De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 9 december pagina 5

9 december 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

E R D A M M E R WEE K B L A D V O O R N E D E R L A N D. Langs Lijnen van Geleidelijkheid, door Louis COUPEEUS. (L. J. Veen, Amsterdam 1900.) Het winterseizoen is ditmaal aan nieuwe boeken, althans Hollandsche nog al rijk; wie als litterator of lezer zoo geregeld zijn wekelijksch loopje doet langs de etalages en vooral tegen Sint Nicolaas ze nieuwsgierig monstert, vindt er nu werk van Van Eeden, Schetsen van Falkland, wat roode verzen van Adama van Seheltema, eerstelingen evenals die van Frans Bastiaanse, Smarten van Anna de Savornin Lohman enz. Dan is er nog wat goeds: Getrouwd van Van Hulzen, en op het oogenblik pronken vooral belangrijk als nationaal product de laatste romans van Couperus: Langs Lijnen van Geleidelijkheid en De Stille Kracht. Die overvloed hoeft niemand te verbazen. Het is geen tijd van verval-, daaraan valt op het oosrenblik niet te denken. T,angs Lijnen van Geleidelijkheid toont op andere wijze dan bij Zola de kentering welke sinds '97 de aard der Wereld-Litteratuur wijzigde en die ook al heel even te bespeuren is in zijn Metamorfose (geschreven van '96?'97) en veel meer nog in zijn Psyche (geschreven in '97). Blijkbaar geschiedde dat bij hem o. m. door de lezing van Zola's Rome, maar dit kan ik hier psychologisch niet verder verklaren, daar de gegeven ruimte het niet toelaat. Toch werd hij in bepaalde opzichten minder bourgeoisdecadent dan vroeger en zonder het te weten misschien, van zelf, zonder het aannemen van een nieuw, scherp geformuleerd beginsel, be weegt hij ziet nu in een socialistische richting, die nog wel niet in politieke programmaartikelen overal werd aangeplakt ,burgers!" door aunoncen van de S. D. A. P. maar die gedeeltelijk Verburgh's Apotheose van Jesus Christin, geheel Ibsen's Keiier en Galikëer ea evenzeer Zola's werk doortrekt van af Le Docteur Pascal. Langs anderen weg dan de in hoofdzaak Marxistische van den Jongen Gids, op gericht in hetzelfde jaar '97, voert hij niet de arbeiders en de bourgeois-socialisten, maar een ander en niet slechts conservatiever gedeelte van het lezend publiek alleen op andere wijze, ook ^Langs Lijnen van Geleidelijkheid," van litteraire Evolutie, naar hetzelfde doel. En wanneer Couperus ia Metamorfose door Aylva laat uitspreken, dat hij zelf zich voelt als een machtelooze tegen de kwalen van de samenleving, dan is die onmacht daarom inbeelding, al werkt hij niet volgens de leer van Maix als een volks leider van de tribune, als een geleerde van den katheder direct op het verstand met klem van argumenten maar alleen op de verbeelding en het gevoel. Tot daartoe is nu nog zijn taak beperkt en het is voor mij nog zoo zeker niet of die later nog fliet grooter kan worden. Het zou me plezier doen, als Couperus dit inzag, want ik mag hem ondanks zijn zwak heden toch lijden. En dan is er een toename van kracht te bespeuren, die een dekadent als Baudelaire b.v. miste. Uit zijn werk verdween een groote angst voor de toekomst, die hem versomberde. Zola, beslist veel machtiger dan deze auteur, die in ieder geval toch gerekend moet worden tot de grootste talenten vau Europa Zola was altijd bezield met zulk een geweldig geloof in dekracht vande moderne maat schappij, in den opbloei van een nieuwe poëzie, dat hij over de grootste ellende van het heden en de toekomst, ook over het prozaïsche der be staande samenleving heenkeek als dingen, die op stuk van zaken niets te beduiden hadden voor de Menschheid als massa, die zich toch weer herstelt, maar Couperus, zwakker en ook meer dichter in den engeren zin, had een vrees voor de naderende tijden, ten eerste voor een bloedige sociale omwenteling,ten tweede voor het dor-materiëele, het ijzergeraamte-achtige van die nieuwe Wereld. Hoe hij over het karakter van die Sociale Hervorming denkt, dat blijkt hier niet, maar wel, dat in hem het geloof is gegroeid in een mogelijke nieuwe poëzie ook in een nieuwen bouwstijl die de school van Medan nog wel niet gaf, maar die het Naturalisme d. i. het Kunst-Sooialisme, naZola ons nog best kan brengen. Terwijl Othomar, de kroonprins uit Majesteit, de teekenen van het Koningschap: kroon en scepter verbrijzeld ziet in zijn verbeelding door een woedende menigte,terwijl Aylva in Metamorfose het Kruis van Sint Pieter door een revolutie-storm ziet neerslingeren in een zee van ellende-legioenen, geeft Couperus al weer zelf sprekend door zijn roman-figuren van de dagende Eeuw nu eeu heel ander beeld, want Duco van der Staal, de held van zijn nieuwste boek, een schilder, ontwerpt een schets: alweer een droom van den auteur zelf een reeks van vrouwen, die met wimpels en deviezen opgaan langs een heuvel uit een schaduwkom, waarin een Romeinsche ruïne verzinkt, naar een nieuwe Wereldstad, //wier ^ijzeren gebouwen als centraal-stations en /,eiffel-torens in den blanken lichtschemer van de verte heel ijl opglinsterden met een weer//schijn van glasbogen en daken van glas, en //hoog in de lucht de muziekbalken der draden »van geluid en geleiding...." M. a. w.: Couperus heeft op de maatschappij in spe n op de tegenwoordige een andere kijk gekregen dan vroeger; hij meent niet meer of nog maar half, dat die leelijker zal zijn dan de feodale, die verdwijnt; hem beklemt zeker niet meer zoo hevig als vroeger de waan, dat: ritus, ceremonieel, heraldiek, luxe, al die mooie' dingen van de groote wereld, zijn terrein, voor goed behooren tot een verloren Verleden. En dat geloof in de Toekomst, zoo sterk al uitgesproken in het slot van Psyche, heeft hem krachtiger gemaakt dan hij ooit is geweest. Hij komt mij voor veel meer dekadent te zijn gemaakt door den invloed van de eind-eeuwsche litteratuur, dan hij het innerlijk was en we zijn dus niet alleen toe aan een Zola, seconde dition, maar ook aan een tweede uitgaaf: Couperus; om het in zijn eigen titels te zeggen: aan een ,Metamorphose" van zijn eigen »Psyche" (ziel) «.langs Lijnen van Geleidelijkheid" tot verbinding van Kunst, Godsdienst en Wetenschap, een nieuwer socialisme, dat men m. i. verwachten mag na het litteraire van Zola, het muzikale van Wagner, het economische van Marx. Toen ik het boek nog niet geheel hai uitge lezen, meende ik, dat de eenheid der constructie was verbroken, dat hij eerst het plan had om de heldin Cornélie de Ketz te maken tot de hoofdfiguur op die schets van Duco, als de ideale, geëmancipeerde vrouw aan de spits van haar gezellinnen op weg uit de Oudheid en door de Middeneeuwen naar het Kijk van de Toekomst en dat hij haar, nadat ze als tijdelijke minnares van Duco daartoe voor model had gediend later zou gemaakt hebben tot zulk een superieure ge stalte, maar dan als echtgeuoote van een derde man. Al zou. dat ook het aanvankelijk ontwerp geweest zijn, dan nog acht ik de ontwikkelings gang, die ze nu heeft gevolgd, niet onmogelijk. Na met Duco te hebben geleefd, moet ze, door financieele nood gedwongen, de gezelschapsjuf frouw worden van een schatrijk Amerikaansch, mal oud spook, mrs. Uxeley. Deze geeft een bal en daarop verschijnt haar man, van wien ze gescheiden is, omdat hij haar tyranniseerde. En die haat ze nu, verschrikkelijk, omdat ze eigenlijk nog zooveel van hem houdt, maar dat wordt ze zich pas bewust bij die nieuwe ont moeting. En nou geloof ik toch o tweeslachtigheid van het vrouwelijk ge moed l ? dat de dames, die dit boek lezen, het hél goed vinden, dat zij eerst in opstand komt tegen die gemeene Rudolf Brox, die dwingeland, en dat ze een IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIINIIIIIHIHIIIIIIUIIIIIIIMIUIIIIII IIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIIMIUIIIIIIIIIIIMIHiniMIIIIIIIIMitlll vlammende brochure schrijft tegen alle mannen uitgezonderd Duco maar dan toch weer tot hem terug keert, want het is een knappe cavalerie-officier en dan kost het toch heel wat moeite, ook aan de lezeressen, om kwaad te blijven op die despoot. En alweer dat optreden van zoo'n forsch-animale, in-gezonde, energieke sabreur als een der hoofd-personen, is wellicht een symptoon van verandering in Couperus' gevoelswijze, want de periode van willoosheid, geraffineerde genotzucht en geestelijke over lading, ondeugden van de eind-eeuwsche litteratoren is voorbij ; er gaat door de opkomst van nieuwe rassen: de Slaven, de Amerikanen, de Boeren weer een stroom van ruwe kracht door de kunst-wereld en dat is hoog-noodig tot herstel van het tam-weeke, versuikerd-beschaafde Europa. De menschen moeten weer veerkrachtig worden en eenvoudig en vooral niet te geleerd. In zulk een stadium worden met voorliefde dergelijke karakters als Brox- tot sujetten gekozen. Die naam Brox voor een Hollandschen baron klinkt anders nog al onwaarschijnlijk. Tot verdere toe lichting der intrige dient hier nog bijgevoegd te worden, dat Cornélie de Eetz in Italiëin het pension van de marchesa Belloni een vriendin ontmoet, Urania Hope, een Amerikaansche miss, dol op een adellijken titel en die daarom trouwt met den neef van de marchesa en daartoe katholiek wordt. Haar echtgenoot, il principe di ForteBiaccio, moet zijn adeltrots op solide gouden stelten zetten. Die malle miss Hope is een aller aardigst figuurtje, maar later, als haar man haar verwaarloost, gaat zij overspel plegen met een zekeren De Breuil. Haar prins heeft het intusschen op Cornélie voorzien en dan komt het zelfs tot een gevecht tusschen hem en Duco. Vóór haar trouwen tracht Cornélie "Urania te redden door met dien Italiaan te flirten, zoodat hij gek op haar wordt en daardoor Urania in den steek zal laten, maar dat lukt niet. De dialoog bij dat lIMIIIIIHIIMMIIIIIIlillMlllllllIllMllllllllHlIlllllinillllllllIIMIIIIIlIMIIIIIUIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIlllllllllllIJtlll YOOE( Van af een troontje, waar zelfbehagen zetelen. en S. M. C. VAN WEKMBSKEBKEN JUNIUS. Van hart tot Hart. Amsterd., L. J. Veen. Zy°, die de Hollandsche Lelie enkel bij naam kennen, zullen door dit boekje van by'na 200 bladzijden een denkbeeld kunnen krijgen van de wyze, waarop de redactrice zich met haar lelietjes onderhoudt. Het bundeltje bevat 26 overdrukjes uit dat tijdschrift, alle goedgestelde kleine preekjes, die samen nu den voor zulke vermanende schrifturen uitstekenden naam Van Hart tot Hart hebben gekregen. Zooals elke gemoedelijke preek, wil zij indruk maken, uit het hart moet komen, omdat zij dan vanzelf in andere harten ingang vindt, zoo hoopt ook mevrouw Van Wermeskerken door te «preken van wat in haar hart is, invloed uit te oefenen op 't gemoed harer jeugdige vriendinnen. En in haar hart is, te oordeelen naar dit bundeltje toespraken, niet anders dan liefelijkheid en vrede en kalme gemoedsrust, het is een onuitputtelijke bron van vroolykheid en hooggestemde tevredenheid. De honig der reinste menschenliefde druppelt er van de bladzyden; het is alles zoet, o zoo zoet, maar op den duur wordt al die zoetheid zwaar en kleverig, en men snakt naar iets anders, iets frisschers, waarin wat pit is en wat kracht, iets anders dan dit wee-zoete gebazel. En de gekozen onderwerpen roepen soms om een woord, waar merg en wezen in zit, dat iets heeft te zeggen, terwy'l ze dan worden afgescheept met het allergewoonste of met wat daar beneden staat. Stel u voor, een preekje over 't rooken van vrouwen. Ook voor wie in de tabak geen gevaar ziet, te duchten voor man en vrouw beiden, maar wie den man zyn sigaar als leedverdrijver gunt, is het rookmateriaal in vrouwenhanden meestal geen wel kome aanblik en de redactrice van De Hollandsehe Lelie zegt dan ook, dat een rookend meisje niet bedenkt, hoe afschuwelijk een sigaar tusschen vrouwenlippen staat." Maar hoe naïef moet iemand zijn, om in een dergelijk betoog iets in te lasschen als het volgende. Weet ge nog het treurig geval van de dochter van Albert van Oostenrijk? De jonge aartshertogin, zestien jaar oud, had zich ge wend, in het geheim te rooken, en eens toen zij iemand aan hare deur hoorde kloppen, vreesde z\j ontdekking en stopte de brandende sigarette in den zak van baar gazen zomerkleedje. De japon vloog in brand en z\j stierf onder hevige py'nen aan de gevolgen harer brandwonden." Klinkt het niet naar Vader Jacob en Moeder Anna en is Paulientje bleef te huis alleen" er niet nog diepzinnig bij, zy, die door 't spelen met lucifers tot een hoopje ascb. verging? Als de lelietjes door deze lectuur tot men schen moeten worden, vreezen wy het ergste voor haar, al blijven de voorhoofden er effen bij en glad, zonder diepe vorens", zooals de schrijfster zou zeggen, van nadenken. Toch is de klank soms ernstig genoeg, bijvoorbeeld juist op die blz. 18, waar de vorens zich verlustigen, lezen we naar aanleiding van den overmoed der jeugd: Kn grijzen, die ons hooren, glimlachen weemoedsvol, omdat ze in die overmoedige taal hun eigen jeugdige dwa lingen herkennen en zich herinneren, hoe toen het leven gekomen was ala een ploegyzer, gaande over den weeken grond van hun hart, met onweersvlagen en tranenregens iederen glimlach wegvagend en allen overmoed buigend en diepe vorens l nalatend als litteekenen van ervaring. En zij weten reeds, dat het ons ook zoo gaan zal, vroeg of laat; hetzij wij zullen lijden om eigen rampen en misstappen of om die van hen welke ons lief zijn, het ploegyzer zal komen, en al onze wilde geluksbloemen zullen vallen onder het ijzeren mes.'' Treurig vooruitzicht voor de lelietjes ! Gelukkig wordt hun meestal een vroolijker liedje voorgezongen, en menigmaal worden hun gedachten heengeleid naar een licht, dat _als een pantser is tegen alle aardsche droefheid het licht van het Geloof." Nog n aanhaling moet ge mij toestaan, treffend in haar algemeenheid, en dan nog n enkele, die 't heele boekje karakteriseert. De eerste is deze: Laten we dan geven van die liefde; ____ wij hebben er nooit te veel van. Laten we liefde geven aan alle menschen van alle standen in hunne moeilijkheden, in hunne dwalingen en fouten of ook in hunne triomfen en behaalde voordeelen. Dan alleen zullen wij toonen de groote waarheid te begrijpen van de woorden in het Evangelie, die alle harten openen en allen tot broeders en zusters maken, zelfs zij, die het verste van ons afstaan door hun doen en zijn; Ween met de wee nenden en verheug u met de blijden." En nu nog even tot slot dit stichtelijk woord Het leven is groot en geeft geluk ook voor de lidenden, als wij maar kennen den geheimen schat der ziel: den innerüjken vrede. Weten we daarvan het zaad te strooien in menschenharten, doorploegd met vorens! van tegenspoed en levensmoeheid, laat dan rustig de pessimist de schouders over ons ophalen en de scepticus ons belachelijk maken; want duizenden zege ningen van hen, wien wij den levenslust terug gaven, zullen ons het leven door volgen tot voor den troon van God." Amen.' F. J. VAN UILDHIKS. OMerwijzers en Onderwijzeressen in Londen, De jongste officieele opgaven omtrent het onderwijs in Londen zijn buitengewoon merk waardig. Daaruit toch blijkt, dat de vrouw, in de scholen meer en meer den man vervangt. In 1870 was het aantal onderwijzers voor de Board-scholen en zoogenaamd vrijwillige of onafhankelijke scholen in Londen, 6,882; het aantal onderwijzeressen 6,847. In 1899 was het aantal onderwijzers geste gen tot 28,978, dat der onderwijzeressen tot 80,057. En het aantal kweekelingen voor het onder wijs 26,706 vrouwelijke en slechts 6,643 mannelijke in 1899 wijst er op, dat het grootste overwicht van het aantal vrouwen over mannen in Londen's scholen, nog niet is bereikt. De oorzaken worden geacht vele te z\jn. Niet weinigen beweren, dat de vrouw beter dan de man geschikt is voor het onderwijs; de voornaamste oorzaak zal wel zijn, dat de vrouw over het algemeen tevreden is met een salaris van 150 tot 250 p. sterling per jaar, terwijl de onderwijzer meer eischen aan het leven stelt, duurder leeft, meestal de kostwinner van het gezin is en dientengevolge een hooger traktement wenscht en kan verdienen als boekhouder, handelsagent, etc. Ongehuwde onderwijzeressen in Londen leven over het algemeen zeer sober, bereiden meestal haar eigen maaltijden en kunnen met drie p. sterling in de week, een goed leven hebben; zijn zy gehuwd, dan is het salaris der onderwij zeres gewoonlijk een bijslag op het inkomen van den man. Maar niet alleen bij het onderwijs verovert de vrouw in Londen een vaste plaats. Bij post en telegrafie, in staatsdienst, als kantoor werk, en niet het minst als type-writer, neemt het aantal vrouwelijke beambten buitenge woon toe. Voor huishoudelijk werk zijn de meisjes tegenwoordig minder gemakkelijk te vinden. En een voorname reden, dat in Londen reeds een honderdtal chineezen zijn geïmporteerd voor den arbeid in een groote waschinrichting (in Tottenham Court Road) is, dat ook deze werkkring tegenwoordig minder gewild is bij meisjes of jonge vrouwen, dan allerlei kantoor-, winkel- en magazijndiensten of tabak bewerken. In dit laatste bedrijf werken in Engeland tegenwoordig meer vrouwen dan mannen. In 1891 was de verhouding reeds, overeen komstig Miss Collet's rapport, 13,9 op elke 10,000 vrouwen boven 10 jaar; 12,4 op elke 10,000 mannen; in 1881 was de verhouding 8,6 tegen 12,0. * * * In de jongste zitting van den Provincialen Raad van Londen, werd een zeer goed besluit genomen. De commissie voor Openbare Gezond heid, sprak in haar rapport aan den raad de wenschelijkheid uit, dat de vrouwelijke inspekteurs voor Openbare Gezondheid, haar ambt zouden benutten om huismoeders te onderrichten of wenken te geven in allerlei gezondheidsmaat regelen en in de beste methoden tot bereiden van smakelijke en gezonde maaltijden Een Hollandsche huismoeder moge zich over zoo'n brevet van onkunde bezwaard gevoelen, een Engelsche niet. De meeste huisvrouwen hier zyn zich maar al te goed bewust, dat goed huishouden een kunst is, waarvan zy het A B C mog moeten leeren en, in het algemeen, het zij tot haar eer gezegd, gaarne willen leeren, van wie die kunst verstaat. Om tegemoet te komen aan de meerdere diensten die hierdoor van de inspectrices ge vergd worden, besloot de raad de helft te betalen de andere helft door de regeering te betalen van de extra-salarieering der vrouwelijke beambten, die tot deze uitbreiding van haren werkkring bereid zyn. J. K. v. D. V. Nuttig en aangenaam. De triomf". Een kranig voorbeeld. Grülparzer's huis. Onbescheidenheid. Proces v. Dingelstedt. Bij de firma Hirsch en Co, Leidsche Plein, Amsterdam, kon men dezer dagen tegen een kleine entree, toegang verkrijgen tot de 2e ver dieping om daar een kykje te nemen naar de uitgestalde, prachtige kostuums, herkomstig van de tot het verleden behoprende internatio nale tentoonstelling te Parijs. Ten bate van armenzorg en kindervoeding werden deze entree-gelden ingezameld. Een denkbeeld dat valt te roemen en voor navolging wordt aan bevolen. Zoo ooit dan voelde men by de firma Hirsch het aangename en weelderige van op zyn gemak te genieten al het mooie, dat in die electrisch verlichte salonnetjes was ten toon ge spreid. Geluidloos gly'den de voetstappen der be zoekers over het dikke tapijt. Wil men rustig in zich opnemen de grillige, onverwachte en toch harmonische uitingen die goede smaak en sierlykheid vermochten saam te stellen, niets gemakkelijker dan d at. Witte rustbankj es met groen gestreept fluweel bekleed, in style empire, nooden u minzaam u neer te vly'en en uw oogen te wijden aan de schitterpracht der toiletten voor bal, soiree, diner of geschikt om de hof buiging te gaan maken by gekroonde hoofden. By'na in elk costuum is de grondidee, robe princesse en dit verwerkt in tallooze variaties, wat garneersel betreft. Het domineerende in alle toiletten is het geflonker van pailletten in alle tinten, van gekleurde steenen en git. De costuums van witte, gele, pastei-blauwe, rose en gele satijn zyn geheel overdekt door tulle met mooie en ryke motiven in git, pailletten en application. Een costuum met een zachte, mauve doorschemering ging schuil onder prachtig bewerkte tulle; veel git en application; aan het sterk gedecolleteerde corsage, zeer groote in rood en rose schemerende bloemen. Om het décolletéeen bizar geslinger van git, kronkels. Op uitzondering van enkele toiletten die bezaaid waren met kleine bloemen zijn reus achtige met wyd uitslaande pétales op alle corsages en rokken aangebracht. Een toilet van hooge distinctie, wat ik in het drukke, veelkleurige sterk gegarneerde genre dat uiode nu gebiedt, niet altijd terugvind, was het streng in toon gehouden wit-en-zwart. Prachtige zwarte kant zich parend en omslingerd door heerly'k wit zyden borduursel. Rustig en voornaam. Een japon, die ik niet anders zou kunnen aanduiden dan »la robe feu", was verblindend in haar vlam-roode tint en helle uitstraling van vurige pailletten. Niet iedereen kan zoo iets dragen. Slechts een mooie, slanke brunette met classiek gevormde gelaatstrekken wier streng uiterlijk het gedurfde van dit toilet moet temperen en beheerschen. Toch wensch ik aan haar, die er zich eenmaal mee tooien zal, dat zij nooit neus-aan-neus met een stier zal staan. Men heeft moeite op het eerste gezicht de kleine ergernis te onder drukken die deze vurige creatie in ons doet gloren. By de meeste toiletten zag men korte, nauwe bovenmouwen bezaaid met goud of zilver borduursel, pailletten of application. Van den elleboog af elegante, losse ballons van tulle of mousseline de soie. Er was een robe d'intérieur gewoon om te «stelen". Beeldig en beeldig. Heel zacht, zilver-gry's laken, met bouffant corsage, geheel bedekt met witte en zacht-gryze application. Op de voorbaan van den rok in punt-vorm de schoonste borduur-motieven die men zich denken kan. Onder aan den rok zich los en vry er om heen slingerend een volant, met hetzelfde zyden borduursel, een kunstuiting op het gebied van naaldwerk. Nog n prachtexemplaartje van styl en goeden smaak trof my'. Een zijden toilette in wazige tint het midden houdend tusschen heel zacht blauw en grisperle. Een aardig effect was daar verkregen door de prachtige lynen der plooien. Heel smal van uit den ceintuurband loopend, op de voorbaan, vyf smalle plooien, zich waaiervormig uitspreidend tot onder aan den rok. Vlak boven den aanzet van de vyf smalle plooien in den ceintuurband, vyf dito plooien smal opstygend uit het onderste gedeelte van 't corsage en zich verwijdend tot aan de schou ders. Een prachtige kanten kraag; wat gitten en zwart fluweel was als garneersel aangebracht. *** Dames! er ia iets nieuws in aantocht: »De triomf". Binnen kort kunt u overal by kappers en modisten vragen naar »De triomf!" Niet langer behoeft u met de scherpe hoedenpennen, het fluweel, vilt, stroo of lint van uw hoedjes te doorpriemen. Een vernuftig Oostenrijksch bedenksel is in aantocht. Indien gy dus prys stelt op het ongeschonden blijven van uw hoedje, dan ligt het redmiddel voor 't gry'pen. * De philosofische kriticus uit de «Nederlandsche Spectator" Wolfgang van der Mey, stelt in de Telegraaf eene inschrijving voor ten einde «de schrik der Engelschen" Christiaan de Wet een Eere-hoeve aan te bieden. De daad b\j het woord voegend, teekent Van der Mey zelf voor honderd gulden in. Later ver nam men dat v. d. Mey zich met anderen tot gelijk doeleinden werkzaam zal vereenigen. * * * Het Grillparzer-buis in de Spiegelgasse 21 te Weenen, waarin de Oostenryksche dichter jaren achtereen kamers had by de gezusters Kathi, Anna en Betti Frohlich en waarin hy den 21 Januari 1872 stierf, is in de vorige maand geslecht. » * * In de Grenzboten polemiseert Dr. Walther tegen bet misbruik der openbaarmaking van brieven van bekende en beroemde personen. Hy zegt: «het is onbegrypelyk, dat men zelfs in gevallen waar de briefschrijver de openbaarmaking verbood zoo als o. a. Goethe deed met zyn briefwisseling met mevr. von Stein zich aan dit verzoek niet gestoord heeft." Voorwaar een toppunt van onbescheiden heid, geboren uit winstbejag en lust vulgaire nieuwsgierigheid te prikkelen. * * * Voor de Berlijnsche strafkamer stonden in het laatst van October Paul Heyse en Julius Rodenberg terecht, aangeklaagd door de kin deren van den overleden Franz von Dingelstedt, wegens «schimp tegen het aandenken van afge storvenen". Aanleiding tot deze klacht hadden eenige opmerkingen van Paul Heyse in zyne «Jugenderinnerungen" gegeven, o. a. de mededeeling, dat Dingelstedt's kapper, reeds vóór dat zyn cliënt geadeld waa, dezen had moeten toespreken met den titel van baron. CAPIUCE. * * * Ralfsfrieandeaw op Engelsche manier. In grediënten : l % kilo fricandeau, 100 gram lardeerspek, bouillon, een groote wortel, een ui, geldery, pieterselie, kervel, een laurierblad. Bereiding: Vel van fricandeau verwijdere met het spek lardeeren. Fricaudeau in stoofpan niet de kruiden en zooveel bouillon dat het vleesch half onderstaat. Fricandeau met be boterd papier bedekken, anderhalf uur laten koken en om de tien minuten bedruipen. Daarna het vleesch in den oven lichtbruin laten worden. Vet van bouillon verwijderen, zeeven, binden met aardappelenmeel en over den fricandeau gieten. Men kan by' dit vleesch ook tomatensaus geven. Arnhem, November 1900. Geachte Redactie. In het nummer van 10 Nov. jl. las ik in uw blad onder de rubriek »Voor Dames" een stukje van B. N. over «School en tehuis voor mismaakten in Kopenhagen." Hoewel ook ik niets dan lof heb voor de voortreffelijke inrichting in de hoofdstad van Denemarken, en er my met B. N. zeer in zou verheugen, wanneer hier te lande evenveel voor kreupelen en verminkten werd gedaan als in het buitenland, nam ik toch met eenig leedwezen kennis van den inhoud van boven genoemd artikel, omdat mij daaruit bleek, dat de schry'ver of de schrijfster volkomen onbe kend is met hetgeen in Nederland op dit ge bied wordt verricht, en hy of zy' niet schy'nt te weten, dat juist dezer dagen al is het nog op zeer kleine schaal te Arnhem een Tehuis voor gebrekkige en mismaakte kinderen wordt geopend. Teneinde nu B. N., en naar ik hoop ook vele anderen, niet langer onbekend te doen zyn met dit Tehuis en met de Vereeniging waaraan het verbonden is, zend ik u deze regelen, met vriendelijk verzoek mijn schrijven in een volgend nummer van uw blad te willen plaatsen, terwy'1 ik u by voorbaat my'n dank betuig voor de my' verleende plaatsruimte. In het vorige jaar heeft dr. W. Renssen op de aldaar belegde 50e Algemeene Vergadering der Nederlandsche Maatschappij van Genees kunde eene voordracht gehouden over de «Verzorging van gebrekkigen en mismaakten". In deze voordracht, toen ter tyde ook in uw blad door dr. van den Broeke besproken, werd er op gewezen, hoever ons land op het gebied der «Krüppelpflege" by andere landen achter stond, en werd ten slotte de wensch uitge sproken, dat ook Nederland binnenkort zyn eigen Tehuis voor gebrekkigen en mismaakten mocht hebben. Niet lang daarna, tevens op aanstichting van het Bestuur van het Diakpnessenhuis te Arn hem, werd, nadat men zich in kleinen kring van medewerking en steun had verzekerd, den 14den December 1899 de «Vereeniging tot verzorging van gebrekkigen en mismaakte kin deren in Nederland" opgericht. Blykens de woorden van de statuten, by Koninklijk besluit goedgekeurd, stelt deze vereeniging zich ten doel het verplegen, op voeden, ontwikkelen en behandelen van, be nevens het geven van ambachtsonderwy's aan gebrekkige en mismaakte kinderen in Neder land. Zy tracht dit doel te bereiken door het opnemen van gebrekkige en mismaakte kin deren in uitsluitend hiervoor ingerichte tehuizen, die ieder hun eigen bestuur hebben. Het eerste Tehuis wordt opgericht te Arnhem. Het lid maatschap der Vereeniging wordt ,verkregen door jaarly'ks eene contributie van minstens / 3 te betalen of door in eens eene bijdrage van / 100 te schenken. Reeds dadelijk mocht de jonge vereeniging veel belangstelling en steun ondervinden. In de eerste plaats van H. M. de Koningin en H. M. de Koningin-Moeder, die beiden als Beschermvrouwen hebben gelieven op te treden. Vervolgens doordat verscheidene personen uit verschillende plaatsen van ons land zich bereid verklaarden als correspondeerende leden te fungeeren, om op die wyze de belangen der Vereeniging in hunne omgeving te behartigen. Waar velen reeds eene gave voor de goede zaak hebben willen afzonderen en als lid der Vereeniging zyn toegetreden, is dit voor een groot deel te danken aan de toewijding der correspondeerende leden. Van den aanvang af was men bedacht op de oprichting van het Tehuis. Het Bestuur van het Arnhemsche Diakonessenhuis stelde een geschikt gebouw beschikbaar, opvoeding en onderwy's, alsmede de noodige geneeskundige en mechanische behandeling waren verzekerd, en ter verkrijging van goede zaakknndige ver pleging brachten twee zusters eenigen tijd in de inrichting voor gebrekkigen te Nowawes by Potsdam door, waar zy zich in deze zoo bij zondere soort van verpleging bekwaamden. Thans is het gebouw tot het opnemen van eenige kinderen in gereedheid gebracht en dezer dagen, zal het Eerste Nederlandsche Tehuis zyne deuren openen voor de gebrek kigen wier opneming werd gevraagd. In het nummer van 17 Nov. j.l. van het Tijdschrift voor Armenzorg wyst Dr. van Wely in een artikel, waarbij hy de verpleging in een Krüppelheim ten zeerste aanbeveelt, op bet belang, dat het geheele Nederlandsche volk by deze verpleging heeft. Terecht zegt hy', dat, waar de thans by ons nog zoo misdeelde en van anderen afhankelijke ongelukkigen in staat worden gesteld om onafhankelijk van de publieke liefdadigheid in hun eigen levens onderhoud te voorzien, het geld voor dit doel uitgegeven met woeker wordt terugontvangen door de arbeidskracht, die nu nog latent is, Dit werk moet dan ook door allen gesteund worden. En wanneer deze meening meer en meer veld w.int, zal de Vereeniging opruimer schaal kunnen arbeiden en zal het aanvankelijk kleine Tehuis, dat zonder onderscheid van gezindte en zonder onderscheid van woonplaats kinderen opneemt, eene uitbreiding kunnen ondergaan om in ons land eene waardige plaats in te nemen naast de zoo schoone instelling van Kopenhagen. Mr. J. S. ROYAABDS. Secretaris van de Vereeniging tot verzor ging van gebrekkige en mismaakte kinderen in Nederland. TT" o r £j?±& s o l^ezxde ei r et n.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl