De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 30 december pagina 8

30 december 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

>Pt; v 8 DE AMSTERDAMMER 'WEEKBLAD V O OH NEDERLAN Nb. 1227 -Marcels Gbrüfiaan m der Plas. 1820-1900. In het hotel Nieuw-Bussum, vereenigden zich heden een aantal oud-leerlingen van den he.er A. M- C. van der Plas, voorheen institutenr te Amsterdam, om den algemeen geachten, nog jeugdig-krachtigen grijsaard, bij gelegenheid v*n zy'n tachtigsten verjaardag, een blijk Van sympathie en hulde aan te bieden. Z\j overhandigden hun gewaardeerden leermeeeter. en opvoeder een keurig gecalligrafeerd album en een fraai bronzen beeld op marmeren zuil. De heer A. M. C. van der Plas is nit een geslacht gespreten, dat aan wetenschap en letteren niet vreemd was; zoowel zijn vader Anthonie v. d. Plas als zy'n moeder Cornelia Sara Swaving, een bijzonder begaafde \rouw, waren in hun tijd zeer ontwikkelde menschen, die hun zoon een buitengewoon verzorgde opvoeding gaven, waardoor zeker de grondslag werd gelegd zijner groote bekwaamheid als opvoeder en leeraar. Zijn Instituut op de Keizersgracht over de Westermarkt was, zoolang het bestond, bekend als een der beste, zoo niet de beste inrichting van onderwijs, die Amsterdam destijds kon aanwezen. Met voldoening kan de geachte Jubilaris terugzien op zyn werkzaamheid ge durende zoo vele jaren, met rechtmatigen trots wyzen ep verschillende hooggeplaatste personen en mannen van beteekenis, die eenmaal zijn leerlingen waren. Reeds sedert een aantal jaren geniet de heer Van der Plas een welverdiende rust, maar al wijdd« hu zich niet meer onmiddellijk aan onderwys en opvoeding, toch bleef hy in die richting werkzaam, door het schrijven van verschillende boeker, die, door inhoud en strekking, opvoedende kracht bezitten, in den goeden zin van 't woord. Van zjjn hand ver schenen de romans: Het gezin van Lord Irwheart, De Italiaansche en Louis Dalton. Hoewel reeds in den avond zyns levens, schreef hij deze werken met een vlugge pen in een vaste hand; ze leggen getuigenis af, zoowel van zijn ongebroken Musenen geest, zjjn scheppend vermogen en onvermoeide werkzaamheid, als van zjjn eerlijke, gods dienstige begrippen en christelijke beginselen. Het is met hartelijke vriendschap en ver eering, dat ik deze regelen schrijf en mij tot tolk maak van mijn mede-oudleerlingen, die gaarne met mij een welverdiende hulde brengen aan den wakkeren man, die door degely'k onderwijs, en verstandige opvoedkunde z\jn leerlingen tot zrjn vrienden wist te maken. De feestdag van heden zal voor den jubilaris ongetwijfeld een aangenaam bewijs zijn, dat z^jn leerlingen hem niet hebben vergeten, hem dankbaar zijn gebleven en dat »de vriend, die hun hun feiten toonde" op hun hart nog altijd teen groot vermogen" heeft behouden. Moge het den waardigen man gegeven zijn nog ««n aantal jaren een welverdiende rust te genieten, aan de zijde zijner vriendelijke echtgenoote, te midden van kinderen, klein kinderen ea vrienden, bij zijn boeken, zyn geliefkoosde studiën en in de liefelijke natuur, waarvoor zijn oog en hart steeds geopend waren, JUSTUS VAX en gezond, Uit het Gooi. Novellen van TKUIDA KOK. Amsterdam, H. J. W. Becht. 'k Geloof, dat 't in «Elsevier" was, waar ik voor 't eerst een schetsje ontmoette van Truida Kok. en ik herinner inij nog heel goed, hoe aangenaam ik toen (na da lofrede op een of anderen schilder, die natuurlijk voor die maand de grootste en knapste van het aardrijk was) getroffen werd door den eenvoudigen humor en de ongewilde realiteit van dat kleine stukje proza. Sedert las ik af en toe nog eens wat van die schrijfstöi', en nu is er een heele bundel: «Uit het Gooi". Nu ben ik wat bang voor bundels, vooral wanneer die ter recensie worden gezonden en men wel verplicht is, de stukjes eenigszins vlug achter elkaar te genieten. Ik was dus een beetje vooringenomen, toen ik eindelijk besloot, het boekje open te snijden en te be ginnen. Halverwege 't eerste stukje was ik echter al bekeerd, en op een van onze grauwe achtermiddagen heb ik vier, vijf van de ver haaltjes zitten uitlezen ; de rest volgde spoedig. Er is in deze tien nummers heel weinig verschil, zoo min in opzet, omvang als bewer king; ze Ujken sprekend op elkaar, als de kinderen van een groot gezin; maar ze zijn zoo echt frisch en gezond, dat men 't kijken niet moe wordt. Het is van dat gelukkige, »kunstlooze" werk, dat niets heeft uit te staan met school of richting, mode of strijd. Het is geen ouderwetsch goed, dat 't »nieuwe" negeert en het heden verkettert; 't is ook geen hulpelooze nadoenery' van dat »nieuwe". Ik stel me -zoo voor, dat mejuffrouw Kok zich nooit warm gemaakt zal hebben over de «woordkunst" noch de smartelqke ervaring op gedaan, dat het Woordenboek (dat nog niet eens-klaar is) ontoereikend bteek voor hetgeen een jeugdige ziel in anderhalve pagina -wilde uitstorten. Kon eenvoudige taal is haar voldoende om eenvoudige menschen te beschreven, die eij, waarsehijaly'k aanvankelijk onbewast, nauw keurig heeft waargenomen met een helderen, scherpen blik, niet gekweld door het opeet om te ky'ken. De schrijfster heeft ik maak dit zoo uit haar werk op het voorrecht gehad, geboren te worden en op te groeien, aanhoudend te verblijven waarschy'nlyk, in een der mooiste streken van ons land. Zy' heeft het Gooi in zy'n eenvoudig, maar veelzijdig schoon leeren waardeeren; zij heeft wat lang niet allen buitenmenschen gegeven is de natuur be grepen en de menschen om haar heen. Zij heeft alles kalm opgenomen en is er in gegroeid; vandaar dat dit werk rustig is als de natuur en het landelijk leven zelf. Een enkele trek is haar geneeg om een indruk weer te geven; men vindt hier niet het vizionaire, het soms tot delirium stijgende van jonge stadsmenschen, die er op uit trekken om de natuur te zien en die in een regenbui of een zonsondergang iets »ontzettends" willen ontwaren, geen boer tegenkomen, of ze meenen er eentje uit »la Terre" voor zich te hebben. Truida Kok geeft ons allemaal »beste, brave menschen", vooral kleine menschen; en nu weten we wel uit de gemengde berichten, dat de Gooiers niet allen en niet altijd zoo braaf zy'n; het is ook best mogelijk, dat iemand, die wat scherper, meer met voordacht ging luisteren naar gesprekken in de boerenkeuken of op den deel, daar wel eens wat anders zou opvangen dan een dorpsdame ter oorenkorat; maar de figuren, door haar geschetst, zy'n niet onbestaanbaar, ze stry'den niet met de realiteit. Zij heeft, zoo men wil, de besten er uitgezocht, zonder van de slechten te gewagen; maar dat was haar onbetwiste recht, vooral waar geenerlei pretentie van de auteur aan wezig is, welke ons dwingen zou, hooger eischen te stellen. Truida Kok laat ons het Gooi en do Gooische menschen zien, zooals wy' die zien, wanneer we eens op 'n mooien Zondag naar Hilversum of Laren trekken; maar zij geeft ze ons intiem er, met kennis van de omgeving en met liefde. Want dat is 't vooral, wat deze eenvoudige schetsen zoo frisch en gezond maakt: de liefde van de schrijfster voor haar sujet. Geen apenliefde voor wat men zelf mooi vindt, geen mal «esprit de clocher" voor het plekje, dat de eer had, u te zien geboren worden, maar een heerlyke, gemeende liefde voor »Land und Leute", voor het verrukkely'ke Gooi en de brave kern der eigenlijke landbevolking. Zonder die liefde is humor onbestaanbaar ; zij geeft ethische kracht aan de eenvoudige expressie van wat met verstandigen, onbe vangen blik is waargenomen. De »Mieke's", de»Henkie's" en de»Harmpie's" uit 't Gooi mogen Truida Kok dankbaar zijn, zoo goed als de lezer, die in zijn winterstad vol kamerdufheid zoo graag den frisschen adem van gezonde buitenlucht voelt binnendringen. H. J. STKATEMEIJEB. Tovoto LD! s LD De Kaherstraat van 10 11 's avonds. Er een verhaal van maken ? och nee ..... daar hebben we nu geen tijd voor. Liever het afdoen met een schepje definities : een vlagvertoon; een cinematographische Jan Steen ; een warme golfstroom ; een bewijs voor de stelling: »Dat vrije volk zijn wij"; het dichtstbevolkte deel van Amsterdam ; een losplaats voor vrije-tijd-hebbers en -bebsters; een echt Hollandsch menu (in plaats van het Fransche op het stadhuis; Recrutenschool, 2e afd. Ie art. (handgrepen) ; een optreden van plaatselijke grootheden ; Soms: een onparlementaire obstructie; »een dolle boel" ; een plaats voor indrukken. . . . van je hoed ; Ventersdorp ; een mosterd-na-den-maalty'dsch argument voor leerplicht; een normaalschool voor zakkenrollers ; een oord om gauw (en ook niet gauw) op je teen ij es getrapt te zy'n ; een voorbeeld van dierlijke selectie; een »in die Lange gezogene" kermisgang ; een propaganda voor 't Liederenboek van Groot- Nederland; voor de café's was het een bezoeking; een werkingsveld van «stille kracht" ; Soms: een arbitrage door weghossen. Maar ten slotte moet ik ter eere van stad en stedelingen ? verklaren dat het was en bleef: een ordelijke wanorde. B. v. B. iimiiiiuimiiiiniiimiimimiiiii Feestende den dood te gemoct. Het gaat over aanstaande notarissen. Prof. mr. M. W. F. Trtub had in 1898 de Broederschap dezer candidaten in een verkeerd spoor gebracht en zij gaf hem den bons. Treub had, zooals een dictator betaamt, aan den Minister van Justitie gezegd: ik sta in voor mijn mannetjes. Maar de mannetjes lieten Treub in den steek, liij maakte een gek figuur en dit blad 1) sprekende van »den zotten inval, om een Minister bij het doen van benoemingen overleg te laten plegen met het bestuur eener particuliere vereeniging, tot welke een deel der belanghebbenden behoort" noemde het »een treurige geschiedenis'1 voor Treub, dat hij den Minister de bood schap moest brengen van zijn val. Treub heeft toen onder heftige gemoeds bewegingen afscheid genomen van de Broederschap van candidaat-notarissen, die een stuk van zijn leven was geworden. Daarop naderde onder het voorzitter schap van A. D. Stumphius de dag, waarop de Broederschap 50 jaar zou hebben bestaan en de strijd over feest of geen feest werd aan d«n kant der feestelingen, waartoe Stunjphius en z;ijn mede-hoofdbestuurders 2) niet behoorden, met kracht.gestreden, zelfs door verdachtmaking in de dagbladen, waarbij de berichtgever^) zich schuil hield(en). Jammer genoeg .werd dit drijven- Stum phius te machtig. Ook hij trad af. Er was een meerderheid gevonden vóór het feest, met deze beperking evenwel, dat men niet al het geld der vereeniging f 3500 zou opmaken maar het, tengevolge van een tweede denkbeeld, waardoor het eerst uitgetrokken bedrag verhoogd werd, ten slotte zou doen met een maximum van f 1500. Nog was de strijd tusschen deze aan staande notarissen niet volbracht. Van het hoofdbestuur, dat tegen elk groot feest was, zaten nog drie leden er in. Een hunner werd benoemd, aan een ander werd het leven zóó zuur gemaakt, dat hij bedankte en de ingezetenen van de woonplaats van den laatste, den heer Mijs, die niets van de zaak wisten, werden al weer door een man achter de scher men zeer onverwachts onthaald op de toezending van Weekbladen voor Privaat recht, .Notaris-ambten Registratie 4), waarin een verslag van een Hoofdbestuursver gadering voorkomt, hoogst onaangenaam voor mr. Mijs en volgens hem onvolledig. Over dit en over een Hoofdbestuur, dat feest moet vieren zonder tot heden voltallig te zijn en waarin nog steeds een lid, dat sterk gekant is tegen elk groot feest W. ten Bokkel zitting heeft, ontstond een on smakelijk geharrewar in het gemelde Week blad en het denkbeeld om nu maar geen feest te vieren werd hier en daar weer vernomen. Een feest! een feest voor een vereeniging van candidaat-notarissen, wier toekomst slechter en slechter wordt, wier gehalte daardoor meer en meer daalt, waardoor ook het notariaat al merkbaar aan het achteruitgaan is, zou zoo'n feest nu wel zoo hard noodig wezen ? Deze menschen, die aanstaand notaris zijn, krijgen bij zoo'n feest, buiten en be halve het eigenlijk gezegde driedaagsch feestprogramma, een diner en een halve flesch wijn ten geschenke, te betalen uit de saldo's van slechts! tien voorgaande rekeningen ; want bij het 40 jarig bestaan had men door een dergelijk ontzettend feest, met autoriteiten, de kas zoo zeer uitgeput, dat er zelfs een tijdschrift 5) om moest worden afgeschaft. Het schijnt wel, dat dit opmaken van den boel zóó aantrekkelijk is geweest, dat wij nu bij het O-jarig bestaan van hetzelfde laken een pak moeten hebben. Het is een slechte belofte voor de toe komst, die hier door deze aanstaande notarissen wordt afgelegd en ik zou mijn streven beloond zien als ik dit hun feest, waardoor zij den dood te gemoet gaan, althans weer enkele jaren krom zullen moeten liggen, nog kon verhinderen ; het zou mij een groot geluk wezen, als ik deze menschen, die hun feestmaaltijd en hun fleschje wijn, niet zelf zullen betalen, des noods buiten hun wil, kon brengen tot het besef', dat die houding voor een aan staand notaris niet past. Dat dit feest in het bijzonder, door de onstane oneenigheden hun niet past. Ik hoop ook, dat de genoodigden zullen bedanken, omdat zij zullen meenen, dat in deze omstandigheden dit feest den aan staanden notarissen niet past. Maar kijk: Treub komt weer op de proppen. Jawel; Treub heeft alles weer vergeten: den bons, den zotten inval, de treurige geschiedenis, het stuk van zijn leven, Neen, dit laatste niet. In het laatst verschenen Weekblad 0) vinden wij hem terug met elf andere oud bestuurders waaronder, naar ik mocht hopen, toch ook ernstige menschen waren met hun allen aandringende op «luis terrijke viering" niettegenstaande het ge nomen besluit tot huiselijk onthaal. Met hun allen verlangende een feestcommissie naast het aan te vullen Hoofdbestuur. En nu nog tot overmaat van vreugd Treub candidaat voor het Hoofdbestuur niet als voorzitter maar als lid, gesteld door de Zuiderleden, de Nederlanders, die be kend zijn om hun goeden zin voor feesten! Zal hij nu opnieuw dien gevaarlijken ladder naar de glorie bestijgen, waarvan de sporten onder zijn gewicht dreigen te breken? Aan hen, die mét hem de feestredenen willen houden en den feestwijn willen plengen, verwijt ik niets, ik vrees, dat zij den toestand niet zuiver zien, ik vrees, dat zij verblind door enkele hoedanigheden van Treub, op weg zijn om te denken, dat hij alles kan. Wat hij niet kan, is de Broederschap van candidaat-notarissen er door een feest bovenop helpen en daarvoor waarschuw ik hier ter pla.atse, omdat meti noch in het eigen orgaan, noch in de vergade ringen ooren heeft gehad voor de vele waar schuwende stemmen, die luider en luider opgaan. Misschien, dat het nu nog in alle stilte te voorkomen is. 1) No. 10S7 van 21 April 189b, hl. 2, kol l, reg. 7?.13. 2) De heeren J. J. A Bauduin, W. Ten P.okkel, Mr. H. van Loghein de Josselin de Joiig en Mr. A. Mijs. 3) Mr. A. Mija en IJ. Posthumus. 4) NOS. 1G07 en IGO'J dd. 13 en 27 Oetober 1900. 5) Recht en Wet. 0) No. 1017 dd. 2,2 December 1900, waarde betreffende brief het toeval spot met het ernstigste tweemaal in e.rlenso eu ns ver kort is afgedrukt. Dat ik ra-ij met de zaïoei is ge rechtvaardigd, doordat hèover aanstaande notarissen. Am s t., 27 Dec. 1900. JSSENDORP. NASCHRIFT. Treub heeinkt voor de candidatuur der afdee^oord-Brabant-Zeeland zooals mijuist wordt meegedeeld. Goed. Maai heeft nu gelijk: de candidaat, die znlijk vóór het feest heeft getuigd (afdeeling, die hem stelde of derde beide ? En waarom ? J. V. ?UUIIIIHIIIIUICIIlltllllllllllllllllllllmlIltlMIIIDffriiiiijlHjlljMIj NETJES Wat Floor TI van de puilen [t, De zoep is goed, de zoep is goed, De taarte benne beter." 'N pleaier van belang. D'r is gegeete en gedronke en gezonge van alles volop. Zone d'r prachtige mergtaarte gekomme, heb 'k een groote aak angehad, heb lk d'r voor dat'k van huis sing perkament ingenaaid, dat 'k voor de zuurflessche gebruik. Heb 'k de merg gegeete en de taart meegenome voor de j onges. Heb-ie d'r niet van gehad, vaderlief?" Nou mot u een gijn hoore. Benne me an de désert gewees, gaat op eenmaal de deur oope, komt de dokter binne: 'n gesjiewes van een gooi, de dokter van de buurt, u ken 'm wél. Is-die binnengekomme in een zwarte rok met 'n witte das met z'n vrouw in het fluweel. Ze zag d'eruit om te gappe! Hét-ie gefilezeteerd, is zij an de piejano gaan zitte en hét gespeeld, gespeeld ... dat me d'r van ge kwijld hebbe!" Op eenmaal is het afgeloope gewees. Hebbe ze geroepe : al wie een zoet borrelt je wil hebbe mot in de andere zaal komme. Begrijp u ? Hebbe me daar koffie gedronke met 'n zoetje, hebben ze in de tusschentijd de tafel wegge ruimd voor de koffiesjantée. Hebbe ze ggndingetiei gedaan, juffrouwlief, in het fesoendtlijlr, maar toch gijn. En liedjes in het jiddijsch hebbe we allemaal meegezonge: De juffrouw had niet thuis" en, voor niemand hoor!'' Maar Floor stoorde zich niet ,t verbod, werkte zich de trap op naar l moeilijk, vanwege een schortvol groentenering uit haar collectie; vanwege de m^ sporen eener teneinde spoedende zwichap en vanwege den last van een vijiknaarje, dat, aan een der banden vair schort vastgeklemd, meer hing dan liepntje met onderaan nesnuitje, zwart iekkertst kopje er boven en beentjes in klompenader uit. Vaderlief, doe je klompen uit Jawel, moeder" met een Rtrtje, dat veel te fbrsch klonk, maar belotoor een toekomstig werkend lid van eenienkoor, tweede bas. Floor, groote vrouw met paarsrwangen, gladgestreken bandeau, zwarte oogebogen neup, breede schouders, dito hèbreede wollen doek die een op royale s aangelegden boezem verborg, type vlosaisch ras kwam bedanken voor een enk. Juffrouwlief, 'k weet dat uwes ruk het. Maar 'k gevoelde me plechtig om komme bedanke." Eigenschap van Floor: gebruikt gr mooie woorden die ze niet begrijpt, zegt ;gzaam, gerekt, met nadruk, vooral als ze vird zijn. 'k Mot u zegge, 'k wou d'er eeiks van make. 'k Heb het enkel en alleeman uit erkentelijkheid voor me kindere, ir, hét me zoon geschreeve die soldaat is,;om en breng vleesch mee; heb je daar rroor te zorrege. Nou wat doe je voor je kre? 'k Heb d'er elf, onbeschrieje, jot wat doen, al ben je maar een arrem r;h. Je gooit, je smijt, je kalsjeneert en jmt er. hier een brok en daar een lap. D(te dag hou je wat uien over van je masseen, de andere dag wat peen te eten helaltijd. Maar ze luste wat! Die hier (met elapop het petje van het bas-j?) da's een p! Lus je wel zoep, vaderlief V" Jawel moeder!" klonk het, in mi. Och wat heb 'k 'n vesiete gehad - halve buurt! Uwes tante is ook geweestt ern taart. Die heb ik gauw in de alkocstopt. U begrijpt, met al die kindere dan j taart niemendal. Is de rebbe ook gekomme hét ,mazzeltof" gezeid en als rondgekeeke niks gezeid. Heb ik gezeid: Rebbelief, kijkie ? 't Is toch geen mezéej! Het-iizeid: nee kind, 't is geen mezéem, maar et 'r zoo netjes bij je uit." Nou, 't was netjes, al zeg ik hetvers. De menschen van de buurt hebben d;el 's groot oog op, dat 'k m'n arrem boeltjeorde hou. Zeggen ze: die Floor, met d'r kak die hét 'n orderitijt van belang! Nou mijn org, laat ze s-j'noeze." Maar 't is niet zoo mooi hij me gew; als bij me tante. Mot 'k u ett'etjes ven . .. och, wat 'n feest!" Hield met de eene hand de groenten het schort, taleerend in den broeden schocaar voren: prachtige raspsteele, juffrouwlietcht as boter." Dronk dan, met de andere hahet kopje omvamend, slurpjes heete koffie, Ihet basje nippen, ging dan verder: Twee jaar hebben de kindere en inkindere d'r voor gespaard. Hebbe ze ged: 'n gouwe bruiloft komt maar eens. Vaden moeder benne oud, hebbe geen mooie ke meer noodig, heUbe het goed, goddank, i.le we 'n grandejoos feest maake." Nou, wij, de nichta en de neeve, wij h>e ook gespaard ; alle week een paar cente geleid van m'n armoe. Hebbe we een zire koffiepot gekog om asdat me tante zook is op een s-lokkie koffie . hebbe we de ko>. pot gestuurd met een mooi stuk d'r bij; hte ze d'r op gepotegraveerd: Hulde an de kokan !" 't Was precies anne sjabbes. Benne3 natuurlijk 's oggens na f-joel gegaan. Me ta hebbe ze een japon gegéeve, 'n japon! stijf\ de zij is ze geweest. En me oooie hebbe: 'n pak gegècvp, 'n p;'ik, och wat 'n pak ! '. ze hadde nog zoo'n best stuk kleere, maar mosten en zouen in het nieuw" weeze. E woue de kindere." 's Middags is de receptie gewees en anderendaags weer, maar toen niet alleen vo< de femielje, maar voor iedereen. Benne w die van de femielje waare met rijtuig gchaak na de zaal toe. Afijn, hebbe we kika gebat on boles met koffie en die 'n zoetje en 'i ander een glaasje wijn. D'r was van alles Mir zinge for de braategom on for de braate fraai" 's >Tags benne me weer allemaal met rijtuig na huis gegaan. Heb 'k teege m'n man gezeid gehad: yjimmelief, zoo benne me voor byna vy'f en twintig jaar na de stadhuis gereeje. Hèt-ie gezeid: Toe was d'r meer gijn anje. Heb ik gezeid: gelijk heb je, God laat je gezond en mijn ook l Mot u nou raapsteele? as boter hoor!" Floor verkocht haar raapstruiken, inde geld, zei: eet-ze met gezond! Dank u. Tot Don derdag by'-leven-en-welz>y'n, 'k overloop u niet, 'k kom tegenwoordig maar tweemaal in de week" zwenkte haar breedte naar de trap, liet het jongetje voor zich uitgaan, riep nog eens: Dag juffrouwlief, dank u." Dan, op de trap: Val niet, vaderlief!" En met sonocr geluid, verwonderlijk dat echte bas-timbre, waarin een onmiskenbare boosheid doorstraalde over de mogelijkheid d?r moederlijke onderstelling, fiere zelfbewustheid bijna, heette het terug: Ja, ik val!" Haag, Mrt. '00. v. D. W. 'ngazonb&n. nmimiiimiiimii UMI iiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiniiiiit Landbouw -Comitéof landüonv-insjiecteiir? Indien de heer Bruinsma mijn artikel over jovenstaand onderwerp nog eens goed wil herezen, dan zal hij moeten erkennen, dat ik niets dooreengehaspeld heb, en dat er, voor het recht vérstand der zaak, geen woord, geen _ijfer te veel in staat. Mijn bedoeling was niet om een pleidooi te houden voor Kamera van Landbouw of iets dergelyks, zooals de heer Bruinsma nu met een niet onhandige zwaai doet, maar om op het onhoudbare te wijzen van de beweringen der heeren Bultman en Ferf, waar zij in een officieel adres aan de regeering trachten aan te toonen, dat de functies van den nieuwer, titularis beter vervuld kunnen worden door het Nederl. Landbouw Comité. Ook zal hem dan blijken, dat ik in geen enkel opzicht afbreuk heb gedaan aan mijn vroeger in het maandblad I)e Grond gehouden pleidooi voor het oprichten van Kamers van landbouw. Ik ben eenvoudig van de veronderstelling uit gegaan dat de r^geering een tweeden inspecteur noodig heeft voor een goeden gang van zaken en heb dit geheel gescheiden gehouden van de wenschelijkheid van het oprichten van K. v. L. Ik had niet de minste reden om aan te nemen dat de regeering hare voornemens in deze zaak door het benoemsn van een inspecteur op de lange baan zou trachten te schuiven, en dat heb ik nog i.iet. Wél heb ik er in gezien eene herhaalde bevestiging van de in landbouwkringen algemeen gangbare meening, dat, hoe de toekomstige landbouw-vertegenwoordiging ook moge worden ingericht, het bestaande Landbouw-Comitédaarvoor allerminst geschikt is. Dit diende eens met ronde woorden in het openbaar gezegd te worden en ik ben er zeker van, dat niet alleen de meeste landbouwers die in deze zaak tot oordeelen bevoegd zijn, maar ook de meerderheid der leden van het Landbouw- Comitéhet met mij eens zijn. D. R. M. Aan de lezers van Bouwkunst en Schoonheidsgevoel'' in het nummer van 9 December jl. Daar de heer W. S. in zijn »Schoonheidsgevoel" (nummer van 1G Dec,) wel verklaart in te stemmen met een opvattirg der bouw kunst, waarbij het schoonheidsgevoel wordt buitengesloten, maar geene redenen voor die zienswijze aanvoert, laat ik die zaak thans rusten en bepaal mij tot een verzoek. Indien iemand my' wil bestrijden en mijne woorden wenscht aan te halen, dan citeere hij juist. Ik had gesproken van »kunstelooze Kan u begrijpe, d'r rttóst 'n "boel geld vereete groei"; de hoer W. S. citeert «uitgroei"; dit worre met 's avonds mee. ' woord heeft, hier althans, geen zin en jk heb li l \j lUC.^, O V UilUD ll.CtJ. ii v w* *» " 7 . u ij U Nou 's avonds, om vijf uur, bonna me weer bot ook nergens gebezigd. Ik had geschreven, in dezezelfde zaal gekomme. stond de tafci 'dat het menschelrjk ligchaam DIJ _ iedereen - - - - - ongeveer op dezelfde wijze, gedek. Wat 'n prag! Voor ieder en dat wel, als dezelfde , en 'n flesch spuitwater d'r is bijna geen w-j MO mogen spreken, zeer oordeelkundig is spuitwater gedronke. Benne d'r op tafel zaamgesteld." De heer W. S. schnjit tusschen gestaan van die briedemieles met vruchte aanhalidgteekens: d'r in, van 't fijnste wat je denke kan, me manier ongeveer ____ neef handelt in Velenzia en tusschen de steld." Wanneer iemand geen wezentlyk on ervruchte in de naame van de bruid en bruigom, kheid ziet tusschen mijne woorden en wat Hebbe me allemaal ge/èete, is de deur ope- ?oor citaat moet doorgaan, dan zie ik er van if hem dat te doen gevoelen. »twee menschen op dezelfde zeer oordeelkundig saamgegegaan, benne me oome en me tante binnen gekomme, hét de meziek fijne meziek gespeeld, hebbe me een kantang gezonge met de bewijze vóór zik, dat me de traane van edelmoedigheid over me ooge hebbe geloope. Mooi hebbe ze gezonge, prag van stemme benne d'r bij geweest, heb ik gehuild, 'k kan d'r niet te?ge." Hebbe me ieder 'n bewijs gehad van 't eete. Zyn d'r prachtige taarte op tafel gestaan. Ia de zoep gekomtte, hsbbe ze gezonge: F. P. TER MKULEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl