De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 23 december pagina 5

23 december 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1226 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. SOEPEN IN TABLETTEN. BOUILLON CAPSULES. Onder Zwitsersche Staatscontrole; tevens onder voortdurende controle van Dr. VAN HAMEL ROOS en HASMENS. Onderzoekingen voor afnemers gratis. De MAGGI's Soepen, houdende van 8 tot 24 pCt. eiwitstoffen, zyn smakelijk, gemakkelyk en vlug te bereiden, prak tisch en zindelijk verpakt, kunnen door lood niet vergiftigd worden en zijn zeer bevorderlijk voor de spijsvertering. om te kruiden in Placons voor uwe gerechten. DE KONINGIN DERSOEPEN SOEPEN w*, t 4fr f ** BOUILLON Concentrépur: Aux flnes herbes: Mogen in geen keuken en op geen tafel ontbreken. Slechts eenige druppels te gebruiken, te veel schaadt den goeden smaak. Deze MAGGl's Capsules zijn daarom zeer praktisch voor reizigers, sportliefhebbers enz. enz., omdat zy alleen een grooten kop kokend water behoeven te bestellen om zieh een smakelijken drank te verschaffen, die hen liehamelyk en geestelyk opwekt, Voor Engros PAUL HORN, Amsterdam, EXTRA VERPAKKING VOOR TROPISCHE LANDEN. Die mete, oMe tijd, »Neea", zuchten de oude grootmoeders, zoo'n verderfelijke weelde en overdaad als van de tegenwoordige dienstboden hebben we nog nooit beleefd. Zy'n er werkelyk hier by' ons niet al dienstmeisjes, die even als ia 't vrrje Amerika, (waar ze de wetten schy'nen te stellen), met mof of voile of parasol wandelen. Keen, van zoo iets hoorde je niet in dien goeden ouden tyd S" En dan denken ze terug aan dien idealen tijd, dien ze zelf ook niet beleefd hebben, maar waar van ze in hun jeugd hebben hooren vertellen, toen de dienstmeisjes eenvoudig en zonder pre tentie in n dienst bleven, als ze ten minste niet trouwden, en zoo dat keurcorps van oude ge trouwen vormden, waar de tegenwoordige me vrouwen als naar een onbereikbaar ideaal smach tend naar verlangen. Ja, in dien goeden ouden tyd toen werd de eenvoud nog betracht; een paarsch katoenen japon, een kornet en een groot wit schort, daar hadt je het galacostuum van de »oude getrouwe." En een zwart thibet japon (van een onberekenbaren ouderdom) verving die katoenen japon als Kaatje of Betje nmaal in de week op Zon dag naar haar familie ging. Een loon van / 50, dat was het hoogste wat een meid van dien tyd in haar stoutste droomen kon verlangen. Zulke moderne dinggigheden als «dienstboden vereenigingen, vergaderingen, waar over de rechten inplaats van de plichten der dienstboden gespro ken werd, neen, die kende men niet in dien goeden ouden tyd. Maar wanneer was die toch eigenlyk ? Wy' hebben er in onze jeugd over hooren spreken, onze grootmoeders bewaren in haar herinnering ook de legende daarvan, die ze in haar kindsheid gehoord hebben, maar wanneer was die ? Een eeuw geleden ? Laten we evenals Diogenes, die met een lantaarntje naar menschen zocht, ons lichtje ontste ken om te zoeken naar dien goeden ouden tyd. En als ge dan niet bang zy t voor stoffige vingers en schoenen dan treden we met »Dagny", het Zweedsche tijdschrift de torenruimte van de domkerk te Upsala binnen, waar het archief der kerk bewaard wordt. Daar zien we dikke eerwaar dige folianten in ry'en staan, die moeten ons kun nen geven wat we zoeken. Op aanwijzing van ?Dagny" slaan weeën der gele, eerbiedwaardige portefeuilleachtige boeken op, een der grootste onder de groote en ja, dan lezen we iets dat ons tot ons doel kan brengen. ?Protocol gehouden in de Upsala domkerk, 1793. Een vergadering van hooggeleerde en zeer eerwaarde heeren, over de.... dienstboden. Daar hebben we dus den goeden ouden tyd, die heeren kwamen zeker bijeen om den eenvoud en trouw der dienstboden te pry'zen, als ze het een maal de moeite waard achtten om over zulke geringe personages te spreken. O, dat die toch zoo konden veranderen tot >het noodzakely'k kwaad", zooals vele dames de dienstmeisjes nu noemen. Maar ons wacht een groote teleurstelling l "We lezen daar dat de geachte heeren, leden der vergadering samengeroepen waren door een allergenadigst schrijven van Zijn Majesteit de Koning, die de raad van de heeren wilde hooren omtrent de zekerste manier om den overdaad van zy'den kleedingsstukken van dienstboden tegen te gaan. De vaderly'ke zorg van Zijn Majesteit strekte zich uit tot de kleeren van zijn allergeringste onderdanen! Ja, al zy'n we dan ook wreed teleurgesteld in onze hoop hier de langgeprezen goeden ouden tyd te vinden, wat het betreft de eenvoud der dienstboden, dan hebben we in elk geval dit roerend bewy's van 's Konings belangstelling in het heil en welvaart van zy'n volk gevonden. Mis schien interesseert het hooren, hoe het verder op die vergadering gegaan is. De geestelijkheid was, even als wij diep getrof fen door dit overgroote bly'k van Zijne Majesteits zorg om door beperking of het verbieden van een overdadige en verderflyke weelde een groot onheil van zy'n volk af te wenden. En de geestelijkheid hield zich overtuigd, (zooals in het protocol staat) dat de leden der vergadering 's Eonings wy'ze en goede bedoelingen met den ernst en waardigheid zouden behandelen, die deze verdienden. En uit het verslag bly'kt, dat de heeren den gepasten ernst betracht hebben, zoo als zoo'n dreigend onheil, (denk eens de dienstboden be gonnen zy'den boezelaars te dragen !) vorderde. De geachte heeren waren geheel van streek over zoo'n ontaarde weelde, een onfeilbaar tee ken van verval van de geheele menschheid! Over het geheele land waren er al vergaderin gen gehouden, om dit dreigend onheil te bespre ken, en het resultaat van vele was «Laten we een speciale, kleederdracht voor de dienstboden vaststellen. Hoe vreesely'k jammer, dat de heeren denkelijk niet de kleederdracht der Amsterdamsche weezen kenden; zeker hadden ze dan met nog meer y'ver een zoo heerlijke zaak gesteund ! Maar in Upsala was er een der academische vaderen, professor Nordmark, die zy'n stem verhief tegen dit wy'ze besluit, waardoor nooit meer een dienstmaagd voor juffrouw of mevrouw of omgekeerd kon aangesproken worden. Och, och wat heeft die man wat op zy'n geweten l En nog meer, reeds toen sprak de hooggeleerde spreker over «eerbied voor persoonlyke vrijheid." Een idee, waarvan onze eeuw nu bepaald eens meende het monopolie te bezitten. Professor Nordmark meende dat het middel om de verderflyke overdaad by' »de geringe luiden" en vooral by de dienst boden van 't vrouwelijk geslacht tegen te gaan, niet zoo gemakkelijk te vinden zou zijn. Maar in elk geval leek het hem niet goed den dienstboden het dragen van zijde te ver bieden. Kennis van het menschelyk karakter gaf Professor N. reden te gelooven, dat een dergelyk middel niet tot het gewenschte doel zou leiden. Hy' kende zeker de vrouwen wel zoo goed om te weten, dat de som die nu voor zy'de aan gewend werd, by verbod daarvan, gebruikt zou worden voor overdaad in wollen kleeren. «Want vrouwenlist, zoo 't spreekwoord zeit, gaat boven alle listigheid." Verder had professor Nordmark nog een groot bezwaar tegen dit besluit, nl. dat de vly't en y'ver van het dienend personeel daardoor zou afnemen, en de afkeer om te dienen nog zou toenemen. En zegt professor Nordmark 't zou ook heel natuurlyk zijn, als er afkeer voor een stand zou ontstaan, waarbij men het recht verloor om vry' te beschikken over het loon dat men door hard werken verdiend heeft, en door een bepaalde kleederdracht openbaar moest te kennen geven welk gering lot hun te beurt is gevallen. Velen zouden dan trachten op elk andere mogelijke manier een bestaan te vinden, om zich niet te onderwerpen aan een dergelijken dwang. Het beste middel om die weelde tegen te gaan, was volgens 's Professors meening, door vriendelyke overredingen den aandacht der dienstboden te wekken voor het gevaar, en hen te bewegen door spaarzaamheid zich een betere toekomst te verzekeren. Veel zou dit middel kunnen helpen als het gesteund werd door het goede voorbeeld der huismoeders en dochters. En de vergadering te Upsala met professor Nordmark van mee ning zy'nde, dat de persoonlyke vryheid ge erbiedigd moest worden, nain dit voorstel aan. Wat we ook in die oude papieren in de Zweedsche domkerk gevonden hebben niet den goeden ouden ty'd, ongetroost moeten we verier het schemerdonker van 't legendenrijk met ons lantaarntje doorkruisen. La véritéest en marche. De waarheid is ook al met een lantaarntje onderweg, hier en daar een licht ontstekend, tot de volle schyn neerstraalt op vroeger ongekende diepten en gevaren. En dat licht plant zich geleidelyk voort, tot het ten slotte de geheele aarde verlicht met den schijn der waarheid. Was mevrouw Nellie van Kol voor eenige jaren hier in ons land de lichtontsteekster voor de waarheid: «noem iedere natuurly'ke zaak by' haar natuurly'ken naam", langzamerhand schijnt dit idee ook in Skandinaviëdoor te dringen. In 't Deensche blad »Kvinden og Samfundet", is door mevrouw Marie Anholm dit vraagstuk nu ter berde gebracht. BETSÏ. Een goed werk. Er heeft zich te Haarlem een comitége vormd met het doel om de oprichtingsgelden byeen te kry'gen voor een vak-cursus in wollennaaien en een kinderbewaarplaats (crèche). Aan beide bestaat dringend behoefte; voor wollennaaisters is tot nog toe alleen in Alkmaar gelegenheid tot bepaalde opleiding; voor 't oprichten van een kinderbewaarplaats heeft men zich hier vroeger reeds moeite gegeven, doch is toen niet geslaagd. Het comitémeent, dat de kansen van slagen nu grooter zijn, daar n de cursus n de crèche onderdeelen zullen worden van de Industrie- en Huishoud school, die, naar wy hopen in 't najaar van 1901 in werking zal kunnen komen en wel als uitvloeisel van de hier reeds bestaande Wilhelmina-Naaischool (linnennaaien) en de Kook- en Huishoudschool. Het is nu echter in 't bizonder voor de twee bovengenoemde onderdeelen, dat het comitézich voorstelt een Poppententoonstelling te houden en daarvoor vraagt het de medewerking van velen die buiten Haarlem wonen en wellicht bereid zy'n aan dit nuttige en noodige plan mee te werken. Op drieëerlei wy'ze kan dit geschieden: 1. Door inzendingen ter opluistering; b.v. antiek kinderspeelgoed, poppen in lands-dracht enz. 2. Door inzendingen voor de verloting van poppen en alles wat daarop betrekking heeft. Hieraan zal verbonden zijn een wedstry'd. a. voor costuumnaaisters. b. voor meisjes van 9?13 jaar. c. » » » 14?17 » d. « » » 17?19 » waarvan de beste inzendingen zullen beloond worden. 3. door 't nemen (vooruit) van een aantal loten. Wij behoeven niet te verzekeren, dat voor de inzendingen de meeste zorg zal worden gedragen, evenmin dat :t ons zeer aangenaam zal zijn als velen ons van het dikwijls hoogst merkwaardig antiek speelgoed, poppen enz. willen afstaan om de tentoonstelling ook belang rijk te maken op 't gebied der retrospectieve kunst. Voor de toezeggingen van inzendingen en voor aanvragen van loten (die na ontvangst van postwissel gezonden zullen worden) wordt men beleefd verzocht zich te wenden tot Mej. C. M. C. Gallenkamp, Baan 13a. Inlichtingen betreffende de tentoonstelling geeft gaarne Mej. C. H. Schleper, Nieuwe gracht 42. De verloting belooft veel. Reeds mochten wij ons verheugen door de ontvangst van ver scheidene mooie pry'zen en werd ons toezegging van nog velen gedaan. De tentoonstelling zal waarschijnly'k in April 1901 gehouden worden. Moge zij weer een bewy's zy'n voor de macht van samenwerking. Namens het bestuur der »WiIheImina-Naaischool": mej. C. M. C. Gallenkamp, pres. en mej. W. M. Brusse, secr. Namens het bestuur der »Kook- en Huis houdschool'1: mej. C. M. C. Gallenkamp, pres. en mevr. S. Kleynenberg?Laurillard, secr. Namens het comitévoor «Maatschappelijke Belangen": mevr. H. de Clercq?Teding van Berkhout, Pres. en mej, L. de Clercq van Weel, secr. Mevr. M. v. d. Laan?de Joode, dir. Voor lichtingsbureau Tesselschade. De heer J. Mullemeister, vooiz. »Weld. n. Verm-", mej. G. E. Borger, mej. J. E. Deijeu, de heeren W. K. Wierda en II. Fikkert (firma v. d. Laan) werkgevers. Het comitéder Tentoonstelling: mej. L. de Clercq v. Weel, pres., L. H. Schleper, secr,, Nieuwegracht 42, mej. E. A. Gallenkamp, penningm., Jonkvr. C. Boreel, mej. W. M. Brusse, mej. C. M. C. Gallenkamp, Baan 13a, dr. Koster, Jonkvr. K. Baronesse van Lynden, mej. A. van Vladeracken. l Gyclamen en Primula soorten en Freesia's hebben een gematigde temperatuur noodig, zij behoeft des nachts niet hooger dan 50°te zy'n. Bij zacht weder moet zeer veel gelucht worden. Eanige guano in roet en water opgelost zal, tweemaal per week gegeven, ds groei zeer bevorderen. Bouvardia's en Heliotropen in knop en bloem moeten thans veel licht en lucht hebben met een nachttemperatuur van 50°55°en tevens zwak mestwater twee of driemaal per week. Wanneer Bouvardia's in het voorjaar geplant zijn en opgepot, zullen zij den heelen winter bloeien. Tropische planten moeten bij het vermin derde zonlicht ook minder water ontvangen en steeds zoo dicht mogelijk by het glas ge houden worden. Varens behoeven minder licht, omdat de natuurly'ke groeiplaatsen dezer planten steeds in 't halfdonker gelegen zy'n. Ik kweek sedert jaren rijst in potten en de planten bloeien steeds door; water moet steeds in overvloed gegeven worden, zoodat het aan den rand van den pot staat; de potten staan in de kas op de warme buizen in een bak, waarin aarde ter hoogte van circa 15 centimeter. Rijpe aren worden regelmatig voortgebracht. iiiimiliiiiliiiimiiimiiMiiiiiiiiiiimtmtmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiillillli Dra1 planten en bloemen, De kas. Pelargoniums of zoogenaamde Geraniums moeten nu betrekkely'k droog en koel worden gehouden, met lucht-circuiaüe dag en nacht. Place aux femmes! Schrijvers-loonen. Harold Molander. ? Een jubilé. Een jeugdige dichteres. Ulrike von Levetzoiv. Duüschlands »Leierkasten." Ook in Belgiëzijn weer twee dames met glans gepromoveerd tot doctor in de rechten, namelyk mejuffrouw Delchef uit Luik en mevrouw Gilain uit Brussel. Voorts werd te Gent mejuffrouw Bertha de Brière bevorderd tot doctor in de medicijnen. Het nu reeds duffe en verouderde «place aux jeunes" zou men voor een wijle kunnen vervangen door het parool «place aux femmes". Men behoeft zich niet ongerust te maken, want, ook dit wachtwoord zal onmiddelly'k door een ander vervangen worden. In onze dagen heeft men het ongekend ver gebracht in het frisch, geurig en uitmuntend conserveeren van spy'zen en dranken. Niet alzoo op geestelijk gebied; d;'uir is alles in een ommezientje oud, duf, taai, versleten en af gezaagd. Mejufvrouw dr. Elisabeth v. Riehthofen, die dezen zomer te Heidelberg haar Doctors diploma in het Staatsrecht summa cum laude behaalde, is door den Groothertog van Baden benoemd tot ambtenaar aan de Inspectie van Handel en Nyverheid. -x- * * Milton ontving voor zijn «Verloren Parady's" 120 gulden. Twee jaar had hij naar een uit gever gezocht. Lytton Bulwer kreeg 12000 gulden voor elk werk en 8/4 ton voor zijn verzamelde werken. Byron voor al zijn werken in compleete uit gaaf ongeveer drie ton. Mrs. Humphry Ward ontving voor Ilobert Elsmere 90.000 gulden. Herbert Spencer drie ton voor zy'n philosophische geschriften (Ie doux philosophe du Paviljoensgracht zooals Renan Spinoza noemde, zal waarschijnlijk minder hebben gehad). De hoofdredacteur van de »Times" verdient 00.000 gulden 's jaars. Edward Bellainy ontving voor «Het jaar 2000" een ton; en zijn Nederlandsche vertolker? Lewis Wallace voor Ben Hur 2J4 ton. Mark Twain schreef zich een millionairsfortuin tot tweemal toe, daar hy' eenige jaren geleden geheel op zwart zaad geraakt, van meet af moest beginnen. * * * De Zweedsche vertolker van »Cyrano" de in 1858 geboren Harold Molander overleed dezer dagen. Henry Sienkiewicz, de beroemde schrijver van »Quo Vadis" ? en «Zonder Dogma" zal den 22sten December a. s. zy'n zilveren schry'versjubilévieren. Te Warschau zullen verschillende letterkundige feesten plaats vinden. Een nieuwe druk van zy'ne, zelfs in Polen minder bekende, «Humoristische vertellingen" zal dan verschenen. * * * De jongejuffrouw France Darget, 13 jaar oud, doet te Tours van zich spreken. Zy' heeft een algemeen geprezen vers op Jeanne d'Arc ge schreven, waarin de volgende strofe bly'k geeft van onmiskenbaar lyrisoh talent: Et Jeanne a ses pieds vit cette colombe blanelie Elle se débattait dans Ia plus grosse branche, Comme un aiglon dans un rocher, Kt la flamme déja s'avan9ait fiere, enorme, Mena9ant d'englouth- dans sa hideuse foriiie Les deus colombcs du bucher." De teederheid vin het vrouwelijk gevoel komt bij de stry'dlustige jonkvrouw boven, by' het zien der witte duif, die met haar wiek j es verward was geraakt in een der takken van den brandstapel: De ses doigts délicats elle carta la branche Qui seiTait violemment la petite aiie blauehe Et, sublime, la détacha ...." Een allerliefste gedachte, dichterlijk uitge drukt en die onwillekeurig herinnert aan Edmond Rostand's strofe over onze koningin en president Kruger: Je dis que l'ombre flut quelquefois lorsqu' mergc Dn doux front providentiel; Je dis que la blancheur d'une robe de vierge Peut se communiquer au ciel! l Que ce (out petit doigt pourrait fermer les tombes | Kfiacer et pacifier, i Et que ce fut toujoura Ie róle des colombes D'apporter Ie Brin d'olivier. De leden van de «Goethe-Gesellschaft" zy'n dezer dagen uit Weimar verrast, door een nieuwe uitgave van Goethe's in September 1823 geschreven «Elegie". Zij werd bezorgd door Bernhard Suphan, den geleerden directer van het Goethe National-Museum. Een facsimile van het ver?, door de verleden jaar gestorven Ulrike von Levetzow, (Altmeister's letzte Liebe) geïnspireerd, haar brief aan Goethe en haar beeltenis als achttienjarig meisje sieren het keurig kerstgeschenk. In 189é, op negentigjarigen leeftyd, zond Ulrike uit Bohemen aan het Goethe Museum een tuiltje van eikenloof en bloempjes, met dit by'schrift: >Het allerlaatste restje der talryke bloemen die Goethe mij in Marienbad 1822 van zy'n wandelingen meebracht." L'amour est enfant de Bohème ... Goethe was 73 jaar, toen hy'bloempjes plukte voor Ulrike. * * * Van den onlangs gestorven humoristischen dichter Ernst Eckstein, schry'ver vanhetheerlyk komische«Hohes Lied vom deutschenProfessor", is thans bekend geworden, dat hy evenals de Genestet muzikaal gehoor geheel miste. Daar de vorm zyner verzen onberispelijk is, trad in de plaats van het muzikale, hetrhytmisehe talent op den voorgrond. Het schalke levenslot had Eckstein Leipzig tot woonplaats gegeven dat hij Duitschland's »Leierkasten" noemde. Dat er tegen den dood geen kruid gewassen is, ondervond Eckstein, ondanks alle over dreven maatregelen die hy' voortdurend nam, om ziektekiemen te ontgaan. Hy' droeg altijd een zy'den doekje om zy'n hals, was niet te bewegen ooit by lamplicht te lezen en zy'n kinderen prentte hij van hun prille jeugd af in, steeds uit de nabyheid van hoestende, proestende menschen te bly'ven. Hy stierf in de kracht van zy'n leven tengevolge van een nierziekte. Eckstein was een joviaal mensen, eenallergezelligst prater, vol snaaksche invallen. Was er echter iets dat hem ontstemde, dan kon hij volgens getuigenis van een zy'ner vrienden, hardnekkig «in zeven talen zwy'gen." CAPBICE. GL BL SL J3CL "V

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl