten, dat z\j de centrale stierenkeuring subsidieert met / 200 en verder de Nederlandsche Heide-maatschappij, de prov. Vereeniging ter bevordering der paardenfok kerij, de pbytopathologwche vereeniging, het Nederlandsch Kundveestamboek, de Vereeniging ter bestrijding van de knoeierijen in den boterhandel, de Nederlandsche Kamer van Koop handel te Londen met bijdragen van/200 tot / 12,60. Dat verder de Groninger Maatschappy geheel steunt op eigen middelen, terwijl het N. L. C. behalve de bijdragen der aangesloten \ereenigingen, eene ryksbubsidie ontvangt van f 13,500. Over de innerlijke waarde der uitgebrachie rapporten, nota's, memories, adviezen en adres sen, uitgaande van het Dagel. Bestuur van het N. L. O. is het hier niet de plaats te spreken. Voor een eventueel debat daarover stel ik mij evenwel gaarne beschikbaar. Alleen wil ik nog de opmerking maken dat slechts 2 a 3 leden van het Dagel. Bestuur met het practische bedrijf in aanraking komen, al de anderen staan er buiten. En wat den secretaris betreft deze is Meester in de rechten", en als zoo danig waarschijnlijk zeer knap wint ik heb er Hoofdstuk Aftleeling: Algemeene 1. Traktementen: a. Secretar.s . ? ? ? 1 Klerk 2. Huur Bureau, . . ;3. Vuur en UcUt . . -i Bureaukosten (waaronder abon nementen op dag-, week- en maand 5. Porto's telegramkosten benevens kleine ui gaven . G. lleis- en eer blijf kosten: a. Voorzitter en leden van het Dag. Bestuur. b. Leden van het Comité. . . . 7. liem van leden van commissiën en verdere kosten als: drukwerk, samen stellen rapporten enz. . . 8. Aankoop boeken en onderhoud bi bliotheek en inven 9. Onvoorziene uitgaven ? UITGAVEN. I. Zaken. 300 ). 500. 52 160. 60. 200. Hoofdstuk II. Afdeeling : Landbouwstatistiek. 1. Trac'ementen: a. Hoofdcommies. b. Commies .... c. Ambtenaren , . d. Schrijfloonen. . 2 J f uur Bureau . . 3. Vuur en licht . . 4. Bureaukosten. . . 5. Porto's en kleine uitgaven, telegramkosten .... \ 1400. 1000. 1000. 200. 8. 8180. \ f 2200. 100.'). 1050. 500. 460. eo.~ 3 JO. 500. f 6070. Deze begrooting behoeft geen nadere toe lichting. Er blijkt uit, dat het gaheele budget uitgezonderd n duizend gulden voor da ver gadering van het Comitéwordt opgemaakt" door het Dagel. Bestuur. Op zichzelf is daar niets op aan te merken alle staatsambte naren kosten geld, veel geld zelfs maar men mag met recht verwachten, dat daar tegen over staat: de waarde van gedane diensten, in een of anderen vorm. Deze diensten zouden wat het Dagel. Bestuur betreft, in de eerste plaats dienen te bestaan in het uitbrengen van gemotiveerde adviezen ter voorlichting van de regeering op wetgevend gebied. Want er is nooit van gehoord dat hy ooit een proces heeft verloren, maar ik heb er ook nooit van gehoord dat hij vóór zijne benoeming tot secretaris van het Landbouw-comitézich met de theorie of de praktijk van den landbouw heeft bemoeid. Dat de regeering, al het bovenstaande in aan merking genomen, eenigzins huiverig is om bij het Dagel. Bestuur te komen om advies, is ver klaarbaar, wat echter niet verklaarbaar is, is de zeldzame vrijgevigheid der rege=ring waar jaarlijksch het N. L. C. wordt gesubsidieerd met zulk een belangry'ke som. Westpolder. D. R. MASSHOM. lid van het N. L. C.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl