De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 30 december pagina 3

30 december 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER ^KEKBLAD VOOR NEDERLAND. ? Hei is nu niet de gelegenheid om over d» groote aadeeLen van een langen arbeids t« spreken, bet KOU dit artikel, dat hte d» resultaten der jaarcijfers «il j»6u«Uelen. te uitvoerig maken. Maar n diag «wet hier toeb worden vermeld, o*ad»t ook dU in de jaarcijfers voorkomt., nl.: de awfejukkea-statistkjk Nu k deze wel heel onvolledig en wij kansen werkelijk pas na de invoering der ongevallenwet op volledige cijfers rekenen. uu wordt »og veel te vaak van een ongeval geen melding gemaakt; maar toch leert d« statistiek wel een algemeene conclusie trekken, omdat de fout wellicht overal ge maakt wordt enideverhoudingpcijfersdaardooi vrijwel even juist blijven. En dan zien WÖi dat bijv. bij de bouwbedrijven waar zulk een buitengewoon hoog percentage der inrichtingen langen arbeidsduur had, de meeste ongelukken voorkomen nral. 1056. Bij stoom, en andere werktuigen waar dit eyeweens het geval is waren 1049 on geluk ken Nu U daarbij niet te vergeten, dat dit beide bedrijven zijn waarbij een ongeluk zeer Jicht voorkomt, maar eenig verband is er toch en vooral de ongelukken waarvan als oorzaak het vallen, uitglijden, enz. is opge geven en wier e;jieïbij beiden heel hoog iet zijn voor een zeer groot deel aan dien laogeren arbeidsduur te wijten, die onop lettend maakt en den weerstand breekt. Doch men ziet reeds uit dit voorbeeld, dat omtrent dit verband geen zeer positieve gegeven» kunnen worden gevonden. Dit ?ware slechts mogelijk indien de statistiek de fabrieken van ieder bedrijf gesplitst had naar gelang van den daar heerscbenden arbeidsduur en men de ongeluk kencijfws van. die met minder, met die van meer arbeidsuren kon vergelijken. Slechts dit kan men zeggen dat, als in bet algemeen per jaar 5.176 ongevallen voorkomen op 248,773 arbeiders of zoo ongeveer 2 pet. dat dan een buitengewoon boog e\jfer is, en dat daaraan zeker voor een niet gering deel de lange werktijd schuld is. Daarom ook juist zou het zoo wenschelijk zijn de statistiek uit te breiden. Het opwerpen van een dergelijke vraag moet, dunkt mjj, doen zien hoezeer de statistiek waarlijk als helpster en voor lichtster kan optreden, wat w\j van haar verwachten kunnen als zij voldoet aan de eisenen, die aan haar te stellen zijn. .Aan die eisehen beantwoorden onze jaar cijfers nog bij lange na niet. Niet tenge volge van de bewerking op het centraal bureau, maar omdat er geen werkkrachten genoeg zijn en noch bij dezen diensttak, noch by dien der arbeidsinspectie. .Reeds bij de allereerste beginselen, bij den grondslag zelf van onze sociale wet geving: statistiek en inspectie, stuiten wij op het groote bezwaar, dat zij die meer belang hebben bij duisternis dan bij licht den meesten invloed oefenen op de besteding der staatggeldeD, en waar het belangen geldt tegen de hunne, de beurs toe houden zoo het kan, en zoo niet, maar heel weinig van de koorden laten schieten. H. 1) De tusschen haakjes geplaatste cijfers hier en vervolgens geven het totaal der in den bedrijfstak bezochte inrichtingen, dit maakt het overzicht gemakkelijker en wordt in de jaarcy'fers helaas gemist, daar moet men telkens op een andere pag. een andere tabel opslaan. VERSTOORD GELUK. Een schets uit den Zuid-Afrik. oorlog. 2) DOOR F. A. VAN DER LOO. Oud-oorlogscorrespondent van de Volksstem te Pretoria. In haar kamer teruggetrokken had zij zich afgevraagd of 't gebeurde werkelijkheid was? Had Gert haar werkelvk zijn lielde bekend? Was 't geen droom? Maar neen, nog voelde zy' zijn hartstochteluke kussen en hoorde zij zijn woorden, haar zijn machtige lielde bekennende. In verrukking stond zy voor 't open venster en keek naar den ruimen, blauwen hemel, die even zonnig was als haar eigen hartje, zich gulden droombeelden en illusies scheppend voor de toekomst. Hoe schoon leek haar nu 't jonge leven, en hoe zonk al het te voren genotene in de kinderjaren, hierbij in 't niet. Navoelde zij pas, dat er geen grooter geluk bestond dan te beminnen en bemind te worden en zich te kunnen geven in een leven vol toewijding aan den man, dien men liefheeft. Maar in de extase van haar geluk, dacht zij er niet aan, dat haar vader, de rijke, trotsche boer, nooit zijne toestemming zou geven tot een huwelijk met een armen jongen, die boven dien knecht by hem was. Hij voor zich had reeds lang een ander voor haar op 't oog; hij had dit ook reeds meermalen laten blijken en den jonkman, dien hy voor zijne dcchter be stemd, op in 't oog loopende manier ontvangen. Zusie" had de bedoeling van haar vader wel begrepen maar zich dom gehouden en was altijd koel voor den huwelijks pretendent geweest. Zy vond in hem niets bekoorlijks ; integendeel 't arrogante en uitdagende van den jonkman, die weet dat hy rijk is en gelooft dat geen vrouw hem weerstand kan bieden, hinderde haar geweldig. Zij walgde van hem en liet hem dit ook meermalen ondervinden. Zelfs eens toen hij het gewaagd had, haar te kussen, had zy hem in 't gezicht geslagen en was woedend weggeloopen. Haar vader was toen doldrittig geworden en schold zyn kind voor dom en ondankbaar ... zy wilde haar eigen geluk niet begrijpen en honderden andere meisjes zouden zich vereerd gevoeld hebben de vrouw te mogen worden van iemand die duizenden morgen gronds en duizenden stuks vee bezat." Maar Zusi was ongevoelig voor ry'kdom en eer; zy. had dien man riet lief; zij eischte liefde zooals zij ook al haar liefde zou geven aan den man harer keuze, 't zy rijk of arm! De jonge boer was na 't gevoelige bly'k van tegenzin van Zusi" weggebleven en had "t hof gemaakt aan andere nooitjes, met een hart vol haat en ny'd Zusi overal bekladdende. 't Was haar wel ter oore gekomen, maar zij Mratioirale yoor weftelfe teseimg oer Arfieite Op een congres, dezen zomer te Parijs gehouden, is besloten tot de oprichting eener »Assoeiation Internationale pour laprotectóon legale des travailleurs", die haar zetel heeft in Zwitserland, en welker doel in de Statuten omschreven is als volgt: I.t Een band te vormen tusschen allen, die in de verschillende industrieele landen de wetgeving ter bescherming der arbeiders als noodzakelijk beschouwen. II. Een internationaal arbeidsbureau te vestigen, dat tot taak heeft, in het Fransch, Duitsch en Engelsen periodiek een ver zameling der arbeidswetten in alle landen uit te geven of voor zulk een uitgave zijn medewerking te yerleenen. Deze verzameling zal behelzen: a) den tekst of een uittreksel van alle van kracht zijnde wetten, verordeningen en administratieve beschikkingen, betreffend de bescherming der arbeiders in 't algemeen, en met name omtrent vrouwen- en kinder arbeid, beperking van arbeidsduur van volwassen mannelijke werklieden, Zondags rust, geregelde rusttijden, en gevaarlijke bedrijven; b) een geschiedkundig overzicht dier wet ten en verordeningen; c) den hoofdinhoud der officieele ver slagen en bescheiden aangaande de uit legging en de uilvoering dier wetten en verordeningen. III. De bestudeering der arbeidswetgeving in cfe verschillende landen te vergemakke lijken, en inzonderheid aan de leden der vereeniging voorlichting te verstrekken omtrent de van kracht zijnde wetten en haar toepassing in de verschillende landen. IV. Door geschriften als anderszins de bestudeering te bevorderen van het vraag stuk, hoe de verschillende wetgevingen ter bescherming der arbeiders met elkander in overeenstemming zijn te brengen, alsmede van dat eener internationale arbeidsstafistiek. V. Het beleggen van internationale con gressen voor arbeidswetgeving." Terwijl de bedoeling is, in de onderschei den landen nationale afdeelingen te vormen, hebben de heeren mr. A. Kerdijk te's Gravenhage, dr. H. W. Nolens te Rolduc, H. W. E. Struve te 's Gravenhage, P. L. Tak te Amsterdam en A. S. Talma te Arnhem het initiatief genomen vonr het vestigen van zulk een afdeeling in Neder land. Hun namen toonen genoegzaam aan, dat samenwerking gezocht wordt van allen, die, hoe uiteenloopend overigens hun poli tieke richting is, de verdere ontwikkeling der arbeidswetgeving beschouwen als een dringenden eisch. Overeenkomstig de statuten, is de jaarlijksche contributie, zoowel voor vereenigingen als voor individuen, bepaald op ? 5. Wie wecscht toe te treden, kan zich aan melden bij mr. Kerdijk, die zeker bereid is tot toezending der statuten en tot het verstrekken van nadere inlichtingen. iiiiiitituiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiinniu Signalementen door JAN VAN 'T STICHT. Zoo iemand, dan was zeker Mr. Robert wel de aangewezen man, om de hooge plaats in te nemen, die hy den len Januari a.s. gaat be kleed en. Niet alleen om zijne algemeen erkende MIMMtMlmHImllllllt uniiiniiMMtliumi had er zich weinig aangestoord en toen, toen was 't geluk tot haar gekomen en had Geri haar tot vrouw begeerd, tlèm wilde zij wél, zij wai overtuigd, dat zij inet ham gelukkig zou worden; zijn goedheid eu. trouwaartigueid waren daar voor voldoende waarborgen, maar zij kende haar vader en dorst hem 't gebeurde niet mededeelei). Hij zou in staat zijn, zijn kind te slaan, indien zy' het waagde hem te zeggen, dat zy Gert liefhad en nooit een anderen man zou begeeran. Wat moest zij doen'? 't Zonnetje van haar geluk scheen eensklaps te verduisteren. Zou zij ooit de vrouw van Gert worden? Zou men haar niet door tergen en allerlei kwellingen er eindelijk toe dwingen om 't strijdensmoede hoofdje te buigen en den wil des vaders te doen V Maar neen, was 't niet ondankbaar om haar ouders tot zoo iets in staat te achten. En toch als zij dacht aan den onbuigzamen :rots van haar vader, die liever alles zou opofferen dan zich te buigen, dan sidderde zij. Vanhaar moeder had zij weinig te hopen, die had geen wil, dan dien van haar man, in alles haar heer en meester. Ka toch wilda zij lierer alles trotseeren dan haar ouders bedriegen, die, hoewel falend, toch slechts 't geluk van hun kind op 't oog hadden, maar dat geluk van een ander standpunt beschouwden, alleen afhankelijk van de meerdere ot mindere mate van rijkdom waarin zich de aanstaande schoonzoon verheugde, de liefde en achting tusschen man en vrouw geheel wegcijferend. Voor Zusie was het laatste hoofdzaak, de rest slechts bijzaak. Wanhopig was zij op een stoel nedergezonken, snikkend, haar gezichtje in beide handen verborgen. Wat had een oogenblik te voren. haar alles heerlijk en aanlokkelijk toegeschenen en hoe donker en onmf Joogend vertoonde zich nu de wereld aan haar. Met een ruk was zo eensklaps van haar stoel opgesprongen, wiscble zic'a de tranen uit de oogen en verkoelde haar gloeiend gezU'.h je met een weinig ftisch water. Zij had een kloek besluit genomen. Alles, alU-s zou zij haren vader mededeelen, hom smeekend om toch zijn kind ter wille te zijn en niet onmeedoogend haar jong hartje te breken. Door haar tranen zou zij zijn hart wel vermurwen en hem zijn toestemming afdwingen en mocht dat alles niet bater, welnu! dan zou zij fier als een leeuwin haar goed recht van jonge, liefhebbende vrouw verdedigen en hem zeggen, dat niets, noch dreigementen noch harde maatregelen, haar zouden dwingen ontrouw te worden aan het eenmaal aan Gert gegeven woord. Met langzame treden ging zy naar het achterhuis en vond haar vader bezig met eenig werk. Bij haar binnenkomst keek hij op en den ernatigen blik in haar oogen opmerkende, dien hij van zijn kind niet gewoon was, stond hij op en naar haar toegaande vroeg hij op knorrigen toon. Wa mankeer jou nou? Dat je zoo zuur kijk." Vader," antwoordde het jonge meisje, al haar moed byeenzamelende, ik kom ver pa iets vraa." En wat is dit," antwoordde haar vader. Gert het ver mij gevraagd, om met hom te trou," zei Zusie op standvastigen toon, met de deur in 't huis vallende. De vader, een oogenblik uit het veld geslagen, bekwaamheden in de eerste plaats," maar ook om rgne indrukwekkende persoonlijkheid, die hem onder honderden al» het ware onmiddellijk doet in het oog vallen, en, niet het minst, om het oud Nederlandsen geslacht, waaruit hij is gesproten. Mr. Robert Melvil baron van Lijnden Secretaris-generaal van het permanente liof van Arbiitaijf. Dat geslacht waarborgt hem te midden van de aanzienlijke mannen, die uit alle oorden der wereld in den Haag zullen samei.komen, onge twijfeld een eereplaats en een goede ontvangst. Volgens de genealoogen is het get-lucht Van. Lijnden een der oudste en aanzienlijkste adel lijke geslachten van Nederland, oorspronkelijk uit Gelderland, waar nog tbans een der hoofd takken op het kasteel Hemmen in de Betuwe gevestigd is. Het zou gesproten zijn uit het Fransche gravenhuis van Asp emont, hetwelk zijn oorsprong moet hebben uit de markgraven van Este in Italië. Den naam \an A^premont vindt men in latere eeuwen nog herhaaldelijk in de gesiachtsregisters van Van Lijnden terug Van den eersten Heer van l ijnden, Arnold, wordt gemeld, dat bij in lüOli mee Godiried van Bouillon ter kruisvaart toog en. toen hij zich later in ons land vestigde, in den echt trad met Helena van Boesichem en met haar de heerlijkheid Lienden ten huwelijk kreeg. Door huwelijken is het geslacht Van Lijnden steeds verwant geweest aan de aanzienlijkste geslachten, en de rueeste leden er van hebben dan ook gewicbtige betrekkingen in ons land bekleed en daardoor op zijne ontwikkeling een belangrijken invloed gehad. Zoo was o. a. Mr. Koberts' halt broeder, Mr. C. Th. graaf van Lijnden van Sindenhurg. achtereenvolgens Minister van Hervormde Eeredienst, van Justitie, van Buitenlandsche Zaken en laatstelijk van 1881?83 van Financiën. In Augustus 1882 werd hem bij K. B. de titel van Graaf verleend en het daarop volgend jaar werd hij benoemd tot Minister van Staat. Ook in onze stad en provincie hebben de Van Lijndens steeds een belangrijke rol gespeeld. Reeds in de eerste helft der 17e eeuw vinden wij Jan van Lijnden tot Boelenham, gehuwd met Odilia, de dochter van een burgemeester van Utrecht, Pieter Ruysch (een voorvader van door haar openhartige medfdeeling, kon eer«t geen woorden vinden om zijn toorn te uiten, maar zich herc tellend vroeg hij op barschentoon : Wat kom jij nou ver mij ze? Het Gert jou tot viou gevraaV' Ja pa." Zij herinnert 't zich nog goed hoe aaar vader toen uitgevaren v as, en zóó drif'dg werd, dat een beroerte nabij scheen. Hij hal haar on dankbaarheid verwe:en en gezegd dat ze een slecht kind wa?, dat ze haar eigen ongeluk te gemoet ging. Nooit, nooit! zo.i hij haar zijn toestemming geven om met Gert te trouwen. Kaïn en imtig had zij toen alles aangehoord; zonder een enkel woord tegen te spreken, maar toen hij 't waRgde om Gert te beleedigen, door hem e«u valschaard, een skchte kerel te noemer), toen kookte 't jonge bloed en ver dedigde zij als beleedigde vrouw den man dien zij liefhail. P7ier en onstuimig wierp zij haar vader tegen, dat deze onmeedoogend was, en onredelijk in zijn tro'schheid. Zij verweet hem, dat alleen geld waarde voor hem had, en 't h*m niet schelen kon of zijn dochter onge lukkig werd dit zou hij zelve moeten ver antwoorden, maar de vrouw worden van een ander, dat nooit! Toen was ze de deur uitgestormd en in de gang harl zo gewankeld. De aandoeningen hadden haar te diep geschokt, haar zenuwen. ontspanden zich en zij was in onstuimig snik ken uitgebarsten, den geheelen dag was zij niet tot beda'en te brengen geweest. De moeder radeloos van angst had om Aanti Sanna" gestuurd en deze was oogenblikkelijk gekomen om Znsie te kalmeeren, maar niets had geholpen, noch bemoedigende woorden, noch beloften, de reactie was te groot geweeat en de woorden vari haar vader ha Uien haar te zeer gegriefd. Deze van zijn kant bleek voor geen roden vatbaar. Hoe of ook Aanti Sanna voor Zusie in de bres Besprongen was en voor haar goed recht gepleit, hij wa^ en bleef voor't oogenblik onverbiddelijk, ll.j had Gart op staacden voet bij zich geroepen, en hem verweten dat hij zijn dtchter verleid had om tegen haar vader op te staan. Hij bulderde en raasde als een be zetene en eindigde met Gert te gelasten oogenblikkelijk zijn erf te verlaten, terwijl hy' hem zijn loon voor de voeten wierp. Gert had een oogenblik getracht zich te ver dedigen, maar ziende dat zijne pogingen om zich te rechtvaardigen slechts aanleiding zouden geven, dat Zusie's vader nog driftiger werd, ging hij stüzwygend heen. Een oogenblik had hij aan Aanti Sanna ver zocht om bij Zusie toegelaten worden. Aanti was hem goedgurstig geweest en had een klein onderhoud toegestaan. Hij had toen Zusie's handje gegrepen en haar vergiffenis gevraagd voor 't verdriet, dat hij haar berokkend had, haar echter plechtig zwerende altijd trouw te blijven en op haar te zullen wachten. Hij zou hard werken en trachten een eigen plaats, hoe klein ook, te koopen, waar hij haar dan door zijne liefde en toewijding hoopte schadeloos te stellen voor de geleden smarten. Zij had even geglimlacht en toen hij tot onzen thans vermaarden Dr. Buysch te 's Hage?) Door de eerste vrouw van Mr. Robert's vader,' Anea Wilhelraisa van Spaen, moeten de Van Lijndens zelfs nog afstammen van het Huis van Nassau; aan de tweedie vrouw, Mr. Bobert's moeder, Catbarina Melvil, dankt h\j, wien -w\j thans beschryven, den naam Melvil, dien het hem hy Koninklijk besluit vergund werd vóór zyn vaderleken geslachtsnaam te voegen. Mr. Robert Melvil baron van Lijnden werd geboren den 6en Maart 1843. Hy bezocht te Utrecht het gymnasium, was er student in de rechten aan d« Hoogeschool en promoveerde er op 2öjarigen leettyd. Hy vestigde zich daar als advocaat en deed zich tot 1877 in een negenjarige praktyk kennen als een scherp zinnig recht'geleerde. In 1875 benoemd tot plaatsvervanger, d rechter werd by twee jaar later rechter in de arrondissementsrechtbank alhier en eindigde daarmede zyn werkkring als advocaat. Hy werd in 1883 lid van. Provin ciale Staten en in 1887 tot lid van de Eerste Kamer gekozen en dat hy ook lid van. den gemeenteraad werd en tot op den huidigen dag nog is, zal niemand van een, in een stad als de onze, zoo op den voorgrond tredenden man, verwonderen. Ia deze laatste betrekking en in die van rechter heeit hy de meeste bekendheid ver kregen, ofschoon hij er nimmer naar gestreefd heeft zich populair te maken. Hy voelt" zich degelijk op zy'ne plaats in de hooge positie, die hy door geboorte en talmt inneemt en hoewel hy door den grootst mogelyken eenvoud en het vermijden van alle overtolligheid in woord en gebaar uitmunt, (of laat ik zeggen : juist daardoor) ... men proeft uit elk zijner bewegingen den edelman, die met fierheid terug ziet op zijn eeuwenouden stamboom. Als hij het woord voert doet hy dat in het bewusizyn, dat alle aanwezigen hem hunne aandacht schenken en juist dat besef is mede oorzaak dat wat hij zegt steeds behoorlijk gewikt en gewogen is. En daarom volgt men hem niet alleen met aandacht, maar men hoort hem gaarne spreken om deu gekruischten vorm waarin hy zijne denkbeeldeü, zoo gemakkelijk weet te kleeden, en om den weiwillenden, humanen toon, dien bij altyd aanslaat. De stad Utrecht zal in mr. Robert in menig opzicht veel verliezen. Al verzette hij zied indertijd tegen de invoering der inkomstenbe lasting hier ter stede uit vrees dat de vermo genden hunne vrijwillige bijdragen tot de alge meene las! en zouden staken ah zij genoodzaakt worden naar hun vermogen belasting te betalen, ik geloof niet dat die vrees ten opzichte van zy'ne vrijwillige bijdragen zich bewaarheid heeft. Hij verleende zijnen steun aan veel wat hem nuttig en goed voorkwam. Zoo was hij o. a. sedert Januari 1874 dus nu rond 2(i jaren lid der directie en secretaris van 't Prov. Utr. Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen en wat hij in die betrekking presteerde werd nog in de algemeene vergadering van dit jaar door den vooizitter van dat genootschap in het licht ge-teld. Mr. Robert was niet liberaler" dan men van iemand van zijnen stand eigenlijk verwachten mag, doch hij was niet geheel blind en doof \oor de teekenen des (ijds en gaf zijn stem aan menigen maatregel, die in net belang >an minder bedeelden genomen werd. Dat baron van Lijnden zich in zijne toe komstige carrière meer of laten we maar zeggen: eerst recht op zijn gemak, recht thuis zal gevoelen, is te begrijp n. Die gemeente raden worden zoo populair" tegenwoordig, en zoo'n vredesconferentie met adellijke heeren van heel de wereld is juist een encadreiuent voor onzen baron, d:e daar ons land zeker waardig zal vertegenwoordigen al was het alleen maar om ons echt Hollandsche maar zeker iiHtnmffftiHtliiffrK afscheid een kus op haar voorhoofd drukte, had zij dien beantwoord cri aeni toegtfluisterd dat ook zij hem eeuwig trouw zou blijven. Iltj was weggegaan om bij een a deren boer werk te zoeken en Zusie was teruggevallen in een toestand van volslagen gevoe.IoosheiJ. Eindelijk had men d?n dokter moeten roepen en deze van 't geheele geval op do hoogte gesteld, had ernstig met den vadtr gesproken, hum radend toe te geven, als hij tenminste niet den dood van zjn kind op zijn geweten wilde hebben. De moeder, broers en zusters en. Aanti Sauna hadden bij den ernstigen raad van den genees heer hunne smeekbeden gevoegd, maar de vader bleef weigeren. Zusi was hoe langer hoe zieker en ellendiger geworden en eindelijk was de trotsche vader, die gevoelde dat 't ernstig at zou kunnen loopen, wel gedwongen om toe te geven. Dadelijk was zij opgtilsurd, van dag tot dag steruer en beter gemorden, en toen eindelijk Gert weder op de hoeve mocht terugkomen en zij beiden de zegen van 't ouderpaar kregen, zong ze weder als een iijsterije en keerde 't kleurtje terug op haar wangen. Hoe heerlijk waren rle bruidsdagen geweest. De vader had voor 't jonge paar een kleine hoeve gekocht, wel is waar niet in de nabij heid, maar dit zou hen niet beletten om eei.s of tweemaal in 't jaar hun ouders te gaan bezoeken. De schapen en beesten, die haar op verjaardagen geschonken waren, nam zij mee en ze vormden 't beg'n van hur.ne kudden. Beiden hadden 't kleine nestje betrokken, gelukkig met en voor elkaar levende, als twee j on se tortelduifjes. Toen was de geboorte van een kind hun geluk kornen ver»rooten. Als om strijd had,ien zij 't kindje gekoesterd en verzorgd; zij dik wijls beangst, dat hij 't wichtje met zijn forsche armen pijn ZLU doen, hij dan goedig om haar angst lachend. Wat was ze trotsch op 't jonge leventje, dat uit haar geboren was, waar ze zoo vurig naar verlangd had. Al deze vis'oenen gingen haar door het hoofd terwy'l zij daar zat voor het haardvuur en o God l waar was nu al dat geluk gebleven. 't Was vernietigd in een slag. 't Vaderland was in gevaar en Gert moest ook ten strijde trekken Hij ging als een man, maar met bloedend hart, omdat hij zijn jonge vrouw en zijn. kind alleen en onverzorgd moest achterlaten. En nu! Waar was haar man? Zou hij dood zijn of ge wond, onder vreeselijk lijden en smachtend van dorst op 't slagveld of zou de vriendelijke hand van eene liefdezuster, de engelen van het slag veld, hem verzorgen? Was hij misschien ge vangen? Zij wist't niet' O, die vreeselijke on zekerheid. Liever nog een bericht van zijn dood dan zóó! Was zy reeds weduwe en het doodzieke kind dat daar hulpeloos ter nederlag en in ijlende koorts om zijn vader riep, vaderloos ? Buiten woedde de storm nog met volle kracht. Angstig hief zij 't hoofd op en luisterde; zy meende voetstappen te hooren maar zij moest zich stellig vergist hebben. Den geheelen dag was er in de nabijheid van haar hoeve hard over de gtheele wereld geldende spreekwoord: het oog tril ook wat hebben! NlliliiiiiiHtlillHfitniiiiiiftiiitiiiMiiinniiniMiifniimrmiiinrnniifmiiii Constantyn Palaeologos. Een Treurspel door mr. P. VAN DEK MAESE. Rotterdam, W. J. van Hengel. Men heeft een Nederlandsch staatsman onzer dagen hooren zeggen, en de grootsche harts tocht van dit zyn woord werd, naar het scheen, slechts spaarzaam beseft, dat by' voor Koning Jezus zou bljjveu strijden', ook al ging daarbij het vaderland te gronde. Zoo heeft de geloofsyver te allen tijde gesproken. Byzantium wordt belegerd door de Turken, het einde der stad is nabij, maar Notaras, 's keizers admiraal, zal de overwinning der barbaren geringen tegen spoed achten bij de dreigende ratnp van paus Nicolaas' hoogheid over de Qrieksche kerk: liever, zegt bij, de Tur&sche tulband in de stad dan de Roomsche kardinaalshoed .... MÜis de reden onbekend die mr. P. van der Maese, den schryver van het treurspel hier boven genoemd, bewogen heeft dit motief niet in het karakter van Notaras op te nemen. Den lezer blyft slechts over dit verzuim te betreu ren en zulks te meer naarmate de Notaras van het drama breedsprakiger en onmannely'ker is. Sprekende van de afgezanten die op het concilie van Florence namens Byzantium de onderwerping aan Rome hadden toegezegd, kan zijn trouw aan het oud geloof niets beters vinden dan dit gestamel: «Bitter hebben zich, »Weer in Byzantium teruggekeerd, »De geestelijken onzer kerk hun eed, «Wroeging in 't hart, verweten". Trouwens, woordenrijk en arm van geest tevens zyn al de personen van het stuk. Er is niemand die iets eenvoudig en natuurlijk zeggen kan. Ook schijnt dit euvel minder een aangeboren kwaal der Byzantynen te zijn dan wel een infectie die in den dampkring rondwaart. Carelo, de Genuees, ia nauwelijks aan wal gestapt en reeds nemen wij bedenke lijke symptomen by' hem waar. Dat de vloot den volgenden dag vroeg zal uitzeilen, deelt by' op deze omslachtige wyze mede: »Als uit zyn vurig Ry'k »De dageraad zijn eerste gouden schichten »Langs Marmora's doorschijnende oppervlakte »Van witgekuifde azuren deining schiüt »Naar 't koortsig sluimerend Byzantium, »Zien we eindelyk na vele weken rust, »Zich onze zeilen zwellend wfêr ontplooien, »Daar hen de lang verbeide Zuidenwind »Met milden adem vult, onzichtb're kracht, »Die weldra door het dartelende dansen »Der licht bewogen golven onze schepen «Statig en kalm hun weg vervolgen doet, »Als blanke zwanen 't kabb'lend water klieven". Zonderlinger nog dunkt ons dat zelfs Sultan Mahomed meèkakelt met de rest. Klagende over slapeloosheid, zeurt by ons o, ironie van het lot in slaap. »Maar thans, »Thans, zooals raad'lops zich de zondaar wringt, »Dien booze geesten plagen, keer ook ik »Naar rechts my op mijn sponde, wend naar links gavochten. Van d°n morgen tot den avocdhadhet kanon gedonderd, met daartusschen door van tijd tot tijd 't geknetter van klein gewee^ vuur. Tegen den a/ond was 't zwakker geworden, om eindelijk met donker geheel op te houden. De boeren waren schijnbaar weer teruggeslagen en miss-chien morgen reeds zouden de gehate Engelschen ook haar erf betreden. Zij rilde van angst bij de gedachte dat die barbaren cok haar huis en hot vernielen en verbranden zouden of zoo zij dit niet deden, dan toch al haar beest-n en schapen zouden wegrooven. Geen hoen jouden zij haar laten, geen restje meel zelfs ot de eieren, die zij voor haar zieke k.nd bewaard had. Wat zou er dan van haar en haar kind worden ? Aan den hongerdood prijsgegeven? O, reen! zoo zwaar zou God haar toch niet beproeven. Zij zou zich voor de overwinnaars op de knieën werpen en hen deernis afsmeken ter wille van 't jonge leven, haar kindje, dat daar met den dood worstelde. Zij hoopte dat onder die soldaten toch wel n valer zou zijp, die medelijden met de arme moeder zou hebben. Afgemat door 't tobben en waken, was zij in slaap gevallen en droomde van een eindelijke overwinning der boeren, zij zag haar man terugbeeren, ongedeerd uit den strijd om verder gelukkig en vreedzaam van 't leven te genieten. II. 't Was ongeveer twee uur in den nacht; de regen had opgehouden en de i-torm wns een weinig tot b daren gekomen. Hier on daar gluurde een enkel sterrei j e tusschen de wolken door en vertoonde de maan zich eventjes, om dadelijk weder achter een zware wolk ta ?erdwijnen. Eensklaps weerklonk paardengetrappel op 't erf en een oogenblik later werd er te^en de deur gebonst, eerst zacht, maar langzamerhand harder en haastiger. De late gast scheen blijk baar niet veel tijd te hebben. Eindelijk schrikte de vrouw op uit haar slaap, in 't eer-te oogen blik niet beseffend wat er voorviel. Nogmaals werd er op de deur gebonsd, nu onophoudelijk en hevig. Een schrik voer haar door de k'den. Zou dat een Engelschman zijn maar neen, ze bedriegt zich niet. 't Is zijn stem, de stem van Gert, haar man. Met een schreeuw vari vreugde is ze met n. sprong bij de deur, schuift den grendel weg en wil zich in zjjn armen werpen. Eensklaps wijkt ze teru». Is die uitgeteerde, wankelende gestalte haar Gert. Is de man, die steun zoekt teg=m de deurpost haar forsche man van weleer en zijn die sonibere, holle oogen de zijne, die vroeger zoo vriendelijk konden lachen ? Maar toch is 't Botba ? De ongekamde baard en de lange, verwilderde haren hebben hem onkenbsar gemaakt. En nu ziet zij ook eerst, dat hij gewond is. Zijn linkerarm draagt hij in een doek, donkerrood gekleurd door het bloed. Gesteund op den tchouder van zyn vrouw treedt Gert Botha zwijgend binnen en laat zich uit geput op een stoel neervallen. (Slot wlgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl