De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 16 december pagina 3

16 december 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. kat YOThwreaste en het verheffendste m zijn kunst neerlegt. Misschien gal Diepenbroek later zelf nog «rkennen dat hij vooral in de «.Hymne an dit Nackt" der zangstem een tatk toebedeeld hesft, dia zij tegenover de machtige golven van bet orchast ter nauwernood kan vervullen. Mis. roeien zal Diep aibroek later eog inzien dat de technische uitvoering zijner gedachten niet geheel gelijken tred houdt met het grootsche zijner conceptie. Zooveel is echter zeker, dat bij thans reeds bewondering een eerbied afdwingt voor zij a machtig talent. Voor de dames de H»an-Manifarges en Noor dewier?Reddingius was de sehoone taak weggelegd, de poëzie van Novalis, in het kleed van Diepenbrock den toehoorder te vertolken. Dit zij dit deden met al de voortreffelijke eigen schappen van hare groote artistieke gaven be hoeft geen betoog, doch dat zij dit oak deden met al den gloed harer persoonlijke overtuiging bewijst hoezeer bare artisticiteit verheven is boven iet gros der applaus-uajsgende zangeressen vaa den tegenwoordigen tijd. Waarlijk, Nederland mag trotsch zijn op zulke kunstenaressen. Zij beiden wegen op tegen een dozijn klatergoudeu Wedekinderen. Tengevolge eener onge-teldheid van den heer Mengel berg dirigeerde Diepenbrock zijne compositiën zelf; de andere werken van dien avond, Mozait's symphonie in Es en de «?Scène d'amoui" utt Berlioz' symphonie Romeo et Juliette wer den door den heer Bram Eldering met veel tact en fijnen smaak geleid. . Op de kamermuziek-soirée van 1.1. Zaterdag avond werd eene manuscript viool-sonate ge speeld van Jul us Röntgen door den componist en den heer E dering. Het nieuwste opus van Röatgen is zeer boeiend en vlot geschreven. Het is niet diep zinnig of grüblerisch"; veeleer los daarheen geworpen, echter daarom niet minder degelijk van bewerking. Ean mooi, melodieus thems, zonnig in zijn stemming, strekt tot hoofdmotief van de gansene sonate. Alleen het tweede ge deelte is niet bewerkt op die melodie, het heeft een pittig rbythmisch motief tot grondgedachte. Het 0Lsnto" is vol stemming en warmte ge schreven; daarin ontwikkelt zich het thema tot een fuga in langzaam tempo. In het Finale ontmoet men het motief in cis-kl. 3 en rhythaaisch op zeer ingenieise wijze gewijzigd. De E dur sonate van Röatgen is een frisch, gezond werk, dat ongetwijfeld zijn weg wel zal maken. Het werd natuurlijk door beide heeren op voortreffelijke wijze gespe-sld. De andere nummers van het programma wa ren het Bes-dur trio op. 99 van Schubert en Let F-mol piano-quintet van Cesar Franck. Het eeuwig jonge, bloeiende irio van Sshubert miste thans ook zijne uitwerking niet op de toehoorders en het quintet van Franck, vroeger leeds uitgevoerd in dezen kring, bewees op nieuw hoe deze fransche Brahms, zooals hij niet ten onrechte wel eens genoemd wordt, het diep ste wezen der kamermuziek heefc doorgrond en hare vormen met nieuwe gedachten wist te bezielen. Behalve de bside genoemde heeren, namen aan de uitvoering nog deel de heeren S. v. Adelberg, Hofmeester en Mossel. * * Het aantal muziekwerken dat mij ter beoor deeling is toegezonden heeft weder een belanglijken omvang aangenomen. Dit pleit voor de vruchtbaarheid onzer componisten en voor den ondernemingszin onzer uitgevers. Jn den winter is het echter niet wel mogelijk zoo uitvoerig te rappoiteeren over al die werken, als ze dat wel verdienen. Ten eerste ben ik in den winter zoo overladen met werkzaamheden, dat ik mij er den noodigeu tijd niet voor zou kunnen geven en ten tweede is er in de kolommen vau dit blad gewoon lijk geen plaats, naast de gewone rubriek ,,Muziefc in de Hoofdstad." Om echter niet al te laag, na de verschijning dier werken, te wachten met eene aankondiging, wil ik thans even opsommen wat op eene bespreking ligt te wachten, mij voor behoudende in den zomer uitvoeriger er op terug te komen. Zoo ligt thans voor mij in fraaien band het Derde Boek van het Liederboek vaa GrootNederland, verzameld door F. R. Coers Frzn, (uitgave C. A. J. v. Dishoeck, Amsterdam), en de eerste aflevering van Het oude Nederlandsche Lied," eene verzameling van wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd. Teksten en melodiën toegelicht door den bekenden Bslgischen muziekgeleerde FL. VAN DUYSE (Martinus Nyhoff, Vflage en Ne i. Boekhandel, te Antwerpen). IIIMIIIIIHlIllHIHIINIU DE ACTRICE. Uit het Russisch, VAN T. TSCHEPKIN-KYPERNIK. 4) V. (Slot). De enkele weken, welke Zoja Nikolajefna doorbracht in 'thuis harer tantes, schenen haar als een wondervol sprookje. Was zij het wel, Zoja? Ze kou 't zich niet voorstellen. Niet naar de eindelooze repetities behoeven te gaan, ncch op te treden voor 't publiek, niet b^j avond of nacht alleen thuis te komen in haar armzalig kamertje, om rust te zoeken in het harde bed. 't Was hier zoo vredig, zoo behagely k. 's Mor gens Grischa, die in zijn lang nachtponnetje by haar in bed kwam, onder vroolijk, kinderlijk gesnap en haar overlaadde met lietkoozingen en kusjes; wat later tante Liza, die haar een geurig kopje koffie op bed bracht en poes die haar nageloopen was, ging onmiddellijk op 't voeteneind zitten spinnen ... Dan ging de dag zoo kalm en zacht voorbij. Ia het tuintje geurden de hyacinten en tulpen en 't was er zoo lekker in 't zonnetje... Haar oogen sloot ze in zalig nietsdoen; ze behoefde nu geen lange rollen te lezen en te leeren, 't fsinsche lichaam kon uitru'ten naar hartelust. \j vergat nu dat ze actrice was, wilde er niet aan denken zelfs. Wanneer ze dan 's avonds haar vriendelijke kamer betrad, opende ze 't raam en tuurde lang naar 't sluimerend Moskou, naar de enkele lichtjes in de huizen hier en daar en naar den helderen sterrenhemel; dan kwam 't als een sprookje over haar, waaruit ze niet hoopte te ontwaken. 't Scheen haar alsof ze nog zeventien jiar was en droomde van een heerlijke toekomst, zonder nood, zonder ontbering... en van die ver verwijderde sterren wilde weten, of 't zoo zijn zou. Maar plotseling, met een dchok, ver dween die bekoorlijke droom, helder en duide lijk toonde zich de werkelykheid. Ze herinnerde zich plotseling, dat dit vriendelijke kamertje, die heerly'ke omgeving, niet haar eigen nestje De instrumentale muziek is vertegenwoordigd d wr een paar uifrgavea na A. A. NOSKE, te Middelburg; n!, de Sjnate voor p.aoo en viool van J. W. KEHSBERGEN, welk werk vroeger door mij reeds met een enkel woord besproken is en dat er thans, op mooi zwaar papier en meteen eenvoudigen netten onslag, prashtvol uitziet; dan, zwei Pjantasies'üike van CORKELIE VAX OOSTERZEE, Dammerstunde en Fröalicher Fi 'ilingstanz, voor piano, viool en cello; twee aller liefste stu'iken zonder groote moeilijkheden, uitermate gescoikt voor het musiceeren in den familiekring. Voorts vind ik nog van Mevr. VAN DER LINDES VAN SNJSLKEWAARD ee>n drietal «lyrische Stücke lür Pianoforte", die er zeer goed uitzien en aan mevrouw Edvard Grieg zijn opgedragen. Ojk op bet gebied van het lied heeft de Middelburgsche uitgever Noske groote activiteit aan den dag gelegd. Ik vind daar een Wiegenlied van ASTON MARLOW; twee Duit<che liederen vaa Kon KVILEK; eveneens twee Duilsche li:deren van COKXELLE VAX OOSTERZEE; twee Hollandsche liederen op teksten vau Helene Lspldoth?Swarth van P, A. VAK WESTRHEEXE; van denjelfden componist nog drie Duitsclie liederen en van WILLEJI LAKDHÉeveneens drie Dnitsche liederen. //De Nieuwe Muziekhandel" zond mij een lied van GOTTHUED MAXN, Waarheen", gedicht van Holda en Jac. 'van Rennes, te Utrecht een feestzaug voor gemengd koor, op woorden van C. van Dokkurn, muziek van CAIU. VAN RENXKS, op. 41. Voorts trtkt een nieuwe bundel lustautaneetjes uit de kinderwereld van dezelfde com poniste (eveneens bij Jac. van Rsnnes, te Utrecht) op bijzondere wij se de aandacht, ten eerste door de allerliefste muziek, ten tweede door de keu rige gedichtjes van Freia (welke begaafde dich teres verbergt zich toch achter dit, pseudoniem ?) en ten derde door de voortreffelijk geslaagde Daitsche vertaling (vermoedelijk door de dich teres zelve). Dit bundeltje, aan Tiliy Koenen opgedragen, is voor de grootea. Ik stel mij voor, dat er weinig moeders zullen zijn, die reeds bij het zien van het alleraardigste titelblad, weerstand zullen kunnen bieden aan de verlei ding om dit bundeltje te koopen en het haar kleinen voor te zingen. Dan ligt nog voor mij een bundel Ueutsche Liebeslied:r van LEAXHEK. SCHLEGEL op. 20 (Leipzig bij B. W. FriUsch), een cyklus voor n zangstem en p^ano. Hoogst voorname, warm gevoelde muziek, waarbij vooral de meesterlijk behandelde pianopartij de aandacht trekt. Ten slotte heb ik nog te vermeld' n een Missa Lauda Sion" van P. J. Jo-i. VRAXKEX op. 5 (Wed. J. R. v. Rissum te Utrecht; voor t*ee gelijke stemmen, die zeker voor den dienst in een behoefte zal kunnen voorzien. ANT. Propapfla-lectQnr? DIRK TROBLSTRA, Het Schootsvel, drama tische episode uit den klassenstrijd. A. B. Soep, Amsterdam. Bovengenoemd werkja werd ons toegezonden, dus waarschijnlijk met het doel, dat wij er iets over zeggen zouden. Dit is echter niet zeer gemakkelijk, daar het ons niet recht duidelijk is, wat de schrijver er mee bedoelde: propaganda-lectuur of een drama? Mocht het eerste het geval zijn, zoo is eene bespreking daarvan in dit blad niet op haar plaats; J Iet Volk, De Vrije Socialist en dergelyke perio dieken schrijven er dan over. Dat wij echter omtrent de bedoeling van den auteur in twijfel verkeeren, pleit in zooverre voor deze zijne pennevrucht, dat er dan toch eenige drama tische waarde in schuilt. Daarom willen wy er dan ook iets over zeggen, ia de hoop, dat de heer Dirk Troelstra (of moeten wij hem kortweg Dirk Troelstra noemen? de titel »heer" toch schynt voor zijne partijgenooten een een soort scheldnaam te zyn) dat zeggen wij, de heer Dirk Troelstra of Dirk Troelstra (ad libitum) bij eene volgende proeve van zyn dramatisch talent de propaganda wat meer ter zgde zal stellen ten bate der kunst. In af wachting daarvan willen wij dezen keer bij zonder kort zijn, want, heuscb, als drama beteekent »IIet schootsvel" niet veel. Een drama toch is handeling en grootendeels bestaat »Het schootsvei" uit ellenlange gesprekken over »het kapitalistische stelsel", »de klassenstrijd'', «vakbeweging", sweerstandskassen", »vereenigingsrecht", «arbeidsduur" en wat dies meer zij. Maar nu zal men misschien zeggen: »er !UUUUml*MIIUIII>.*UIIHmHlllmKMIIIMIMHUUIIInlMMlmmilllflMMfH was. Dat ze geen jong meisje, maar een een zame, half verhongerde actrice, en dat ze hier een gast was, die dit vredig oord eerstdaags moest verlaten, om terug te keeren in die wreede, eenzame wereld . . . Esnzaam ? En hierbij klemde zij de handen in wan hoop ineen. Grischa! Grischa! stamelden onwillekeurig haar lippen; voor haar geest doemde de vraag op: heb ik het recht mijn-kind te ontrukken aan dit veilig plekje, aan die twee heilige oudjes, in wier tegenwoordigheid zij zelt zich zoo rein, zoo gelukkig voelde. Welk leven zou hem daar ginds wachten? Maar ze kon niet meer zonder hem, ze kon niet langer die een zaamheid dragen, 'c Was toch haar kind, haar eigen jongen; ze had hem onder 't hart ge dragen, hem het leven gegeven onder veel smarten; zij had hem als nagedachtenis aan haar lieven man; wie had het recht haar te verhinderen, hem mee te nemen ? Zij kon niet langer zonder hem laven. Ja, zeker, 't was hier zoo goed; aangebeden werd hij door de twee vrome oudjes, en een warm hoekje en goed voedsel, en licht en lucht had hij. Maar ze kon ook geen afatand doen van haar rechten, de rechten van de moeder; geen afstand doen van het geluk haar zoon te zien, gade te slaan in de beste jaren, als het kind moet behooren aan de moeder, als het k^derhart zich ont plooit, als in de ziel het bewustzijn komt van den kleinen mensen ... En naarmate de dag van haar vertrek, 2de Paaschdag naderde, des te grooter werd haar strijd, haar vertwijfeling. De oude dames, die nu ai de omstandigheden kenden, waarin Zoja verkeerde, vroegen zica angstig af: Zou Zoja haar kind meenemen? We geven het niet, besloot Anna Paulofna. De zachte Elisabeth Paulofna evenwel kalmeerde. Stil maar, stil maar, ze zal 't niet doen. En de oude overste kuchte veelbeteekenend en verklaarde: Ik zal wel eens met Zoja Nikolajefna spreken, ik zal haar tot rede brengen; zij moet begrijpen, dat 't voor den knaap hier beter is. Maar toch zwegen ze allen: niemand die het vraagstuk duride aanroeren, tot op een keer Grischa 'c onbewust deed. bestaat een zekere wereld, waar men, tot vervelens toe, over deze zaken spreekt en dus, wanneer een schrijver ons die wereld op het tooneel geeft, heeft hu een knap werk ver richt." Doch dit is niet waar, want het tooneel is nooit werkelijkheid, slechts een schijn daar van. Wil men bij/oorbeeld het publiek laten zien, hoe menschen zich op een regenachtigen Zondagmiddag vervelen, zoo zal een tooneelschrjjver, die dezen naan met eere draagt, dit in een zeer korte scène weten te bewerkstel ligen, opdat het publiek belangstelling voor wat daar voor zijn oogen geschiedt, blijve be waren, want anders zou het zich even lamlendig als op een heuschen regenachtigen Zondagmiddag gaan gevoelen, waarmee de schrijver dan juist het tegenovergestelde, van wat bij wilde, bereikt zou hebben. Iets dergelijks doet zich onophoudelijk in «Het Schootsvel" voor: geen scènes, die de onontbeerlyke onderdeelen van een geheel zijn, maar zoogenaamde realiteit, weJke geen kunst is. Men gevoelt telkens, dat het er den schryver niet hoofdzakelijk om te doen was, levensware toestanden te schilderen in dit geval toestanden, waarin zich voor namelijk sociaal-demokraten bevinden maar wel om, vóór alles, de aandacht, ten koste van wat dan ook, op het socialisme te vestigen. En zoo kregen wij een soort van propagaudabrochure in dramatischen vorm, doch niet, gelyk de heer Dirk Troelstra of kortaf Dirk Troelstra (ad libitum) zyn werkje zelf betitelt, een «dramatische episode uit den klassen strijd." Maar toch, hier en daar in »Hst Schootsvel" vindt men zulke aardige kykjes op het volksleven tijdens eene werkstaking en zijn enkele by- figuren (bijvoorbeeld de uit gehongerde vrouw Schram, de anarchistische praatjesmaker Jan Plak en »ie grijsaard") zoo sober geteekend, dat wij zeer zeker verwachten mogen, over eenige i tijd zuiverder dramatisch werk van den heer Dirk Troelstra onder de oogen te krygen Doch dan schudde hij eerst den propagandist wat af, blijve niet immer in dat eeuwigdurend, doodend cirkeltje van «kapita listisch stelsel", «vakbeweging'' enz., rond draaien, leere dus wat breeder denken en voelen, opdat de artist, die in hem leeft, meer en meer, ten koste van den socialist Dirk Troelstra naar voren trede. En dan, is dit eenmaal geschied, zal de auteur het ongetwijfeld met ons eens zijn, dat die geschiedenis van die geëxalteerde fabrikants dochter, de dwepende Tiue, die, ter wille van den klassenstrijd, tegen haar bloedeigen vader opstaat en den kant van den zwaar redeneerenden, maar fraai gebaarden Stavast kiest en zich ten slotte, bij gelegenheid van een volksoptocht, door soldaten laat doodschieten, nog in baar sterveni-uur haar lieven Stavast tot volharding in zijn streven opwekkend: «Daar . .. daar... de klas sen strijd .. . roept.. . Ik . . . oo !...." niets meer dan een onbezonnen malligheidj 3 van een zoekend schryver is, dat maar zoo spoedig mogelyk vergeten wil worden. In verdere critiek over »IIet schootsvel" zullen wij dan ook maar niet uitweiden. Jon. W. BROEDELET. mimMimMiiimHiminmiiiiimiimiiimJiiiiiiijiiiiiiiiiimitimiiHiiini1 NOE ecu woord oyer ROEI, Wanneer men bij de Almabrug het zadtje binnentreedt, waar Rodin zijn werk heeft ten toongesteld, ontvangt meti den indruk eener volledige harmonie. Alles is onzwaar en het rondwarend;; oog ontwaart niets op zijn weg, dat hem plotseling door eene grove alledaagscliheid of scherp afstekende kleur en vorm op dwaalwegen zou brengen. De het scherpe dag licht tempereade doeken, de stoeltjes hier en daar aangebracht, de zuiltjes, waarop de figuren zijn geplaatst en die volgens de bedoelingen van deu artiest den indruk moeten leiden, die hij wil dat het daarop gezet'e beeld moet maken, de lichtgele doeken langs de wandvensters gespam.en, het is alles zoo wit en blank en houdt het zielsvlak van den toeschouwer zuiver en maagdelijk om er de fautasiëa in gips en brons en marmer te doen bewegen. Ge wandelt door deze beelden met steeds wassende verbazing, maar ook steeds grootere bevredi ging. Want het leven, dat hij u geeft, is gecadauceerd in een vasten en rijken rhytmus van beweging en is zoo schoon van bouw en groei, zoo welig rankend, zoo sieriijk in slingering, dat ge meent u te bewegen m een serre van schoon en innig gekweekten levecsMoei. ilimiinmiiimiiiiimiiiiimtHiiiiimiiiiimiiiiiiiiiii Hij klemde zijn handjes in die zijner moeder en tante Lisa en zei : Mama! U moet nooit meer weggaan. Zullen we nu altijd bj elkaar blijven ? De moeder glimlachte smartelijk en ant woordde ; Altijd, altijd, m'n lieveling ... Doch met haar zoontj e alleen gebleven, nam ze hem op de knieën en vroeg : Wil je hél ver, hél ver met mama meegaan ? Ja ! antwoordde de knsap opgeruimd, maar liet er onmiddellijk op volgen : En dan nemen we ook tante Lisa en tante Anna, en Matrena en oom en Minoeschka en de duiven mee, niet waar, mama 'l Ja ? Zonder hen ga ik liever niet. Ze boog het hoofd, kuste hem en pinkte heimelijk de tranen weg, die zich aan haar opdrongen. En 't Paaschfeest kwam. De oude dames en Matrena waren ijverig in de weer met braden en koken; de overste plukte al zijn hyacinten, om ze op de keurig gedekte tafel neer te zetten in een vaas. Grischa wist dat allen naar den nachtdienst zouden gaan, behslve tante Lisa die op hem zou passen. Zoja was in zoolang niet op Paschen in de kerk geweest, dat zij nu nog eens den indruk uit haar jeugd wilde doorleven ... Tot 't einde toe de illusie behouden. En werkelijk, t kwam over haar als in haar jonge jaren... . Grischa, Christus is opgestaan! Waar is Hij, mama? vroeg 't kind, het blozend gezichtje met de groote oogen naar haar opheffend. In den hemel, Grischa ! Gri-cha werd in zijn nachtpon naar beneden gedragen. Hier was alles in feestdos; de weel derig versierde tafel, en de vele orden op de borst van den overste en al de eieren die hij ten geschenke kreeg, verrukten hem. De papie ren roos in 't Paaschbrood eigends hij zich onmiddellijk toe; zijn oogjes schitterden van pleizier. Wat was 't Zoja wel te moede, ze voelde een vage, onbestemde begeerte altijd zoo te blijven leven al* nu, het tooneel vaar wel te zeggen, niet terug te keeren tot ontbe ring, zorgen, nood . . . En ze bracht zich haar armoedig kamertje te binnen en daarin den knaap, alleen achter gelaten zonder toezicht, zonder lucht en licht. .. O God.' Wat staat me te dosn? 't Is hier Met Rodin begint in de geschiedenis der beeldhouwkunst een nieuw tijdvak. Niemand tot heden heeft in zij a werkkring zoo een invloed gehad, zoo diep den stempel van zijn manier van zien op het werk zijner navolgers gedrukt als hij. Wel zullen er voorloopers geweest zijn, mannen die hem hebban aangeduid in welke richting hij mo^st gaan in het doolhof der natuur, want zelden zijn de ontdekkers van nieuwe wegen ook zij, die het beste er over kunnen loopsn, inair de schepper van den Balzac is toch de man geweest, welke door de daad aan de wereld heeft getoond, hoe de vormen en de bewegingen van het menschenlijf het branden en broeien der hartstochten kunnen openbaren. Eene schilderij kan slechts van ae zijde worden bekeken en zij geeft slechts ae zij ie der dingeu, suggereerend de andere, de bedekte. Zij laat raden en hoe beter de schilder de raad selen oplost di s te grooter is hij. Bij het Beeld is dit anders. Gij kunt het van honderd zijden zien en telkens verandert uw indruk, telkens komen nieuwe vormen uit zijne oppervlakte en de rondgang om een beeld moet eene zuivere syinphonie van vormen zijn, wisselend ia wer king door het verwijden en opdoemen van nieuwe gedaanten, nieuwe afstanden scheppend van een uitsteeksel tot een ander en nieuwe vlakten in da ruimten der anderen oproepend. Zie b.v. die wang zich verdikken naarmate gs ze van hooger of lager ziet, 'ie hoe de vlakke resig natie tot wellust opbloeit, naarmate ge u meer naar links draiit, maar acht, er op hoe de zwen king van dat been zwieriger wordt, hoe de voet zich btt T heft en ho3 de arm vaster en inniger drukt. Deze koude kunst, waarin menig aan schouwer niets meent te zien; die harde steen, dat djodsche gips, dat doffj brons bevat een rijkdom van zieiebeelden, waarbij andere kun sten armoedig tegen afsteken. De enkele sen satie wordt misschien door de j-clii'derkurjst of muziek levendiger g< fixeerd en intenser misschien is de gloed van liet vlammende punt, dat de schilder u openbaart, maar een grooter rijkdom, een veelvuldiger sciiakeeiiag van sensaties komt uit het Beeld. Deze kunst is eerder ecae van abstractie, eeue kuu>t van het au de !;\ en hier is het puut van aaiAnooping vaa liet goed recht Vin Rodiii to n hij zijn Balzac nuakte. Men vond dit stuk niet allé.i belachelijk, maar het werd veroordeeld op zoogenaamde wij^geerige gronden Men zeide, dit de tastbare vormen moesten weergeven de tastbare vormen, dat men hier niet mocht afwijken van de natuur, die zoo duidelijk sprak. Eilieve! hadden de vroe gere beeldhouwers niet reeds met de oogen van een statue gedaan wat Rodin eenvoudig uit strekte op andere lich atisgedrelten. Zijn werk werd eeu kunst vau i;iipre?sie, geen mathema tische cop'e meer van wat uiterlijk in materie bestaat, maar eene versteende zielewerking door een-en bestaan hebbanden of bestaanden menscli in de ziel vau den artiest geprojecteerd. Het, is vooral in de statue van Balzac, dat de kunst van R>din gipfelt", zooals de Duitschcrs zeegen, met andere woorden haar toppunt bereikt. Ouder den invloed zijner momentaneele indrukken treden sommige kanten van eene mensctiengestalte teru.', verplatten zich of wor den sc'jerper, worden breeder, waar andere kleiner worden of verdwijnen. Zoo sprngt uit de c'iaotisclie massa vau de enorme pij, die armen en beeneu doet verdwijnen iu al zijn macht de titanische kop vau den romanschrij ver te voorsciijri, uitdagend de heele wereld door zijn achUruitgeworpen houding en de breede vooruitspringen Ie geweldige bovenlip vau de onderlip opgeheven, als torscliend een last van sircasme. Het is de kop van een stier. De romp is als het ware nog in wording en onder de leiding van de voltooide denk kracht voelt men zijne levensvatbaarheid en groeienden invloed. Zoo neemt die kop geheel den toeschouwer in besla r, terwijl de ro:np zijne latente, maar volmaakt aanwezige werking niet mist. Want ia de impressie is dat lichaam latent, terwijl in dii d.ep;te depten van de iucoascientie de impressies ligjen te sluimeren. Door de vaste en duidelijke omtrekken van het hoofd worden ze gewekt en de psr^OMlijkheid van den schrijver kont als een scherp gezien en begrepen visioen, als een larve uit zijne omwindsels, als eene glorieuse verrijzenis. De Victor Hugo hoewel minder kracht van executie tentoonspreidend is een werk vau meer dnidelijkc schoonheid, 't Is geen impres siekunst. De vormen zijn allen saillant en pre cies en 't is tiet wat men impressionisme zou kunnen memeu. Zoo ook zijne erotische stuk iHMiuMiiiiiimmiiiiiiFiiiiuiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiliiiliiilliimiiiimitun ken. Deze vertoonea de talrijke en gevarieerde plooien der erotische passie, maar waar het zoogenoemde impressionisme vele zou uitwisschen zijn er hier geen weggelaten en vertoont deze kunst toch een grooten rijkdom en voor uitgang op ds vroegere. Hoog rein zingenet is hier met alle correspondeerende bizonderheden voor het verraste oog zichtbaar. De omhelzing van een man en een vrouw is hier tot een streelend harmonisch geheel uitgedrukt; de stel ling der armen, de een weinig opgeheven voet, de ligging van de vingeren der rechterhand en die van de linker, de richting van de halzen en die van de hoafden, de wenteling van de lijven, door hen gaa', een zachtgloeiende som tijds sublieme levensstroom. Er is geen vinger eener hand of hij geeft leven weer; De duim is meestal vol van sla pende kracht, door den middenvinger stroomen de passie-atomen met de meest intense volheid, terwijl de opgeheven kleine virjger de tempe ring van den gioed als het wa-e de veiligheids klep aangeeft van de brandende drift. Zoo heeft deze man nieuwe lijnen gevonden en is zijn werk de rijke uitdrukking van het gevoelsleven van onzen tijd, &\°, er een is, waar de niensch naar verscheidenheid en diepte zoekt en uitdrukt en de oppervlakkige netheid der achttiende eeuw, zij mag dan nog zooveel sen timent hebban gedekt, is aan den huldigen dag vreemd. De eenige die Rodin uit dien tijd nabij komt, is Houdon, maar overtriffsa doet hij hem niït. * Er is weinig kunstgenot op de tentoonstelling geweest, dat een zoo reineii en hoog.m indruk nalaat, als een bezoek aan het zaalije van de Almabrug. Alhoewel zich grootendeels lot heden bepalende tot het uitdrukken van de liefde en de erotische hartstochten, doet Rodia eenigszins aan Daumier deuken. Ook hij hseft nieuwe lijnen gevonden en de wereld Leeft dezen zomer verbaasd gestaan over de ontzettende kracht van dezen schilder en teekenaar, die op het punt stond in vergetelheid te veivallen. Vol gens de pUcide rust der MilleUche figuren zal men bij Ilodin met aan den schilder van den Angelus, inaar om de sterk hartttcc itelijke en gelukkig gevarieerde tronies zou men Rodiu en Daumier tijdgenooten wanen, kinderen vaneene zelfde seutunents-wersld. Wait het is nu een maal eeu eigenschap van onzen geest om te vergelijken en bij de diepgravers ia denidet agroud panten vai aanraking en ontmoeting te zoeken. Met een sensatie van weemoed verlaat de bezotker deze witte schare van figuren en treedi hij uit, deze wereld vaa abstractie in de warreleude realiteit van snel ijlend menschenleven. Dan: was rust en ieven en hartstccht was als bedolven ouder de sneeuw der ab stractie. Koel schenen die vo'imn gestold in gewic.Jti;c of glorierijke leveusmomenteu, als bedekt met witte sluiers van maag delijkheid, leveud een metaphysisch leven in eeu pure en serteie gedachteiiwereld. Oertypen van vormen, moedcrvormeu. Simpele dingen, waaruit de veelvouden zouden kuauen oiitluikeu tot kleurrijke visioenen, tot reeksen zich voortslmgc-end, bewogen van hartstocht en strijd. Daar in dat zaaltje, waar mees'al slechts eeu paar menscheH aaidachtig en langzaam den rondgang deden, kon de bezoeker genieten van een hojge ideeëa-wereld en een1; wereld val sentimenten. Smetteloos rustte daar eeue osrwereld, haar stralea uitzendend naar eene toe komst vau hooge volmaaktheid. De ariiest laat dan ook x'jne figuren als dinct u t den steen oprijzend, zich ontwikkelen uit den eersteen, liet on veranderlijke, harde, maagdelijke marmer. Hij wilde geen brjuk met den steen, zij u mate riaal. Hij had eerbied voor dut wa", hem zijn stof zou geven, waaruit hij ziju visioenen zou vormen. Die piëteit is bijua aandoenlijk, want piëieit kan alleeu voortvloeien uit kracht. S c h a e s b e r g, 5 S_pt. F. EREXS. zoo goed. Miar ik kan me niet van h?m schei den ... 'k wil vo.)r hem werken, werken voor zijn dagelijksch brood en 't mijne... Zal ik hem meenemen? en zij beschouwde een voor een die goede oude gezichten, die eerlijke oogen en ook haar beerlijken jongen ... Hem rukken uit dit warm, vredig hoekje ... hem brengen, waar honger, koude en ontbering hem wachtten? 't Zou eerloos, schandelijk zijn .. . Neen, neen, mijn lieve, lieve jongen, ik zal je niet opofferen aan mijn egoïime; 'k zal 't leed geduldig dragen. Jij, jij moet 'c goed hebben in de allereerste plaats, al zal ik ook schreien, schreien om 't gemis van j? lieve oogjes, jo onschuldig gebabbel... En plotseling hiel ze vastbesloten het hoofd op, drukte den knaap innig aan haar borst en zei: Lieve tantes, laten we eens over Grischa spraken. De drie oude hoofden keerden zich angstig naar haar; Elisabeth Paulofna werd blaek als een doodc. Nu, en ... zeg 't maar, we luisteren . . . sprak Anna Paulofna, ontroerd en de oude lippen trilden. Ik wilde overmorgen vertrekken... Ik zou .. . Grischa zoo g'aag meenemen .. . Elisabeth Paulofna begon te beven over 't gansche lichaam; de tanden klipperden, een bord viel haar met luid geraas uit de handen. Grischa knabbelde slaperig aan een koekje, de overste raapte de scaerven op en Anna Pau lofna vergat van schrik, zelfs op haar zuster te brommen. Nu, wat zal 'k zeggen ... stamelde Anna Paulolna, 't is jou kind ... jou wil is wet. Maar ik vind, lieve tante, dat Grischa hier oneindig beter is dan in mijn ... onzeker leven. Ik wilde u verzoeken hem hier te hou den ... ik zie dat u zielsveel van hem houdt ... 't is hier zoo goed... Ik heb niet het recht, hem in ;t harde leven te brengen. Een kort stilzwijgen ontstond. Plotseling weerklonk in do kamer een hartstochtelijk snik ken. Elisabeth Paulofna kreeg 't op de zenu wen; de overste kuchte en mompelde ontroerd tusschen de tanden: Ik heb altijd wel gezegd .. . Wat hij verder zeide, bleef' onbekend, omdat hij doDr zijn ontroering de woorden moest in slikken. Na een oogenblik vroeg hij Zoja: Geef mij uw hand. Als ik rne nu veroorloof, bemerkingen te maken op het stukje van den heer F. P. ter Meulen ia het vorige Weekblad, is dat volstrekt niet, ooi als verdediger van den heer de Stuers op te treden, maar om op een scheeven zet te wijzen, die daarin voorkomt en enkelen «ad rem" zou kunnen toelijken. De heer deSiuers heeft beweerd : dat de bouwkunst zoo goed als geheel neerkomt op de verstandige toepassing Hij kuste ze en Anna Paulofna stamelde: Zojinka, lieveling, dat is goed ... dat is L Dank, dank voor 'C vertrouwen dat j) in ons stelt. Laat hem gerust aan o:,s over en met iedere vacanüe, wanneer js ook kunt, staat ons huis voor je open; J3 hoeft je niet lang van hem te scheiden. - Dank u, dank u ... stamelde Zoja. Nu haar besluit genomen was, schoten haar krach ten te kort. Ze preste de handen voor 't ge laat en snikte, alsof haar hart zou breken... Wees niet bang Zoja Nikolajefna, we zullen goed op den jongen passen, verzekerde de overste. En Etisabeth Paulofna droogde haar tranen en omhelsde moeder en zoon tegelijk. Mama, mama, laten wa hier niet vandaan gaan, lispelde Grischa half in slaap. Twee dagen later vertrok Zoja, met veel zegenwenschen der tantes en een mand vol etenswaren voor de lange reis, terug naar haar woonplaats. Men had Grischa verteld, dat mama naarde stad ging en speelgoed voar hem zou mee brengen. Hij kuste haar goeden dag en fluis terde haar toe met een smeekend gezichtje. Komt u hél gauw terug, mama ? ... En de moeder wierp op hem een langen, blik en dacht: Weer naar 't tooneel... weer naar dat ongezellig kamertje, naar Savelius met zijn lange, eindelooze rollen ... Kunstlachjes en kunsttranen . .. koude en honger en eenzaam heid .. . En jij zult je ternauwernood jemosder herinneren, mijn lieveling. Ik zal de vreugde van je eerste kinderjaren niet genieten, ik zal je teedere woordjes niet hooren, je innige liefkoozingen niet voelen, tegelijk met je warm lichaampje. Ik schenk uit vrijen wil al deze schatten aan anderen . . . Voor jou, voor jou is mijn leven ! Misschien zal ik, als God wil, nog eenmaal het dagelyksch brood voor j 3 kunnen verdienen... Dan scheiden we niet meer, nooit meer ! ... Zoo niet, zul j 3 dan je moe der vergeven, mijn schat, mijn alles ? ... En de actrice nam haar taak weer op, in het harde, moeilijke leven ! ...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl