De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 9 december pagina 3

9 december 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

D E A M B T E R D A M M E R WEEKBLAD V O O B N E D E RL A N Keizer en President. JN iemand beeft zeker verwacht, dat .ieizer Wilhelm 'het .bezoek van president Kruger .met hyïondere ingenomenheid zou ontvangen. Sedert -wek«n had de offieieuse pere verkondigd,-dat Duitschland niet het initiatief kon nemen voor een arbitragevoorstel, zoolang eene scheidsrechterlijke uitspraak niet door Engeland en de ZuidAfrikaaMche Republieken 'beiden weid gewenscbt. Indien de oude president bij zijne ontvangst door den keizer eene toe speling had gemaakt op de hartelijke be langstelling en de groote waardeering, waarvan het veel besproken Jamesontelegram, rog slechts vier jaren geleden, zoo duidelijk getuigde, zou de keizer zeker een pijnlijk oogenblik hebben doorleefd. Wan't het is voor een vorst, die van zijn macht, en zijn invloed een zoo hoog denk beeld heeft als de keizer, allesbehalve aangenaam te moeten erkennen: »Ik heb destijds, hoewel ik de inspraak volgde van mijn hart en mijn geweten, een groote font begaan. Mijn woorden zijn, overal behalve in Engeland, luida toegejuicht, maar zij hadden geen andere uitwerking, dan dat zij mij met Engeland in groote moeielijkheden brachten en bij u verwach tingen opwekten, die ik niet heb kunnen verwezenlijken. Trouwens, aan dit laatste heb ik nooit ernstig gedacht. Ik ben na dien tijd beste'maatjes met'Engeland ge worden, heb Cecil Rhodes ontvangen, den prins van Wales op demonstratieve wijze geëerd, een geheime overeenkomst met Engeland gesloten. Ik 'ben wel eens wat impulsief, maar toch ten slotte een prak tisch man. En vechten tegen de over'macht is nooit praktisch, evenmin als hun, die zoo iets onderstaan, bij te spiingen in den nood." Wij mogen aannemen, dat Kruger, die bij al zijn eenvoud een-goed diplomaat is, bereid zou zijn geweest om met geen enkel woord deze pijnlijke herinneringen op te wekken, indien het hem duidelijk was ge worden, dat hij in het belang van zijn land het verleden onaangeroerd moest laten. Keizer Wilheltr heeft het echter daarop niet laten aankomen. Zijne weigering om den zwaarbeproefden ouden president te ontvangen is zoo bruusk, zoo brutaal ge weest, dat zij in geheel Europa, niet het minst in Duitschland zelf, eerst verbazing, daarna scherpe afkeuring heeft gewekt. In Engeland natuurlijk niet. Daar zegt men met leedvermaak: »He has snubbed kim", eene uitdrukking, die voor de waardigheid van den keiaer zeker niet zeer vleiend is. Keizer Wilhelm is er misschien in geelaagd, zich eenige on-aangename oogenblikken te besparen, maar hij heeft tege lijkertijd een groot deel van zijn volk, de overgroole meerderheid zelfs, van zich ver vreemd. Toen zijne weigering om den ouden president te ontvangen te Keulen bekend werd, verschenen plotseling Transvaalsche vlaggen aan tal van woningen. Dat was het antwoord van het volk op de ruwe afwijzing van hooger hand. Duitsche bladen van allerlei richting spreken hunne afkeuring op onverholen wijze uit. Zoo schrijft de conservatieve Heichsbote: »In de geheele wereld, en zeker het meest in Duitsohland, zal het bericht, dat Kruger niet te Berlijn mag komen, eene pijnlijke verbazing teweeg brengen. Mocht het inderdaad blijken, dat eene geheime overeenkomst met Engeland de reden is voor het niet-ontvangen, dan zou natuurlijk de Duitsche natie in de eerste plaats, en in 't bizonder de Rijksdag, er groot belang bij hebben, den inhoud van zulk eene over eenkomst te leeren kennen, daar deze onder de gegeven omstandigheden licht zou kun nen leiden tot internationale verwikkelingen, voor welke het Duitsche volk ten slotte goed en bloed zou moeten offeren. Zulke interDE ACTRICE. Uit het Russisch, 3) VAX T. TSGHEPKIN?KYPERNIK. Tante's brief behelsde, dat Grischa gelukkig gezond was, dat hu de letters al begon te leeren en veel versjes van buiten kende; dat züallen veel van hem hielden en haar onbe kende nicht verzochten zich niet bezorgd over hem te maken. Zij zouden hem verzorgen, zoolang zij, Zoj?, wilde. En onder aan den brief stond Grischa's naam en de woorden: Lieve mama, als u komt, zal ik u mijn soldaatjes en de duiven laten zien. Dag, lieve maat je l" Hy heelt 't zelf voorgezegd, schreef Eiisa beth Paulofna er onder. Zoja Nikolajefna kon door haar tranen niet verder lezen. Zij vergat alles, n honger, n vermoeidheid. O mijn God, mijn God! snikte ze, het lieve kindergezichtje op 't portret beschouwend. Hij is dikker geworden! Myn eigen, kleine schat! ... En wat een ronde wangen!... En zijn haar is gegroeid, en wat is hij keurig ge kleed. Die lieve tantes. Mijn mooie, mooie iongen ... Wat is hij mooi, mijn eigen, eigen lieveling! En ten volle overtuigd, dat hij heel, heel mooi was, stroomden de tranen nog meer. Wat een engel! riep Ljoeba, over den schouder harer vriendin, 't portretje bekijkend. Hoe kon je hem afstaan? Dat verwondert me. Verwondert je dat? sprak by'na toornig Zoja, de betraande oogen opheffend naar Ljoeba. Verwondert je dat ? Ik kon toch het kind niet van honger laten omkomen. Ik kon 't toch niet altijd alleen achterlaten ? O, je weet niet wat je zegt, je weet niet hoezeer ik lyd, want dan zou je er niet zoo verwonderd over zijn. Nu, stil maar, stil maft"1, Zoj'ngka! maak nationale aangelegenheden laten zich tegen woordig, nu bij eiken oorlog het geheele volk betrokken is en alle gevolgen ervan te dragen heeft, niet meer op dezelfde wijze behandelen als voorheen, toen de vorsten met hun troepen van huurlingen alleen in aotae .kwamen." Het blad doet uitkomen, hee pijnlijk het juist voor de goede pa triotten en de trouwe monarchisten is, in zulk eene onverklaarbaar tegenspraak met den keizer en diens regeering te komen. «Niemand verlangt, dat de regeering uit seatimenteeie sympathie met de Boeren een oorlog met Engeland uitlokt, maar evenmin verlangt men, dat de regeering door een bruuske behandeling der Boeren het rechts- en moraliteits-gevoel van alle liatiën voor het hoofd stoot." De Deulsclte Tagesxcitung herhaalt, wat zij reeds zoo menigmaal verklaarde, dat eene interventie van Duitschland uitge sloten is. »Maar was het daarom noodig, het bezoek van het hoofd van een bevrienden Staat af te wijzen? Dit is immers, in welken vorm het ook geschiede, eene kwet sing van den vertegenwoordiger van een Staat, met welken wij niet de geringste oneenigheid hebben. Na het voorgevallene kan de Rijkskanselier, die in dezen de verantwoordelijke persoon is, het niemand meer kwalijk nemen, wanneer hij twijfelt aan de onzijdigheid der Duitsche regeering tegenover de Zuid-Afrikaansche Repu blieken." Zeer juist, alleen is het woord »twijfel'; wat al te zacht. De Staatsburger Zeüung zegt dan ook, duidelijker: »Wij hebben de treurige zekerheid, dat Oom Paul ver van Berlijn wordt gehouden, omdat Engeland dit verlangt." Hoe gunstig steekt hierbij de houding af van de Fransche democratie! Van Marseille tot Parijs, van Parijs tot de Belgische grens, is de President overal officieel ontvangen, met al den eerbied, dien men aan zijn hooge betrekking en aan zijn onverdiend ongeluk verschuldigd was. Hetft men daardoor de neutraliteit geschonden ? Immers neen ! Presidei't Kru ger heeft het zelf' aan een vertegenwoor diger van een Nederlandsen blad ge zegd: «Frankrijk, dat altijd groot en edel moedig is, zal voor ons doen wat het doen kan, maar zijne hulp zal eenvoudig eene zedelijke zijn, en dit zal niet vo'doende zijn ora ons tegen de Engelsche invasie te verdedigen. Frankrijk is, evenals alle andere Europeesche Staten, bevreesd voor P^ngeland, en ik kan niet zeggen, dat het ongelijk heeft, want een strijd met Enge land zou het groote verliezen berokkenen. Het zal dus niets ernstigs of bepaalds tegen Engeland doen, zoodat wij tevreden moeten zijn met zijne platonische liefde en met de grootsche uitdrukking van zijne genegenheid en zijne bewondering.'' Dat zijn waarlijk niet de woorden van een stokebrand, dien men niet zou kunnen ontvangen zonder zich te compromitteeren ! De Duitsche regeering heeft, behalve door hare in parlementaire woorden moeielijk te qualificeeren afzegging, van den president der Zuid-Afrikaansche Republiek niet de minste notitie genomen. Zelfs den geringsten regeerings-ambtenaar was het verboden aan eenige officiëele ontvangst deel te nemen. De waarschuwing is uit gestrekt tot de studenten der Universiteit te Bonn, maar dezen hebben ten minste de vrijheid genomen, zich aan die pressie van boven niet te storen. Zulk een negeeren van het opperhoofd van een bevrienden Staat, die niet incog nito reist en dit allerminst verlangt te doen, is stellig geen onzijdigheid meer. Het is openlijk partij kiezen voor den overwin naar. De Kölnische Zeilung, een der zeer weinige organen, die de handelwijze der regeering verdedigen, is in dit geval plus je niet zoo zenuwachtig, kalmeerde Ljoeba. Ik bedacht dat alles niet zoo... Je hebt gelijk, 't kind mocht niet lijden, wat wij nu lijden. Natuurlijk niet, antwoordde Zoja, wat kalmer. Hij is nu bij twee oude dames, tantes van mijn man... Zij houden vreeseüjk veel van hera, en verzorgen hem goed. Dan zou je er hem zelfs niet meer van daan mogen halen, sprak Ljoeba. Neen, neen! Spreek zoo niet, Ljoeba! klonk het plotseling angstig van. Zoja's lippen. Ik kan niet zonder hem leven. ... ik kan niet meer. Na ben ik nog ain het contract met Savelius gebonden, maar tegen de lente ga ik naar hem toe dan ga ik hem halen.. . Ik weet nog niet hoe ik er kom, maar ik kan niet meer zoo, ik kan niet meer. Jij kunt dat niet begrijpen! vervolg!e ze diep ontroerd. Ik word 's nachts meermalen wakker: dan is het of hij mij roep»-, mijn kleine lieveling! Dan. hoor ik duidelijk: mama, mama Dan word ik wakker en tril over 't gansche lichaam, want dan weet ik dat hij niet bij mij is, dat ik 't maar gedroomd heb! Lieveling, word wat kalmer; we gaan van 't zomer zamen, als je nu maar wat bedaarder wordt! trachtte Ljoeba haar te kalmeeren, ter wijl zij luar or.der den arm nam. Op dit oogenb'ik trad Kamtsef, een jong tooneelspeler, op haar toe. Dag dames ! _0ch Mitja, Milja, zoo viel Ljoeba met de deur in huis, we moeten komediespelen, hongerig en wel, we hebben nog geen eten gebad. Mijn God ! Ljoeba Michaëlofna, 'k heb nog wat riep hij ontroerd uit. Ik wilde wel een halven roebel van je leenen! Hier is drie roebel! Neem zo alsjeblieft van me aan. Mitja, jij bent millionair! Gisteren met biljarten gewonnen. Houd 't allemaal. Nu, goed, 'k zal 't op je gezondheid ge bruiken, niet waar, Zoja? ]Nu lacht ze, zie je we), we zullen dadelijk een gastmaal aanrichten. Zij klopte Zoja op den schouder. Zoja lachte. Weet je, Mi f ja, waarover ik meermalen denk? royeflisle que Ie roi. »Voor het oogenblik" zoo schrijft dit blad »geldt president Kruger LÖ^ op het papier als souverein van den door de Engelschen in bezit genomen Transvaalstaat." Wie de oorlogsberichten in de Kölnische Zeitung ook slechts oppervlaikkig leest, weel dat juistdieinbezitneming alleen maar »op het papier" bestaat, in de ontijdige en daardoor belachelijke procla matie van Lord Roberts, welke de Engelsche regeering wijselijk tut dusver nog niet officieel heeft bekrachtigd. Het Berlincr Tagéblaübespreekt de waarschijnlijke gevolgen van den ongelukkigen stap der Duitsche regeering. »Men behoeft er geen groot gewicht aan te hechten/' zegt het blad »dat de sympathieën, die ons sedert de Dreyfuszaak van den kant eener reeks van kleinere staten, zooals Holland, Balgiëen Zwitser land, zonder ons toedoen in den schoot waren geworpen, nu met n slag zijn vernietigd; dat aan Frankrijk bij dit spel de schoone rol is tebeurt gevallen; dat men in Engeland, terecht of ten onrecht, het Duitsche Rijk zal beschouwen als varend op sleeptouw van de Britsche staatkunde, dat alles is te overkomen of later weder goed te maken. Het be denkelijke moet men veeleer zoeken in eene andere richting. Het is te voorzien, dat president Kruger een bezoek zal brengen aan den czar, zoodra deze weder hersteld is. En het is niet onwaarschijn lijk, dat het beroep op het Haagsche scheidsgerecht, waartoe bij president Kruger het plan bestaat, door den czar gunstig za] worden opgenomen. De czar beschouwt zichzelf terecht als de persoon, die den stoot heeft gegeven tot de vredesconferentie en het door haar ingestelde scheidsgerecht. In dit geval zouden Frankrijk en Rusland elkaar, over onze hoofden heen, opnieuw de handen reiken, en wij zouden «conti nentaal" geïsoleerd zijn en ons heil moeten zoeken bij het onbetrouwbare Engeland." Wij durven aan deze toekomstmuziek niet veel waarde hechten. De czar is on getwijfeld een braaf' en welmeenend man, maar ook bij hem zal wel den doorslag geven wat hij in 't belang van Rusland acht. Het eenige, dat de gunstige ver wachtingen van een bezoek aan den ezar rechtvaardigt, is het onloochenbare feit-, dat de belangen van Rusland bijna altijd in lijnrechten strijd zijn met die van Engeland. Mogen voor den pelgrim van het Recht de in Nederland door te brengen dagen een troost en bemoediging zijn op zijn lijdensweg! Koningin Wilhelminahetftdoor haar sympathieke houding, met echt vrouwelijken tact getoond, dat zij voor zoovtr het haar gegeven is de wonden wil heelen, althans verzachten, die te Berlijn zijn geslagen. En de eerbiedige sympathie van een klein volk, die door het Derliner Tageblatt zoo gering wordt geacht zal door president Kruger zeker hoog worden ge waardeerd, al kan zij zich, evenmin als die van Frankrijk, onmiddellijk in daden uiten. Sec ia k aancj: Neutraliteit in fle Vakbeweging:. Er is op het oogenblik wellicht geen vraagstuk, dat de arbeidersbeweging in ons land zoozeer bezig houdt a-ls dat over de al of niet wenschelijkheid van het voeren van politiek in de vakbeweging. Hier is het de plaats niet om ten dezen opzichte stelling te kiezen, \\èl om met enkele woor den aan te geven, v*IU de quaestie eigenlijk Dat de menschen zoo'n verkeerde meening hebben van ons acteursleven. Men leest in romans en in couranten: , Nauw<;lyks hetft de actrice haar rol vervuld, of een weelderig souper, een prachtig gemeubileerde kamer, bloemen, een rijtuig, staan tot haar dienst"... En zie EU eens naar ons ... 't Heeft er immers niets van ! IQ ons pension" heeten we tooneelspeelster'', in de wereld . . . actrice;. . . dat is geld, ovatie's, bloemen ... ja, we loopen over bloemen, Maar tooneelspeelster, dat is dagwerk, evenals stoppen, verstellen, hongerloon, anders niet... Een ambacht als ieder ander! riep Kamtzei uit. Neen, toch niet', ieder ander ambacht is beter. Nu, wie weet... we kunnen misschien nog vooruit komen! viel Zoja aarzelend in de rede. Illusie's, illussie's . .. de jaren gaan voorbij, en hoeveel onzer illusie's zullen verwezenlijkt worden ? ... misschien n uit de duizend, die tot zijn recht komt, meer niet. .. Neem 't maar niet zoo zwaar op, Mitja, wie weet wat nog komt! 'k Zal 't ook niet doen, mijn zonnesfraal'j», lachte hij. Maar ik moet weg, de bel wordt geluid, 't is tijd om me te gaan kleeden. Mitja, breng ra de voorstelling wat thee mee vcor Zoja; zie je wel, dat we goed ge bruik maken van je geld, schertste Ljoeba en ze vervolgde tot Zoja: Wij hebben nog tijd. Kamtzef drukte di vrouwen de hand en verdween haastig achter de coulissen. Nu, Zoja l lachte Ljoeba ... Nu gaan we gauw van alles koopen: worst, veel worst, en boter, en pirogge ... Wat heerlijk, wat heerlijk! En zij leefde op en lachte tegen haar vriendin. Zoja haalde intusschen het portretje weer voor den dag, beschouwde het lang en aan dachtig, en kuste 't hartstochtelijk. Vergeefs deed Ljoeba alle moeite om Zoja op te vroolijken, nog wel met het vooruitzicht op een goed avondmaal. Zoja was en bleef stil, afge trokken en somber. Na de voorstelling kwam Kamtzef met thee en zijn guitaar; hij speelde zacht ora de aan dacht der overige bewoners van het pension" niet te trekken, en reuriede er een liedje bij. Ljoeba lachte stil voor zich heer, zuchtte, teris en hoedanig hare beteefcenis voor de arbeidersbeweging en de arbeidersbelangen in het algemeen. Men kan in de geschiedenis van den strijd der arbeiders naar betere levensvoorwaar den twee bewegingen onderscheiden: de vakbeweging en de politieke. En dat wel op een zeer eigenaardige wijze, namelijk zóó, dat dan de eene, dan de andere meer op den voorgrond treedt. Bij eenignadenken over het verschijnsel wordt het duidelijk dat in tilden van economischen bloei de vakbeweging, en in lijden van druk de politieke wat meer naar voren komt. Immers zoodra de arbeiders bij zekere tak van bedrijf grooter voorspoed op merken zuJJen zij trachten in dat bedrijf iets van dien voorspoed mede te genieten; of men vakarbeider is, wordt, het criterium bij de vraag of men voordeel zal krijgen of E iet. Strijden de arbeiders evenwel voor hun belangen in een tijd van malaise, wanneer de vakorganisatie door de lauwheid van velen zwakker geworden is, dan kan eerst een vereeniging buiten de vakken om vol doende kracht ontwikkelen om te trachten lanj,s anderen weg, nl. langs dien van invloed verwerven op het staatsbestuur, algemeene verbeteringen van den arbeiderstoestai.d te verkrijgen. Dit spreekt van zelf en een historisch eeiiigszins geschoolde arbeidersbeweging laat zich door dit verschijnsel niet op den weg brengen waai op de Nederlandsche gekomen is, namelijk van te denken, dat of' de eene of' de andere strijdwijze allén mogelijk is, maar zal geen enkel middel ongebruikt laten en slechts naar gelang der omstandigheden dan dit, dan dat wat meer vooruitschuiven in de strijdlinie. Toch komt het vraagstuk der neutrale vakbeweging der wering van de poli tieke beweging uit de vakvereenigingen ook in landen voor met een ont wikkelder arbeidersbeweging dan de onze. Zoo in Duittchland op het morumt al heel sterk. Maar men moet hier zuiver gaan onderscheiden en niet afgaan op een gelijkluidendheid van woorden. Want er is een groot verschil in den grond der zaak hier en ginds. En behalve daarom is een zuiver onderscheiden ook gewenscht omden weg te vii.-den in d t verwarring, die wegens de onklaarheid van het begrip, zoo hier als ginds, nog bovendien in de hoofden en in de discussie blijkt te bestaan. Wil men goed begrijpen wat in ons land bedoeld wordt met neutraliteit, dan is het noodig eerst te weten \\ at men er in Duitgcbland onder vtrsti,&t. Ten naaste bij tenminste, want ook daar ontbreekt het aarj vasie dtlinities en zuiver afgeronde vragen en eischen. Maar in het algemeen kan men zeggen dat bijv. August Bebel, het sec. dein. lid van den Rijksdag er mede bedotli : het weren van sociaaldemokratische of andere fw/y-politiek uit de vakbeweging. Zijn redeneering is daarbij deze: Het grootste deel der Duitsche vakvereeuigingen is beslist sociaal-democratisch, maar zoolang Jut dat uitspreekt ten allen tijde, zoolang de soc. dern. partij de vakbewe ging als rekrutenschool beschouwt boven dien, is eene aaneensluiiing met de andere vakvereenigingen - hij denkt daarbij vooral aan de Christelijke niet mogelijk. En toch is een dergelijke aaneensluiting mér dan noodzakelijk, indien waarlijk de vak beweging rr:et eenig succes zal wolden be kroond. Wij leven op het oogenblik in een tijdperk van grooten economischen bloei, de vakbeweging ontwikkelt zich in Duiischland sterk en daaruit is die wensen, naar meer bewegingsvrijheid te verklaren ? evenzeer als de toenadering die reeds van den kant der Christelijke vakvereenigingea bestaat. Maar zegt Bebel nu, dat de politieke arbeidersbeweging een suijdrnethode is die niet deugt? Vol s t rek t D i et. De vakbeweging a's zoodanig moet met kracht en met meer kracht door de nieuwe aaneenslui ting ook strijden voor de verkrijging van al die dingen welke alleen langs politieken weg kunnen worden verkregen. Het is in Bebels opsomming nog al heel wat en raakt ziekte-, ongevallen-, invaliditeits- en ouderdomsverzekering; dan het recht tot veree niging, vergadering, coalitie (tuchthuisontwerp); dan de geheel arbeiders beschern ende iitiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiifiiitiiimmi wijl ze naar hem zat te luisteren, en Zoja ket-k beurtelings naar Ljoeba en Kamtztf en dacht: Arme kinderen!... Arme kinderen! Je bent jong... 't leven lacht je toe; onthoudt dan vooral deze oogenblikkeu! Later komen de dagan van leed, ontmoediging, eenzaamheid; wij zijn als trekvogels, zonder familie, zonder woning, zonder vreugde ; dakloo;, kinderloos. . . Grischa, mijn kind, zoo ver van mij af... Zal ik je altijd moeten missen ? ... IV. Zoodra het to'oneelselzoen voorbij was, toog Zoja Nikolajefna naar Moskou. Daar aange komen, verfrischte ze zich en nam een rijtuigje. Ze had de tantes den dag harer aankomst niet vermeld, alleen dat ze vóór Paschen wilde komen. Klokkengelui golfde over de stad; de zon schitterde aan den hel-blauwen hemel; het jonge groen deed zijn intrede. Motkou ver welkomde Zoja op hoffelijke wijze. Bij haar aankomst voor Fiegontoff's huisje, kwam alles in opstand. De overste, als altijd bezig in zijn tuintje, herkende Zoja Nikolajifna onmiddellijk en wierp de spade terzijde om haar te verwelkomen. Wees welkom, Zoja Nikolajefna ! Sedert langen tijd was bij in haar geschie denis ingewijd en beschouwde zich als een harer bloedverwanten. Uw jongen zult u niet herkennen, zoo groot is hij geworden, sprak bij lachend. Ewerigni ! Zeg eens gauw aan mevrouw, dat Grischa's moeder is aangekomen, hoor je V riep hij den huisknecht toe, die juist aan 't aardappelschillen was. Daar verscheen Ar na Paulofna, zoo snel ze maar lor pen kon, onderwijl de linten van haar muts vastmakend en achter haar Eiisabeth Paulofna, met Grischa aan. de hand. Vele ach's en och's, omhelzingen, vragen, welkomstwoorden.. . Grischa herkende zijn moeder niet onmiddellijk ; hij keek haar ver legen aan, toen zij zich bukte om hem te omhelzen, te kussen, en zette 't toen op een huilen, zich vastklemmend aan tante Liza's japon. Langzamerhand scheen hij zich de trekken zijner moeder te herinneren, hij liep wetgeving, vooral dte met betrekking tot Zondagsarbeid, normalen arbeidstijd, nacht arbeid, bescherming v»n 'vrouwen en :binderarbeid,huis)ndu8trie,'arbeidsreohtbanken arbeidsinspectie, kamers 'van arbeid, een rijksinstelling -voor den arbeid, mijnwet geving, invoerrechten op levensmiddelen, de handels- en tolwetgeving, den toestand der arbeiders in door den staat geëxploi teerde bedrijven, enz.: »Kortom alle sociale en economische aangelegenheden, waarbij de belangen van een grooter aantal arbeiders of van de gansche arbeidersklasse ter spreke komen, moet de vakvereeniging, als arbei dersorganisatie binnen den kring harer be sprekingen in pers en vergadering trek ken, en omirent deze moet zij haar stelling bepalen." 1). Bebel noemt dit mbeiderspolitiek. Da meer bepaalde pm tij politiek is daarmede evenwel vo'strekt niet verder teruggedrongen dan buiten de vakvereeni ging immers de vakvereenigingsman h ook staatsburger en als-zoodanig moet hij zich rekenschap geven en behooren tot een partij. Niet anders is de praktijk der oudere Engelsche vakvereenigingen, reeds sinds jaren de voorbeelden van die gewenschte neutraliteit er is geen of zij heeft te gelegenertijd ook langs den wfg van poli tieke bemoeiing eenig arbeidersbelang voor gestaan. De tegenstanders vindt men natuurlijk vooral m het sociaal demokratiscbe kamp. Met een enkel woord van Kautst y zij hun bezwaar geresumeerd: »Kan de politieke actie de vakvereenigingsactie steunen," zoo zegt hij in een in de buvenaangehaalde biochure opgenomen artikelserie, »dan is ook het omgekeerde mogelijk en niet alleen propagandistisch, maar ook door het leveren van BioÖUijke machumiddelen ; menschen. en geld, ja, als 't noodig is ook door het beslissende middel van pressie, dat de vakvereeniging bezit; de werkstaking. Dd samenvoeging (van pol. en vakbew), deze verschillende deelen, van den strijd voor de viijmaking van het proletariaat, kan. ichter alleen geschieden, wannen' zij een gemeenschappelijk einddoel hebben." Ver dwijnt dit einddoel uit het bewustzijn van het strijdend proletariaat dan krijgen de middelpunt-viie,lende elementen htt over wicht, dan verliest iedere af'zoiidtrlijko organisatie het bewustzijn van haar nood zakelijke samenhang met de andere." Deze laaiste houding is min of meerook die van de sociaaldeiuokratui ten onzent ten opzichte van de vakbeweging: zij oordeelen dat alleen de sociaaldemokratie ge noeg opvoedings- en stalende kracht bezit om de vakveieenigings-mannen tot een duchtige vakorganisatie te brengen. Een directe partijpolitiek vindt ook Kautsky niet zoo beslist noodig of wemchelijk: hij is nut de arbeiderspolitiek van Bebel tevreden en h^t is allerwaarschijnlijkst, dat de Ntdtrlai:dsehe arbeiderspartij te vreden zou zijn indien de vakbeweging fclecbts aan deze arbeiderspoutiek toe was! Maar dat is nog bij lange het geval niet, en hiermede kooien wij aau de beteekeiii», die het begrip neutraliteit bij ons heeft. Dat is euie geheel andere dan in Duitsch land en veel meer die van auti-politiek, dan van onpartijdige politiek. De Neder landsche «neutraliteit'' is een leus uit een veel achterlijker tijdperk van aibtidersbeweging. Het is t-r een uit dat waarin men gelooft aan utopistische universeele heilmiddeien, waarin*men zegt: het hul is slechts bij de vakbeweging, of van de an deren denkt dat zij tneeiien; dat alle heil slechts is bij de pol'i;ieke actie. Een gioot deel der Nederlandsche arbeiders is het droombeeld nog niet te boven van de groote revolutie'' die elk oogenblik te verwachten is en die bijv. door de «algemeene werk staking" zou kunnen worden in het leven geroepen. Voor hen zijn zij die langs ptili 1) Zie de hier aangehaald9 rede van Bebel in de brochure : Vakbeweging en Politieke Partijen, ui g. v. A. B. Soep te Amsterdam, 1!)(JO; dit boekja bevat over de neutraliteit der vakvereenigniger, vertaalde Duitsche arti kels van de meest bekende voor- en tegen standers : Bebel, v. Elm, Bernstein, ter eene Stiübel en Kautsky ter andere zijde, en is dus zeer aan te bevelen voor wie over deze quaestie wat meer weten wil. iMimtiimimiiiiinMmimiiiii op haar toe en zeide heel zacht, haar hartelijk omhelzc nd : Mama ! . .. Van af' dat oogenblik liet hij haar niet meer lo«. Dadelijk wilde hij haar zijn speelgoed, zijn paard en wagen, zijn mooi ledikant je laten zien... Mama is moe, Grischa ! Mama moet eerst wat rusten en tten na de lange reis. Zoja, Zoja, wat zie je bleek, wat ben je mager, ver volgde Anna Paulofna. Bent u nu niet moe meer, mama, vroeg Grischa ra vijf minuten. Neen, lieveling, laat me je schatten nu maar zien. Intusschen bespraken de oude dames, of ze al dan niet Grischa bij zyn moeder zouden laten slapen. Ik zal haar mijn kamer geven, vond Eiisabeth -Paulofna, op de logeerkamer kan geen kinderledikantje meer staan. En zoo geschiedde. Z(ja bracht haar kind Baar bed, en Jangen. tijd knielde ze aan zijn bedje, tot hij was ingeslapen. Mijn eigen lief kind, mijn schat-, hoe ge lukkig is je moeder ! fluisterde ze hem in 't oor, terwijl ze hem nogmaals en nogmaals kuste. Beneden gekomen, vond ze den overste in gezelschap der oude dames. Een ieder had wat van Grischa te vertellen, zelfs Martrena kwam binnen, om over het lieve kind uit te wijden. Na floop van het avondeten bracht Ar na Paulofna, Zoja naar boven. Op den drempel der kamer bleef ze even staan, zoo vriendelijk, zoo helder lokte haar alles aan. Welk een ver schil met haar armelijk, onaanzienlijk kamertje in het pension. Hoe helder waren do witte muren, hoe gezellig alles wat de kamer bevatte! Was zij het wel, Zoja, die hier mocht slapen? En toen de oude dame, na haar gekust en bekruisigd te hebben, haar alleen liet, zonk ze neer aan het venster, voelde zich plotseling een ander. Hoe vreemd scheen haar de stilte; 'tgerol der biljartballen hoorde ze niet, en de dronken stemmen en luidruchtige gesprekken evenmin. En. naarmate de stilte haar aangreep, des te gelukkiger veelde ze zich; en in deze reine, stille kamer droomde ze zich gelukkig, tevreden, veilig.... (Slot olgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl