De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 9 december pagina 4

9 december 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

JSST DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ; 1224 r; t : i T" f tieke wegen tot verbeteringen willen komen en zoo voorbereiden een langzame omvor ming der maatschappij, niets dan knoeiers en lappers die eerder net groote werk verhin deren en uitstellen dan bevorderen. E a juist in een tijdperk als de laatste jaren, waarin een algemeene vooruitgang is waar te nemen, stijgt met een groeien der vak beweging ook het aantal dier weinig na? denkenden en grootendeels verkeerd ge leide menschen, die in de politiek een bron zien van alle kwaad. Niet alleen in de politiek van bijv. de S.D.A.P., maar in elke bemoeiing met de wetgeving of met het middel om aandeel in die wetgeving te krijgen: het kiesrecht. De anarchisten, de menschen der algeraeene werkstaking en der revolutionaire phrase, hebben op dit soort arbeiders juist door de onbestemdheid en de schijnbare schoonheid hunner ver lossingsleer, veel eerder vat dan kalm overleg en wel overwogen en langzame strijd. Zoo komt het, dat de vakbeweging bij ons te lande nog zoo achterlijk is en slechts zeer zelden bijv. bij de agitatatie voor de Ongevallenwet ook buiten het vak optreedt voor arbeiders^elangen. EQ het Nationaal Arbeiders Secretariaat heeft daarbij geheel de leiding", die zich niet alleen doet gevoelen ten opzichte der poli tieke beweging', maar pok bijv. ten opzichte van inwendige organisatie, zooals uit de afkeer van weerstandskassen etc. blijk. Men ziet ook uit dit laatste, dat de neutraliteit hier te land heel iets anders ia dan de Duitsche en de Eogelsche, waar juist bijv. door de weerstandskassen de vakbe weging zoo sterk geworden is. Wat is nu bij ons het terrein waarop zich de strijd beweegt ? Dat zijn de groote vakvereenigingen: Diamantbewerkers, Typografen. Timmerlieden en Sigarenmakers, en in de tweede plaats het N. A. Secre tariaat zelf. Daar is het telkens en telkens weer de vraag of men zich zal inlaten met de meest elementaire arbeiderspolitiek of niet. Zoowel van den eenen als van den anderen kant komen daaromtrent uitingen in het licht en het is zeker niet gewaagd te veronderstellen, dat wij op het oogenblik leven in de periode waarin deze strijd tot een beslissenden uitslag zal leiden. Maar men moet het wel begrijpen. Wat op het moment onder de leus van neutra liteit of niet neutraliteit wordt verstaan is in den aard der zaak niet anders dan een strijd tusschen de anarchistische s'rooming der onontwikkelde en ongeschoolde arbei ders, die nog alles ^verwachten van een plotselinge ineenstorting der maatschappij, en die van de tot meer bewustzijn van den historischen gang gekomenen, de sociaaldemocratisch denkenden, om het behouden 'van het veld. Esrst als deze strijd is uitgestre den dan kan er sprake wezen van de kwestie van taktiek, die in Duitschland aan de orde is of her, wenschelijk is terwille der aaneensluiting met de christelijke en libe rale arbeidersvereenigingen de socialistische partijpolitiek buiten de vakbeweging te houden. Dat de overwinning op het anarchisme wel behaald zal moeten worden, al is het zoo spoedig misschien niet, volgt reeds uit deze uiteenzetting, en is eenvoudig om deze rede ook gewenscht, dat het een grooter bezinning en een kalmer bewustzijn der arbeiders veronderstelt. Het moet voor alle partijen, die de belangen der arbeiders voorstaan op welke wijze doet er niet toe en hebben wij op dit moment niet te beoordeelen dunkt ons van overgroote beteekenis wezen, dat zij te doen hebben met een beter geschoolde en ruimer onder legde arbeidersmassa, met menschen die weten wat zij willen en met een_koel hootd nadenken over den meest praktischen weg waarop zij dat zullen kunnen bereiken. Het allereerst noodige daarvoor is een te gronde gaan van het beginsel der «neutrale" vakbonden zooals wij ze kennen. En het boekje van J. W. Gerhard: »Voor Neutrale Vakvereenigingen" 2), dat ons ter beoordeeling gezonden was, komt ons, waar het min of meer vaag, en min of meer ver ward tevens, de Duitsche neutraliteitsquaestie behandelt, voor, niet slechts als vrij voorbarig, maar eigenlijk als verwarrend als ten minste de toch reeds bestaande verwarring yergrootende. Tegelijkertijd im mers verdedigt het een neutrale vakbeweging in Duitschen en in Nederlandschen zin, en geeft zoo aan de voorstanders van deze laatste dien hij zelf zeker evenzeer ver derfelijk vindt wapenen, die zij geheel ten onrechte gebruiken zullen. Dequaestie van werkelijke neutraliteit is nog niet »spruchreif" in de Nederlandsche vakbewe ging zoolang die nog_ zoo sterk te kampen heeft met de anarchie en de anti politiek. Misschien hebben wg naar aanleiding van de reorganisatieplannen van het N.A.S. over eenigen tijd gelegenheid de hoogte waarop de strijd-zelf zich bevindt nader te behandelen. H. 2) Uitgave A. B. Soep 1900. niiiiimmiiiiiiiii Brief nit utrecht, door JAN VAN 'T STICHT. In myn vorigen gewaagde ik met een enkel woord van de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer en ofschoon het vreemdelingenseizoen'' nu al voorby is want 's winters is het hier de dood in den pot wil ik er nu toch nog even op terugkomen, al ware het slechts mat het oog op den aan staanden zomer, als de studentenfeesten by het 265e Lustrum der Hoogeschool stellig weer duizenden vreemdelingen naar de stad zullen doen komen. 't Is een zware (aak, die de vereenigingheeft op zich genomen; want al doet het gemeente bestuur uit eigen beweging ook ontzaglijk veel om door hare zorgen voor het onderwijs, voor de verfraaiing der wandeiwegen, voor het onder hond en de reinheid der straten, voor de ver lichting, de rioleering en tal van andere zaken van openbaar nut, tot een bly'vende vestiging in onze stad uit te lokken, voor de vreemde lingen, die hier een of meer dagen vertoeven, wier belangen toch hoofdzakelijk den werkkring der vereeniging vormen, is hier ongeveer niets te genieten. En dit is het kenmeikend onder scheid tusschen wereldsteden en provincie steden dat, terwy'l de eerstgenoemden de in hare musea en bibliotheken, opgestapelde kunstschatten gratis ter bewondering aanbieden aan hare gasten, de laatsten, en dus ook wy, voor de beschouwing van het weinigje dat wy bezitten, onze bezoekers nog behoorlijk laten betalen. En dat doen we niet omdat we zelf zoo overtuigd zyn dat hetgeen we ter bezichtiging kunnen stellen, best het geld waard is dat we voor entree heffen; och neen, daarvan zyn we heelemaal niet overtuigd, want van de meer dan hon derd duizend ingezetenen, die we tellen, zy a er toch zeker tachtig duizend d:e zelf tog nooit iets van onze bezienswaardigheden gezien heb ben. My is zelfa een geval bekend van iemand, die al een menschenleeftijd woont tegenover het gebouw waar het genootschap Kunstliefde hare permanenteschildery'ententoonstelling houdt en niet eens een vreemdeling kon terechtwijzen die zich by hem kwam erkundigen" naar dat museum en dat, niettegenstaande voor een der ramen van dat gebouw sinds jaar en dag op een bordje de uren staan aangegeven, waarop de tentoonstelling kan worden bezocht, 't Ij puur onverschilligheid, die hier by de breede middenklasse voor al wat kunst betreft, heerscht, en wanneer eenigen onder ons dan toch nog den mojd hebben en de moeite zich getroobten, om wat we hebben te ordenen'en te verza melen, dan, zoo redeneert de groote massa, moeten diegenen, die er tijd en plezier voor hebben om die dingen te gaan bekijken, er ook maar voor betalen; 't zyn toch maar vreemdelingen, want een ingezetene zelf is zoo dom niet. Vandaar dat alles wat er is hier nog geld kost l Alleen Graaf Jan van Nassau, dien kan men voor niemendal zien, maar ge zult het wel laten om daar lang naar te kijken, ot ge loopt op het tochtige Domplein een verkoudheid op, evenals de passagiers van de tram, die daar alty'd op de kruisingen moeten wachten. Op het gebied van tooneel en muziek heeft trecht altijd een goeden naam gehad, zoodat de voornaamste buitenlandene artiesten als zy een bezoek brachten aan de groote steden van ons land voorheen nooit verzuimden ook in deze stad zich te doen hooren. Maar ik vrees, dat daarvoor nog een andere redeu bestond dan de wereld vermaarde liefde voor de kunst dezer stad. Er heerschte indertyd onder de studenten, veel meer dan tegenwoordig, een sérénadegeest en de artiesten, die hier kwamen waren meestal het voorwerp van byna vorste lijke huidebetuigingen. Joachim en Wieniawski en meer anderen nog ontvingen serenades met fakkellicht in hunne hot-jls, na afloop der concerten, en de luidruch'ige menigte ging niet uiteen vóórdat de gevierde virtuosen op het balcon verschenen waren en minzaam groetend" dank gezegd hadden voor het eerbetoon"! Patti en Ristori werden niet minder gehuldigdT Deze werden bovendien bij hunne aankomst aan het station met haar gevolg in open rijtuigen afge haald en, begeleid door een eerewacht van het studentencorps en voorafgegaan door muziek, langs een grooten omweg door de stad naar haar hotels gebracht. (Van Ristori herinner ik my nog een kleine anecdote -. Alle bezoekers, van wie slechts weinigen de Italiaansche taal machtig waren, hadden zich voorzien van tekst boekjes waardoor zy het ten tooneele gespro kene gemakkelyker konden volgen. En nu was kluchtig om te zien niet alleen, maar ook om te hooren als aan het eind eener bladzyde al die blaadjes tegelijkertijd werden omgeslagen. Maar Kistori ergerde zich aan dat bladerengeruisch en verklaarde reeds na het eerste bedrijf, dat zy' niet verkoos voor een leesmuseum te spelen en hier nooit meer zou terugkeeren, als dat niet ophield). In de laatste jaren komt hier op m u ziek aal gebied intu schen weer wat meer leven dan voor eenigen tijd toen we zoo wat ingedommeld schenen. In de eerste plaats komt daarvoor zeker de eer toe aan Men heer W. Hutschenruyter en zyn orkest, d:e op milde wijze door de Gemeente gesteund, van lieverlede den ouden sleur begint te overwinnen, die al jarenlang in Tivo i het bittertje en het glas bier als hoofd zaak en de muziek als bijzaak had doen be schouwen. Maar ten anderen mag ook voor een niet gering deel als oorzaak worden aangenomen de ernstige hoewel dan vaak voor eenzijdig uitgekreten beschouwingen, die de heer Hugo Nolthenius aan de muziekale uitvoeringen hier ter stede wydt en waardoor hij de t elangstelling van het publiek gaande maakt en in de goede richting leidt. Wat het tooneel aangaat, waarvoor we hier alty'd moeten teren op hetgeen Amsterdam en Rotterdam ons gelieven te schenken, in de laatste jaren hebben we hier onder het verlicht bestuur van burgemeester Reiger, ook Zondags avondvoorstellingen gekregen, en die zijn in den regel goed bezocht. Aan recensie van het daar vertoonde is eigenlyk hier niet veel be hoefte, omdat de stukken in den regel reeds in de hier veel gelezen Amsterdamsche en Rotterdamsche bladen besproken zijn. Maar toch gaan de locale bladen er zich hier nog aan te buiten. Nu, die van het Utrech'sch Dag blad van een zekeren heer Kr. mogen gelezen worden, maar hoe de anderen berekend zyn voor de hun toevertrouwde taak, kan men eenigszins nagaan als men weet dat een hunner de opvoering van Coralie & Co. besprekende, dezen modistewinkel, in het stuk maiton de flirt genoemd, in zy'ne de zaligheid-verdienende onschuld maison de fl ;urs heette l 't Was een soort van randeevoetje meneer! Er schynt hier in den laatsten tyd een neiging te bestaan by zekere groepen onzer zaken doende ingezetenen om zich in elkanders nabij heid te vestigen. Zoo trekken de bankzaken, hypotheekbanken enz. in groot aantal naar de Nieuwe Grachten, waar zy ware paleizen bewonen. Dat handden in geld moet tegenwoordig toch wel een voordeelig zaakje zyn, nog voordeeiiger dan, zooals men vroeger beweerde, kroegen en .... maisocs de fleurs. In den omtrek van het Gerechtshof nestelen zich de advocaten, zoodat het langzamerhand een heele toer voor onze rechters zal worden om daar iemand te houden. En de dokters!.... Ja, die zyn in een angst wekkend aantal over de geheele stad verspreid en desniettemin blijft di onsterfelijkheid nog alty'd alleen tot onze zielen beperkt. Maar in de Zuilenstraat wonen toch een ongemotiveerd aantal geneesheeren by elkaar, en, aangezien een ongeluk rooit alleen komt, wordt juist deze straat door de lijkstoeten uit het Oostelijk deel der stad naar de begraafp'aats ingeslagen, aan welke omstandigheid de Zuilenstraat den naam dankt van: den naasten weg naar 't kerkhof. De rieuwe studentensociëteit is klaar op het meubileeren na! Een mcoi gebouw dat den architect Zinsmeister alle eer aandoet, maar dat toch met zyn lichtgelen steen een ietwat vreemden indruk maakt te midden van de deftige boerenhuizen van het Janskerkhof. Vooral met het huis op den hoek der Drift van de familie Royaards van Scherpenzeel maakt het een schrille tegenstelling men zou haast zeggen dat die twee in ne ly'n liggende gevels tegen elkaar vloeken. Maar enfin, als de studentensociëteit het volgend jaar in gebruik genomen is zal er ja, wat zal er dan eigenlyk? Dan zal het er, dunkt my, heel wat vroolyker worden op dat eens zoo in-deftige plein, dat in de laatste jaren toch al door tandmeesters, schoolmeesters, dagbladdrukkerijen, effectenhandelaren e. t. q. veel van zyn ouden roem verloren heeff. miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiHiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir Op Donderdag 13 December a.s. zal in den Stadsschouwburg alhier, een BUITENGEWONE VOORSTELLING plaatj hebben, bestaande in de opvoering van Een Amsterdamsche Jongen OF Het Buskruitverraad in 1622. De heer L. J. Veltman zal voor deze enkele maal zyn zeer gewaardeerde medewerking verleenen in de rol van «Jean Ie Chantre", terwyl eveneens mevrouw Albregt- Engelman in een harer beste rollen zal optreden. VELTMAN en mevr. ALBREGT, twee van de oude garde in het vuur, voor hulpbehoevende collega's weduwen en weezen. De maatschappij »Apollo" mag er trotsch op zyn dat het haar gelukt is hunne medewerking te erlangen. Zonder twijfel zal a.s. Donderdag 13 Dec. geen enkele plaats onbezet blijven. Het is van den heer L. J. Veltman, den ineer dan tachtigjarigen, maar nog immer krachtiger. artist een moedige, een nobele daad om zyn talent nog eens beschikbaar te stellen voor weduwen, weezen en ouden van dagen, en mevr. Albregt zal hem met haar gewone vriendelyke bereidwilligheid ter zijde staan. Alle lof daarvoor ! De rol van «Moeder Brechtje" is een van haar beste creatiën lypig oud-Amsterdamscb, haar opkomst met het koperen visch-emmertje aan den arm. En als zij met den Amsterdamschen tongval aan de buurvrouw verhaalt hoe zy een bezoek kreeg: «Menslief van 'n vreemde snoeshaan, met 'n naam ... Nou ! zoo ies van slapperdetnassie of slapperwassie", is zy onweerstaanbaar komisch. En Veltman! ... als >Jean Ie Chautre" was hij voortreffelijk, de falsaris in optima forma. Zyn krachtig sonoor geluid beheerschte de geheele zaal als hij, op de bank voor den boom gezeten, honend uitriep: Niemand zal my dit papier ontrukken al ivas hij zoo sterk als Sirnson! Onwillekeurig hield men den adem in, totdat van alle rangen de jubel losbrak omdat Arend de flinke Amsterdamsche jongen van uit den boom het gevaarlijke papier «te pakken" had en «de verrader" zy'n verdiende loon kreeg. Ik heb als jongen genoten van dat tafereel ik geniet nu nog van de herinnering en ik hoop mij a s. Donderdag te overtuigen dat, moge «het stuk" misschien na zooveel jaren min of meer verouderd blijken, de hoofdvertooners mevrouw Albregt en Veltman den veijongenden invloed der kunst hebben ondervonden. Die nu eens een echt onderhoudend Amster damsen stuk wil zien, gespeeld door twee der verdienstelijkste leden der oude garde, ga op 13 Dec. naar den Stadsschouwburg. Naar ik verneem zy'n reeds buitengewoon veel plaatsen genomen. In het belang der weldadigheids-maatschappij «Apollo" wil ik wenschen dat de toeloop zóó groot moge zijn dat een tweede Buitengewone Voorstelling onvermijdelijk is. JÜSTUS VAN MAURIK. By' gelegenheid van zyn negende lustrum stelt het architectengenootschap Architectura et Amicitia zich voor een tentoonstelling te geven van voorwerpen van «ambachtskunst." Hiermede schijnt men te bedoelen die voor werpen van dagely'ksch gebruik, die, zonder ooit door de menschen als kunstvoorwerpen bekeken te zijn, ons interesseeren omdat ze op de eenvoudigste wyze juist slechts dat uitdrukken waarvoor ze dienst moeten doen. De gebruikers van dergelijke voorwerpen kunnen er zich geen begrip van maken hoe kunstenaars heel eenvoudige gebruiksvoorwer pen mooi kunnen noemen. Zy kijken u verbaasd aan, als ge een ding dat ze jaren in hunne omgeving gehad hebben en waaraan ze nooit iets bizonders vonden, mooi vindt en het van hen wilt koopen. Een stoel, een pan, een ketel, een kandelaar, een stuk gereedschap, een kruiwagen, een koffiepot, een gieter, een melkkan, een lantaarn ! »Myn God, wat kan die meneer daar nou an vinden 't" Zulke doodgewone dingen die niets doen dan juist dienen waarvoor ze noodig zyn, en die gemaakt werden door een man die enkel en alleen het ding als gebruiksding voor oogen had toen hij het ging maken en het nergens versieren wilde zulke doodgewone dingen zijn vaak zoo oprecht en zoo eerlyk, dat gewoonlijk alleen kunstenaars zich er toe aangetrokken gevoelen. Het groote publiek vat van die eerlijkheid niet veel en kan niet begrijpen dat en waarom een boerenwagen meestal mooier is dan 'n vigilante, waarom een boeren stool met matten zitting mooier is dan een chaise-longue met pluche overtrokken, waarom een eenvoudig gekleurde aardewerken schotel mooier is dan een porceleinen met beschilderde en in relief bewerkte bloemen enz. Het is moeilijk zulke dingen aan ieders verstand te brengen. Het vatten van de zaak berust op het vermogen te kunnen voelen wat den maker van het voorwerp bezielde toen hij het maakte. Het verschil tusschen het aan trekkelijke van eenvoudige oprecht-intiem handenwerk in tegenstelling van het aanstel lerige van machinale bazar-artikelen blijft het groote publiek vreemd. Zoodra het kiezen moet tusschen twee gebruiksartikelen stelt het 't aanstellerige boven 't eenvoudige. Doe daar nu maar eens wat tegen! Ongelukkigerwijze zyn de mooie voorwerpen niet voor 't grypen; men moet er naar zoeken en er een straatje voor omloopen om ze te vinden. Wie aardig of zelfs mooi aardewerk wil koopen ka i dat niet vinden in de groote winkels onzer steden. Ik verzeker plechtig dat ik in alle winkels van de Kal verstraat nog nooit een enkel aantrekkelijk stuk aardewerk gevonden heb. In het gunstigste geval vindt men wit aardewerken voorwerpen die, als ze eenvoudig en onversierd zyn, niet bepaald stui ten. Maar aantrekkelijk zyn deze nooit. Daar het fabriekswerk is, ontbreekt er alle geest en gemoid aan, -die alleen door handenarbeid en deor handvorming te krygen zyn. Maar in de kleine winkeltjes der Amster damsche achterbuurten en 't is evenzoo in het buitenland zyn wel aardige dingen te koop. Deze zyn goedkoop en niet in tel. Ouder de aardewerksc hotels die men in pot huizen koopen kan, treft men dikwijls zeer goede. In Belgiëen Duitschland vond ik zelfs zeer bizondere dingen, en in Zwitserland ge bruiken de dat r 's zomers werkende Italianen kommen, schotels, kannen enz. van eenvoudig aardewerk dat alty'd gekleurd bruin, geel en rood en soms met strepen van andere kleur geschakeerd is. Geen reiziger in dit veel bereisde land kijkt deze artikelen aan. Zy worden tering geschat omdat ze zoo goedkoop zyn. Als je vertelt dat je zoo'n schotel mooier vindt dan een bazar-schotel met edelweisz en alpenrozen versierd lachen de merschen even uit de hoogte, knipoogen veelbeteekenend tegen elkaar en zeggen dan «ieder zijn smaak !" Het koopen van mooi aardewerk is het minst moeilyk. Heb je een stoel, 'n tafel, 'n kast, 'n rustbank of 'n kachel noodig, dan bemerk je eerst hoe bepaald onmogelijk het is iets eenvoudigs en goeds te krygen, en als je dan, ten einde raad, wat ja zoo ongeveer zocht, voor veel meer geld dan je dacht te besteden gekocht hebt by' een antiquar, kom je soms jaren later tot de ontdekking, dat byv. een of andere stoel, die ergens in een achterhoek van je eigen land gemaakt wordt, uitstekend voldoet aan ja verlangen en wel, omdat je er zoo lekker in zitten kan, omdat hij uiterst spaarzaam versierd is, en omdat hy' zeer soliede gemaakt en zeer goedkoop is. Als je nu zoo iets gevonden hebt, zoo'n voorwerp van de soort, die jaren ja soms eeuwen lang gebruikt is zonder veel wijziging te ondergaan, dan ben je de gelukkige bezit ter geworden van een stuk «ambachtskunst". Het is de zaak maar, op het oogenblik datje zoo iets noodig hebt. te weten waar hst te vinden is. Als op de tentoonstelling van Archi tectura de namen en woonplaatsen vermeld staan van de makers der verschillende artike len zal hij, die zich tracht te omringen van mooie dingen, daar erg mede gebaat zyn. Hij zal dan weten waar hij gebruiksartikelen kan laten maken die hem bevallen. Dat mooie interieurs zeldzaam geworden zyn door de algemeenheid der bazarartikelen, is maar al te waar. Kom in de binnerkamer van doctoren, advocaten of notarissen, kom bij millionairs, bij hooge ambtenaars, by Kamer leden en kooplieden, of bij J8 kapper, slager, kruidenier en makelaar, dan vindt ge de uitzonderingen buitengesloten in 't groot beschouwd, overal hetzelfde interieur. De ver schillen komen niet voort uit 'n gewijzigd ka rakter, maar slechts uit het verschil in pry's dat aan de interieurs besteed is. Er heerscht n geest in de versiering der plafonds, n geest in de bekleeding der wanden, n geest in den vorm der meubelen, en omdat uit elk voorwerp de versiering je opgedrongen wordf, ja de keuze van het voorwerp berust heeft juist op de versiering is in al die interieurs het bazarkarakter overheerschend. En nu iets, dat den leek oppervlakkig al heel gek lykt maar bij eenig nadenken toch begrijpelijk wordt ! Kom nu eens by' de armen, ja bij de armsten, bij hen die in krotten wonen, dan ziet ge geen versierd kalkplafond maar een zoldering bestaande uit zichtbare binten met een daaropliggenden vloer. De bodem is niet bedekt met een gebloemd tapijt maar ge loopt op heusche planken. De wanden zyn als ze niet behangen zyn geschuurd in de specie en daarna gewit. (En wat'n moois er in zoo'n wit wandje zit heeft Van der Meer ten duidelijkste laten zien). De meubelen zijn niet versierd, alles is op z'n eenvoudigst; de armoede dwingt tot het aanschaffen van voor werpen waaraan zoo weinig mogelijk arbeid besteed is en versiering kon gemist worden. Het gevolg is dat, integenstelling van die der vermogenden, de kamers der artnen byna zonder uitzondering zeer fatsoenlijk zyn. Waarlijk het berust niet op een vooroordeel dat onze schilders niet geinapireerd worden door de binnenkamers der gezetenen, maar wel door die der armen. * * * Het groote publiek denkt daar anders over. Het leeft nog bteeds in de meening dat mooie dingen duur zyn omdat het van «mooi" alleen spreekt by' kunstwerken en dan nog 't liefst bij het kunstwerk lij uitstek: 't schilderij. Dat mooie dingen goedkoop zyn, vaak zeer goedkoop, zal het nooit vatten. Mooi en duur kan het niet scheiden. Daarom kan de tentoonstelling van Archi tectura zeer veel nut hebben. Slaagt zy, kan men uit Holland en liefst ook uit 't buitenland mooie goedkoope voorwerpen van ambachtskunst en gebruiksartikelen laten zien, dan zal waarschijnlijk een enkele die voor de zaak iets voelt gewonnen worden. Het getal van hen die leven gaan te midden van fatsoenlijke dingen zal dan vergroot worden. Was er nu maar een criterium waaraan men een goed interieur kan herkennen ! Jaren geleden gaf de heer de Kruy'ff op de Amsterdamsche kunstnijverheidschool als mid del aan, om, als men zien wou of een kamer »het deed" er een paar boeketten in te brer gen. Deden deze harmonisch in 't interieur dan was de kamer goed. Tegen dit middel is wel wat in te brengen want de maatstaf wordt daardoor verschoven tot het beoordeelen van het al of niet «harmonisch doen" der boeketten. Een betere maatstaf is, geloof ik, deze. Breng iemand in de kamer van wiens burgerlijken smaak ge overtuigd zy't. Begint hy te mee smuilen en te glimlachen iets wat iedereen direkt kan waarnemen dan kan het interieur niet slecht zyn. Er zyn te Amsterdam onder de kleine makelaars van die handige menschen die hun leven lang als raadsman van anderen optreden en daardoor een niet geringen dunk over eigen oordeel met zich omdragen, en hoewel ze zich nooit op ernstige wyze met kunst bezighouden toch met gezag daarover mee praten. Voer zoo een onder een of ander motief in de katner. Kykt hy ietwat verwonderd rond, ziet de hem omringende voorwerpen een beetje spotachtig aan, begint hij zoetig, ietwat uit de hoogte te glimlachen en meent ge in zyn stem iets te hooren van hoovaardij op zyn eigen meubeltjes, op zyn bonheur-du-jour, op z'n cacapémet pluche en zy'n pendule met mar meren coupes1, wees dan gerust dan moet er in het interieur reeds veel goeds zitten. Een absoluut kenteeken is er niet, maar wat my' betreft, ik acht de afkeurende pbysionomie van een Amsterdamsen makelaar voor leeken een beter criterium dan de proef met de harmonische boeketten. * * * En behalve dat ge door het koopen van de eenvoudigste gebruiksartikelen op weg zy't te gaan wonen in een mooi interieur, heeft deze wyze van doen nog een ander voordeel. Als straks de taxateurs van de belasting komen een zelfde soort menschen als de makelaars dan lachen die ook. Zy stooten elkaar ^ aan en gniffelen over het feit, dat ge in zoo'n omgeving wilt leven onder zulke goed koope en eenvoudige zy noemen dat »kale" en «armoedige'1 meubelen. Uit de geringschatting, die een gevolg is der goedkoopte van de gebruiksvoorwerpen, volgt een lage taxatie van uw «mobilair". Myn hemel, wat wilt ge nog meer ! Te leven te midden van mooie dingen, die niet veel geld kosten, en weinig te betalen in de personeele belasting! Hoe komen de menschen er toch by' te be weren dat mooie dingen alty'd duur zyn ? Hillegom, 18 Nov. 1900. J. E. v. D. PEK. Boetet en scliooiilieiteyoel. Aan jhr. mr. Victor de Stutrs. WdEdel Geboren Heer! Een artikel over dr. Cuypers, eenigen tijd geleden door u in Eigen Haard geschreven en in een vriendschappelijk onderhoud mon deling toegelicht, geeft mij aanleiding tot dit schrijven. Gij beweert, dat de bouwkunst zoo goed als geheel neerkomt op de verstandige toe passing van een gezond beginsel. De vorm van een gebouw behoort in allen deele het uitvloeisel te zijn van eene aan het doel beantwoordende constructie. Is dit het geval, dan vindt gij een gebouw juist en dan noemt gij het schoon; is dit het geval niet, dan keurt gij het gebouw af. Ik hoorde u zelfs verklaren, dat, indien de indruk van uw gevoel strijdt met de slotsom van uw stelselmatig onderzoek, gij uw gevoel het zwijgen pleegt op te leggen om u te houden aan genoemde slotsom. Een vriend van mij, met wien ik over de zaak sprak, maakte de opmerking, dat het menschelijk; lichaam bij iedereen onge veer op dezelfde wijze en dat wel, als wij zoo mogen spreken, zeer oordeelkundig is zaamgesteld maar dat wij toch sommige menschen mooi en anderen leelijk noemen. »Of mag", vroeg hij, «het schoonheidsgevoel geen onderscheid maken tusschen een heks en b.v. eene van de drie Gratiën ?" Het f choonheidsgevoel! Ik meen, dat wij bij de beoordeeling v.an een gebouw daar niet buiteu kunnen en dat wij om iets pchoons, b.v. een schoon gebouw, voort te brengen het evenmin kunnen missen. Ver kondig ik hier een waarheid als een koe, dan is het mijne schuld niet. Al neem ik gaarne de voortreffelijkheid aan van het door u geroemde beginsel der Gothiek, dan zie ik toch niet, dat men daarmee meer kan doen dan zekere nuttige en noodige leiding geven, van zekeren kant een werk beoordeelen, zoo wat grenzen stellen aan wat in de bouwkunst mag wor den toegelaten. Dit is ongetwijfeld zeer veel, maar het is niet alles; want binnen de bedoelde grenzen geeft de een iets schoon s, de ander iets leelijks. Nu erken ik, dat schoonheid iets onbewijsbaars is en dat men daarbij slechts gevoel tegenover gevoel kan stellen. Het Rijksmuseum zonder ik uit, omdat zeer wel kan worden aangetoond, dat dit gebouw voor het doel ongeschikt is, maar overigens wil ife op gezag wel aan nemen, dat zich voor het verstand de werken van den heer Cuypers evengoed laten ver dedigen als die der oude Gothiek. Niettemin mag de belangstellende toeschouwer zeggen, dat z.ijn schoonheidsgevoel bevredigd wordt door de werken der oude Gothiek, dat hij ze liefheeft wegens hunne bescheiden grootschheid, hunnen laat ik het noemen ongekunstelden groei en nog veel meer, maar dat hij van die van genoemden bouw meester dien weldadigen indruk niet ont vangt. Inderdaad ziet mijn onkundig oog over eenstemming tusschen uwe theorie en de praktijk van den heer Cuypers juist in de afwezigheid van een zelfde onmisbaar element. Daar een nzijdige opvatting leiden moet tot nzijdige praktijk bij het stichten van iets ijieuws of, erger rog, bij het zoogenaamd restaureeren van het weinige, dat wij uit ouden tijd over hebben, achtte ik het goed de aandacht te vesügen op een blijkbaar onhoudbare opvatting. Van uw gevoel voor billijkheid, WelEdel Geboren heer! mag ik verwachten, dat gij miine beweegreden tot dit schrijven niet zult miskennen. Ik teeken mij Uw dienstw. F. P. TEE MEULEN. iiHiitiiiiimiiiiMimtiimmil 40 cents per regel. llliiliiiliiiiilllliniliiiiiiiiiiiiiiiliniiiiiiiiiiliiliiMliliiliiiiiiiiiiiiiiiiiii alleen echt, indien direct van my' betrok ken. Zwart, wit en gekleurd van 45 ct« tot fl 11.1O per Meter. Aan ieder franco en vrO van invoerrechten in huis. Stalen ommegaand G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich. Piano-, Oriel- en MAMA MEYROOS «te KAL.SHOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl