Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1229
ondanks zijn verloochenen van Kruger,
men nu en dan het Recht in den doofpot
mag stoppen, ben ik er Keker van, dat
ook »Chnstus" dit wel zal goed keuren;
óf, wanneer een idealist als Boissevain
Keizer Wilhelm een oprechte vriend noemt,
moet deze man bij al zijn egoisme, zelf
toch ongetwijfeld een aardig, betrouwbaar,
hartelijk mensch zijn; óf, waar men zelfs
een zoo hoffelijk, fijngevoelig en bezadigd
journalist den heer Troelstra voor ploert
hoort uitschelden, het kan niet anders
of die laatste moet in 's lezers oogen
meer van den duivel in zich hebben,
dan onder ons, in zoo velerlei deugden
gedresseerd Nederlandsen publiek, te dul
den ia.
M. a. w. de heer Boissevain wordt als
politicus vooral gevaarlijk, omdat hij zijn
OMMervatieveopportuntstiesche, door geener
lei beginse' geleide staatkundige overtuiging,
den volke verkondigt, staande in 't licht
van de hoogste idealen, met welke uitslui
tend zijn barst en zijn keel, als zangorgaan
iets te maken hebben, en geenszins
het hart, dat tot daden voert. Gevaarlijk
wordt hij op deze wijs gelij : een
katholiekredacteur het zou zijn, die steeds zijn
partijpolitiek ingang trachtte te
verschaflVn met de 'verzekering, dat hij ia
d*geKjkecbe gedachtewisseling met den
H. Petus stond; of een geloo vig politicus, als
Lob man of Kuyper, indien een van beiden
bij het publiek de overtuiging begeerde
en wiat te vestigen, dat hij tot leider der
«ntkevolutionnairen expresselijk door den
Heere ware gezalfd.
En het gevaar van dit tegelijk wereldsch
en boven aard sch bestaan, wordt nog
gzooter, na de zanger Boissevain, althans
voor niet verwende, dat is niet zeer verfijnde
ooren, een welluidende stem heeft. Zeker, hij
behoort niet tot de keuwerikken, de nach
tegalen of de lijsters; zóó zuiver is de
klank zijner liederen niet; maar toch zal
men hem op n lijn mogen stellen met
den spreeuw, die onvermoeid kwinkeleerende
op hoogen tak, zouder zich ook maar even
te bedenken, toonenrijen uit het open
bekske doet rollen, die, zooal niet tot
bet allereelste gevende, toch telkens v au
min of meer nabij aan het beste herin
neren, dat uit aardsche keelen is gekweeld.
Natuurlijk handelen wij hier, naar aan
leiding van Braakensieka teekening, niet
over den mensch Boissevain, maar over
dten journalist VanDag-tot-Dag-schrijver.
En niets is ons gemakkelijker dan dit te
doen sine ra et studio. W"ant, ofschoon
wij slechts onzen plicht meenen te vervul
len door nu en dan op het gevaarlijke
van het huwelijk tusschen water en vuur,
waarvan wij boven spraken, te wijzen,
wij erkennen gaarne, dat de
Van-Dagtot-Dag het Handelsblad tot een levend
orgaan maakt, in tegenstelling met het
kille karakter onzer liberale pers. Wie
ontdekt achter al die droge, dorre,
doodpche bladen ergens een redacteur als
litterator, die het aan den dag leggen van
iets dat op geest of gemoed gelijkt, niet
als verboden waar beschouwt... voor den
journalist? In dit opzicht is de heer Bois
sevain een hervormer, en werd de Doofpot
allerminst zijn symbool.
Profanatie.
Keizer Wilhelm heeft op zijn geliefkoosd
terrein: ostentatie, weer een stukje uitge
haald, dat nauwelijks zijn wederga vindt.
In de bladen leest men het volgende:
,De familie-betrekkingen van soldaten, die
in Cuina bet leven hebben verloren, zijn be
dacht met een gedenkblad, dat de keizer zelf
lieeft ontworpen, en prof. Kcackfujs waarschijn
lijk, zooals gewoonlijk, voor reproductie geschikt
Leeft, gemaakt.
»Het eedenkblad zit achter glas in een prach
tige lijat, en de naam van den doode is mat
lukt ingevuld achter de woorden : Ter herin
nering aan". Da teekening stelt de in het purper
gekleede Germania voor, die in haar linkerhand
een lauwerkrans in de lucht houdt en met haar
rechterhand steunt op het schild met den
rijksadeluar. Onderaan ziet msn de oorlogsvlag van het
rijk met het ijzeren kruis en een Caristuskop, in
een medaillon, waarnaast op een vergulden
grond de woorden staan : Niemand heeft meer
liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette
voor zijne vrienden".
yJobannes XV, vs. 13".
Het laatste vooral doet de deur dicht.
Of juister gezegd : nia<<>t deze ostentatie
tot een ergerlijke profanatie.
De zachtmoedige, vredelievende Christus
figuur wordt verlaagd en ontheiligd tot
een oorlogstropee, nogwel van een oorlog,
waarin het keizerlijk parool gold : aGeen
pardon en geen genade"!
De heerlijke spreuk van den Apostel
der liefde moet zich laten misbruiken, om
soldaten op te hemelen, wier beruchte
»Hunnenbrieven" getuigen, dat al hun
heldendaden in de meest afschuwelijke
barbaarschheden hebben bestaan.
Als keizer Wilhelm maar paradeeren
kan, dadrvoor moet alles zelfs het eer
biedwaardigste en heiligste dienst dosn.
Maar als men zulke dingen leeat, gaat
men onwillekeurig denken aan de jongste
spotprent van Le Rire, die Z. M. afbeeldde
als modern Lohengrin, terwijl op zijn schild
niet Paladin (ridder), maar Baladin (laffe
praatjesmaker) geschreven staat.
De keizer zal het enkel aan zichzelf te
wijten hebben, wanneer hij, aldus voort
gaande, zoowel bij zijn eigen volk als in
het buitenland den ernst en de waardig
heid der Kroon aan bittere spotternijen
blootstelt
»Wie man in den Wald hineinruft, so
sclallt es zurück".
(Centrum).
Spraakheelkunde.
L
De heer van Kol heeft tijdens een
kamerzitting in eenige groate lijnen de
posite der spraakgebrekkigen aangegeven.
En de Minister van Binnenlaadsche
Zaken heeft geantwoord in termen, waar
aan de «Onbekendheid met de nieuwe
zaak" ten grondslag lag. Immers een
wijziging der schoolwet en een regeling
van 't medisch schooltoezicht behoeven
niet aan een onderzoek der spraakgebrek
kigen vooraftegaan, evenmin als dat dit
bij doofstommen (ook epraakgebrekkigen)
geschied is. Ieder onderwijzer kan opgeven,
of een leerling, om welke reden dan ook,
speciaal spreekonderwijs noolig heeft.
Bovendien zal een praktisch onderzoek
moeten geschieden door een vakman, d. i.
een onderwijzer. Ie wijl 't een
onderwijsvak belieft, 2e wijl de Nederlandsche
geneesheeren van spraakheelkunde nagenoeg
niets weten.
't Medisch gedeelte, re~orteerende bij den
neus-, keel- en oorarts, is een uiterst klein
onderdeel bij onderzoek en behandeling.
Dit sluit niet uit, dat er gevallen zijn,
waarin de onderwijzer de hulp van een
arts inroept, b?, menstruatiestoringen, lo
kaal transpireeren, bed wateren, enz. De
eigenlijke behandeling geschiedt door den
speciaal-onderwijzer.
Dezelfde onbekendheid, die wantrouwen
tot haar paranimf heeft, treft men aan
bij: Ie regeeringspersonen, 2e geneeskun
digen, 3e onderwijzers, 4e ouders van
spraakgebrekkige kinderen, 5e volwassen
spraakgebrekkigen, Ce de pers, 7e 't groote
publiek.
De regeering kan in 't groote aantal
spraaklijders een reden tot ingrijpen vinden.
»Voor ons land bestaan geen statistieken,"
zei de heer Van Kol terecht. De over
eenstemming in cijfers te den Haag, Ber
lijn, Hamburg, Warschau, Kopenhagen,
betreffende aantal, graad, verschil in sekse,
leeftijd, genezingen en niet genezingen, is
voor den vakman treffend. Hij leert er uit,
dat spraakgebreken niet aan landgrenzen
gebonden zijn. 't Is dus volstrekt geen
blinde gissing, als wij 't buiteiilandsche
cijfer (l pCt. der schoolkinderen stotteren)
overnemen. Vermoedelijk zullen de cijfers
ongunstiger zijn, door 't inheeinsch alco
holgebruik en door 't kunnen
voortwoskeren van 't laat maar-waaien stelsel.
Tot geruststelling voeg ik hier bij, dat de
j praktijk dit cijfer nimmer heeft
gelogenj straft. Mijn berekening is dus eer te laag
> dan te hoog.
't Aantal Nederlandsche schoolkinderen
was volgens de officieele statistiek in 1899
ongeveer 731,000, dat der bezoekers der
i middelbare scholen 26,000, zoodat er alleen
i 7500 jeugdige stotteraars in ons land zijn.
En dit is dan nog maar n groep.
Voeg hierbij de stamelaars, waarvan
men er in iedere laagste klasse eener
volksschool aantreft, omdat die kinderen
de school bezoeken, voordat hun
spraakontivikkeling is afgeloopen en men kan
't aantal minstens verdubbelen.
Nu volgen de bijzondere gebreken,
hoorstom, naselen, gehemelte-gebreken, doof
stom. Er ontvangen 500 doofstommen
onderwijs. Er zijn 073 doofstomrnenjon^er
dan 15 jaar, zoodat voor de overblijvende
173 een inrichting noodig is, minstens
gelijk aan die te Rotterdam of Groningen.
Hoeveel er onder de 2000 volwassen doof
stommen geen onderwijs hebben genoten,
staat niet aangegeven.
't Aantal der spraakgebrekkigen is
minstens even groot als 't aantal schip
perskinderen, voor wie terecht overheids
bemoeiing gevraagd wordt.
't Aantal der volwassen gebrekkigen is
buiten bespreking gelaten.
Onder de door mij behandelde honderden
spraakgebrekkigen waren 80 pOt. on- of
minvermogend. De particuliere liefdadig
heid doet er totaal niets aan, zoodat
overheidsbemoeiing volstrekt geen overdre
ven eisch is. Door de financieele onmacht
der lijders woekert 't kwaad steeds voort.
A^oor duizenden minderwaardigen wordt
de strijd om 't bestaan verzwaard, doordat
er genoeg goedsprekende werkkrachten zijn.
Uit deze overweging laten de werkge
vers bij voorkeur de spraaklijders tegen
een minimum loon een maximum aantal |
uren arbeiden. De invloed hiervan op j
hun nervositeit veroorzaakt verergering '
van 't gebrek. Zelfs gebeurde het, dat
een mevrouw haar dienstbode het oefenen
niet wilde toestaan, omdat zij verwachtte,
dat 't meisje na de behandeling haar maat- \
schappelijke positie zou willen verbeteren.
Liever stelde zij haar kinderen bloot aan
overname van 't gebrek.
Was ik de gevoelsmensch Van Kol,
ik schetste u 't medelij wekkend bestaan. '.
Hoe pijnlijk 't aandoet. Als een flinke
20-jarige stotteraar, een onnoozel woord
moetende zeggen, na vergeefsche moeite,
eindigt in beschamend, kinderlijk, machte
loos schreien. Hoe anderen door voort
durende bespotting overprikkeld zijn. Hoe
ze op verschillende manieren lichamelijke
pijn trotseeren, om hun gebrek te bedek
ken. Hoe ze van den nood een deugd
makende, niet meer spreken, maar fluis
teren. Hoe ze, in zichzelf gekeerd, thuis
niet meer spreken. Hoe een achtjarige !
jongen zijn leeftijd, alleen door acht vin
gers op te steken, kon aangeven. Hoe
ze door bespotting, wantrouwend worden en
aan allerlei anomalieën gaan lijden. Maar
ik schetste u ook 't terugkeeren van de
schittering in 't oog en den glimlach van
zelfgenoegzaamheid op 't gelaat, waarop
uitdagend staat: Kom maar op, ik neem
revanche! Dan zijn ze vergeten, hoe ze
gestotterd hebben en vervallen in 't ander
uiterste, door babbelende hun schade in
te halen.
Behalve een onderzoek naar 't aantal,
den aard en den graad van 't gebrek,
zou de regeering de gebreken kunnen be
strijden.
1. door speciaal onderwijskrachten te
doen opleiden.
2. door van den bevoegde te eischen,
dat hij minstens een onderwijsacte bezit.
i De kwakzalverij zou dan al flink bestreden
! worden.
3. door aan normaallessen en kweek
scholen, zooveel onderricht te doen geven,
dat de onderwijzers 't voortschrijden van 't
gebrek niet bevorderen en waardoor in
de school, waar zooveel gebreken ontstaan,
of verergeren, prophylactisch kan worden
opgetreden.
4. door, evenals bij de leerplichtwet,
gemeentelijke commissies van notabelen
uit te noodigen, die zich belasten met 't
toezicht op cursussen voor spraakgebrek
kigen.
De kosten kunnen gedragen worden
door gemeente, provincie en rijk.
Den Haag. L. VAN LIER.
De Australische Federatie.
Sedert den Isten Januari vormen de vijf
koloniën van het Australische continent
met Tasraaniën enkelen staat, de Au
stralische federatie, of, zooals de Engelsche
titel luidt tthe Commonweallh of
Australia". Of Nieuw-Zeeland tot de federatie
zal toetreden, is nog niet zeker; de tekst
van de Grondwet laat daartoe de gelegen
heid open. De Engelsche koloniën van
Australiëvolgen dus denzelfden weg, die,
dertig jaren geleden, werd ingeslagen door
die in Noord-Amerika, welke thans *the
Don inion of Canada' vormen.
De Engelsche pers, die in den laatsten
tijd wel eens minder aangename gebeur
tenissen heeft te vermelden, spreekt met
verklaarbaren trots over »de geboorte van
een nieuw volk in het Rijk." Men moet
het met die beeldspraak niet zoo nauw
nemen. Het volk van Australiëheeft
reeds eene lange geschiedenis achter zich.
Het had op l Januari (met Tasmanië)
reeds eene bevolking van 3.726.480 zielen,
terwijl de Canadeesche Dominion is be
gonnen met 3.485.000 inwoners en de
Vereenigde Staten, op het tijdstip der
onafhaukelijkheids-verklaring, het slechts
tot eene bevolking van 2.383 000 inwoners
hadden gebracht. Aan ruimte voor den
groei ontbreekt het de jonggeborene niet;
zij kan daarvoor over 2.946 691 vierkante
mijlen beschikken. Maar die groei is, als
men de immigratie buiten rekening Iaat,
uiterst langzaam, en wel omdat de
Australiërs, vooral die uit de gegoede standen
in de steden, weinig gesteld zijn op groote
gezinnen en zelfs niet op kleine. IQ dit
opz cht zijn de Franschen, met hen ver
geleken, eene kinderrijke natie. De Punch
van Melbourne gaf onlangs een
toekomstkijkje in een Australisch museum van
curiositeiten. Een aantal zeer modieuse
dames staren verbaasd naar eene merk
waardigheid, die haar door een deftigen
showman wordt vertoond. «Hemel, wat
een wonderlijk schepseltje! Wat zou dat
wel wezen ?'' Het wonderlijke schepseltje
is een kind in de lange kleeren.
Is de aanwas der bevolking klein ge
weest, des te grooter was die der staats
schulden, die gezamenlijk bijna 180 millioen
pond sterling bedragen. Wel staan tegenover
jaarlijksche inkomsten van £ 68 280,000
uitgaven van £ 07,Osf),(K)0, maar de rente
last verslindt een buitengewoon groot deel
van die inkomsten, vooral in l^ueensland
(36 pCt.), in Nieuw-Zeeland (3s pCt.| en
in asmanië(43 pCt.). Dat pleit niet voor
de inrichting der huishouding. Het gerucht
loopt, dat de groote Chamberlain door de
Eugelsche Regeering de renten dezer
staatsschulden wil laten garandeeren!
De thans tot de federatie toegetreden
Staten hebben tot nu toe onder elkander
een vrij scherpen tarieven-oorlog gevoerd;
voortaan echter zullen zij n enkel
tolgebied moeten vormen. Dat zal nog heel
wat hoofdbrekens kosten, want van de
koloniën zijn enkele voor den vrijhandel,
andere bepaald protectionistisch.
De nieuwe grondwet brengt ook eigen
aardige moeielijkheden mede. Zij voert i
het twee-kamer stelsel in, en heeft daarbij
den ook in de Vereenigde Staten geldigen
regel overgenomen, dat elke Staat in de
Eerste Kamer (den Senaat) door evenveel
(6) leden zal worden vertegenwoordigd.
Dat hier werkelij't van onbillijkheid mag
worden gesproken, blijkt uit de bevolkings
cijfers der verschillende Staten. New
South Wales heeft 1,350,070 inwoners,
Victoria 1,163,100, Queensland 482,400,
Zuid-Australië370,700, West-Australi
171,030 en Tasmanië182,300. De drie
laatstgenoemde S:aten krijgen dus in den
Senaat te samen meer invloed dan
NewSouth-Wales, dat tweemaal zooveel in
woners heeft als deze drie te zamen en
ook tweemaal zooveel belastingen betaalt.
Voor de Tweede Kamer, het
Representantenhuis, zal elk der verschillende
Staten worden vertegenwoordigd door een
aantal leden, evenredig aan haar bevol
kingscijfer.
Het plan tot vereeniging der Austra
lische koloniën bestond reeds sedert vele
jaren. Den krachtigsten stoot heeft de
vroegere minister-president van
New-SouthWales, Sir Henry Parkes, indertijd ge
geven. Zijn werk ? werd voortgezet door
den heer Ileid. den heer Edmund Barton,
Sir William Lyne, den heer Mac Millan
en andere patriottische mannen. Over de
verhouding van de nieuwe federatie is
lang en veel geschreven en gedebatteerd.
De Australiërs maakten aanspraak op
eene zoo groot mogelijke mate van vrijheid
en zelfstandigheid, en te Londen was men
niet dadelijk geneigd om toe te geven.
Waarschijnlijk zal de nieuwe federatie
voortgaan met het losser maken der wei
nige banden, die haar nog aan Engeland
binden. De Ieren en de Duitschers, die
een talrijk en ten deele zeer invloedrijk
element van de bevolking uitmaken, zul
len in die richting zeker de noodige pres
sie uitoefenen. Reeds nu heeft de fede
ratie haar eigen vlag en haar eigen leger
en vloot, de beide laatsten voorloopig
nog op zeer kleine schaal. Zij kun, even
als Canada, de ,van producten uit het
Moederland te heffen invoerrechten zelf
standig vaststellen; wil Engeland voor
zich bij:ondere voorrechten bedingen, dan
zal het hierover moeten onderhandelen
evenals met eene vreemde mogendheid.
Het Journal des Débals noemt de ban
den tusschen Engeland en Australiësterk,
ofschoon van onstoffalijken aard. »Wat
inderdaad Australië, evenals de andere
Engelsche natiën van het R'jk met
GrootBnttanniëvereenigt, is bovenal het diep
gewortelde loyalisme van alle Britsche
onderdanen der Koningin. Hierin ligt
voor Engeland een groote kracht, dat het
de paradox kan verwezenlijken eener ste
vige unie tusscheu Staten, die desniettemin
onafhankelijk zijn, en in welke de regeering
van het Moederland slechts wordt ver
tegenwoordigd door eene zuiver decoratieve
persoonlijkheid, welker bijna uitsluitend
symbolische rol het echter is, eene eigen
aardige macht te vertegenwoordigen: die
van het gevoel, dat van al de verspreide
deelen van het Britsche Rijk n levend
geheel maakt."
Dat aües klinkt heel mooi. Maar wat
zal er van dat loyalisme, van dat gevoel
overblijven, wanneer de troon van Engeland
wordt ingenomen door een minder sympa
thieke en eerbiedwaardige persoonlijkheid
dan the gracious Queen, vooral wanneer
de belangen van het Moederland en die
van de geheel autonoom geworden kolo
nie in ernstige botsing komen? Men
vergete niet, dat ook Noord Amerika eene
loyale kolonie is geweest, dat Canada en
Australiëwel «onverplicht" contingenten
naar Zuid-Afrika hebben gezonden, maar
dat de zucht naar avonturen en het lokaas
eener buitensporig hooge soldij hierbij wel
licht eene grootere rol hebben gespeeld
dan patriotisme en loyale gezindheid;
dat de beide genoemde koloniën talrijke
Fransche, Duitsche en lersche elementen
bevatten, wier strouw" wel eens niet
proefhoudend kon blijken.
Als men dat alles in aanmerking neemt,
zal meri mogelijk in de door Australi
verkregen zelfstandigheid niet langer een
stap zien op den weg naar de Eugelsche
wereldheerschappij.
Karel Alexaiiöer Anglist Manu,
Groothertog van Saksen-Weimar en Eisenaclt,
landgraaf van T/iuringen enz. enz.
24 Juni 1818-5 Januari 1901.
hem later niet te beurt vallen, al staat ook
zyti naam in het Pruisische Generale- fctafwerk
over dan oorlog van 1870?71 met eere gemeld.
Gaarne mocht hg vertellen die grysaard
van gisteren Tan zyn jeugd te Weimar,
j van de vriendelijk ernstige woorden hem door
den onsterfelyken Duitschen dichter toege
sproken ; en dat gedeeltelijk opgaan in die
herinneringen zyner jeugd, die steeds dankbare
erkenning van Goethe's genegenheid, teekenden
den echtgenoot van Wilhelmina Sophia van
Oranjs. Bescheiden bleef hy steeds op een
tweede plan 't is mogelijk, dat hij in zyn
Duitsch staatja nu en dan wat heeft gecom
mandeerd, en dan misschien nog wel op
ALLSR/ióV&st Befehl, maar in 't gewone leren
ging hij kalm zijn weg, niets nalatende wat
kon strekken om de traditiëa van het hof te
Weimar het hof van Goethe te eerbiedi
gen, om zich in liefde voor kunst en wetenschap
een waardig kleinzoon te toonen van Karel
August.
Aan dat bescheiden optreden, dat zich nim
mer op den voorgrond stellen, dankte hij mede
de vriendelijke belangstelling der Nederlanders.
Maanden kon hij vertoeven in de vorstelijke
residentie, zonder den gewonen loop der
dagelyksche gebeurtenissen te storen, zoo als bij zich
zwager mocht noemen des konings en oom van
eene jonge koninginne, zonder dat ooit iemand
zy'n invloed heeft gedacht of gevreesd. HU
was hier te lande een van die hooggeplaatsten,
welke in kleinere kringen weten wél te doen,
niet alleen door een groote mate van
vrijgevigheid, maar ook door een hartelijk woord, een
aanmoediging, een vriendelijkheid. En zóó heeft
hij gepoogd en ia hij er ten volle in geslaagd,
aan Nederland zy'n erkentelijkheid te toonen
voor hetgeen hij aan Wilhelmina Sophia een.
princes der Nederlanden verschuldigd was.
Zij toch het eens zoo eenvoudige princecje,
wier opvoeding meer huiselyk en vriendelyk dan
weldoordacht kon heeten is van haar acht
tiende jaar af voor dezen Saksen-Weimar een
zegen geweest. Haar goede smaak en hare geluk
kige gedachten hebben hem in zjjn liefde voor de
kunst, en in zyn piëteit voer de herinneringen
aan het Weimarsche hof van Karel August
gesteund; haar arbeid vulde zgn pogen aan.
De restauratie van den Wartburg, het behoud
van de hooge school te Jena, de Kunsthal Ie
en het Kunstmuseum te Weimar zijn voor een
goed deel haar werk; het Goethehuis en het
Schillerhuis zouden vermoedelijk zonder haar
niet zijn geworden wat z\j nu zyn, en ware
zg hem niet voor enkele jaren ontvallen, wel
licht zou deze princesse van Oranje wier
liefde tot haar vaderland zich nooit verloochende
voor Amsterdam een Vondelverzameling
hebben gered, die nu eerstdaags naar Keulen
of Antwerpen zal verhuizen.
In alle opzichten heeft zij getoond een
Lindesmutter te willen zijn, en aan haar hof
heerschte dan ook dat gemiithUaJte van vroeger
dagen, het ietwat aartsvaderlijke, dat ons uit
Goethe's »Wahrheit und DicJitung" tegengeurt.
Er lag iets vriendelijk» over dat hertogelijke
slot van Weimar, waar »zij" en »hij" zoo gastvry
konden ontvangen. »Ga nu eens een beetje
met mijn vrouw op de kanapee in het hollandsch
babbelen, dat doet ze nog zoo graag." Zoo
geleidde hij eens na net maal een Hollander
in de receptiekamer terug, als een gelukkig
Stram als een pruisisch generaal a.d., bedaard
en langzaam in zijn bewegingen, hoot'sch doch
verre van stug, zich nooit op den voorgrond
dringende, steeds kalm volgende, zóó hebben
de Nederlanders in het laatst der 11)3 eeuw
hem gekend, en zoo zul hij nog lang in de
herinnering blijven voortleven.
Groothertog was hij, regeerend vorst zelfs,
in een constitutioneel-rnonarchaai staatje met
een Landdag van .'il leden en een ministerie
van 4 departementen, en toch zag menigeen
ten onzent in hem slechts den kleinzoon van
dien Karel August, welk een deel van zijn
roem verschuldigd is aan een Frankfortschen
burgerjongen, en wiens hof den luister ont
leende aan de Duitsche dichters en denkers
uit het begin der lï»a eeuw.
Als jongen had hij bij Goethe op de knie
gezeten ; merkwaardiger onderscheiding zou
gestemd man, die zijn vrouw met wie hij
lange jaren lief en leed heeft gedeeld, een
prattig uurtje kan bezorgen. En dienselfden,
avond vertel Ie hij ook van Goethe.
/. )o was de Generaal-overste der cavalerie
van het Duitsche leger met den rang van
generaal-veldmaarschalk na zijn dagtaak als
vorstelijk Ober-Biirgemeister in een duitsch
staatja het liefst de kleinzoon van Karel August;
zoo zal, overal waar Wagner en Nietzsche
blijven voortleven en de herinneringen aan
Goethe steeds levecdig zal worden gehouden,
ook de echtgenoot van Wilhelmina Sophia van
Oranje met eere worden herdacht.
F. A. 15.