De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 30 december pagina 4

30 december 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AM STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 1227 »Dan weder 't koortsig lichaam, om weldra VtRustbed te vlieden, dat geen rust my schenkt »Ea dat, als 'k eindlyk weer ter neder lig, .Nog dan-haar onverbid'HJk mij blijft weig'ren." Wat moeten de dames van zijn harem turelunrsch geworden z\jn, als haar gebieder niet in het intiemer verkeer een weinig resoluter is geweest. Zie hier nog een proeve van 's mans bondig woord en klare gedachte: >0 'k zie het reeds gekomen in myn geest, ?Het nar, dat, moedeloos, ik menigmaal ?Niet te beleven dacht, maar dat weldra «Ik twijfel, Allah! langer niet gaat slaan, iHet nar, zoo dringend van u afgesmeekt, «Dat thans uw eind'loos goedertieren hulp »0p des profeten voorspraak aan doet breken, »Het uur, waaraan zelfs ik door wil en macht, ?Zoo hoog verheven boren alle heerschers, ?Eerbiedig huiv'rend slechts te denken waagde, ?Als ware 't geen het brengen zal te veel »VooraardBchegrootheid,'tplechtiguur,waarinik ?Met nauw geloovend oog Constantinopel ?Verwonnen aan my'n voeten liggen zie!" Oef! Keizer Constanten Paleogos, de held van het drama, schijnt een dapper en edelaardig vorst geweest te zjjn. Mij persoonlijk ware het aan genamer, indien dit gekroonde hoofd desnoods wat minder moed aan den dag had gelegd en wat beter uit zyn woorden had kunnen komen. Ik vreaj verlof hem voor een oogenblik het woord te geven: ?Notaras schrift ?Wellicht terecht het moed'loos in hun lot ?Berusten aan hun overtuiging toe, ?Dat, als de krijgsmacht, die tot onze hulp ?Hierheen op weg is, eens Byzantium ?Bereikt heeft, het voor immer is gedaan ?Met 't Orthodox geloof. Indien dit styl verdient te heèten, dan is het toch hoogstens de styl van een deurwaarders exploot. Als Ranke in het verhaal der inneming van Byzantium het oogenblik genaderd is dat de barbaren de oude stad binnenstormen, dan zegt hy plechtig en eenvoudig tevens: »Dem la illaha illalahu antworteten die Christen mit Kyrie eleison " Is het niet of men het christenhart van Europa in deze weinige woorden voelt klop pen? Ik althans ken iemand die daarvoor de vy'f be dry ven van onzen auteur gaarne present geeft. Tot de schynbare tegenstrijdigheden die 's werelds loop plegen te kenmerken, behoort ook deze dat, terwy'l het historisch inzicht aan diepte en breedte gewonnen heeft, immers voller van waardeering en sympathie en boven dien meer en meer gemeengoed geworden is, nochtans het artistiek vermogen tot het plastisch verwerken van historische stof allengs teloor is gegaan. Van dit standpunt gezien, vertegenwoordigt de arbeid dien ik hier bespreek, het laatste woord der onbekwaamheid. Volstrekt onhistorisch, niet van data of feiten, maar van verstandsoverlegging en zielsbewe ging, van denken en gevoelen, van weten en gelooven is by manier van spreken ieder woord van dit drama. Da Bosporus en de Aya Sofia waarvan onze ooren tuiten, zy'n en bly'ven een geschilderd tooneeldécor en de menschen die zich daartnsschen bewegen, onderscheiden zich in geen enkel opzicht van eerzame burgerlieden onzer dagen. Onhistorisch is keizer Constantyn die voort durend den mond vol heeft van »het vaderland" en »het beminde volk", van zijn »trouwe vaderzorg" en »het dierbare R'jk". Zelfs den laatsten schyn van waardigheid misgunt hem de sehry ver, waar de keizer met het welbehagen van een parvenu die zich in zy'n optrekje verlus tigt, tot een zyner hovelingen zegt: »Kom, Fhranza, thans in opgewekten rit, »Vol hoop wee- 't hart, weer van bewondering ?Vervuld voor 't landschap, dat Byzantium »Zoo bly'de omgeeft, door vlakte en over heuvel, ?Door woud en veld ons naar de stad gespoed !'' Onhistorisch in den hoogeren zin is ook Itnelda, de schoone burgeres van Fisa, die met Bonifacio in een verhouding leeft welke eenige overeenkomst vertoont met den beroem den toren van haar geboortestad. Deze ietwat avontuurlijke jonge dame vertegenwoordigt het amoureuse element van het stuk: zy is met Bonifacio in het geheim getrouwd. Carlo, baar broeder, die andere plannen met haar heeft, verneemt iets van nachtelyke bezoeken, zulke dingen lekken eerder uit dan men wel wenschen zou en, Kain op n na, door steekt hy in een noodlottigen nacht zy'n eigen zwager. Ojk zou het melodrama niet com pleet zy'n, als de dolk niet vergiftigd was. I nelda wie deze bijzonderheid niet ontgaan is, »'t Vergif I Zy bracht de lippen aan zy'n wonde l" wenscht haar sleeping partner niet te overleven. Zy voelt haar einde naderen en neemt afscheid van haar vriendin: »En gy denkt niet waar, ?Ook menigmaal terug aan uw Imelda, «Aan haar, die zwak was, maar niet slecht ?" Arme Imelda! Nauwelyks getrouwd, heeft zy ook ternauwernood geleefd. Zij zegt niets dan gemeenplaatsen en doet niets dan malligheden. En wanneer iets haar ongemakkelyken broeder anderen bouillant Achille kan troosten, dan zal het de gedachte zy'n, dat zij althans van alle menschelyke hartstochten en aandoeningen maagdely'k is gebleven. Overigens behoeven wy dien Carlo gelukkig niet au sérieux te nemen. Zijn conversatie is in n woord onuitstaanbaar. Wy zien hem met zy'n vriend Anselmo op weg om Imelda op heeterdaad te betrappen en verre van blymoedig klinkt zy'n voorspelling: «als hy en ik »De klingen kruisen in het tweegevecht, ?Waarin het bloed uws broeders stroomt of gy ?Dat van den veelbeminde ziet vergoten." Straks ontmoeten zy een paar hofhkeien. ?'t Zy'n dienaars van den Keizer," zegt Anselmo kortweg. Maar Carlo laat het er niet by en als iemand die er het fijne van weet, vervolgt hy: ?Hy vertoeft ?Veelal, als hy terugkeert van de jacht, ?Met hen, die hem verzeilen, op deez' plek ?Een korte wyl, zich door een korte teug ?Van ed'len, parelenden wy'n te laven. Ik geloof niet dat de chef de rayon van het grootste manufacturenmagazy'n dit fraaier gezegd zou hebben. Zoo kan men de citaten op elkander laten volgen, getuigenissen nu van wansmaak, dan van onmacht en soms van beiden tegely'k. Waar het onderwerp van het treurspel scheen te beloven, dat wy den grond zouden voelen dreunen by het naderen van een heirschaar der verschrikking en de lucht hooren weer galmen van angstgeschrei en doodskreten, daar worden wy onthaald op een gemoedelijk gekeuvel, of erger nog, zeldzaam van onaandoenly'kheid, langwy'lig van banaliteit, duldeloos van aanmatiging,' voos van leegheid. C. F. VAN DER HOEST. Verslag yan den Baad van Beheer, Eerst dezer dagen kwam mij in handen het ?Verslag van den Raad van Beheer der konink lijke vereeniging »Het Nederlandsen Tooneel". uitgebracht in de Vergadering van aandeel houders van 26 November 1900. l September tot 81 Augustus 1900. Daarin trof ik o. a. het volgende aan, dat my' meer in 't by'zonder belangstelling inboe zemde. ?De Vereeniging had hiertoe hare mede werking verleend '(Apollo's gouden feest) door een oorspronkelijk stuk van den heer J. de Koo, lóbias Bolderman, te doen instudeeren; de gevolgen waren eene ziekte van den heer Schulze, en eene van onze zijde niet gewenschte scheiding van een auteur, tot wiens eerste pogen op dramatisch gebied de Vereeniging met genoegen en succes hare medewerking verleend had. Gelukkig heeft de rustperiode der zomervacantie den heer Schulze de zenuw achtige spanning der repetitiedagen doen ver geten; zy'n geluid en veerkracht zy'n weer wat ze vóór dien ty'd waren." Niet om den strijd, dien ik met den Raad van Beheer gevoerd heb, te heropenen, alleen om zyae waarheidsliefde nog eens met zy'n eigen woorden in het licht te stellen, haal ik het bovenstaande aan. Ik laat .daar, ter vergelyking, op volgen, wat diezelfde R»ad van Bjheer schreef in Februari j.l. ?Een acteur, die pas twee maanden volle vacantie heeft genoten en gaarne spelen wil, maanden lang te reserveeren voor het instu deeren en daarna nu en dan spelen van n stuk, vervolgens dit stuk, na al de bestede moeite en inkomstenderving, den auteur om een gril terug te geven, is niet wel mogelyk. 's Heeren Schulze's heeschheid keert ieder j aar een paar dagen terug, zij wordt door zenuwen verergerd, vandaar zy'n verzoek om de eerste lezing met den auteur zwy'gend te mogen by'wonen: de meeste jaren heeft zij slechts geringe storing in de werkzaamheden gebracht." Alsmede de door den Raad van Beheer met instemming aan Hit Vaderland ontleende woorden: «Gisterenavond zag ik voor het eerst dit stuk in den beknopteren vorm, waartoe de auteur het heeft teruggebracht.. . Het bly'kt nu een geestig bly'spel, dat stellig nog meer malen aan ons publiek kan worden voorgezet... Ik noemde het woord bly'spel met opzet, de man om wien de handeling draait, de in eigen oogen wy'ze Bolderman is op en top een blijspelfiguur.... Sehulze was uitstekend! Blykbaar voelt hij zich nu geheel en al thuis in de rol, is hy er mee n geworden ... de gemakkelykheid waarmede bij hem bewegingen, gebaren en gelaatsmimiek het woord accompagneeren, komt hem nu ook in deze rol weer uitnemend te stade. Als uitbeelding stel ik zy'n Bolder man boven zy'n van Bjmmel." En dit alweder gevolgd door deze woorden van den Raad van Beheer zelf: »Van het ontbreken van stemmiddelen wordt hier niet gerept Toch heeft de heer Schulze te Rotterdam, zooals de heer M. Horn terecht constateerde, de rol eens met onvoldoende middelen gespeeld. Zijne plotselinge heeschheid aldaar zou in alle andere gevallen reden ge weest zy'n om de voorstelling niet te doen doorgaan, het gold hier echter eene voorstelling, door de Rotterdamsche afdeeling van het Tooneelverbond aan hare leden aangeboden, waarbij dus geen sprake was van teruggeven van entrees; na overleg werd toen besloten de voorstelling te doen doorgaan." Men ziet het: thans erkent de R v. B. zelf, dat Schulze's ziekte, wel verre van zoo maar eens eventjes een paar dagen, heeft voort geduurd van de repetitiën af tot de zomer vacantie. Het schrijft die ziekte nn toe asn de repe titiën van den Tob. Bjlderman, terwijl reeds vóór die repetitiën aanvingen, de heer Sahulie zóó ziek was, dat hy' niet eens bij de lezing zyner rol zy'n stem durfde gebruiken. Het vergeet te vermelden, dat die zenuwach tigheid, zoo ze bestond, dus voortsproot uit 's mans ziekelijken topstand, nog verergerd door het spelen van Toupinel, waartoe hij ook dea avond vóór de eerste opvoering van T. B. was aangewezen, maar waan ai hij op my'n verzoek werd vrijgesteld. «Gelukkig heeft de rustperiode der zomer vacantie den heer S-huIze de zenuwachtige spanning der repetitiedagen doen vergeten", zoo schrijft de R v. B., als hadden de repe titiën van de T. B. den acteur ziek gemaakt! terwijl de R. v. B. alweer vergeet te ver melden, dat de »rust der zomervacantie" moet heèten : een we'geslaagde operatie en een lang durige badkuur. Te-wyl de Raad almede niet vermeldt, dat hij denzelfden acteur, reeds \óór de lezing van het stuk ongesteld, en ook ziek tijdens de repetities, meer dan dertig maal in de Tubias Boldermin heeft doen optreden, o. a. eens te Rotterdam met ^plotselinge heeschheid" l Hoe dit zy, bij alle blijkbare orjmstheid in dit «Verslag" van den Riad van Beheer geeft het althans duidelijk te verstaan, dat de vroege uiteenzetting van de zaak kant noch wal raakte. En natuurlyk, is het my aange naam dit nu, zij het dan ook wat laat, op grond van een officieel document, te mogen constateerer. De eenige vraag, die bij de lezing van dit «verslag" opkomt, en welke ik niet wil achter wege houden, is: hoe ry'mt de R. v. B. het uitbrengen van zulk een Verslag ook aan H. M. de Koningin, met den eisch door H. M. de Waarheid aan een koninklyk lichaam stilzwygend voorgeschreven ? Doctor JUEIS. Muziek in de Hoofdstad. By het verschijnen van dit nummer staat een der oudste en schoonste inrichtingen van de hoofdstad op het punt een belangrijken herinneringsdag te herdenken. Den litenJan. 1901 zal het zestig jaar geleden zy'n dat de Maatschappy' «Caecilia" werd opgericht. Den getrouwen lezer van de rubriek «Muziek in de Hoofdstad" behoef ik zeker niet in te lichten over het doel en het streven der Maatschappy «Caecilia". Hy kent haar reeds genoegzaam uit my'ne besprekingen by gelegenheid der voor- en najaarsconcerten. Van af de oprich ting reeds had »Caecüia" een bytondere beteekenis op muzikaal gebied. Als men eens na»aat dat omstreeks 1840 de muziekbeoefening geheel stond onder den invloed van het virtuozendom; dat de programma's waren samen gesteld uit salon-solostukken van dikwyls zeer twijfelachtige muzikale waarde, in de vreemdste (wan)orde gerangschikt en dan wel voor fluit, clarinet en andere instrumenten, die eigenlyk in het orchest thuis behooren; ik zeg als men dit eens nagaat en men beschouwt in dat licht gezien de oprichting der Maatschappy^>Caecil)a", die zich reeds dadelyk de uitvoering der groote instrumentale meesterwerken ten doel stelde, dan komt men tot het besef, dat »Caecüia" inderdaad eene hervorming in het leven riep van vér dragende strekking. Joannes Bernardus van B ree was »CaeciliaY' eerste Directeur. Er zullen onder de lezers van het Weekblad nog wel enkelen zy'n die zich hem kunnen voorstellen. Hy genopt om streeks het midden der negentiende eeuw een groote vermaardheid als orchest-dirigent. En mogen de eischen aan het toenmalige orchest gesteld al niet zoo hoog *yn geweest als thans algemeen gedaan wordt men vergete ook niet, dat de opleiding onzer jeugdige kunste naars niet zoo uitstekend was als tegenwoordig en dat men derhalve in de orchesten ook niet over zulke voortreffelijke krachten kon be schikken als thans. De opvolger van Van Bree, Frederik Bernhard Bunte, was de moderne richting toege daan. Als men leest, dat hy reeds de «Symphonie fantastique" van Berlioz, symphonische Dichtungen van Liszt, en Wagner's Tannbauserouverture, voor het eerst in ons land, liet uitvoeren, dan moet men zich den toenmaligen tijd voor d>^ geest roepen om den omvang van zulke belangrijke feiten te kunnen vaststellen. By het aftreden van Bunte kwam Verhulst Zelden is een dirigent meer gevierd dan Ver hulst. Zy'n geheele persoonlijkheid imponeerde in de hoogste male. De werken der klassieke componisten werden met groot meesterschap onder zy'n leiding uitgevoerd. Voornamelyk Beethoven en Sjhumann werden door Verhuist met voorliefde gespeeld. Doch ook Mozart en Handel wist hy prachtig te vertolken. Verhulst heeft in een voor hem zeer gunstig tydperk geleefd. Ten eerste omdat de orchesten van den toenmaligen tijd niet die volmaaktheid hadden van tegenwoordig, zoodat Verhulst het Caecilia-orchest kon opvoeren tot een corps, dat ieders bewondering wegdroeg; ten tweede omdat de persoonlijkheid van Verhulst in onze tegenwoordige muzikale toestanden niet goed meer denkbaar is. Na twee en twintig jaar Directeur van Caecilia te zy'n geweest, kon Verhulst ten slotte toch niet meer tegen den stroom oproeien. In 1886 trad hij af. Zyne opvolgers Dan. de Lange, Henri Viotta en Willem Mengelberg kennen wy allen. Oader hunne directiën werden de moderne meesters niet langer geweerd. Het Caecilia-orchest in zijn tegenwoordige samenstelling het Concert gebouw-orchest gecombineerd met de leden van »Caecilia" laat ten opzichte van klank, geen enkelen wensch onbevredigd. De uit voeringen, onder leiding van den heer Mengel berg, geven dan ook een orchest te hooren, zooals er waarschynlijk geen tweedein Europa is. Na dit over het muzikale gedeelte van Caecilia's werkkring gezegd te hebben, wil ik nog even de aandacht vestigen op de liefdadige strekking der Maatschappy. Sedert het jaar van de oprichting, 1841, tot nu toe hebben niet minder dan 144 personen (weduwen en weezen, of musici die door ouderdom of lichaams gebreken niet meer kunnen werken) onder steuning genoten. Het bedrag der uitgekeerde gelden is in dien tijd gestegen tot nagenoeg een half millioen gulden. Dit cijfer geeft te dei.ken. Hoeveel grooter leed en hoeveel meer gebrek zou er niet geleden zijn als de Maat schappy «Oaecilia'' niet helpend ware opge treden. Het is onmogelijk over «Caecilia" te schrij ven zonder niet tevens te denken aan den tegenwoordigen president, den heer W. S.umpff. Zijn vader Jacob Willem Taeodoor Stumpff behoorde tot de oprichters en toen deze, na 17 jaren het presidium te hebben waargenomen, aftrad als voorzitter, werd zy'n zon W. Stumpff in het bestuur tot vicepresident gekozen. Lster (in 1877) benoemde men hem tot voorzitter. Gedurende al den tijd dus, dat «Caecilia" bestaat heeft een Stumpff, o f als voorzitter, of als onder-voorzitter de belangen der Maatschappij behartigd. Het is te verwachten dat, op den avond van het feest velen met «Caecilia" zullen mede feestvieren. Eene dergely'ke instelling moet gesteund worden met alle kracht. Gelijk ook in vorige jaren, zoo is er thans gedurende de kerstdagen gelegenheid geweest om goede muziek te hooren. De ijverige liedertafel «Apollo" gaf in den Werkenden Stand een Solistenmatinée, die wel eenigszins een herinnering opwekte aan den toestand van plus minus 1840, zooals ik hierboven beschreef. Echter toen was zoo iets gewoonte, thans uit zondering. En als er zulke uitstekende solisten optreden, als Apollo zich had weten te ver zekeren, dan kan men er vrede mede hebben Mej Julia Gulp zong met haar prachtige, ietwat donkere altstem, zeer schoon eenige liederen; de heer Joh. Hoes uit Utrecht, een baszanger met een mooi, omvangrijk en week basgeluid, hetwelk ook in de zachtere tinten schoon klinkt, zong een paar aria's, de heer Frans Phlippeau onthaalde het publiek op zijn echt lyrisch tenorgeluid en zijn smaakvolle voordracht en de heer Wolters gaf zeer mooi een paar viool-solo's ten beste. Maar laat ik riet den heer Doortmont vergeten, die behalve de e-mol sonate van Grieg, alle begeleidingen speelde en wel op uitstekende, door en door muzikale wijze en evenmin het koor, dat een paar stemmingsvolle en op den dag toepasse lijke koorijes met schoonen klank ten gehoore bracht on Ier leiding van den onder-directeur, den heer Rigter. Den 2en Kerstdag had de Matinee plaats in het Concertgebouw, waarop reeds sinds j-iren, jonge nederlandsche solisten optreden. Ditmaal had men de medewerking verkregen van den baritonist Gerard Zalsman, die een aria uit Mendelsohn's «Paulus" en eenige lie deren zong. De heer Zalsman is al lang geen onbekende meer in Amsterdam. Zyn schoon, warm geluid kwam voortreffelijk uit in de groote zaal en ware het tempo zyner Aria iets sneller geweest, dan zou hy zeker nog meer indruk gemaakt hebben. De tweede soliste was mej. Bertha Belinfante. Waarlyk men behoeft geen profeet te wezen om dit jonge meisje een schitterende toekomst te voorspellen, zooals zij thans reeds het Cello-concert van Goltermann gespeeld heeft kan men dit reeds met «voortreffelijk" bestempelen. Men boude mej. Belinfante in het oog. Zy zal nog van zich doen hooren. Het orkest speelde de schoone, diepzinnige Manfred-Ouverture van Schumann en de Kamerinskaja-phantasie van Glinka niet zoo in alle opzichten voortreffelijk als men zulks van dit orchest gewend is. Het poème symphonique van Saint-Saëns hoorde ik niet meer. AST. AVEBKAMP. Liederltoek van Groot-Nederland, verza meld door F. R. COEHS FKZN. Derde boek. Uitg. v. Dishoeck, Amsterdam. Het is me, als hoor ik 'en groot kooropstygende over heel de wereld, waar maar Neder landers wonen. Ik versta ze alle, de klanken, want ze zy'n van n ras en ik voel het alles mee, want ik juich mee met al die stemmen. En toch, ik heb niets anders dan 'en boek in blauwe band voor me, maar dat is het derde deel van het »Liederboek van Groot-Nederland" door F. R. Coers Frzn en nu begry'pt ieder, die de eerste delen kent wat mij gebeurt. Nu komt voor Nederland Heye tot z'n recht met z'n «Rechtop van lyf, rechtop van ziel", ?Van mannen in oorlog, van mannen in vree", ?Een kloeke hand, een rappe hand", «Schild wachtje wend je hoofd zoo niet", «Orarje houtje kan geen kwaad", «Ik zing er al van een Ruyter koen", »De kabels los, de zeilen op" enz. om er maar 'en greep uit te doen; alle tonen van Nederland zy'n fors en gezond, en er zy'n daarby van jongeren, waarin de sympatieke fieguur van de koningin vereerd en gevierd wordt en naast het drietal Hol landse, waaronder het bekende «De koningin, de koningin",doet hieraan nu ook het Friese volk mee in z'n »Ny Frysk folksliet". De Friezen ko men nu in dit deel vry aardig tot hun recht in een dertiental liederen, enige nationale, minne-, natuurliederen, liedjes van 't zeilen en harddraven ik miste er 'en kaatslied in, maar verwacht dat 'en volgende keer. Met dertien zangen, waaronder nieuwe, kunnen we tevre den zy'n. En naast die Noord-Nederlandse nu de krachtige Vlamingen met hun: Wy gijn de koene Vlaamsche knapen, die de roem zingen van de blauwe kiel en in een liedje van Pierlala spotten met het Frans; daarnaast het volk vol heldenmoed, met z'n lied dat zich voorloopig, helaas, niet zingen laat, evenmin als de andere Zuid-Afriekaanse liederen die het vry-zijn roemen: dat is voor de toekomst, tzy ver of naby. En voor het eerst hoor ik het volkslied van de kaapkolonie en is het onbillik van me ? ik weet het niet, maar ik vind dat 'en wanklank: Wat drommel, die zeeman had voor speld van Kaapland: Dit land zal zijn een land van hoop Voor die zijn hand aan 't werk wil slaan Wijl zeestroom vloeit en stormwind loeit En Tafelberg zal staan. En Tafelberg staat noch, en de zeestroom vloeit, de stormwind loeit in tweeërlei zin, de hand werd aan het werk van de vry hei d ge slagen, maar het land der hoop, wat deed dat ? Waar was de krachtign stem, die eiste recht voor overweldigde broeders, die weigerde toe gang voor onderdrukkers of tan minste pro testeerde, ten sterkste, tegen 't onrecht gepleegd aan 'en vrij volk. Zolang ik die stem niet hoor in de toekomst en met steeds groter heftigheid, zolang wil ik dit lied liefst niet horen in het koor van het Dietse ras, dat zo mooi in krachtig tempo opklinkt. 1) Maar met dit nationaal groot openingskoor is de uitvoering van het Liederboek noch niet geëindigd. Er klinken nu kerstliederen, driekoningen liedjes luid op. Maria wordt vereerd in verre echoos uit de Middeleeuwen, wonderlik naïijf en gelovig; geestelike meiliederen, liedjes als Jesuken en Sint Janneken, kortom 'en grote collect;e, waar ieder, die het Middeleeuwse kerkgeloof vereert, en het gelovige Roomse ge deelte van ons volk genot aan kunnen smaken ; onder de verhalende liederen staan nu ook 'en paar Legenden, ook de historie van Floris en Blanchcfteur en de Hollandse lezing van het lied van de drie ruitertjes. Minneliederen dit maal niet, alleen Friese, ook geen drinklied maar wel klucht en spotliedjes, waarin de boer gehekeld wordt niet de Boer, lezers ! de theewomekens, het verioaend kwezelken dat zich verbeeldde in de Hemel te zuilen worden toe gelaten, maar geweerd wordt omdat Lucifer ze ook niet in de Hel hebben wil, maar zegt dat ze in 't vagevuur thuis horen. Gelukkig dat dit ook noch aanvult wat er van dit deel over schiet, immers als 'en Nederlander niet eens meer spotten en voor de mal houden mag, dan is hy geen Nederlander meer en dit Lieder boek zou niet dat van Groot-Nederland zijn. En als ik nu noch 'en overzicht van het hele Liederboek probeer te krijgen en de inhoud voor me zie van alle drie de delen, dan wordt het voor mij 'en groot concertgebouw waaruit by voortduring de liederen me toeklinken in allerlei tonen. Ik durf voorspellen, als de 5 delen eens compleet zijn, dat we dan over 'ei grote schat van liederen beschikken kunnen, waarmee wij ons overal kunnen vertonen; die in staat zijn ze overal aan een te binden, de Dietsers, waar ze ook zijn, hetzij ze in Afrieka voor 't recht strijdende stormnachten door waken om uitgeregende kampvuren, hetzij ze naar Amerieka getrokken zy'n om 'en nieuw vaderland in 't land van reuzenlandbouw en - veeteelt, hetzij ze zwerven over de wilde baren en zich verenigen tot het vieren van nationale feesten, hetzij ze zich op onze studente kroegen om de piano verenigen, hetzij ze onze feest zalen vullen op Koninginnedagen of de Vlaamse waar Breijdel en de Koninck of Willems ge vierd worden, hetzij ze thuis stormgeloei over stemmen, met jolige na-den-eten-preten vrolike dansliedjes. Laten deze L'ederboeken verkocht en gezongen worden, laten de kranige ver zamelaar en uitgever in staat zijn, de liedjes in goedkope volksboekjes te herdrukken. Goedkoop zeg ik en tocb, dit is ook al niet duur ?350 in prachtband, honderd liederen met muziek en al. Welnu dan, wie nu iets gaat voelen, langzamerhand, voor dat grootse ideaal, Groot-Nederland, laat hij hun steunen! Voor wie grote sommen in eens te duur zijn is de gemakkelike intekening op afleveringen open. Ze moeten algemeen worden bij heel ons ras! Haarlem. J. B. SCHEPERS. 1) Maar, me dunkt, ik hoor die stem forser worden (later by'schrift.) Büflrap tot de kennis der batittnnst,' Reeds meermalen bespraken we hier, deze zoo by'zondere wijze van verven, die ons telkens weer de schoone voortbrengselen onzer OostIndische bezittingen voor den geest roept. Want juist in die zaken die buiten den beschavenden invloed der Europeanen gebleven zijn, kunnen we de kunstontwikkeling der bewoners van onzen Archipel naar waarde leeren schatten, en kun nen we opmerken hoe die kunstzin met het volk in het nauwste verband staat, hoe het begry'pt de voor ons vreemdsoortige figuren met hunne symbolische beteekenis, hoe het voelt voor de schoonheid van kleur en vorm, als voor die van gebaren en klanken; en deze liefde voor schoonheid is niet een uitvloeisel van lessen in Aesthetica, en evenmin bet uit sluitend eigendom van slechts meer ontwik kelden en beschaafden, het is by hen, evenals by de Japanners een aangeboren en gelukkig nog niet geheel onderdrukt gevoel voor het s-hoone, van welker kracht zy zich zei ven misschien niet geheel bewust zy'n, maar die aan hun houdingen en gebaren, hun zang en muziek, hun voortbrengselen op kunstnyverheidsgebied een liefelykheid en voornaamheid geeft, die enorm is. Wat nu het batikken betreft; het verven van stoffen die vooraf op plaatsen waar men geen kleurstof wenschte met was bedekt zy'n, deze techniek zelve, zoowel als hare voort brengselen in de veelheid hunner patronen, heeft reeds zeer lang de belangstelling gewekt van ieder die er kennis mede maakte of ook slechts de resultaten ervan te aanschouwen kreeg. Deze belangstelling, was oorspronkelyk waarschynlyk verbazing over de by'zondere techniek, zooals we o. a. lezen kunnen in Pieter van den Burg: «Carieuse Bts hry'ving van de Gelegenheid, Zeden, Godsdienst en Ommegang, van verscheiden Oost-Indische gewesten en machtige Landschappen," welk werk in 1677 verscheen en waarin we by'v. vinden . . . »maar die al dit werk aanschout, en soude hem niet minder verwonderen hoese de kost kry'gen, als, hoe het mogelyk was sulks uit te vinden, om de vreemde maniere van handelingen diemen niet wel beschrijven kan, om datter soo veel verscheyden manieren op de kouleuren gebruykt werden." Later toen men uit handelsoogen de schoone batiks ging bekijken, stelde men belang in de kleuren en vormen en zelfs den reuk om dit, zij het dan ook op een gansch andere wy'ze, door drukken, na te bootsen, en zoodoende voor veel minderen pry'a te kunnen leveren; maar daarna toen men meer en meer overtuigd werd van de schoonheid der sarongs en slendangs, en van de zuiverheid van het procédé, ging men nauwkeurig de gaheele wy'ze van bewerken na, de verschillende grondstoffen, patronen, kortom alles wat op de batikkunst betrekking had. 11 tal van boeken en reisbeschryvingen vindt men dan ook min of meer belangryke mededeelingen hieromtrent; maar tot nog toe bestond er geen werk dat de geheele batikkunst zoo uitgebreid behandelde als de hier reeds aangekondigde uitgave van de hand der heeren G. P. Rjuffier en dr. H. H Juynboll: «Da Batikkunst in Nederl. Indië." Het is niet my'n bedoeling hier thans weder op terug te komen, maar in het verschijnen van de Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem, waarin twee artikelen over batikken voorkomen, vond ik aanleiding te wy'zen op de meerdere belangstelling die thans deze kunst ten onzent geniet en ook ten volle ver dient. De eerste bydrage van den heer Ronffaer is de gedeeltelyke weergevina; eener te Haarlem gehouden lezing: »over Indische batik-kunst, ooral die op Java", waarby' de schrijver het procédébehandelt, en tevens nagaat wat er hierover alzoo gepubliceerd is, o. a. de bewer king uit bet Javaansch door Mr. S. C. J. W. van Musschenbroek: »oeer Inlandsclie wi/jze van katoenterven". Daar deze vertaling echter in vele opzichten onjuist is en tot verkeerd begrip aanleiding kan geven, is een verbetering er van, als by'lage aan dit artikel toegevoegd, alsook een juistere beschrijving der batikvoorbeelden in het museum te Haarlem aan wezig. ' Het tweede artikel van den heer H. A. J. Baanders, handelt ovej de toepassing der batiktechniek in Nederland. Dit is voor een ge deelte een lezing van genoemden heer in de Technische Vakvereeniging gehouden, waaraan thans achter varschillende opgaven van verf stoffen toegevoegd zy'n. De wy'ze van bewerken hoewel overeenkomst met de Indische vertoonende, verschilt in hoofdzaak hierin dat ten onzent de kunstenaars die er zich mede bezig houden, de was meestentyds slechts aan eene zijde opzetten, en ook niet zoo veel zorg aan de behandeling van het doek, vóór de wasbedekking besteden. Deze beide, voor velen waarschynlyk, zeer belangrijke bijdragen, vormen de hoofdinhoud van het November bulletin, dat voorts kleine opstellen 'door F. W. van Eeden bevat, en een artikel over Samenstelling van n honderd Indische voedingsmiddelen door J. Sack. R. W. P. Jr. mttittttuntiimmiitinitintimiiiuiiiiiiiiiiiMiuiiiiiniiiHimmiiiiitiHll MARK COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar by alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers KOOP7IAXS A 15 Jt H XI K IS, Wijnhandelaars te Amsterdam. jjzi m af ? 2,50 per Fles&l Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S QRIG, K. F. DEÜSCHLB-BBNGBB, Amsterdam, Kalverstr. 1&7, Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nedeil. ECHT VICTORIAWATER. Plaid-, Orgel- en fflnzieüiaiÉl MEIROOS «k KALSHOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl