Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEK BLAD VOOR NEDERLAND.
No.. 1224
passelijk op den militairen medewerker van
bet Vad6?'laruLIk*gai,\i\g dit met leed-wezen,
vaat uit dien hoek waait anders, eeni
friwcha wind..
"^ooit Indië, gunt schrijver onze Marine
een machtige vloot van groote schepen. Hiji
neemt hier de massa voor dékracht en
wenscht daarmede dus de Marine haar
endergang. Ik zal er niet verder over uit
weiden. Er is nu wel zooveel ten nadeele
van die groote schepen ve&teLd dat niemand
aan de ondëugdelijkheid daarvan behoeft
te twijfelen. En dan nog, wat zoude zulk
een vloot baten? Beginselen om ze aan te
wenden in den strijd bestaan niet. La
sciënce technique et tactique de la guerre
navale est a créer, is het devies van Le
jeune Eeole der Fransche marine, een
devies dat dok La Rtvue des deux Mondes
in. haar jongste eerste Sdptemberafldvering
tot het hare maakt.
Wat betreft) de maritieme defensie in
Nederland bepleit schrijver ten onzent de
toepassing- van het Duitsche systeem van
looale havenveidedtgiüg en kastbewaking.
In de eerste plaats zie/u hij over het hoofd
dat dit systeem, ia DuUsahland steeds wordt
beschouwd, in- verband met een eskader
paotaersehepen vóór de kust in opaii zee,
«tak is het a-h c tot en met x y-z van
Duitschlands kustbeveiliging. Maar zulke
schepen wenscht de schrijver juist niet,
want hij pleit tegen den, aanbouw van het
voorgestelde pantaerschip. Volkomen juist,
maar naar pleidooi op andere gronden.
Sohrijvec acht zich ala landrot onbe
voegd om over het type schipi een oordeel
te vellen, maar hij kan zich gemakkelijk
tot die halte toegang verschaffen,
In zijn de la guerre navale schrijft de
. Admiraal Aitbe: »La; logique, Ie bon sens,
l'amour du vrai suffiieut a toutes les
recherches patientes, me na a celles que
gpuJèvent les problèiues mariiimes, Ja
Jogique, Ie bon sens, l'amour du vrai ne
sont pas, que roua sanhions, Ie monopole
exclusif des officiers de marine; et certes
ici c'est bien prétention malheureuse que
l'on peut dire...."
Er is ten onzentnu wel zooveel geschreven
de: laatste jaren over 's lands defensie en
ala onderdeel daarvan over de beveiliging
onzer kust, over de vloot zooals die is,
niet behoort te zijn, doch worden moet, dat
schrijver voor zijne onderzoekingen als hij
lust daartoe gevoelt, hier ter markt kan
gaan en zich tijd en moeite kan besparen
om in Duitschland t& gaan zoeken wat hij
daar niet vinden: zal, doch wel hem hier
geboden wordt.
A E. R.
De Zeeland."
De volgende regelen zijn gewijd aan
het bespreken van den toestand, waarin
een van onze nieuwste en duurste oor
logsschepen, Hr. Ms. pantserdekschip
«ZaelamT verkeert.
Deze kruiser, gebo-uwd in 1897 en 1898
door de Koninklijke Maatschappij »de
Schelde/' werd door die werf afgeleverd
met een proeftochtvaart van 20 mijl en
een tot<>al vermogen van 10.000 Indicateur
paarden krach ten.
Na twee reizen naar West-Indiëwerden
door de Marine-autoriteiten gewichtige ver
anderingen noodig geoordeeld aan de in
richting van de ketels.
Tot goed begrip van de zaak zij gezegd
dat het schip twee hoofd werktuigen heeft
en tien ketels, waarvan 8 waterpijpketels
type Yarrow en 2 ronde drievuursketels.
Oorspronkelijk konden al deze ketels
gestookt worden met kunstmatigen trek
door het afgesloten stookplaatssysteem.
Hierin nu moesten de veranderingen wor
den aangebracht. Het verouderd systeem
werd verlaten en men ging over tot het
.g^ »Howdenspatent' kunstmatigen trek."
Hiertegen is niets in te brengen, hoe
wel het veel geld kostte. Wel is het af
te keuren dat de beide ronde ketels geen
iiKrichting voor kunstmatigen trek kregen,
zoodat ze slechts met gewonen trek kun
nen gestookt worden.
Al die veranderingen, uitgevoerd door
de Maatschappij »de Schelde", hadden de
volgende resultaten.
Bij den proef tocht op 9 Oct. j. 1. was het
totaal ontwikkeld vermogen gemiddeld
4300 indie. paardekrachten bij een vaart
van, ruim 14 mijl! Na eenige weinig
beteekenende veranderingen werd de
proeftocht op 26 Oct. herhaald en was toen
het gemiddeld vermogen 4500
paardekrackten. Natuurlijk voldeden deze proef
tochten niet aan de wenschen van de
autoriteiten. Men, ontveinsde zich niet dat
een kruiser van 15 mijl geen reden van
bestaan heeft. Doch aan den anderen
kant stond dat de begroöting op was of
reeds, waa overschreden, iets wat altijd
angstvallig vermeden, wordt.
Op 15 en 16 Nov.. werd daarom nog
eens geproefstoomd met vol vermogen en
met de: beide ronde ketels afzonderlijk*
De uitslag waa al bijna even bedroevend.
Bij vol vermogen toch bedroeg dit gemid
deld slechte 5000 paardekrachten, bij een
vaart van 15 a. 16 mijl! De twee ronde
ketels, 2>i jaar geleden afgeleverd voor
een gezamenlijk vermogen van 2500
paardekraohten, ontwikkelden er nu ta zamen
nog geen 600! Ieder deskundige zal direct
uit deze gegevens de gevolgtrekking maken,
dat onmiddellijke verbetering strikt nood
zakelijk is en dat die verbetering in hoofd
zaak in de ronde ketels moet gezocht
worden, en wel. door die ketels weder een
inrichting te geven om met geforceerden.
trek te. stoken.
Hier mag niet getalmd worden. Een
kruiser van 15 mijl toch, het zij nog eena
gezegd, heeft als zoodanig totaal geen
waarde. De kruiser vindt zijn grootste
kracht in zijn groote snelheid. Het ge
schut is daarom van licht kaliber, de
pantseriug gering. De minat-eneLwarende
pantsar- en alagschepen hebben nog een
1.6 mijls vaart..
Ouze marinaringenieur De Gelder zegt
dian ook in zijn «Overzicht over den bouw
der hedendaagsche oorlogschepsn" van de
kruisers:
«Snelheid (vaa minstens 20 mijl), een
»groote kolenberging en een sterke
bewa»pening van snelvuurgesehut zijn hun
«voornaamste kenmerken."
Niettegenstaande dit alles wordt toch
dit schip over twee of drie weken naar
Indiëgezonden ter versterking (!) van het
auxiliair escader. En ^Nederland laat het
bezit van die rijke koloniën afhangen van
zulke schepen! Waar vindt men toch de
hooggeroemde plichtsbetrachting?
Wanneer het ooit eens tot oorlog kwam,
wat zou men dan bitter teleurgesteld
worden! Zal men wachten met het dempen
van den put tot het kalf verdronken is?
B. RAM.
De weg naar volksgunst.
Onder dit opschrift schreven wij in het
Nr. van 4 Nov. een artikel, waarin wij,
zooals ons later op de on.lubbelzinnigste
wijze is gebleken, een meening uitspraken,
door een zeer groot deel van het
Nederlandsche volk beaamd
In hoofdzaak gaven wij te kennen, dat
men de autoriteiten, die met het Hof in
aanraking kwamen, mocht verwijten, dat
zij noch H.H. M.M. noch Z. H. Hertog
Hendrik hadden ingelicht, omtrent de
geringe waarde, die het Nederlandsche volk
aan de jacht hecht.
Thans lezen wij in de Standaard :
u Op de jacht.
yUuitsciilands Keizer moet op de jicht, en
kan daarom President K-vLjer niet ontvang m."
//Vooral op ons, Nederlanders, maakt d e
jachtpartij pijnlijken indruk.
»Ous burgerlijk volk Leef r, de jicht steeds
geduld, nooit bemind, veel miu er iets groots
in gezien.
Niemand heeft ooit in Nederland het volk
geïmponeerd, of het hart des volks gewonnen,
omdat bleek van zijn matadorsohap op het
jacht.veld.
//Ook onder onze mannen van invloed en
beteekenis zij a wel jagers geweest van faam
en naam, maar op het publieke lerein hielden
ze hun jichtpassie liefst veriorgen.
»Wat Kruier overkwam, wordt daarom doar
onsjeWen als^ eigen teleurstelling gevoeld, en
door de jacht, die er bijkwam, worJt die
teleurstelling nog vlijmender."
Hiermede wordt herhaald wat wij schreven:
»In de oogen van ons volk behoort de
jacht volstrekt niet tot het hooge en
edele."
»Wat geeft ons volk om de jacht, de
honden- en de paardenlief hebberij, die
het eenvoudig ala een vergeeflijk vermaak
voor menschen, die geen raad met hun
tijd en hun geld weten, beschouwt en
duldt''.
De j acht woede van Hertog Hendrik,
zoo gaven wij te verstaan, »strekt ook o.i.
waarlijk niet om de harten des volks te
winnen".
Welnu, ware dr Kuyper vijf weken
geleden, toen de natie over deze
jachtwoede redeneerde, uit den hoek gekomen,
en had hij als leider der
anti-revolutionaire partij onze waarschuwing met het
gezag van zijn woord versterkt, het zou
voor de zaak zelve beteekenis hebben
gehad, al konden wij het er dan ook
buiten stellen.
Toen echter zweeg hij, als ware er niets
gaande. Hij hielJ zich op een afstand,
ofschoon hij nu, zonder Hertog
Hendrik's naam te noemen, ten duidelijkste
te kennen geeft, dat door jachtambities
het Nederlandsche volk niet geïmponeerd
wordt, noch het hart des volks te win
nen is.
Wij zouden thans onze opmerkingen
betreffende de weg naar Volksgunst niet
weder in herinmring hebben gebiacht,
daar er alleszins gehoopt mag worden, dat
de autoriteiten, die met het Hof voeling
houden, hun verzuim zullen hebben goed
gemaakt, zoodat de zaak als afgedaan kan
worden beschouwd, hadde de heer Kuyper
zich niet veroorloofd onze meening, die nu
ook de zijne blijkt te zijn, uit te spreken,
in verband met keizer Wilhelm1 s xoo alge
meen afgekeurde daad.
Wij zouden niet gaarne geacht worden
ook maar in de verste verte onze goed
keuring te hechten aan de achterbaksche
manier, waarop de Standaard-redactie hier,
over keizer Wilhelm heen, Hertog Hendrik
een stoot tracht te geven.
Naar aanleiding van de grievendste daad,
die de Duitsche keizer jegens onze
stamverwante vrienden heeft bedreven, over
de jacht te gaan redeneeren, in zulke
bewoordingen, dat ieder Nederlander aan
Hertog Herdrik, die »het hart des volks
heeft te winnen", en, zich onderscheidt
door »een matadorschap op het jachtveld",
moet denken.., wij vinden dit in de
hoogste mate ongepast, onridderlijk ja
unfair.
Het vlijmende van de teleurstelling, door
keizer Wilhelm aan zijn eigen volk en
heel het overig Europa berokkend, werd
allerminst veroorzaakt door die zooge
naamde jacht. «Vlijmend" zou het op de
jacht gaan van den keizer voor ons eerst
geweest zijn, indien Wilhelm, omdat hij
aan de jacht zou deelnemen ... Kruger
niet had willen ontvangen; indien de keizer
het jagen een zóó heerlijk genot had ge
oordeeld, dat hij zelfs den ernstigsten
plicht van een menschlievend en ijverig
vorst daar aan zou hebben ten offer ge
bracht. Edooh, hoe men ook over Wilhelm
denke> een man, die, om vermaken van
welken aard ook te kunnen najagen, zich
aan eenigen, noodigeu arbeid onttrekt, heeft
nog niemand ia hem gezien.
De jacht was, in: deze allertreurjgste
geschiedenis, niet meer dan... een woord.
Natuurlijk, dr. Kuypen weet dit precies
even goed als wij; en zoo vragen wij, hoe
is het mogelijk, dat een anti revolutionair
zedemeester juist in dar. woord den tekst
heeft kunnen vinden, om, zonder Hertog
Hendriks naam te noemen, over hem te
spreken met de blijkbare bedoeling de
stelling te verkondigen, dat de jachtlust,
gelijk bij Wilhelm, tot plichtsverzuim
leidt!!
Te dezen opzichte wenschen wij niet
gehouden te worden voor een medestander
van den Standaard redacteur. Verder dan
tot het uitspreken van de meening, dat
een overdreven jachtlust in strijd verkeert
met de Nederlandsche beschaving, en alzoo
een hinderpaal kan zijn, om het hart van
het Nederlandsche volk te winnen, ging
de bedoeling van ons schrijven niet.
Het Nederi Landbouwcomit
als adviseerend lichaam.
(Ingezonden.)
H ?' artikel van den heer dr G. W. Bruir.sma
in No. 1219 van dit blad, waarin hij opkomt
tegen den begrootingspost voor een nieuw te
benoemen inspecteur van Landbouw", zou mij,
hoewel daarmee niet instemmende, geen aan
leiding hebben gegeven, om ie's over de^e zaak
in het midden te brengen. Nu echter de heereu
Bultman en mr. t erf, resp. voorzitter en secretaris
van het Nederlandsch Landbouwcomité, zich
in hunne kwaliteiten rechtstreeks tot de regee
ring hebben gewend om eveneens dezen be
grootingspost te bestrijden en h^t N L. C. als
advis-.'erend lichaam te verdedigen, heb ik ge
meend dat het zyn nut kan hebben, om ook
eens de zaak van de andere zijde te beschou
wen en te protesteeren tegen de eigenmachtige
wijze waarop genosmde heeren gel even op te
treden namens het comité.
De motieven va'i den minister voor dezen
nieuwen post, zij i bekend. Ze komen in hoofd
zaak hierop neer, dat de tegenwoordige inspec
teur het werk niet meer af kan. Her, toezicht
op de inrichtingen voor het middelbaar- en
het landbouw onderwijs neemt al zijn tijd en
zijn groote werkkracht in bes'ag, waardoor aan
het meer praktische gedeelte met name de
proefveld n, het landbouw kredietwezen, de
coöpera ie enz. niet de noodige zorg besteed
kan worden. Daardoor is noodig geworden de
benoeming van een tweeden ambtenaar aan
wien meer ia 'tbijzond.-r zal worden
opgedragvn, toezkht uit te oefenen op de laatstge
noemde instellingen en de regeering bij alle
vragen dienaangaande van advies te dienen.
In hoeverre de overlading met werkzaam
heden van den tegenwoordigen inspecteur het
benoemen van een tweeden titularis wettigt,
ia door den oningewijde niet te leoordeelen.
Men mag echter gerust aannenen dat de
minister den nieuwen post niet op de
begrooling zal hebben gebrach', zonder vooraf met
genoemden ambtenaar in overleg ie zijn getre
den, vooral daar alle uitgaven, die ten bate
van den landbouw komen, in de Tweede Kamer
in den regel aan eene scherpe kritiek worden
onderworpen. Iets anders echter is het. of niet
de regeering wat het inwinnen van adviezen
betreft, niet terecht kan bij het tot dit doel
opgerichte, officiëele lichaam, het Nederlaiidsch
Landbouwcomité, zooals de heeren Bruinsma,
Bultman en mr. Ferf wenschen.
Laat ons zien.
De leden van het N. L. C. worden benoemd
door de groote Landbouw-Maatschappijen ia
ons la"d, niet minder tellende aan uO leien;
de talrijke groo'er of kleiner
dorpsvereenigingen mogen daartoe dus niet meewerken.
Grootere__vereenigi :gen benoemsn, naar gelang
van het "ledental twee, drie of meer leden.
Aldus bestaat genoemd lichaam thans uit pl.ru
GO gewone benevens een 8 tal zoogenaamd
adviseerende leden die door de regeering be
noemd worden of ambtshalve als zoodanig op
treden. nmaal in het jaar heeft er in Den
II lag eene algemeene vergadering plaats in het
vergaderlokaal der Eerste Kamer, daartoe wel
willend afgestaan door de regeering In deze
vergadering worden de huishoudelijke zaken
afgedaan, en algemeere aangelegenheden, den
landbouw betreffende, besproken. Daarmede zijn
de werkzaamheden van het N. L. C.
afgeloopen.
Het ligt, dunkt mij, nog al voor de hand
dat een dergelijk log lichaam allerminst in
fctaat is om toezicht te houden op de t'oor den
minister genoemde zaken, evenmin als het
dienst kan doen om op wetgevend gebied de
regeering te dienen van advies. In plaats van
nmaal per jaar, zou het misschien om de 14
digen moeten samen komen, maar wat geeft
dan nog eene vergadering van een kleine 70
personen wanneer gevraagd wordt een scherp
geformuleerd, voor dadelijke codificatie vatbaar
advies over een of ander onderdeel van den
wetgevenden arbeid op landbouwgebied ? Daar
voor wordt geheel iets anders vereischt dan de
gemiddelde meening van 70 personen van zeer
ongelijk gehalte. Daarvoor zijn noodig het
inzicht en de objectiviteit die voortspruiten uic
de vereeniging van wetenschappelijke ontwik
keling en een juisten, ruimen blik op de prak
tische eischen van den landbouw ; voorwaar
den waaraan eenige weinige menschen kunnen
voldoen, maar nooit eene veelhoofdige, heterogene
vergadering.
Goed" zoo zullen de voorstanders van. den
bestaanden toestand mij misschien tegenwerpen,
maar het comitékan voor speciale punten
commissies benoemen, gelijk tot dusver ook
altijd de gewoonte was, dan wordt, 't geen zij
bedoelt, bereikt."
Geenszins. Wie bekend is met de wjjza van
samenstelling van dergelijke commissies, die
zoo goed mogelijk de uiteenloopende wenschen,
opvattingen en inzichten der geheele vergade
ring moeten samenvatten, die zal ook weten
dat dergelijke samenvattingen in den. regel niet
uitmunten door helderheid en scherpe, juist
omlijnde formuléering.
Bovendien het is niet de gewoonte van het
thans bestaande N. L. C. om zelf de commissies
te benoemen, dat doet altoos en zonder uit
zondering het Dagelijksch Bestuur De leden
van het N. L. C. benoemen bij meerderheid
van stemmen hst Dagelijksch Bestuur bestaande
uit 7 a 8 personen die zelf meestemmen, daarna
hat der Mohr seine Sehuldigkeit gethan und
der Mohr kann gehen". Zelfs het benoemen
van de commissies, belast met het nazien der
jaarly'ksche rekening en verantwoording ge
schiedt door het D.igel. Bestuur zoodat de leden
op het beheer der geldmiddelen niet het minste
toezicht kunnen uitoefenen. Voor het o erije
kunnen de leden op de algemeene
vergadering-n korte of lange redevoeriLgen houden, zij
kunnen opposifie voeren tegen de dikwyl» eigen
machtige handelingen van het Dagel. Bestuur,
zij kunnen zich desnoods drifiig maken over
de wijze waarop met 's lands g«ld wordt omge
sprongen, zoodra.de vergader! g afgeloopen
is, trekt ieder weer huiswaarts, en verder kraüt
geen hen of haan naar de woorden die in de
deftige vergaderzaal zijn gesproken.
Da-t de heeren Bultman, Ferf en Bruinsma
(de laststgenoemde is lij van het Dagel. B;stuur)
zich gekwetst gevoelen nu de Minister openlijk
heeft erkend dat hij nie: gediend wil zijn va.i
hun adviezen, ligt voor de hand. Maar hoe de
heeren er toe gekomen zij a om het voorstel
tot benoeming van een nieuwen inspecteur van
landbouw te bestrijden door het Nederlandsch
Landbouw-Comitéals regeeringsadviseur aan
te bevelen, is met het oog op het bovenstaande
voor mij een groot raadsel.
Indien zy aanbevolen hadden, in plaats van
het geheele Comité, het Dagel. Bestuur, dan
zou hun optreden eenigen grond gehad hebben.
De leden hiervan, klein iu getal, wonen niet
over het gehjele land verspreid, zij kunnen dus
gemakkelijk samen komen, om de loopende
zaken af te doen; ze zyti spoediger klaar met
hun rapporten en adviezen dan wanneer daar
voor 7(J personen uit alle hoeken en uithoeken
moeten samenkomen. Maar daarin ligt nog
geenszins opgesloten dat de regeering o: gelijk
heeft indien zy de voorkeur geett aan de
adv.ezen van enkele hoogstaande personen boven
dat van eene vergadering al bestaat deze uit
slechts 7 a 8 personen. Vooral in het onder
havige geval waar het Dagel. Bestuur van het
N. L. C. zoo weinig d > uitdrukking is van den
Nederlandschen landbouw en zoo weinig voeling
daarmee houdt, is het begrijpelijk dat een
minister die spijkers met koppen moet slaan,
liever overal elders om raad komt vragen dan
bij het Dagel. Bestuur van het N. L. C.
Trouwens het is niet de eerste keer dat de
regeering duidelijk hneit te kennen gegeven
dat zij het Dagel. Bestuur van het M. L. C.
beschouwd als eene quantiténéjligeable, integen
deel, bij de voorbereiding van elk gewichtig
wetsontwerp op landbouwgebied is genoemd
bestuur telkens op in 'c oog vallende wijze ge
negeerd. En niet alleen door den tegenwoor
digen minister, maar ook door vroegere, o. a.
door Van Houten, Sprenger van Eijck e.a. Bij
het ontwerpen der suikerwet (waarbij de belan
gen van den landbouw in hooge mata betrokken
waren) by de reorganisatie ven hè'.
landDouwondirwijs, by de landbouwvertege..woordiging
op het internationaal landbouwcongres te
BuduPest, bij da zoogenaamde boterwst, bij het thans
aanhangige wetsontwerp op de herziening d;r
tarieven telkens werd het Dagel. Bestuur
door de regeering gepasseerd en, indien dit
bestuur uit eigen beweging, met een of ander
rapport of alvies kwam, werd er eenvoudig
geen notiue van genomen. Het was om er
tureluursch van te worden.
Want en daar zit 'm juist het grievende
het N. L. C. is niet de eerste de beste
landbouwvereeniging, opgericht en in stand
gehouien zooals alle andere vereenigingen, zonder
eenig officieel cachet neen het N. L. C.
heet te zijn de of/icieele vertegenwoordiging van
den Ntderlandsc'icn landbouw, erkend door de
regeering en in stand gehoulen door eens
jaarlijksche Ey'kssubsidie van / 13,500.
Er bestaat geen dergelijke vereeniging
in ons land. Wel worden er subsidies uitge
deeld, links en rechts, maar deze zijn dan uit
sluitend bestemd voor praktische doeleinden
zooals proefvelden, paarden- en rundveefokkery,
zuivelconsulenten enz. Alleen het
landbouwcomiiéheeft het recht om al zijne inkomsten
te besteden voor traktementen-, reis- en
verblyfkosten, bureauhuur enz. zonder een cent te
behoeven af te zonderen voor bovengenoemde
praktische doeleinden. Het eenige wat het
Comité, liever gezegd: het Dagel. Bestuur ver
plicht is te doen, is het opmaken van het
Verslag van den landbouw, waarvoor trouwens
weer afzonderlijke ambtenaren zijn banoRmd.
Vele lezers van dit blad siellen er zeker belang
in, te weten op welke wijze de beschikbare
gelden worden besteed. Ziehier de begrooting
voor het jaar 1900.
I N K O M S T E N.
1. Rijksbijdrage . . ? 13500.
2. Contributiën der
Maatschappijen a
? 10.?per 1000
leden of gedeelte
daarvan 750.
3. Onvoorziene ont
vangsten, pro memorie.
boven reeda op gewezen het N. L. C. heet
het officie e Ie, adviseerend- lichaam voor de
regeering te zijn, op dezelfde wijze als de
Kam ars van Koophandel dit zynt op. ander
gebied. Wjj' hebben echter gazrén dat de
regeering dit officiëele lichaam telkens negeert
en thans zelfs van plan is om, door bet
aanbtellen van een iriipecteur van landbouw ook
de ongevraagd uitgebrachte adviezen geheel en
al overbodig te maken Erger kan het niet en
de opmerkitg van den heer Bruinsma is dan
ook geheel ad rem, waar hij zegt dat onder
de bestaande omstandigheden het N. L. C hoe
eerder hoe liever opgedoekt di&;;t te worden.
Dit is ook mijne bescheiden meeaing, doch
niet uitsluitend op bovenstaande gronden. Al
negeert de regeering het N. L. C., de moge
lijkheid zou kunnen bestaan dat op ander
geb.ed diensten aan den landbouw werden be
wezen, waardoor de niet onbelangryke rijks
subsidie gewettigd kon zy'n. In de besprekingen
op de vergaderingen, iu de rapporten memories,
nota's enz der verschillende commissies en van
het Dagel. Bestuur zou eene stuwende kracht"
kunnen zijn liggen voor den vooruitgang van
den landbouw.
Niets is minder waw dan dit. Al wil ik
niet ontkennen dat er nu en dan eena stukken
uitgaan, vooral van de commissies, die op zich
zelt getuigen vaa studie en een goed inzicht
voor den landbouw zy'n ze zoo goed als waar
deloos om de doodeenvoudige reden dat er geen
publiciteit aan wordt gege.en en alles wordt
begraven in de boekenkasten of papiermanden
der leden en enkele corporaties, wien te hooi
en te gras de gedrukte stukken" worden
toegezonden.
Doch al ware dit zoo niet, al kwam al het ver
handelde en gedrukte onder het groote publiek,
ook dan nog zou van eene stuwende kracht" van
hetN.L C geen tpraak kunnen zijn. Inelk geval is
deze stukende kracht'' ciet gruoter dandie van
de eerste de beste gewone lindbouwvereeniging
b. v. de Maa'schappij van Laodbjuw en Nijver
heid in de prov. Groningen" uitgaat. Beider
Handelingen, die van het N. L C. over het jaar
1899 en die van de Groninger Maatschappij
over het jiar 1899?19jO ligaen gedrukt voor
mij en eerie onderlinge v*rgelijking valt zonder
eenigen twijfel in het voordeel uit van de
laa'stgenoemde. Alleen de omvang van beida
stukken duidt dit reeds aan terwyl de Hande
lingen van hst N. L.C. bestaan uit 87 pagina's,
die van de Groninger Maatschappy uit 200
pagina's. Hierbij moet in aanmerking genonen
worden dat al de stukken in de laatstgenoemde
Handelingen, het werk z\jn van de leden zelf
of van h.t bestuur, terwyl de Handelingen van
het N. L C. voor een groot deel worden
saamgesteld uit nota's en missive's van enkele leden,
wijd gedrukte lyst der leden en plaatsvervan
gende leden, verslag van de algemeene verga
dering, zoodanig dat, welgeteid, hat eigen
werk van het Dagel. Bestuur slechts ruim de
helft der Handelingen inneemt.
Het is de vraag of dit werk van het Dagel.
Best. niet wat duur betaald is met / 8180.
jaarlyksch.
Hierbij moet nog in aanmerking genomen
worden dat behalve het schriftelijke werk van
de Groninger Maat-chappij^ deze jaarlijksch or
ganiseert twee zaaigranen-tentoonstellingen,
met niet geringe kosten, dat z\j de centrale
stierenkeuring subsidieert met / 200 en verder
de Nederlandsche Heide-maatschappij, de prov.
Vereeniging ter bevordering der paardenfok
kerij, de pbytopathologwche vereeniging, het
Nederlandsch Kundveestamboek, de Vereeniging
ter bestrijding van de knoeierijen in den
boterhandel, de Nederlandsche Kamer van Koop
handel te Londen met bijdragen van/200 tot
/ 12,60. Dat verder de Groninger Maatschappy
geheel steunt op eigen middelen, terwijl het
N. L. C. behalve de bijdragen der aangesloten
\ereenigingen, eene ryksbubsidie ontvangt van
f 13,500.
Over de innerlijke waarde der uitgebrachie
rapporten, nota's, memories, adviezen en adres
sen, uitgaande van het Dagel. Bestuur van het
N. L. O. is het hier niet de plaats te spreken.
Voor een eventueel debat daarover stel ik mij
evenwel gaarne beschikbaar. Alleen wil ik nog
de opmerking maken dat slechts 2 a 3 leden
van het Dagel. Bestuur met het practische
bedrijf in aanraking komen, al de anderen
staan er buiten. En wat den secretaris betreft
deze is Meester in de rechten", en als zoo
danig waarschijnlijk zeer knap wint ik heb er
Hoofdstuk
Aftleeling: Algemeene
1. Traktementen:
a. Secretar.s . ? ? ?
1 Klerk
2. Huur Bureau, . .
;3. Vuur en UcUt . .
-i Bureaukosten
(waaronder abon
nementen op dag-,
week- en
maand
5. Porto's
telegramkosten benevens
kleine ui gaven .
G. lleis- en eer blijf
kosten:
a. Voorzitter en
leden van het
Dag. Bestuur.
b. Leden van het
Comité. . . .
7. liem van leden
van commissiën en
verdere kosten als:
drukwerk, samen
stellen rapporten
enz. . .
8. Aankoop boeken
en onderhoud bi
bliotheek en
inven
9. Onvoorziene
uitgaven
?
UITGAVEN.
I.
Zaken.
300 ).
500.
52
160.
60.
200.
Hoofdstuk
II.
Afdeeling : Landbouwstatistiek.
1. Trac'ementen:
a. Hoofdcommies.
b. Commies ....
c. Ambtenaren , .
d. Schrijfloonen. .
2 J f uur Bureau . .
3. Vuur en licht . .
4. Bureaukosten. . .
5. Porto's en kleine
uitgaven,
telegramkosten ....
\
1400.
1000.
1000.
200.
8.
8180.
\
f 2200.
100.').
1050.
500.
460.
eo.~
3 JO.
500.
f 6070.
Deze begrooting behoeft geen nadere toe
lichting. Er blijkt uit, dat het gaheele budget
uitgezonderd n duizend gulden voor da ver
gadering van het Comitéwordt opgemaakt"
door het Dagel. Bestuur. Op zichzelf is daar
niets op aan te merken alle staatsambte
naren kosten geld, veel geld zelfs maar men
mag met recht verwachten, dat daar tegen
over staat: de waarde van gedane diensten,
in een of anderen vorm. Deze diensten zouden
wat het Dagel. Bestuur betreft, in de eerste
plaats dienen te bestaan in het uitbrengen van
gemotiveerde adviezen ter voorlichting van de
regeering op wetgevend gebied. Want er is
nooit van gehoord dat hy ooit een proces heeft
verloren, maar ik heb er ook nooit van gehoord
dat hij vóór zijne benoeming tot secretaris van
het Landbouw-comitézich met de theorie of
de praktijk van den landbouw heeft bemoeid.
Dat de regeering, al het bovenstaande in aan
merking genomen, eenigzins huiverig is om bij
het Dagel. Bestuur te komen om advies, is ver
klaarbaar, wat echter niet verklaarbaar is, is
de zeldzame vrijgevigheid der rege=ring waar
jaarlijksch het N. L. C. wordt gesubsidieerd
met zulk een belangry'ke som.
Westpolder. D. R. MASSHOM.
lid van het N. L. C.