De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 6 januari pagina 1

6 januari 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Dii Abonn Voor! i Afzonc *;i Dit Wk /at e; .e tomers aan/c verkrl» «r Kiosk I M O C B. 'YÏSRRE m *» KABIJ: l jpa&lde retooriji ,11. (É»if- Sederland t , A. O. Me^bri- iöHlaire zakei j«oud-kapiteinj»r Mariniers: -i door 1 ftanv SQG1 f: (leiding voorval «oor .K J*PS iWÊ,<*, (Slot), l 9 Staat i JMBCHE "« Deo. K- BCH|« L",*, . ,.«.» | *.>*? > ' '1,1 a.,. KÜJT8' 'jde Hoofdeind ihuis", doe avels, dóór ftloor G. Tin '. l'-f- Boekaanko Geluk. Ee, oor F. A. v ran de V( ,ME8. Y0( Or Berthavai verken, di tdior Melati y JtelUngwerfv FIÏ|(ANC door D Jan 19ÜJ/ Binjo,jli>or POT r^ r schenken. bij een hu aantal ond_, oeBj door J met anderen, r -T^_ fbiederi. En odal rbaar, dé^chts een betrekp i.deel der iSlalie behoefte in i tig tot een daad 11 t. 5,0» ^ifcrevoel, ook al iiat deze wijs ui velerlei oms : «chter traagheid niet eenïtoorde ka,righeid|-dt is net dan , die H. iken zien tot iakënf OÓB" l« te gaarne vele [raebt, er aan 'oor die tragen liet alleen maar ~-j r-f «»..-__ ^?ö* ' ikeerd, tlutt zenden, oj &\ te moeiijk vidte nu rdrift blijk i a geven. heeft men da-gelijke orgi geoordeeld, i u men voor it tékomen *nie$ een «ai . Men weet irfc ervaring, ^ ihe natu l|iet licht vt kaa scheiden; dat zij vasthAend, iriej tot aan hit gierige ia,podat fl^wk een nationa,il, cadeau aanlrste-Teraonen, ten onzent, zddf een geldelijke wat rde vertegenwrdigt, fee ^ drie' oeit per hoofd Ir beZal men het daartoe nog Bngen, it er overeet geheele lp een net te worden uitgespre^opdat igen. wotdtj in di voor een liiidadighei '.reeds, dunk maar geschenk te wat maar tnngea tel van eonlisstes, een grootaan tal . evenals bjde inOp een en om in een iefst preken; imiers het , ??» « ~y^*** ;tte worden, eb ;e ? ambtenarei Koningin in dat aan zulteen gave vt tonden {vist der natje allermfni ot eer. men der Koningin een t 'tonaal aanbieden, zoo zou het ch een zijn, dat d gelden bijeen {jraclkt. __ gelegen nd, om . lïgemeen bekerjd hoorden ai irminst personen ie z^lf , 0._ ._ . a waardig eid zi n «Ia de drijfwié. a te werko om <|e «a den ^ h«in«n e> in b»-, te houd -j lerki daal ichenk eft h«t islotea te zeel: :t. Zoo als ee« in laag elingen er bericht, dat, VOOS NEDIELll Dnder Redactie. van J. DE KOO en JüSTÜS VAN MATCIKll Jr. jBitgevers; VAN HOLEEMA & WARENDORF, Heerengracht 457i Amsterdam. voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). 1.50, fr. p. post f 1.65 . ,'mail n.10. 0481/» zenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 6 Januari. Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f Reclames per regel ...../ 0,40 Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alie filialen dezer firma. «an .. ,, scheidde < ftl* ^Weldra b. v. niet zeggen, dat die «adellijke ook niet een duit in 't'zakje zullen voor het nationaal cadeau, maar onaal geschenk ia voor haar onIe, omdat H. M. dan later zich kunnen vleien met de gedachte: , dat is van mijn adellijke dames E venzoo werd de Marine tot een ?lijk geven uitgenoodigd en ('.et k, nogal, onder het eerevoorzitterer Ministers I aande de middelen, gebezigd om deblijk van het leger, leger en i waardig te doen zijn, las men igen in de dagbladen; r aanleiding van een bericht ia een der at te Leeuwarden evenals te Anj-terdam uitbetalen der saldij van de miliciens ; (voor hoogere meer) werd afgel ouden huldeblijk voor de Koningin; dat wie op kwam gestraft werd met een week aaet ea toen zij daarover reclameerde», dagen, kan uit welingelichte bron het wórden medegedeeld, dat van dtrg< lijke tging bij de militaire autoriteiten, die en moeten weten, niets bekend i-t, noch richt of klacht is ingekomen. is in het laatst van November eene e commissie van de generaals benevens fd .fficier van den groot en staf van hit derteekende oprot ping tot deelneming aanbieden van liet huldeblijk van het B Hare Majesteit de Koningin bij gei van Haat huwelijk tot alle actief in r dienende militairen uitgegaan. Minister Tan Oorlog beeft zich op vercommissie als eere-vöorzitter aan haar _ steld. , De onderteekenaren zijn uitgegaan van het denkbeeld dat de zeer gewensoute deelneming van alle bovengenoemde militairen zoo weinig bezwarend mogelijk moeten worden gemaakt zonder dst te kort gedaan wordt aan den gepasten wensch om der Koningin een huldeblijk aan te- bieden dat Hare Majesteit en ook het leger waardig is. »Zij meende dat dit zal worden bereikt wan,neet,W>or de deelnemers de bijdrage wordt ge steld op 1/1000 van het jaarlijkseh tractement voor zoover de officieren betreft. Wat den 'militairen beneden den rang van < ffioier aangaat, op ?0.50 voor hen die eene hoogeren rana; bekleedea dan die van serjreant-msjoor, o^ ? 0.25 voor de overige onderofficieren, op ?0.10 voor de Korporaals en op 2'/s cent voor de militairen beneden den rang-van korporaal. Er werd echter bijgevoegd dat bet vaststellen van de bijdrage beoogde-, een ieder die aan de aanbieding vai het huldeblijk wenseht deel te nemen, onthi S m van de moeilijkheid om voor zich zelf uit te maken wat een vow zijn ran», srraïd of positie passende bijdrage zou zijn. Ea aan het' slot wordt uitdrukkelijk gezegd het deelnemen aan het huldeblijk blijft overigens een geheel vrij willige daad". Zoo weet men dus... dat er geen week of veertien dagen politiekamer op staat als een militair niet bijdraagt voor dit «huldeblijk" !1 Alleen de minimumbijdragen zijn op hoog bevel vastgesteld en »de deelneming blijft overigens een geheel vrijwillige daad". In het leger... een geheel vrijwillige daad! Tot zoo iets leeat zich nogal een Minis ter van Oorlog 11... Had niet jukt van hem het verbod moeten uitgaan, .tegen dergelijke pogingen om. het leger van de natie te scheiden, bij het aanbieden van een huldeblijk aan de Koningin ? Of is het eenvoudig als een frase bedoeld, wanneer men zegt: dat in de dynastie de natie haar eenheid erkent ? Waarom zou het leger en zou de Marine, niet met de burgers samenwerken, als het geldt de Koningin te huldigen? Zijn zij, die gesalarieerd worden, om, als er eens oorlog mocht komen, gezamenlijk met het Nederlandsehe volk den vijand te weerstaan, de Koningin iets nader; zijn zij van hooger orde, van edeler karakter, be wijzen zij der Koningin en den lande be langrijker diensten dan de burgerij, zonder welke het vorstenhuis, het leger en het vaderland ten gronde gaan ? Nog vóórverleden jaar gold het als e .a vaste gewoonte, dat in de troonrede gewag werd gemaakt van de diensten door de land- en zeemacht H. M. bewezen. I heeft men dat dwaze gebrjyS" afg Men begreep dat alle l&dsambtei den regel hun pi ?'»>?«? L v*?n dus, de eene'ca ti als men over Leger en Vloc baar anders o 't algemeen, e zich presenteert dames" al? woon geslacht Of het voo burgerkringen niet. Misschi den tpegeschn derwijs in de «Er heeft namens de F landbouw, ecb een huldeblijk .. heid van zijn huwelijk met de Konirgin. Dit huldeblijk zal bestaan uit een pracht-album. Op het eerste blad zullen in teekening worden gebracht emblemata van nijverheid enz, terwijl de andere bladen afbeeldingen (aquarellen of teekeningen) zullen bevatten van de voornaamste in NederlaLd bestaande fabrieken met bijvoeging van korte beschrijvingen. ,Daar het voor 'het Nederlaudsehe volk van het grootste belang is dat de Hertog kennis draagt van t et belangrijkste dat de vaderlandscbe nijverheid oplevert, zoo meent het comité, dat d:t denkbeeld, algemeen goedkeuring zal mogen wegdrageu". De reclame is nu eenmaal de ziel van de, nijverheid, en zoo zftl het niemand ver wonderen, dat, gelijk het heet, »nij verheid, handel, landbouw, sclieepvaail, scheepsbouw en visseh-erg' een foliant met sierlijke adreskaarten Hertog Hendrik cadeau doet, in de hoop, dat h ij'te nu en dan eens zal raadplegen... als huldeblijk!! Een eenvoudig geschreven boekje echter zou, dunkt ons, als leiddraad op dit uitgestrekt terrein, Z. H. nuttiger en aangenamer zijn! Welk een eentonige, vervelende ver zameling van prentjes, aquarellen, tee keningen van fabrieken en werkplaatsen moet dat boek vormen, dat, hoe dikker het wordt, des te minder kans heeft ooit ter hand te worden genomen, en natuurlijk op allerlei manieren Onvolledig zal zijn, daar de samenstelling afhankelijk is van de liefhebberij der gegadigden, om aan de uitvoering van het plan mede te werken. Een huldeblijk... en tegelijk de rumoe rigste kermis der ijdelheid!! Als onze handelaars, fabrikanten, bouw meesters, boeren,, visschers, bierbrouwers, jeneverstokers, enz. enz. Z. H. den Hertog een «huldeblijk1' willen geven, daar is toch wel iets beters te bedenken dan zoo'n geïllustreerde ^catalogus van hun eigen geld winner jj. deze mag zeker de i komen; maar d*>*-d zoo veel kan verven van gajëgenhedin als istrrjr aa'n 't woord ndustrie, die n w-vd^'werkelijk tot verhooging vin lévehsgenoirstrekt. Zijn onze nij veren reeds in die richting aan het zoeken voor Hertog Hendrik geweest ? En voorts wende ,ijpjBn rtieh tot de kunst zonder industrie. Als déheerèn b.v. hun portret eens lieten schilderen of hun buste beeldhouwen door onze beste artisten, en zij boden die afbeeldsels den Hertog als een galerij aan. Zou dat niet tienmaal dieper indruk op Z. H. maken, en hem veel meer nog doen ve/langen, naar een studie van de industrieele-, handels . land bouw- en visscherij- wereld hier te lande, dan dat pracht~album, hetwelk in zijn titel wel wat veel doet denken aan het het/iraefei-gebouw van Canê! En hoe zou de waarde van zulk een geschenk niet nog verhoogd worden, wanneer bij wijze van afwisseling er enkele twintigste-eeuwsche regenten- of schutterstukken werden tus schengevoegd... b.v. de drie en dertig suikerfabrikanten, of de cacoafabrikanten aan een broederschapsmaaltijd. Huwelijksgeschenken, wie wenscht ze H. M. niet toe; maar, waarde kunnen zij pas hebben, als er zonder drang en dwang toe wordt bijgedragen, 'en de hulde ter gelegenheid van de «ehtverbintenis niet tevens een hulde is aan eigen persoon, of reclame voor cöterie, vak of nering. Over onbepaalde veroordeelinj door G. A. ZBEGEES. II. (Slot.) In enkele Staten der V. 8. van N. A. heeft men n.m. twee stelsels van gevan.genzetting naast elkaar in werking. Vol gens het eene worden de overtreders naar de Staatsgevangenissen verwezen, voor een bevaalden tijd, welks duur zij echter, an zekere gestelde eischen te volunnen verkorten. Zij worden dan, m straftijd verstreken is, voorloopig eid gesteld. Toonen zij gedurende anden, waarin zij onder toezicht van daartoe benoemde personen, eid waardig te zijn, dan wordt die pige een definitieve. >ns het daarnaast van kracht zijnde wordt de overtreder verwezen naar iformatory, een woord dat wij zounnen vertalen met »0pvoedingsgeBij de verwijzing daarheen wordt «n duur gesproken (de wet schrijft voor dat deze niet langer mag zijn a van het aantal jaren, als maximum^esteld op het feit, waarvoor de-veriling geschiedde.) ir de Beformatories kunnen opgen worden zij in wier vonnis dit niet ikkelijk bepaald is. Deze gestraften hun een zeker aantal jaren straf wordt opgelegd. Allen die in een Reformatory zijn op genomen kunnen, zoodra de bestuurders er van, hen daartoe rijp achten, eerst voorloopig, daarna voor goed ontslagen worden. De maatstaf voor die beoordee ling ligt 'in de over hen uitgebrachte rapporten omtrent gedrag, benevens die omtrent, langs anderen weg bewezen, intellectueele en moreele verbetering. Uit dit kort overzicht van het Amerikaansche strafstelsel volgt duidelijk, dat men zich vergist als men de in onze wetten opgenomen voorwaardelijke invrijheidstel ling op ne lijn plaatst met die, welke een deel uitmaakt van het Amerikaangch systeem. In Amerika ontslaat men den gevangene voorloopig, omdat men zeer goed weet dat het, trots de grootste nauwlettendheid van het met de verbetering belaste personeel, zeer wel mogelijk is dat men zich in het individu vergist had en het te spoedig vrijliet. Vandaar dat de voorloopig ont slagene in Amerika ook zelf kan vragen naar het gesticht te mogen terugkeeren, als hij, zich nog niet sterk genoeg voelend om de> vrijheid te kunnen genieten, vreest tegen zijn wensch tot recedive te zullen vervallen. Daar is die voorloopige invrij heidstelling dus een conti le-middel op de uitwerking der wetenschappelijke, door het individu doorloopen, verbeteringsproeven. Bij ons verleend voor goed gedrag, is zij niet veel meer dan een premie op huichelarij, want bij ons worden geene verbeteringsproeven doorloopen! Natuurlijk zal ook de voorloopig ont slagene in Amerika huichelen kunnen beter geworden te zijn. Zelfs willen wij aan nemen dat het gebeurt dat hij xich, ge durende zijn proi-fiijd zoo best mogelijk zal gedragen, met het vaste voornemen om zich minder in te spannen,, zoodra hij, door definitief ontslag, niet meer onder toezicht zal staan. Dit laat echter niet na dat hij, door zijn voorloopig ontslag verdiend (gagné) te hebben, getoond heeft een maatschap pelijk wezen te kunnen zijn. Dit laatste nu waarop het toch vóór alles aankomt kan van onze voorwaar delijk ontslagenen niet gezegd worden. Mocht de Amerikaansche invrijheidgestelde later toonen het over hem gevelde oordeel niet verdiend (mérité) te hebben, dan zal hij de daaruit voor hem wellicht voortvloeiende onaangenaamheden enkel aan zich te wijten hebben. Het systeem echter zal er nooit de oorzaak van zijn, gelijk van ons huidig van kracht zijnde maar al te vaak kan gezegd worden. Hinkt men dus in Amerika nog op twee gedachten bepaalde en onbepaalde ver oordeeling , de j aar verslagen der El miraReformatory bevatten zeer belangrijke op gaven en beschouwingen omtrent de met het onbepaald stelsel verkregen resultaten. Zoo wordt b.v. in dat over 1895 dui delijk aangetoond dat de Staat New-York gedurende de 20 jaar dat de ElmiraReformatory toen bestond, doordepractische toepassing der wet op de onbep. veroor deeling, een som van $ 1,516,800 bespaarde, ongerekend- de kosten, die bouw en onder houd van een tweede gevangenis zouden hebben meegebracht. Ea die tweede ge vangenis zou zeker noodig geweest zijn als het Elmira Systeem niet ware inge voerd. Want de gemiddelde detentie, door een onbepaald veroordeelde in de eformatory doorgebracht, bedroeg 2 jaar en 9 dagen, tegen eene van 5 jaar door hen, die voor een bepaalden tijd gevonnisd waren. Hoe gewichtig die geldelijke resultaten ook zijn, zij mogen evenwel niet het zwaarst wegen bij de beoordeeling eener kwestie als die, welke ons hier bezighoudt. Van meer belang is hier het antwoord op de vraag; »Welken invloed oefent het onbe paalde veroordeelingssysteem uit op het recedivisme." Hoe gaarne wij hier woordelijk zouden willen weergeven wat dr. A. Aletrino daar omtrent zeide in zijne studie over de Elmira-Reformatory in de Psychiatrische en Neurologische Bladen van 1898 (an. 5 en 6), moeten wij, met het oog op onze beknoptheid, ons bepalen tot het geven van een resuméer van. Allereerst dan de mededeeling, dat, op grond van het niet bestaan, en het bijna niet kunnen bestaan in Amerika, vaneen gerechterlijke statistiek, gelijk die bij ons bekend is, de invloed van het Elmirasysteem of het Recidivisme in de V. S. v. N. A. in het algemeen niet onder cijfers te brengen is. De wet in New-York schrijft wel voor »dat naar E. zullen kunnen ge stuurd worden zij die, naar bekend is, voor de eerste maal met den rechter in aan raking kwamen" doch Brockway, direc teur en opzichter dar E. Reform., getuigt het geval i?, ja dat de meesten, hunner reeds met de justitie hadden kennis ge maakt. Uit de jaar), statistieken omtrent Elmira blijkt zelfs dat daar meermalen definitief ontslagenen later op nieuw wegens, recidive zijn opgenomen. Langs logische redeneering zal men zeker tot het goed moeten werken van het stelsel concludeeren. Daar dit echter voor velen geen afdoend bewijs is, haalt dr. A. een door Brockway openbaar gemaakte opgaaf aan van de verdiensten, verteringen en besparingen van 100 uit zijn inrichting voorloopig ont slagenen, gedurende de 1ste maand na hun ontslag. Hieruit zien we dat die mannen (die Br. beschreef als »while here wefe thriftless and sufiered fines ranging from 25 cents to 6 dollars a month, whicb, calculated on the basis of earnings here, means t h at the man, who spent the six dollars, waisted 66*/s pCt. of hismontyfor the month"), door de in E. genoten leiding, zóó veranderd waren, dat zij gezamenlijk meer dan de helft' hunner inkomsten be spaarden. Verder geeft dr. A. in een staatje een dergelijke opgaaf omtrent 18 andere uit E. ontslagenen die, gelijk Brockway zegt »were more humble in position but still are saving." Sprekender bewijs nog voor de deugde lijkheid van het systeem levert ons de tabel, op door dr. A. in zijn studie ingelascht, omtrent je vermoedelijke resultaten er van over 21 jaar (1856-1897). Dez« toch wijst aan dat slechts 15 pCt. der ontslagenen tot recidivisme vervielen. Hoewel, in tegenstelling met de statis tieken te onzent, hooger gesteld dan de waarheid, steken die 15 pCt, gunstig af bij onze 31 V* pCt. ruim f4913 recid. op 15567 veroordeelden). En 't komt ons voor dat, in Amerika, het vrij hooge cijfer nog aanmerkelijk dalen zou bij een ralioneele doorvoering van het stelsel, n J. door wegnemiog yan' een groot e fout in de wetgeving. Want, bestaat er in Amerika geen wet telijk minimum varJ straftijd, men heeft er een mogelijk maximum behouden. Die laatste bepaling nu blijft een beletsel voor de verbetering van het individu in die mate, als met het stelsel kan verkregen worden. Zij is dus in strijd met het Staatsbelang, dat eischt: dat de meeste voordeelen worden verkregen in den kortst mogelijken tijd tegen de minst mogelijke kosten. Bij gevolg moet het stelsel zal het goed zijn er toe leiden dat de veroordeelde het meest zijn best doen, het meest meewerken zal tot zijn verbete ring. Want deze alleen kan hem datgene deelachtig doen worden wat hij boven alles verlangt: zijn vrijheid. Vooral op hen die Veroordeeld zijn wegens misdaden waarop geen lange straftijd als maximum gesteld is, oefent deze bepaling een zeer verkeerden invloed uit. Dit is zeer na tuurlijk. Waarom toch zou hij zich veel moeite geven om te voldoen aan de zeer zware eischen die bet leven in de reformatory hem stelt? 1) Hij weet immers vooraf dat bij, ook zonder dat, na zekeren tijd ontslagen moet W9rden, zijn vrijheid moet herkrijgen! Maar .dit bezwaar geldt, door de bestaande bepalingen, ook voor hen die voor onbepaalden tijd veroordeeld worden, zij 't ook in mindere mate, hoe betrekkelijk hoog het maximum der straf ook zijn moge. Bovendien, die bepaling is een absur diteit. Door haar redeneert men onge veer als volgt: »De staat moet den gevangene verbete* ren. Hoeveel tijd daarvoor benoodigd is, valt niet vooraf te bepalen. Maar, als een zekere tijd verloopen is, moet de misdadiger worden vrijgelaten, ook al is hij nog niet verbeterd, m. a. w. hoewel hij dan nog groot gevaar kan oplever voor de maatschappij." 2) Zooals wij in dr. A's studie over Elrr: lezen wordt in die inrichting dagelij bewezen, dat de onbepaalde veroordeeli een krachtige drijfveer is tot verbeterii Ten bewijze daarvan moge strekken f gedeelte yan een artikel door een inm van Elmira geschreven in de Papers Penology IHd Series (published by New-York State Reformatory at Elm August 1898, »Sentence as Motiye'"p. 71?73). Daarin zegt deze schrijver-ge vangene van de mannen die voor ee» 1) Die moeite is, door den aard van hft meerendeel der opgenomenen, een zeer grpofr, wijl zij in de eerste plaats een buitengewone inspanning en verstetkirg der wilskracht van het individu noodig maakt, ea het juist meestal tengevolge van een geheel of een bijna geheel ontbreken dier kracht te wijten was,- dat zij tot misdaad vervielen. ' '>.'?."'. 2) Ditzelfde 'geldt pok tegen bet vaststellen van een, minimum, gelijk mr. H. L. Asser b.v. bepleitte in zijn bekende artikelen in het N. v. d. D. van 3 en 16 Aug. '99: *0ver gevange nisstraf", 'een meening die slechts het gevolg is van het bewust of onbewust nog aanhangen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl