De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 6 januari pagina 4

6 januari 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1228 het hooglgk mg verbazen, indien zijne gebrnikelyke voorstelling: Parady's, zondenval enz. op de mannen der nieuwste wetenschap" (blz. 77) een verbysterenden indruk maakte. Het tweede bestanddeel van het werk des heeren Koenen, heet uit rechtshistorische gege vens te zyn saamgesteld. Onder deze, in het boek verspreid, zijn natuurlijk meer of min juiste, gelyk meer of min afdoende byzonderheden. Men zal echter niet misgaan, wanneer men zgne beschouwing van het Christelijk huwelyk, (blz. 72 vlg.) als het brandpunt opvat. Te dien aanzien, maakt de schrijver eene tegen stelling tusschen de evolutie-leer", en de schriftuurlijke progressie". Op het gebied der echtelijke verhoudingen doet de H. Schrift ons zeer nadrukkelijk eene progressie aanschouwen, een opheffing uit den vroegeren afval van de orde van zaken, gelijk ze door God bij de schepping was bedoeld, een zuivering, die in 's Heilands eigen uitspraak aangaande de beteekenis van het huwelijk (Mattheus 19, Markus 10) zijn laagste punt bereikte" (blz. 71). Hat ia altijd aangenaam, wanneer iemand zoo boud uit den hoek komt, omdat hij er dan even enel weer ingaat. Met n slag namelijk, is des schrijvers voorstelling geoordeeld. Ziehier eene omschrijving van bet huwelijk: De echt is de vereeniging van een man en eene vrouw, des ganschen levens gemeenschap, deelgenootschap aan godiel^k en menschelijk recht". Zon men niet meenen, dat zy' van een kerkvader afkomstig is? Neen, Modestinus, een Romeinsch jutist, gaf baar. (1. l D. de ritu nuptiarum XXIII. 2). Ziehier eene aanwijzing van den huwelyksplicht: Gij vrouwen, weest uwen eigen mannen onderdanig, gelijk den Beere; want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het hoofd der gemeente is;, en hu is de behouder des lichaams. Daarom gelijk de gemeente Christus onderdanig is, alzoo nok de trouwen haren eig:n mannen in alles". Zou mm niet gelooven dat hier een slavenhouder aan het woord is? Neen,het h de evangelist Paulus. ( van de Efez. V: 22, 23, 24) Ik vraag, aan welke zyde is hier de progressie", en aan welke, de atval?" Nu twgfel ik niet, of de heeren weten wel raad. Met Modestirms zijn wy spoedig gereed. Het zal, bij hem, de part culiere genade zyn, die immers indiviiueel werki", (blz. 70, 147). Dat is als gesneden broi d. Met f'aulus echter staat de zaak hachelijker. Blijkbaar zit ook de heer de tfoeuen er mee verl 'gen. Hij Iaat Pauluj ruaten, wendt zich tot Gen. 3: 16, en verklaart, dat de ove. heersctiing door den man er is bijgekomen na den val als een noodzakelvjk kwaal" ( iz. 107) Wel mo^elyk Men weet nooit wat zoo'n val" a! doen kan. Maar als een brave, werkzame arbeidersvrouw hare zwaar verdiende penningen aan een luiaard of dronkaard van een man muet afgeven, is het tien legen een, dat zy aan het deelgenootschap" van Modestinus, boven de gehoorzaamheid" van Paulus de voorkeur geef.. Am progressie" en afval" denkt zy daarbij me', en dat is maar goed ook, voor den heer Koenen Het derde bestanddeel van des schrijvers 'werk zou ik het maatschappelijke willen noe men. IK versta daaronder de gevolgtrekkingen, die bij, op zijn standpunt", maakt. Hij keurt niet at den r egel, van het oud Hjll. recht, dat, bij mishandeling, echtscheiding was uitgesloten, (blz. 88), een regel, waardoor niet de dader, uiaar het slachtoffer werd gestraft. Hij wil weerstand geboden" zien aan willekeurige echttcheidingen, (blz. 89), een beginsel, dat twee personen levenslang ongelukk g maken kan. Hy schijnt niet afkeerig van de meening, dat men, onder sommige omstandigheden, tot een huwelijk behoort te kunnen worden ge dwongen (blz. l J.7, 75). Hy acht de vraag moeilyk, ot men ook de gelegenheid tot erken ning van door een ongehuwden man verwekte kinderen behoort af te schaffen" (blz. 132). Hij wil de dispensatie van art. 88 U. W. ge weigerd zien, in geval van wanverhoudingen, ten einde anderen af te schrikken in datzelfde euvel te vervallen (blz. 169). Wat tot al deze excentriciteiten te zeggen? Mij dunkt, alleen dit. De t\jd is voorby, dat de rechtswetenschap ancilla theologiae, slippedraagster der kerkleer was. En, voorzooveel van ons afhangt, zullen wij, met kracht en macht, waken, dat hij niet terugkeere. ne oase zie ik slechts te midden van al deze droomeryen. Ik bedoel de plaats, waar de schrijver de stelling bepleit, dat ons huwelyksgemeenschapsrecht niet deugt; dat de overblij ver de echtgenoot niet behoorde te moeten deelen met de erfgenamen va i den overledene, maar alleen dezelfde plaats (moest blyven) innemen, als te voren het echtpaar in zyn geheel" (W', 110). Hier, begroet ik gaarne den onbe vangen jurist als medestander. Het worde hem van harte nagezegd: Stuiterd is het voor ons rechogevoel, wanneer de achterblijvende echt genoot by kinderloos huwelyk de helft van den inboedel en van de zuur bespaarde penningen aan betrekkelijk vreemde personen moet afstaan." (blz. 113). Ik neem afscheid van het boek des heeren Koenen, met leedgevoel. Baco heeft, ons juristen inzonderheid, gewaarschuwd tegen het e vinculis ratiacmari: gekluisterd redeneeren. De heer Koenen doet niet snders. Voor de zooveelste maal, tracht hy' de klove tuaschen wetenschap en kerkgeloof te overbruggen, door de rechtsgeschied-nis, in de schaduw van den Bybel, te plaatsen. Een eren hopeloos als nutteloos be staan. Geloof, is zaak van het hart, wetenschap, komst van streng methodisch, voor menschen ?e kbaar onderzoek. Hoe wilt ge divergeerende ieii in elkaar doen vloeien ? De heer Koenen ht zich tot juristen en leeken." Daaronder i wetenschappelyken en geloovigen. By de ?sten is het gezag van Bijbelteksten nieton>rjaardelyk afdoende. De tweeden, gelooven m op zyn woord. Toch getroost hij zich eene it geringe, doch wanhopig onvruchtbare leiïe. Waartoe? Amst, Dec. 1900. J. A. IEVY. Muziek in de Hoofdstad. Nsdat een reeks van concerten in het Con cert, ebouw had plaats gevonden met solisten, was Het een waar genot weer eens een echt symj onie-concert te hooren. B i was 1.1. Donderdag vertegenwoordigd met en zijner D-dur suites en wel de meest popi 're, n.l. die waar het bekende Air in voor it, waarvan, transcripties geschreven zyn, voor solo-viool op de g-snaar, voor cello enz. enz. Heden ten dage is de Suite eenigszins op den achtergrond geraakt, door de ry'ker be handelde symphonie. In den ty'd van Bach echter en vooral door dezen zelf, is de suite met groote voorliefde gecultiveerd. Ontsproten uit oude danswij zen, treedt deze kunstvorm zonder de minste pretentie op. Onderling ver band, tusschen de verschillende fragmenten, moet men er niet in zoeken. Alleen hebben zy allen een gemeeaschappelyken toonaard, hetgeen in de synphonie niet het gera) is. Wy' mogen echter niet vergeten dat Bach als echt en waar grootmeester zyn er kunst ook in den suitevorm. ons diepe en heerlijke gedachten heeft nagelaten. Vooral het Air is roerend schoon van eenvoud en stemming. Doch ook de andere fragmenten, niet het minst het karaktervolle Allegro met fuga, de eenigpzins derbe" Gavotten, de Bourrée en de Gigue zy'n meesterstukjes van heerlyte kunst Mendelssohn was het, die gelijk ook de Mattb .uspassion, deze suite nieuw leven ir blies, toen hy' haar in 1838 op een der Gewandhausconcerten te Leipzig deed uitvoeren. Schuman schreef toen over Bach Er wiegt uns eammt und sonders auf dem kleinen Finger." Mozart staat al meer in den modernen tijd. Hoewel Haydn terecht genoemd wordt de vader der syaaphouie" is het toch Mozart die vooral het Allegro en het I inale meer uitdruk king heeft verl end. Mozart is het geweest, die n.l. het z.g. tweede thema een meer elegisch karakter heeft gegeven en daardoor de con trasten in die kunstvormen heelt doen ontstaan. Dat Mozart's tydgenooten niet algemeen inge nomen waren met die nieuwigheid is wel te verklaren. Er werd hem zelfs verwe en, dat hy een unreiner Instrumentalcomponiste" was. Tempora mutantur. Wie zou zulks heden ten dage nog durven beweren ? Spreekt men thans van reinheid in de ins'rumentale muziek, dan is het juist Mozart die als model wordt aan gehaald. Mozart heeft, volgens Köchels Verzeichniss, 49 symphoniën geschreven, waaronder ik meen 5 in den toonaard van D-dur. Die, welke Donder dagavond gespeeld werd is een der schoonste en dankbaarste. Zy komt voor in Kö^hel's Verzeichniss als No 501. In het eerste Allegro heelt Mozart zijn eigen stijl op bijzondere wijze gedocumenteerd eti veilig mag men be weren dat Beeihoven in zyn eerste en tweede tymphonie dezen unreinen Componisten" tot uitgangspunt genomen heeft van zy'n overigens nog grootschere scheppingen. Ditmaal Kwam Beethoven niet voor op het programma; echter wel Brahms met zijn derde symphonie. Men heeft Brahms vrreger wel eens den componist genoemi op wien het erfdeel van Beethoven overgegaan is. Te recht of ten on rechte wie zal dit beweren? Wy zullen het liever overlaten aan de geschiedenis. Ik herinner my nog leveLdig den grpoten indruk, dien deze s-ymphonie maakte, by hare eerste uitvoering te B'rly'n in de eerste dagen van 1881. Joachim dirigeerde en iedrreen was zóó opgetogen over h t opus van den Hamburger meester, dat er dagen lang over niets anders gesproken werd in het kamp der vereerders van 's meesters muze dan over Brahms'derde sym phonie. En geen wonder. Wie worJt ook thans niet tot geesidrift gestemd door het grootsche, imposante eert>te deel met zyn alwisselendeu 6/4 en 3/2 rhythmus ? Al mogen de meening»n over de beide middendeelen thans een weinig uiteenloopen ondanks het echoone thematische materiaal zeker is het, dat het heerlyke uitingen zyn van een machtigen geest en het Finale is wel in staat ons in die over tuiging te bevestigen, vooral als het aanvangsthema van het eerste gedeelte nog eens iptreedt. Zulke programma's zyn leerzaam en ver heffend tegelyk. De uitvoering van deze drie werken was in ds hoogste mate verzorgd. De heerlijke klank van het strykquartet kwam aan Bach's Suite ten goede. Vooral de contrabassen waren mooi en vol van toon. In Mozart's gymphome viel het op hoe veel ry'ker kleuren hy reeds op zyn palet hal, ondanks het gemis van klarinett-n. Zeer schoon was voorts de aanhef van het tweede deel der fymphonie van Brahms, in de blaas-ins rumenien. Het zware, machtige" van het eerste Allegro uit die rymphonie zou by een sterker bezet strykquartet nog meer tot zijn recht gekomen zyn. De heer Mengelberg heeft alle eer van deze uitvoering. In het Handelsblad van 27 Dec, 19fO (Ochtendblad) komt de heer van Milligen terug op zijne bespreking van m\jn a cappella-koor uitvoering van 16 Dec., naar aanleiding van mijn opmerking in het Weekblad van 23 Dec, waarby ik releveer het verdraaid en vervalscht aperc,u van de zinsneden, die ik vroeger (22 Aprii) geschreven heb. Toen schreef ik o. a.: dat bij deze eigenaardige muziek, die geen publiek domein is, niemand beter in s'aat zal zijn een- beoordeeling te geven dan juist de leider, die toch wel het meest doorgedrongen is in het karakter dier kun*t en het meent vertrouwd kan geacht worder met de moeieli.jkh»den, die overwonnen moeten worden. Wel echter wil ik niet verzwegen, dat by deze uitvoering alle gelukkige omstandigheden schenen samen te iverken, om een geheel te verkrygen, dat door absolute reinheid van intonatie «n stemming my in hooge mate 6evredigde. De heer Van Milligen beweerde in liet Han delsblad van 18 Dec. dat ik zou geschreven hebben: dat de leider van zulk een koor eigenlyk alleen over de uitvoering kan oordeelen en dat hij (ik) kan verklaren dat alles toen medewerkte om die zoo gelukkig mogelyk te doen slagen. Ieder die, vooral de door mij gecursiveerde woorden uit beide aanhalingen met elkander vergely'kt, zal het met mij eens zijn dat de heer v. M. my' uitdrukkingen in den mond legt, die ik niet heb gebruikt. Had de heer v. M. dadelijk in het nummer van 18 Uec. laten afdrukken mü'ne bespreking van 22 April, wat hij eerst deed in Het Handelsblad van 27 Dec., dan zou h\j correct gehandeld hebben. Volle acht maanden heeft de heer v. M. noodig gehad om met zyn opmerking voor den dag te komen (van 22 April?18 December); hoe wel ik nu niet eens zooveel dagen heb gewacht om daarop te zinspelen in het Weekblad, kan ik den heer v. M. toch verzekeren, dat ik niet in hevigen toorn geschreven heb, maar in een verklaarbaar gevoel van wrevel over onjuiste aanhalingen van woorden, die ik niet heb ge bruikt. De heer v. M. vindt het wenschelyk, dat een dirigent die tegelijk criticus is, geen oordeel geeft over zyne uitvoerin ,en. Ik vicd het echter voor de zuiverheid ?an den toestand beter niet een ander te verzoeken in dit blad uitvoeringen te bespreken, die onder my'n leiding plaats vinden. En waar ik nu, als criticus van het Weekblad, alle uitvoeringrm rcgia'reer, acht ik het niet onwaarschynly'k dat de lezer wel iets wil vernemen over gezegde concerten. Toen, ik schreef dat de uitvoering mi/j bevredigde deed ik niets meer dan wat zoo vaak in het openbaar geschiedt, n.l. dat een dirigent zijne uitvoerenden een eeresaluut brengt. De heer v. M. wil tegenover zijn lezerüniet den schy'n op zich laden iets leelijks of onridderlyks te hebben gedaan. Gaarne neem ik dus aan dat de heer v. M. niet de bedoeling gehad heeft imjn woorden ve keerd weer te geven. ANT AVEHKAMP. Het Biiente". Voor korten tyd is te Amsterdam op het Rokin no. 120 een magazijn geopend dat den naam draagt van »het Binnenhuis". Het doel van deze onderneming is den verkoop te be vorderen van alle mogelyke voorwerpen, gemaakt door mannen die er zich op toeleggen aan gebruiksartikelen kunst te verbinden. »H.-t Binnenhuis" is dus te beschouwen als de tusschenpersoon tusschen kunstenaar 'en publiek. Het is als den winkel van den kunstkooper, maar in plaats van schilderyen, teekeningen of etsen, vindt men hier aardewerk, stoelen tafels, tapijten, koperwerk, boekbanden, enz., kortom allerlei zaken die meer direct tot de meubileering van een interieur behooren. Er is een bepaald onderscheid tusschen de voorwerpen die hier, en die welke in andere magazynen te koop zyn. Waar de artikelen uit de laatsten gemaakt zyn naar den smaak van het publiek en daarom nooit op de hoogte kunnen komen waarop kunstwerken staan, zyn die uit »het Binnenhuis" gemaakt naar den smaak van den kunstenaar. Met de vraag of, en in hoeverre, de nu tentoongestelde voorwerpen zyn te beschouwen als probeersels in de goede richting, dan wel, of het geheele geslaagde oplossingen zyp, zal ik my hier niet bezighouden. De kooper, die niet gewoon is kunstbegrippen aan verbruikeartikelen te waardeeren, heeft zich zoo mogelijk in te denken in het standpunt van den kunstenaar die zoo'n voorwerp maakte, alvorens by de waarde ervan zal vatten. En hierin ligt misschien, als gevolg, dat, als in het Binnenhuis" eens zeer mooie dingen te koop zoude geboden worden, het publiek dat daar zal koopen zeer klein zou zyn. * * * Om twee redenen juich ik de verschynine van »het Binnenhuis" toe. Waar het vroeger bepaald onmogelijk was zich van mooie ge bruiksartikelen te omringen zonder in de antiquiteiten te komen is thans de mogelijkheid geboren om juist buiten de oude kunst om, zich een mooi modern irtmeur te scheppen. Voor den bouwkunstenaar i" dit geen gering voordeel. Tot voor korten tijd was het ten eenenmale onmogelijk iemand te helpen by den aankoop van zijn huisraad. Tbans ligt de weg open. By een belangrijke opdracht kan een bouwmeester zich in verbinding stellen met de vakmannen die in »het Binnenhuis" tentoonstellen en op deze wyze kan er een bepaald verband komen tusschen buitei-, binnen architectuur en meubelen, 'n verband dat bepaald noodig is wil men iets goeds bereiken. De tweede reden waarom het ontstaan van «het Binnenhuis" my verblijdt is van geheel andere soort, en bestaat daarin dat het jonge bouwmeesters, die hunne gaven ook willen uiten aan gebruiksartikelen, in staat stelt die voorwerpen in een passend ensemble te exposeeren. Dit is geen gering voordeel, want niet de moeite van het maken van mooie dingen is het bezwaar dat mannen van talent tegenhoudt zich toe te leggen op het maken van meubelen en huisraad, maar meer in 't bizonder is het de moeite om degelijke dingen te verkoopen. IQ gewone magazijnen wordt zulk een werk achterafgesteld by fabriekswerk omdat het moeilijker verkoopbaar is, en kunstkoopers laten zich slechts bij uitzondering met moderne kasten en rustbanken in. In het bizonder voor architecten kan deze ondernemirg een steun worden. Het bouwwerk als kunstwerk, als uiting van wat een kunste naar te zeggen heeft, en onder de heerschende maatschappelijke toestanden zeggen kan, is tot nogtoe weinig in tel en komt er slechts zeer langzaam in. Vandaar dat sommige bouw meesters met talent slechts dan hun brood kunnen verdienen, als zy, aftredend van hun standpunt om kunstwerken te willen maken, zich gaan verlagen tot het volgen van de mode en tot het bouwen van dat soort reclamewerk dat in den smaak valt van het grootste maar minst gevoelige deel van het publiek. Dan ontstaat ter wille van de verdienste een willens en wetens vermoorden van eigen talent en van wat men goeds en edels in zich weet, 'n zedelijke zelfmoord, te droeviger naarmate de bouwmeester meer talenten bezit. Om licht te begrijpen redenen zal ik, hetgeen ik hier beweer, riet toetsen aan Hollandsche voorbeelden, en dus mijn bewering niet ver duidelijken door namen te noemen van mannen die zich aan dit vermir.kingsproces hebben onderworpen. In het buitenland doet zich echter hetzelfde verschijnsel voor, en wie voor beelden buiten Holland verlargt kan ze in de iiabijheid vinden. Ik zou b v. een Brusselaar kunnen noemen die van het verminken zy'ner talenten zooveel succes had, dat hy er bijna pret in moet ge kregen hebben en ongelukkigerwijze ten voor beeld werd van eenige Hollanders, die verge leken, by zyne talenten op veel mindere mochten bogen. Paul Hankar, een man die veel beloofde in 1890, is een architectonische poseur geworden sinds 1897 *) Zyn val als kunstenaar had plaats tusschen de jaren 1890?1895. En nu is de tweede reden waarom ik »het Binnenhuis" topjuich daarin gelegen, dat het talentvolle mannen ian steunen in het bewaren, het verzorgen en kweeken hunner gaven. Indien zy' de bouwkunst tydelyk willen ver wisselen b.v. voor het meubelvak, ia er kans dat zij hun brood kunnen verdienen zonder genoodzaakt te zyn hunne talenten te ver gooien. Zou Paul Hankar zulk vies modewerk gemaakt hebben als hy' zich indertijd had kunnen toeleggen op meubelarchitectuur en er mannen geweest waren die zyn werk by het publiek wilden inleiden ? De kans dat *) Uit zyn goede periode noem ik b.v het huis in de Chaussée de Charleroi no. 83 te Brussel (afbeelding in : Monographies de batiments modernes, 36e aflevering). Uit zyn verval-periode de winkelpui van het Maison A. Nignet (afbeeldingen in: Decorative Kunst, illuststrierte Zeitschrift für angewandte Kunst. Band I, blz. (52, 63 en 64). hy zich was blijven toeleggen op 't maken van mooie dingen, zou dan zeker veel grooter zyn geweest. J. E. VAN DER PEK. IMMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniimimiiiiiiHiiiiiiiiniiinHiiiiiniiiiir Stön StrenTds. Zomerland, Zonnelij. Amsterdam, L. J. Veen. H«t is dezen Vlarning heel wat voorspoediger gegaan dan den 't vorige jaar overleden Vlaamschen d.chter Guido Gezelle. ik bedoel met dit voorspoedig : het verwerven van bekendheid en het gewaardeerd en geprezen worden in NoordNederland. Hoe kort is het nog geleder, en hoe lang \ ad de diclter toen reeds zijn wer ken in bundel na bundel uitgegeven, dat de geestdriftige Pol de Mont o is kwam vertellen het voor vele geletterde of beschaafde Neder landers onbekende feit, dat daar ergens in West-Vlaanderen een dichter leefde ea werk'e, die, zoo iemand, verdiende gekend te worden do ir wie belangstellen in de ons zoozeer ver wante Vlaamsche letteren. Nu ja men had wel eens van hem gehoord maar die man d chtte ia een zoo vreemde gouw-spraak, dat we het rechte niet kouden voe;eu voor zijl werk. Dat was het oppervlakkig oordeel, de kennis en varsp'eiding van zijn gedichten in den weg staa'. de. Eerst moest Pol de Mont, daarna A'bert Verwey komen om het tegendeel te betuigen en kracutdadig te betoogen. En d aar i a nöjr...? Hoe anders staat ons min of meer geletterd publiek nu tegenover dezen acht-en-twintig jari gen schrijver, wien door de redactie van De Gids bij monde van den heer Van Hall in April vau dit jaar een warm waardeerend artikel werd gewijd. Ia Noord-Nederlacdsche tijdschriften worden ziju bijdragen met graagte geplaatst en gelezen, een Nederlandscbe uitgever durft twee bundels tegelijk aan en de heele pers hè, ft utianiem van haar bewondering getuigd. Stijn Sti-euiels is er opeecs. Ik kom op die a'gsmeene bewondering straks nog terug, wil nu eerst o per den inhoud der beide bovenvermelde bundels spreken. Om tot een karakteristiek te komen, neem ik een vergelijking 1e baat. De heer Van Hall spreekt vau eeu ongenoode, die vau Zola en Maupissant repte in verband met onzen Vlaming. Ik moet, zeggen dat, mij het noemen van den laatsteu Laan ten hoogste verhaast, maar het geeft mij tegelijk de vergelijking aan. Voor zoover een derg'lijke ooit iets kan v<rJuiielij ken, zou ik zeggen: Stijn Streuvels, ofschoon zich bewegende in een milieu waar ook Mau passant zich met blijkbare liefde bewoog, blijkt in deze novellen juist bet tegendeel, Om deze redenen: bij Maupassant is de persoon en ziju karakter hoof.iz'tak bij Sxeuvels het milieu, en de invloeden die daarvan door den persoon ondergaan worden; bij Maupassant blijft het verhaal zeer geserreerd en zich bepalend tot de enkele itidividuen bij Streuvels neemt het verhaal telkens een ruimere vluc'it in een neigicg tot, ep sche verbreeding; Maupassant eindelijk blijft streng realistisch, zelfs als hij fantastisch wordt, Sireuvels heeft sterke neiging tot het romantische. Dat laatste weet hij op zijn eigenaardige wijze te doen harmomeeren met zijn krachtig poëtischen stijl, ziju sap-rijke ziunen, waar.n alles groent eii fl'urt en zont,. Maar we verlie zen er de realiteit door. 't Is mij ten minste onmogelijk mij een boerenkncc it en meid voor te stellen als Lauder en R a, die het leven zoo idyllisch mooi opvatten. Lander en Ria voelden zich daar hoog ver eenzaamd, innig en blijgemoed, ea ze keerden den blik al den zoanekaut waar de velden ver hemd door den friSschen regen met heerlijk groen en goud begoten lagen en door geen menfcheuhand beroerd. Ze wierpen genoeglijk de armen opjr, vol daan door al die schoonheid en: Niets en kan ons nu nog' deren, Ria, riep ', zie daar zitten nog veel schoone dagen vol het oosten! Kom, ik weet beneden, daar bij den vijver een goede hutte rondom in de bloemen staan, daar gaan wij wonen heel alleen!" Er is iets van Daphnis en Chloë, vau Paul en Virginie in deze verliefde Vlaamscae arbeiders kinderen. /s Avonds zaten zij (ua hun huwlijk) bijeen op de bank en keken zwijgend hoe de dingen versmolten in de deemstering en overgoten wier den met een zweem van honing en maneschijn; dat kwam hen innig omsluiten in de geurende lucht, nu da^r zoo dicht, rond hen, de groene rozelaren in stilte haar rozen stonden te maken. »Lander streelde zacht heur lokken of speelde met ziju vingers tusschen de hare. Lijk twee voldane kinders waren zij in een lusthof." 't Is wel voldoende om het hemelsbreede verschil te laten voelen tus«chen deze landbewoners en de door Maupassaat geteekende. Dcje doen meer denken aan de landlieden in Vriend Frits, die d*n ook gerus1; op werkr1,-^ in bun ZoudagseJie pakje cp de planken mogen komen. Dezelfde neiging tot het romantische tooat hij met de figuur vau Swane, de mooie vrouw van den strooper, die m dleu-nederlaodsche liedjes zingt, en zoo verleidelijk is. 'c Is wel een heel eigenaardige kunst, die deze fantas tische fl^ureu zoo weet te doen passen in een schildering, wairin men van vele details de rea'iteit proeft. Hterlijk, krachtig is in dezen schrijver het gevoel voor de natuur. Wat mott hij Laarlitf hebben: wat moet hij uren aan uren zich ge geven hebben, in vrome bewondering van baar staag wisselende schoonheid, hoe geheel overgegevea moet hij geluisterd hebben naar haar s'eml... Dat is de groote krach», de bizondere verdienste van deze novellen, de natuur-poëzie waarvan ze doorademd zijn. Zijn menschen zijn niet anders dan vormsels onder liaar handen, en hun ziel i-s alleen de rtfl x van haar. De arbeiders ' deu zonnebrand iu het koren veld, de e boer in 't morgenlicht op den akker, de j-cuizunde jongen in de schemering, de visscher bij daagraad aan den stroom, de Zondags ledigganger gestrekt ouder den mach tigen hemeldom, we zien er het grootsche al-leven om hen heen in weerspiegeld. Overmaclitig is dat natuur-gevoel, en het overheerscbt bij dezen schrijver de karakteristiek der personen en de realiteit. Maar zijn compozitie is soms zwak. Zoo in De Oogst, waar eigenlijk het verhaal uit is met den dood van Rik, den jongen arbei der, die in het maai-werk bezwijkt, ea waar we als toegift nog de terugkomst van de maaiers krijgen, waarbij dan Rik als hoofdpersoon door Wies vervangen wordt. Ditzelfde geldt voor het drietal bijeenhoorende novellen in Zomirland: Groeikracht, Zomerland, Meimorgen. Eerst tegen het einde van de eerste voelen we iets van den strijd tusschen Scbemel en Knudde het kermis-gaan der kinders neemt als epizode een veel te groote plaats in en dan zwelt het verhaal ineens tot een epos. Het wordt een strijd van massa's, baast van twee volken, in het tweede gedeelte; alle verhoudingen, waar we eerst mee rekenden, gaan verleren in een wassende schildering van dien volketkamp, die per saldo verloop', in een idylletje tusschen Lander en Ria, en bedroefd eindigt m het kleink'agelijk dorps-gedo3 om hun ziek ea dood kindje. Veel mooier, veel gaver vau compozitie zijn Ia 't water, Zomer-Zondag en Avondrust. Toout zich ook hierin het romautis-clie nog wel eens, over 'c geheel blijft de schrijver meer dicht bij het reëele leven, en de poëzie lijdt er werkelijk geen schade door. Dat verhaal van Jan, die tot trouwen wordt gedwongen met, de leelijke T*le is aangrijpend. Ea hoe suggestief dat allengs krankzinnig worden van den vereen zaamden ouden vrijer. I's vind juweelig die beschrijving van bet liggen rusten tegen den Schelde-dijk, met dien klank uit, de verte van liet oude, lijkend op een ook mij uit mijn jeugd welbekend liedje: Wat komt Let Prmske vragen? Van fliu fijn, Konelia-dor, O_is Annalje. En dan het, vertelsel van die oude vrouw met haar geit! . .. l :ts wat mij zeer verdien stelijk voorkomt, is des schrijvers zich geheelverhezen in den persoon die hij wil doen leven. Hij verdwijnt dan zelf geheel. Ecu lotstandals van de verbijstering vau boer, Kasteele, het getroffen worden van Rik door een zonnesteek, we komen er geheel in, ondergaan het mee, door de gebeele overgave van den auteur. Ik wijs hierop met, nadruk, omdat onze naturalisten en realisten zoo dik»ij;s tusschen ons en hun personen blijven staan als waarnemers t n uit leggers. O, er is geen twijfel V!aanderen-land hseft in Siijn Struuvels een dichter gekregen van niet gewone gaven. Maar,., hij zij voorzichtig. Er is in zijn werk op de door mij aangetoonde punten iets zw&k«, dat op den duur verdwijnen moet. In de sc'uldering van Lander en Ria loopt h'j groot gevaar tot een romantiek terug te vallen, waarvoor zijn talejt werkelijk te goed is, en compoiitie blijve geen bijzaak, wat ze nu klaarblijkelijk soms nog voor h<m is. O /k late hij zich vooral niet van de wijs brengen door... onze bewondering. Ja, want we zijn ondanks onzen 11'gmatieken aard een zeer geestdriftig volk. Er is zooveel blijd schap in ons, als een nieuw dichter ouder ons opstaa^, dat groote bladen met grooten klank de blijde tijding inluiden. De eene klokluider hoort l.eïvan den ander, die dikwijls ook maar heel uit de verte de klok heeft hooreu luiden, en dat, pleit voor het groote vertrouwen dat de klokluiders in ilkaar stellen, maar wie zoo beroemd geluid word', moet er niet a! te veel waarde aan hechren. liet duurt soms zoo kort! Vooral in dit b zonder geval is er iets om nog eens over ia te denken. Stijn Streuvels schrijft, een taal die voor een groot gedeelte onzer Noord-Nederlanders niet zoo heel gemakkelijk te verstaan is. Ik bedoel vooral : te controleeren is. Want waar m Neder land vooral op de juiste uitdrukking, op het rechte woord, op tadk-schrijven gelet wordt, moet toch ook die zelfde maatstaf voor den Vlaming gelden. En hoe zal dat kunnen, als de beoordeelaar zelf de taal niet begrijpen of door voelen kan. Mr. van Hall is zoo consciëntieus De Bo's West-Vlaimsch Idioticon, naast zich t,e leggen, maar wie dat niet doet en bo f en den Rijn geboren is... Ik spreek nu niet van woorden als ievers en nieren, seffens, eikendeen, die ons uit Noord Brabant bekend kunnen zijn, maar wat maakt eeu Noord-Nederlander van een zin als: ,?Di smoor jhangt uit,'t is versterking, zie, en zij rechtte hef hoi f.l." Qua mijn bezwaar duidelijk te maken heb ik uit de eerste novelle het onderstaande lijstje verzameld, dat geen aanspraak maakt op volle digheid : Kuil zware rookwolk; smoor nevel, mist; eenbaarlijk bestendig, voortdurend; schaffen letten op; deemxtering avondsche mering; Iceppe/cind j'ingste kind; monkel glimlach ; sluis loshangend; verheulen (?); trakeien langzaam gaan ; gezapig langzaam, bezadigd, stil; preusrh pirmantig, Ibr; drendel slng.r; pikkers kor?nmaaiers; opvesten op den mouw spelden; af handig min achtend; schroo strook; rullen praten; bootalm werktuig om de zeis mee te wetten ; perkanlig lief, koket; wreed s'e-k, groot; verslaafd druk bez'g; blak vlak; troppelitig groep; alm gereedschap; berdden weeg houten wand; kijbig bevallig; dreelen strijken, streelen; lomermeerselken kleine aanbouw voor den zomer, zomerhuisje; Jutteren scharrelen; zeuren valsch spelen; noesch schuins; opkramen bij;',enpakken; helmen galmen; klei&teren fonkelen, glins teren; truntaard sukkel; nerseh (?); staal halm, stengel; (enden bekomxte tot liet einde van 't bekomst, d. i : gfiLoep;puid?kikvorsch; euzie dak-overstek; em-e-leek dak-drop; zaan spoedig; %oudffei>linid met gouden pluim; slak fimw; stuik dozijn korenschoven bijeru^eztt om te drogen; buischen bonken; zu-kt-l, zulker zuring; stuit snee brood; paleel scliotfl; dille zolder; rilde ? rank, rijzig; terpnffe.n verbazen; perlig bevallig; myde scimw, verlegen ;gtreuveïd ger.mpeld (?); welkwiedslaal paardebloem steugel; goedloos a'geloos; meukelfoed snoepgoed; ra' welig. D.'ze verzameling 205 ter loops uit eene novelle. Ik erken gaarne dat zulke taal iets zeer ei;, e is geeft aan Stijn Streuvels' werk, maar ... we dienen ze dan tocli ook te begrijpen!!) 30 Nov. 1900. W. G. VAX Nouin is. 1) Is het bezwaar, door den heer Vau Looy voor eenigen tijd tegen een voorstelling van. Streuvels geopperd, niet, voor een deel bet ge volg geweest van taai-misverstand? 40 cents per regel. 1I2.4O en hooger 4 Meter l Franco en vry van invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde «(Henneberg-Zyde" van 45 et, tot Jl 11.1O per Meter. G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Ziirich. Piano-, Orgel- ei Mnzielfailel TÏEVKOOS A KALSHOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl