Historisch Archief 1877-1940
E R D A M M E R WEE K B L A D V O O R N E D E R L A N D.
Langs Lijnen van Geleidelijkheid, door
Louis COUPEEUS. (L. J. Veen,
Amsterdam 1900.)
Het winterseizoen is ditmaal aan nieuwe
boeken, althans Hollandsche nog al rijk; wie
als litterator of lezer zoo geregeld zijn wekelijksch
loopje doet langs de etalages en vooral tegen
Sint Nicolaas ze nieuwsgierig monstert, vindt
er nu werk van Van Eeden, Schetsen van
Falkland, wat roode verzen van Adama van
Seheltema, eerstelingen evenals die van Frans
Bastiaanse, Smarten van Anna de Savornin
Lohman enz. Dan is er nog wat goeds: Getrouwd
van Van Hulzen, en op het oogenblik pronken
vooral belangrijk als nationaal product de
laatste romans van Couperus: Langs Lijnen
van Geleidelijkheid en De Stille Kracht. Die
overvloed hoeft niemand te verbazen. Het is
geen tijd van verval-, daaraan valt op het
oosrenblik niet te denken. T,angs Lijnen van
Geleidelijkheid toont op andere wijze dan
bij Zola de kentering welke sinds '97 de
aard der Wereld-Litteratuur wijzigde en
die ook al heel even te bespeuren is in zijn
Metamorfose (geschreven van '96?'97) en veel
meer nog in zijn Psyche (geschreven in '97).
Blijkbaar geschiedde dat bij hem o. m. door de
lezing van Zola's Rome, maar dit kan ik hier
psychologisch niet verder verklaren, daar de
gegeven ruimte het niet toelaat. Toch werd
hij in bepaalde opzichten minder
bourgeoisdecadent dan vroeger en zonder het te weten
misschien, van zelf, zonder het aannemen van
een nieuw, scherp geformuleerd beginsel, be
weegt hij ziet nu in een socialistische richting,
die nog wel niet in politieke
programmaartikelen overal werd aangeplakt
,burgers!" door aunoncen van de S. D. A. P. maar
die gedeeltelijk Verburgh's Apotheose van Jesus
Christin, geheel Ibsen's Keiier en Galikëer ea
evenzeer Zola's werk doortrekt van af Le
Docteur Pascal. Langs anderen weg dan de in
hoofdzaak Marxistische van den Jongen Gids, op
gericht in hetzelfde jaar '97, voert hij niet de
arbeiders en de bourgeois-socialisten, maar een
ander en niet slechts conservatiever gedeelte
van het lezend publiek alleen op andere wijze,
ook ^Langs Lijnen van Geleidelijkheid," van
litteraire Evolutie, naar hetzelfde doel. En
wanneer Couperus ia Metamorfose door Aylva laat
uitspreken, dat hij zelf zich voelt als een
machtelooze tegen de kwalen van de samenleving, dan
is die onmacht daarom inbeelding, al werkt hij
niet volgens de leer van Maix als een volks
leider van de tribune, als een geleerde van den
katheder direct op het verstand met klem van
argumenten maar alleen op de verbeelding en
het gevoel. Tot daartoe is nu nog zijn taak
beperkt en het is voor mij nog zoo zeker niet
of die later nog fliet grooter kan worden.
Het zou me plezier doen, als Couperus dit
inzag, want ik mag hem ondanks zijn zwak
heden toch lijden. En dan is er een toename
van kracht te bespeuren, die een dekadent als
Baudelaire b.v. miste. Uit zijn werk verdween een
groote angst voor de toekomst, die hem
versomberde. Zola, beslist veel machtiger dan
deze auteur, die in ieder geval toch gerekend
moet worden tot de grootste talenten vau
Europa Zola was altijd bezield met zulk een
geweldig geloof in dekracht vande moderne maat
schappij, in den opbloei van een nieuwe poëzie,
dat hij over de grootste ellende van het heden
en de toekomst, ook over het prozaïsche der be
staande samenleving heenkeek als dingen, die op
stuk van zaken niets te beduiden hadden voor de
Menschheid als massa, die zich toch weer herstelt,
maar Couperus, zwakker en ook meer dichter in
den engeren zin, had een vrees voor de naderende
tijden, ten eerste voor een bloedige sociale
omwenteling,ten tweede voor het dor-materiëele, het
ijzergeraamte-achtige van die nieuwe Wereld. Hoe
hij over het karakter van die Sociale Hervorming
denkt, dat blijkt hier niet, maar wel, dat in hem
het geloof is gegroeid in een mogelijke nieuwe
poëzie ook in een nieuwen bouwstijl die
de school van Medan nog wel niet gaf, maar die
het Naturalisme d. i. het Kunst-Sooialisme, naZola
ons nog best kan brengen. Terwijl Othomar, de
kroonprins uit Majesteit, de teekenen van het
Koningschap: kroon en scepter verbrijzeld ziet in
zijn verbeelding door een woedende menigte,terwijl
Aylva in Metamorfose het Kruis van Sint Pieter
door een revolutie-storm ziet neerslingeren in
een zee van ellende-legioenen, geeft Couperus
al weer zelf sprekend door zijn roman-figuren
van de dagende Eeuw nu eeu heel ander beeld,
want Duco van der Staal, de held van zijn
nieuwste boek, een schilder, ontwerpt een
schets: alweer een droom van den auteur
zelf een reeks van vrouwen, die met wimpels
en deviezen opgaan langs een heuvel uit een
schaduwkom, waarin een Romeinsche ruïne
verzinkt, naar een nieuwe Wereldstad, //wier
^ijzeren gebouwen als centraal-stations en
/,eiffel-torens in den blanken lichtschemer van
de verte heel ijl opglinsterden met een
weer//schijn van glasbogen en daken van glas, en
//hoog in de lucht de muziekbalken der draden
»van geluid en geleiding...."
M. a. w.: Couperus heeft op de maatschappij
in spe n op de tegenwoordige een andere kijk
gekregen dan vroeger; hij meent niet meer of
nog maar half, dat die leelijker zal zijn dan de
feodale, die verdwijnt; hem beklemt zeker niet
meer zoo hevig als vroeger de waan, dat: ritus,
ceremonieel, heraldiek, luxe, al die mooie' dingen
van de groote wereld, zijn terrein, voor goed
behooren tot een verloren Verleden. En dat
geloof in de Toekomst, zoo sterk al uitgesproken
in het slot van Psyche, heeft hem krachtiger
gemaakt dan hij ooit is geweest. Hij komt mij
voor veel meer dekadent te zijn gemaakt door
den invloed van de eind-eeuwsche litteratuur,
dan hij het innerlijk was en we zijn dus niet alleen
toe aan een Zola, seconde dition, maar ook aan
een tweede uitgaaf: Couperus; om het in zijn
eigen titels te zeggen: aan een ,Metamorphose"
van zijn eigen »Psyche" (ziel) «.langs Lijnen
van Geleidelijkheid" tot verbinding van Kunst,
Godsdienst en Wetenschap, een nieuwer
socialisme, dat men m. i. verwachten mag na het
litteraire van Zola, het muzikale van Wagner,
het economische van Marx.
Toen ik het boek nog niet geheel hai uitge
lezen, meende ik, dat de eenheid der constructie
was verbroken, dat hij eerst het plan had om
de heldin Cornélie de Ketz te maken tot de
hoofdfiguur op die schets van Duco, als de ideale,
geëmancipeerde vrouw aan de spits van haar
gezellinnen op weg uit de Oudheid en door de
Middeneeuwen naar het Kijk van de Toekomst
en dat hij haar, nadat ze als tijdelijke minnares
van Duco daartoe voor model had gediend later
zou gemaakt hebben tot zulk een superieure ge
stalte, maar dan als echtgeuoote van een derde
man. Al zou. dat ook het aanvankelijk ontwerp
geweest zijn, dan nog acht ik de ontwikkelings
gang, die ze nu heeft gevolgd, niet onmogelijk.
Na met Duco te hebben geleefd, moet ze, door
financieele nood gedwongen, de gezelschapsjuf
frouw worden van een schatrijk Amerikaansch,
mal oud spook, mrs. Uxeley. Deze geeft een
bal en daarop verschijnt haar man, van wien
ze gescheiden is, omdat hij haar tyranniseerde.
En die haat ze nu, verschrikkelijk, omdat ze
eigenlijk nog zooveel van hem houdt, maar dat
wordt ze zich pas bewust bij die nieuwe ont
moeting. En nou geloof ik toch o
tweeslachtigheid van het vrouwelijk ge moed l ? dat de
dames, die dit boek lezen, het hél goed vinden,
dat zij eerst in opstand komt tegen die gemeene
Rudolf Brox, die dwingeland, en dat ze een
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIINIIIIIHIHIIIIIIUIIIIIIIMIUIIIIII IIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIIMIUIIIIIIIIIIIMIHiniMIIIIIIIIMitlll
vlammende brochure schrijft tegen alle mannen
uitgezonderd Duco maar dan toch weer
tot hem terug keert, want het is een knappe
cavalerie-officier en dan kost het toch heel wat
moeite, ook aan de lezeressen, om kwaad te
blijven op die despoot. En alweer dat optreden
van zoo'n forsch-animale, in-gezonde, energieke
sabreur als een der hoofd-personen, is wellicht
een symptoon van verandering in Couperus'
gevoelswijze, want de periode van willoosheid,
geraffineerde genotzucht en geestelijke over
lading, ondeugden van de eind-eeuwsche
litteratoren is voorbij ; er gaat door de opkomst van
nieuwe rassen: de Slaven, de Amerikanen, de
Boeren weer een stroom van ruwe kracht door de
kunst-wereld en dat is hoog-noodig tot herstel van
het tam-weeke, versuikerd-beschaafde Europa.
De menschen moeten weer veerkrachtig worden
en eenvoudig en vooral niet te geleerd. In zulk
een stadium worden met voorliefde dergelijke
karakters als Brox- tot sujetten gekozen. Die
naam Brox voor een Hollandschen baron klinkt
anders nog al onwaarschijnlijk. Tot verdere toe
lichting der intrige dient hier nog bijgevoegd te
worden, dat Cornélie de Eetz in Italiëin het
pension van de marchesa Belloni een vriendin
ontmoet, Urania Hope, een Amerikaansche miss,
dol op een adellijken titel en die daarom trouwt
met den neef van de marchesa en daartoe katholiek
wordt. Haar echtgenoot, il principe di
ForteBiaccio, moet zijn adeltrots op solide gouden
stelten zetten. Die malle miss Hope is een aller
aardigst figuurtje, maar later, als haar man haar
verwaarloost, gaat zij overspel plegen met een
zekeren De Breuil. Haar prins heeft het intusschen
op Cornélie voorzien en dan komt het zelfs tot
een gevecht tusschen hem en Duco. Vóór haar
trouwen tracht Cornélie "Urania te redden door
met dien Italiaan te flirten, zoodat hij gek op
haar wordt en daardoor Urania in den steek zal
laten, maar dat lukt niet. De dialoog bij dat
lIMIIIIIHIIMMIIIIIIlillMlllllllIllMllllllllHlIlllllinillllllllIIMIIIIIlIMIIIIIUIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIlllllllllllIJtlll
YOOE(
Van af een troontje, waar
zelfbehagen zetelen.
en
S. M. C. VAN WEKMBSKEBKEN JUNIUS.
Van hart tot Hart. Amsterd., L. J. Veen.
Zy°, die de Hollandsche Lelie enkel bij naam
kennen, zullen door dit boekje van by'na 200
bladzijden een denkbeeld kunnen krijgen van
de wyze, waarop de redactrice zich met haar
lelietjes onderhoudt. Het bundeltje bevat 26
overdrukjes uit dat tijdschrift, alle goedgestelde
kleine preekjes, die samen nu den voor zulke
vermanende schrifturen uitstekenden naam Van
Hart tot Hart hebben gekregen.
Zooals elke gemoedelijke preek, wil zij indruk
maken, uit het hart moet komen, omdat zij
dan vanzelf in andere harten ingang vindt,
zoo hoopt ook mevrouw Van Wermeskerken
door te «preken van wat in haar hart is, invloed
uit te oefenen op 't gemoed harer jeugdige
vriendinnen. En in haar hart is, te oordeelen
naar dit bundeltje toespraken, niet anders dan
liefelijkheid en vrede en kalme gemoedsrust,
het is een onuitputtelijke bron van
vroolykheid en hooggestemde tevredenheid. De honig
der reinste menschenliefde druppelt er van de
bladzyden; het is alles zoet, o zoo zoet, maar
op den duur wordt al die zoetheid zwaar en
kleverig, en men snakt naar iets anders, iets
frisschers, waarin wat pit is en wat kracht, iets
anders dan dit wee-zoete gebazel.
En de gekozen onderwerpen roepen soms
om een woord, waar merg en wezen in zit,
dat iets heeft te zeggen, terwy'l ze dan worden
afgescheept met het allergewoonste of met wat
daar beneden staat. Stel u voor, een preekje
over 't rooken van vrouwen. Ook voor wie
in de tabak geen gevaar ziet, te duchten voor
man en vrouw beiden, maar wie den man zyn
sigaar als leedverdrijver gunt, is het
rookmateriaal in vrouwenhanden meestal geen wel
kome aanblik en de redactrice van De
Hollandsehe Lelie zegt dan ook, dat een rookend
meisje niet bedenkt, hoe afschuwelijk een
sigaar tusschen vrouwenlippen staat." Maar
hoe naïef moet iemand zijn, om in een dergelijk
betoog iets in te lasschen als het volgende.
Weet ge nog het treurig geval van de
dochter van Albert van Oostenrijk? De jonge
aartshertogin, zestien jaar oud, had zich ge
wend, in het geheim te rooken, en eens toen
zij iemand aan hare deur hoorde kloppen,
vreesde z\j ontdekking en stopte de brandende
sigarette in den zak van baar gazen
zomerkleedje. De japon vloog in brand en z\j stierf
onder hevige py'nen aan de gevolgen harer
brandwonden."
Klinkt het niet naar Vader Jacob en Moeder
Anna en is Paulientje bleef te huis alleen"
er niet nog diepzinnig bij, zy, die door 't
spelen met lucifers tot een hoopje ascb. verging?
Als de lelietjes door deze lectuur tot men
schen moeten worden, vreezen wy het ergste
voor haar, al blijven de voorhoofden er effen
bij en glad, zonder diepe vorens", zooals de
schrijfster zou zeggen, van nadenken. Toch
is de klank soms ernstig genoeg, bijvoorbeeld
juist op die blz. 18, waar de vorens zich
verlustigen, lezen we naar aanleiding van den
overmoed der jeugd: Kn grijzen, die ons
hooren, glimlachen weemoedsvol, omdat ze in
die overmoedige taal hun eigen jeugdige dwa
lingen herkennen en zich herinneren, hoe toen
het leven gekomen was ala een ploegyzer,
gaande over den weeken grond van hun hart,
met onweersvlagen en tranenregens iederen
glimlach wegvagend en allen overmoed buigend
en diepe vorens l nalatend als litteekenen van
ervaring. En zij weten reeds, dat het ons ook
zoo gaan zal, vroeg of laat; hetzij wij
zullen lijden om eigen rampen en misstappen
of om die van hen welke ons lief zijn, het
ploegyzer zal komen, en al onze wilde
geluksbloemen zullen vallen onder het ijzeren mes.''
Treurig vooruitzicht voor de lelietjes ! Gelukkig
wordt hun meestal een vroolijker liedje
voorgezongen, en menigmaal worden hun gedachten
heengeleid naar een licht, dat _als een pantser
is tegen alle aardsche droefheid het licht
van het Geloof." Nog n aanhaling moet ge
mij toestaan, treffend in haar algemeenheid,
en dan nog n enkele, die 't heele boekje
karakteriseert.
De eerste is deze: Laten we dan geven van
die liefde; ____ wij hebben er nooit te veel
van. Laten we liefde geven aan alle menschen
van alle standen in hunne moeilijkheden, in
hunne dwalingen en fouten of ook in hunne
triomfen en behaalde voordeelen. Dan alleen
zullen wij toonen de groote waarheid te begrijpen
van de woorden in het Evangelie, die alle
harten openen en allen tot broeders en zusters
maken, zelfs zij, die het verste van ons afstaan
door hun doen en zijn; Ween met de wee
nenden en verheug u met de blijden."
En nu nog even tot slot dit stichtelijk woord
Het leven is groot en geeft geluk ook voor
de lidenden, als wij maar kennen den geheimen
schat der ziel: den innerüjken vrede. Weten
we daarvan het zaad te strooien in
menschenharten, doorploegd met vorens! van tegenspoed
en levensmoeheid, laat dan rustig de pessimist
de schouders over ons ophalen en de scepticus
ons belachelijk maken; want duizenden zege
ningen van hen, wien wij den levenslust terug
gaven, zullen ons het leven door volgen tot
voor den troon van God."
Amen.' F. J. VAN UILDHIKS.
OMerwijzers en Onderwijzeressen in Londen,
De jongste officieele opgaven omtrent het
onderwijs in Londen zijn buitengewoon merk
waardig. Daaruit toch blijkt, dat de vrouw,
in de scholen meer en meer den man vervangt.
In 1870 was het aantal onderwijzers voor
de Board-scholen en zoogenaamd vrijwillige
of onafhankelijke scholen in Londen, 6,882;
het aantal onderwijzeressen 6,847.
In 1899 was het aantal onderwijzers geste
gen tot 28,978, dat der onderwijzeressen tot
80,057.
En het aantal kweekelingen voor het onder
wijs 26,706 vrouwelijke en slechts 6,643
mannelijke in 1899 wijst er op, dat het
grootste overwicht van het aantal vrouwen over
mannen in Londen's scholen, nog niet is bereikt.
De oorzaken worden geacht vele te z\jn.
Niet weinigen beweren, dat de vrouw beter
dan de man geschikt is voor het onderwijs;
de voornaamste oorzaak zal wel zijn, dat de
vrouw over het algemeen tevreden is met een
salaris van 150 tot 250 p. sterling per jaar,
terwijl de onderwijzer meer eischen aan het
leven stelt, duurder leeft, meestal de kostwinner
van het gezin is en dientengevolge een hooger
traktement wenscht en kan verdienen als
boekhouder, handelsagent, etc.
Ongehuwde onderwijzeressen in Londen leven
over het algemeen zeer sober, bereiden meestal
haar eigen maaltijden en kunnen met drie
p. sterling in de week, een goed leven hebben;
zijn zy gehuwd, dan is het salaris der onderwij
zeres gewoonlijk een bijslag op het inkomen van
den man.
Maar niet alleen bij het onderwijs verovert
de vrouw in Londen een vaste plaats. Bij
post en telegrafie, in staatsdienst, als kantoor
werk, en niet het minst als type-writer, neemt
het aantal vrouwelijke beambten buitenge
woon toe.
Voor huishoudelijk werk zijn de meisjes
tegenwoordig minder gemakkelijk te vinden.
En een voorname reden, dat in Londen reeds
een honderdtal chineezen zijn geïmporteerd
voor den arbeid in een groote waschinrichting
(in Tottenham Court Road) is, dat ook deze
werkkring tegenwoordig minder gewild is bij
meisjes of jonge vrouwen, dan allerlei kantoor-,
winkel- en magazijndiensten of tabak bewerken.
In dit laatste bedrijf werken in Engeland
tegenwoordig meer vrouwen dan mannen.
In 1891 was de verhouding reeds, overeen
komstig Miss Collet's rapport, 13,9 op elke
10,000 vrouwen boven 10 jaar; 12,4 op elke
10,000 mannen; in 1881 was de verhouding
8,6 tegen 12,0.
* *
*
In de jongste zitting van den Provincialen
Raad van Londen, werd een zeer goed besluit
genomen. De commissie voor Openbare Gezond
heid, sprak in haar rapport aan den raad de
wenschelijkheid uit, dat de vrouwelijke inspekteurs
voor Openbare Gezondheid, haar ambt zouden
benutten om huismoeders te onderrichten of
wenken te geven in allerlei gezondheidsmaat
regelen en in de beste methoden tot bereiden
van smakelijke en gezonde maaltijden
Een Hollandsche huismoeder moge zich over
zoo'n brevet van onkunde bezwaard gevoelen,
een Engelsche niet. De meeste huisvrouwen
hier zyn zich maar al te goed bewust, dat goed
huishouden een kunst is, waarvan zy het A B C
mog moeten leeren en, in het algemeen, het
zij tot haar eer gezegd, gaarne willen leeren, van
wie die kunst verstaat.
Om tegemoet te komen aan de meerdere
diensten die hierdoor van de inspectrices ge
vergd worden, besloot de raad de helft te
betalen de andere helft door de regeering
te betalen van de extra-salarieering der
vrouwelijke beambten, die tot deze uitbreiding
van haren werkkring bereid zyn.
J. K. v. D. V.
Nuttig en aangenaam. De triomf".
Een kranig voorbeeld. Grülparzer's
huis. Onbescheidenheid. Proces
v. Dingelstedt.
Bij de firma Hirsch en Co, Leidsche Plein,
Amsterdam, kon men dezer dagen tegen een
kleine entree, toegang verkrijgen tot de 2e ver
dieping om daar een kykje te nemen naar de
uitgestalde, prachtige kostuums, herkomstig
van de tot het verleden behoprende internatio
nale tentoonstelling te Parijs. Ten bate van
armenzorg en kindervoeding werden deze
entree-gelden ingezameld. Een denkbeeld dat
valt te roemen en voor navolging wordt aan
bevolen.
Zoo ooit dan voelde men by de firma Hirsch
het aangename en weelderige van op zyn
gemak te genieten al het mooie, dat in die
electrisch verlichte salonnetjes was ten toon ge
spreid.
Geluidloos gly'den de voetstappen der be
zoekers over het dikke tapijt. Wil men rustig
in zich opnemen de grillige, onverwachte en
toch harmonische uitingen die goede smaak
en sierlykheid vermochten saam te stellen,
niets gemakkelijker dan d at. Witte rustbankj es
met groen gestreept fluweel bekleed, in
style empire, nooden u minzaam u neer te
vly'en en uw oogen te wijden aan de
schitterpracht der toiletten voor bal, soiree, diner
of geschikt om de hof buiging te gaan
maken by gekroonde hoofden. By'na in elk
costuum is de grondidee, robe princesse
en dit verwerkt in tallooze variaties, wat
garneersel betreft. Het domineerende in
alle toiletten is het geflonker van pailletten
in alle tinten, van gekleurde steenen en git.
De costuums van witte, gele, pastei-blauwe,
rose en gele satijn zyn geheel overdekt door
tulle met mooie en ryke motiven in git,
pailletten en application.
Een costuum met een zachte, mauve
doorschemering ging schuil onder prachtig bewerkte
tulle; veel git en application; aan het sterk
gedecolleteerde corsage, zeer groote in rood
en rose schemerende bloemen.
Om het décolletéeen bizar geslinger van
git, kronkels.
Op uitzondering van enkele toiletten die
bezaaid waren met kleine bloemen zijn reus
achtige met wyd uitslaande pétales op alle
corsages en rokken aangebracht. Een toilet
van hooge distinctie, wat ik in het drukke,
veelkleurige sterk gegarneerde genre dat uiode
nu gebiedt, niet altijd terugvind, was het
streng in toon gehouden wit-en-zwart. Prachtige
zwarte kant zich parend en omslingerd door
heerly'k wit zyden borduursel. Rustig en
voornaam. Een japon, die ik niet anders zou
kunnen aanduiden dan »la robe feu", was
verblindend in haar vlam-roode tint en helle
uitstraling van vurige pailletten. Niet iedereen
kan zoo iets dragen. Slechts een mooie, slanke
brunette met classiek gevormde gelaatstrekken
wier streng uiterlijk het gedurfde van dit
toilet moet temperen en beheerschen. Toch
wensch ik aan haar, die er zich eenmaal mee
tooien zal, dat zij nooit neus-aan-neus met
een stier zal staan. Men heeft moeite op het
eerste gezicht de kleine ergernis te onder
drukken die deze vurige creatie in ons doet
gloren.
By de meeste toiletten zag men korte,
nauwe bovenmouwen bezaaid met goud of
zilver borduursel, pailletten of application.
Van den elleboog af elegante, losse ballons
van tulle of mousseline de soie.
Er was een robe d'intérieur gewoon om te
«stelen". Beeldig en beeldig. Heel zacht,
zilver-gry's laken, met bouffant corsage, geheel
bedekt met witte en zacht-gryze application.
Op de voorbaan van den rok in punt-vorm de
schoonste borduur-motieven die men zich denken
kan. Onder aan den rok zich los en vry er om
heen slingerend een volant, met hetzelfde zyden
borduursel, een kunstuiting op het gebied
van naaldwerk.
Nog n prachtexemplaartje van styl en
goeden smaak trof my'.
Een zijden toilette in wazige tint het midden
houdend tusschen heel zacht blauw en
grisperle. Een aardig effect was daar verkregen
door de prachtige lynen der plooien. Heel
smal van uit den ceintuurband loopend, op de
voorbaan, vyf smalle plooien, zich
waaiervormig uitspreidend tot onder aan den rok.
Vlak boven den aanzet van de vyf smalle
plooien in den ceintuurband, vyf dito plooien
smal opstygend uit het onderste gedeelte van
't corsage en zich verwijdend tot aan de schou
ders. Een prachtige kanten kraag; wat gitten
en zwart fluweel was als garneersel aangebracht.
***
Dames! er ia iets nieuws in aantocht: »De
triomf". Binnen kort kunt u overal by kappers
en modisten vragen naar »De triomf!"
Niet langer behoeft u met de scherpe
hoedenpennen, het fluweel, vilt, stroo of lint van uw
hoedjes te doorpriemen. Een vernuftig
Oostenrijksch bedenksel is in aantocht. Indien gy
dus prys stelt op het ongeschonden blijven
van uw hoedje, dan ligt het redmiddel voor
't gry'pen.
*
De philosofische kriticus uit de
«Nederlandsche Spectator" Wolfgang van der Mey,
stelt in de Telegraaf eene inschrijving voor
ten einde «de schrik der Engelschen" Christiaan
de Wet een Eere-hoeve aan te bieden. De
daad b\j het woord voegend, teekent Van der
Mey zelf voor honderd gulden in. Later ver
nam men dat v. d. Mey zich met anderen tot
gelijk doeleinden werkzaam zal vereenigen.
* *
*
Het Grillparzer-buis in de Spiegelgasse 21
te Weenen, waarin de Oostenryksche dichter
jaren achtereen kamers had by de gezusters
Kathi, Anna en Betti Frohlich en waarin hy
den 21 Januari 1872 stierf, is in de vorige
maand geslecht.
» *
*
In de Grenzboten polemiseert Dr. Walther
tegen bet misbruik der openbaarmaking van
brieven van bekende en beroemde personen.
Hy zegt: «het is onbegrypelyk, dat men
zelfs in gevallen waar de briefschrijver de
openbaarmaking verbood zoo als o. a.
Goethe deed met zyn briefwisseling met mevr.
von Stein zich aan dit verzoek niet gestoord
heeft." Voorwaar een toppunt van onbescheiden
heid, geboren uit winstbejag en lust vulgaire
nieuwsgierigheid te prikkelen.
* *
*
Voor de Berlijnsche strafkamer stonden in
het laatst van October Paul Heyse en Julius
Rodenberg terecht, aangeklaagd door de kin
deren van den overleden Franz von Dingelstedt,
wegens «schimp tegen het aandenken van afge
storvenen". Aanleiding tot deze klacht hadden
eenige opmerkingen van Paul Heyse in zyne
«Jugenderinnerungen" gegeven, o. a. de
mededeeling, dat Dingelstedt's kapper, reeds vóór
dat zyn cliënt geadeld waa, dezen had moeten
toespreken met den titel van baron.
CAPIUCE.
* *
*
Ralfsfrieandeaw op Engelsche manier. In
grediënten : l % kilo fricandeau, 100 gram
lardeerspek, bouillon, een groote wortel, een
ui, geldery, pieterselie, kervel, een laurierblad.
Bereiding: Vel van fricandeau verwijdere met
het spek lardeeren. Fricaudeau in stoofpan
niet de kruiden en zooveel bouillon dat het
vleesch half onderstaat. Fricandeau met be
boterd papier bedekken, anderhalf uur laten
koken en om de tien minuten bedruipen.
Daarna het vleesch in den oven lichtbruin
laten worden. Vet van bouillon verwijderen,
zeeven, binden met aardappelenmeel en over
den fricandeau gieten.
Men kan by' dit vleesch ook tomatensaus
geven.
Arnhem, November 1900.
Geachte Redactie.
In het nummer van 10 Nov. jl. las ik in
uw blad onder de rubriek »Voor Dames" een
stukje van B. N. over «School en tehuis voor
mismaakten in Kopenhagen."
Hoewel ook ik niets dan lof heb voor de
voortreffelijke inrichting in de hoofdstad van
Denemarken, en er my met B. N. zeer in
zou verheugen, wanneer hier te lande evenveel
voor kreupelen en verminkten werd gedaan
als in het buitenland, nam ik toch met eenig
leedwezen kennis van den inhoud van boven
genoemd artikel, omdat mij daaruit bleek, dat
de schry'ver of de schrijfster volkomen onbe
kend is met hetgeen in Nederland op dit ge
bied wordt verricht, en hy of zy' niet schy'nt
te weten, dat juist dezer dagen al is het
nog op zeer kleine schaal te Arnhem een
Tehuis voor gebrekkige en mismaakte kinderen
wordt geopend.
Teneinde nu B. N., en naar ik hoop ook
vele anderen, niet langer onbekend te doen
zyn met dit Tehuis en met de Vereeniging
waaraan het verbonden is, zend ik u deze
regelen, met vriendelijk verzoek mijn schrijven
in een volgend nummer van uw blad te willen
plaatsen, terwy'1 ik u by voorbaat my'n dank
betuig voor de my' verleende plaatsruimte.
In het vorige jaar heeft dr. W. Renssen op
de aldaar belegde 50e Algemeene Vergadering
der Nederlandsche Maatschappij van Genees
kunde eene voordracht gehouden over de
«Verzorging van gebrekkigen en mismaakten".
In deze voordracht, toen ter tyde ook in uw
blad door dr. van den Broeke besproken, werd
er op gewezen, hoever ons land op het gebied
der «Krüppelpflege" by andere landen achter
stond, en werd ten slotte de wensch uitge
sproken, dat ook Nederland binnenkort zyn
eigen Tehuis voor gebrekkigen en mismaakten
mocht hebben.
Niet lang daarna, tevens op aanstichting van
het Bestuur van het Diakpnessenhuis te Arn
hem, werd, nadat men zich in kleinen kring
van medewerking en steun had verzekerd, den
14den December 1899 de «Vereeniging tot
verzorging van gebrekkigen en mismaakte kin
deren in Nederland" opgericht.
Blykens de woorden van de statuten, by
Koninklijk besluit goedgekeurd, stelt deze
vereeniging zich ten doel het verplegen, op
voeden, ontwikkelen en behandelen van, be
nevens het geven van ambachtsonderwy's aan
gebrekkige en mismaakte kinderen in Neder
land. Zy tracht dit doel te bereiken door het
opnemen van gebrekkige en mismaakte kin
deren in uitsluitend hiervoor ingerichte tehuizen,
die ieder hun eigen bestuur hebben. Het eerste
Tehuis wordt opgericht te Arnhem. Het lid
maatschap der Vereeniging wordt ,verkregen
door jaarly'ks eene contributie van minstens
/ 3 te betalen of door in eens eene bijdrage
van / 100 te schenken.
Reeds dadelijk mocht de jonge vereeniging
veel belangstelling en steun ondervinden. In
de eerste plaats van H. M. de Koningin en
H. M. de Koningin-Moeder, die beiden als
Beschermvrouwen hebben gelieven op te treden.
Vervolgens doordat verscheidene personen uit
verschillende plaatsen van ons land zich bereid
verklaarden als correspondeerende leden te
fungeeren, om op die wyze de belangen der
Vereeniging in hunne omgeving te behartigen.
Waar velen reeds eene gave voor de goede
zaak hebben willen afzonderen en als lid der
Vereeniging zyn toegetreden, is dit voor een
groot deel te danken aan de toewijding der
correspondeerende leden.
Van den aanvang af was men bedacht op
de oprichting van het Tehuis. Het Bestuur
van het Arnhemsche Diakonessenhuis stelde een
geschikt gebouw beschikbaar, opvoeding en
onderwy's, alsmede de noodige geneeskundige
en mechanische behandeling waren verzekerd,
en ter verkrijging van goede zaakknndige ver
pleging brachten twee zusters eenigen tijd in
de inrichting voor gebrekkigen te Nowawes by
Potsdam door, waar zy zich in deze zoo bij
zondere soort van verpleging bekwaamden.
Thans is het gebouw tot het opnemen van
eenige kinderen in gereedheid gebracht en
dezer dagen, zal het Eerste Nederlandsche
Tehuis zyne deuren openen voor de gebrek
kigen wier opneming werd gevraagd.
In het nummer van 17 Nov. j.l. van het
Tijdschrift voor Armenzorg wyst Dr. van Wely
in een artikel, waarbij hy de verpleging in
een Krüppelheim ten zeerste aanbeveelt, op
bet belang, dat het geheele Nederlandsche volk
by deze verpleging heeft. Terecht zegt hy',
dat, waar de thans by ons nog zoo misdeelde
en van anderen afhankelijke ongelukkigen in
staat worden gesteld om onafhankelijk van de
publieke liefdadigheid in hun eigen levens
onderhoud te voorzien, het geld voor dit doel
uitgegeven met woeker wordt terugontvangen
door de arbeidskracht, die nu nog latent is,
Dit werk moet dan ook door allen gesteund
worden. En wanneer deze meening meer en
meer veld w.int, zal de Vereeniging opruimer
schaal kunnen arbeiden en zal het aanvankelijk
kleine Tehuis, dat zonder onderscheid van
gezindte en zonder onderscheid van woonplaats
kinderen opneemt, eene uitbreiding kunnen
ondergaan om in ons land eene waardige plaats
in te nemen naast de zoo schoone instelling
van Kopenhagen.
Mr. J. S. ROYAABDS.
Secretaris van de Vereeniging tot verzor
ging van gebrekkige en mismaakte
kinderen in Nederland.
TT" o r £j?±& s o l^ezxde ei r et n.