De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 13 januari pagina 2

13 januari 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1229 ondanks zijn verloochenen van Kruger, men nu en dan het Recht in den doofpot mag stoppen, ben ik er Keker van, dat ook »Chnstus" dit wel zal goed keuren; óf, wanneer een idealist als Boissevain Keizer Wilhelm een oprechte vriend noemt, moet deze man bij al zijn egoisme, zelf toch ongetwijfeld een aardig, betrouwbaar, hartelijk mensch zijn; óf, waar men zelfs een zoo hoffelijk, fijngevoelig en bezadigd journalist den heer Troelstra voor ploert hoort uitschelden, het kan niet anders of die laatste moet in 's lezers oogen meer van den duivel in zich hebben, dan onder ons, in zoo velerlei deugden gedresseerd Nederlandsen publiek, te dul den ia. M. a. w. de heer Boissevain wordt als politicus vooral gevaarlijk, omdat hij zijn OMMervatieveopportuntstiesche, door geener lei beginse' geleide staatkundige overtuiging, den volke verkondigt, staande in 't licht van de hoogste idealen, met welke uitslui tend zijn barst en zijn keel, als zangorgaan iets te maken hebben, en geenszins het hart, dat tot daden voert. Gevaarlijk wordt hij op deze wijs gelij : een katholiekredacteur het zou zijn, die steeds zijn partijpolitiek ingang trachtte te verschaflVn met de 'verzekering, dat hij ia d*geKjkecbe gedachtewisseling met den H. Petus stond; of een geloo vig politicus, als Lob man of Kuyper, indien een van beiden bij het publiek de overtuiging begeerde en wiat te vestigen, dat hij tot leider der «ntkevolutionnairen expresselijk door den Heere ware gezalfd. En het gevaar van dit tegelijk wereldsch en boven aard sch bestaan, wordt nog gzooter, na de zanger Boissevain, althans voor niet verwende, dat is niet zeer verfijnde ooren, een welluidende stem heeft. Zeker, hij behoort niet tot de keuwerikken, de nach tegalen of de lijsters; zóó zuiver is de klank zijner liederen niet; maar toch zal men hem op n lijn mogen stellen met den spreeuw, die onvermoeid kwinkeleerende op hoogen tak, zouder zich ook maar even te bedenken, toonenrijen uit het open bekske doet rollen, die, zooal niet tot bet allereelste gevende, toch telkens v au min of meer nabij aan het beste herin neren, dat uit aardsche keelen is gekweeld. Natuurlijk handelen wij hier, naar aan leiding van Braakensieka teekening, niet over den mensch Boissevain, maar over dten journalist VanDag-tot-Dag-schrijver. En niets is ons gemakkelijker dan dit te doen sine ra et studio. W"ant, ofschoon wij slechts onzen plicht meenen te vervul len door nu en dan op het gevaarlijke van het huwelijk tusschen water en vuur, waarvan wij boven spraken, te wijzen, wij erkennen gaarne, dat de Van-Dagtot-Dag het Handelsblad tot een levend orgaan maakt, in tegenstelling met het kille karakter onzer liberale pers. Wie ontdekt achter al die droge, dorre, doodpche bladen ergens een redacteur als litterator, die het aan den dag leggen van iets dat op geest of gemoed gelijkt, niet als verboden waar beschouwt... voor den journalist? In dit opzicht is de heer Bois sevain een hervormer, en werd de Doofpot allerminst zijn symbool. Profanatie. Keizer Wilhelm heeft op zijn geliefkoosd terrein: ostentatie, weer een stukje uitge haald, dat nauwelijks zijn wederga vindt. In de bladen leest men het volgende: ,De familie-betrekkingen van soldaten, die in Cuina bet leven hebben verloren, zijn be dacht met een gedenkblad, dat de keizer zelf lieeft ontworpen, en prof. Kcackfujs waarschijn lijk, zooals gewoonlijk, voor reproductie geschikt Leeft, gemaakt. »Het eedenkblad zit achter glas in een prach tige lijat, en de naam van den doode is mat lukt ingevuld achter de woorden : Ter herin nering aan". Da teekening stelt de in het purper gekleede Germania voor, die in haar linkerhand een lauwerkrans in de lucht houdt en met haar rechterhand steunt op het schild met den rijksadeluar. Onderaan ziet msn de oorlogsvlag van het rijk met het ijzeren kruis en een Caristuskop, in een medaillon, waarnaast op een vergulden grond de woorden staan : Niemand heeft meer liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijne vrienden". yJobannes XV, vs. 13". Het laatste vooral doet de deur dicht. Of juister gezegd : nia<<>t deze ostentatie tot een ergerlijke profanatie. De zachtmoedige, vredelievende Christus figuur wordt verlaagd en ontheiligd tot een oorlogstropee, nogwel van een oorlog, waarin het keizerlijk parool gold : aGeen pardon en geen genade"! De heerlijke spreuk van den Apostel der liefde moet zich laten misbruiken, om soldaten op te hemelen, wier beruchte »Hunnenbrieven" getuigen, dat al hun heldendaden in de meest afschuwelijke barbaarschheden hebben bestaan. Als keizer Wilhelm maar paradeeren kan, dadrvoor moet alles zelfs het eer biedwaardigste en heiligste dienst dosn. Maar als men zulke dingen leeat, gaat men onwillekeurig denken aan de jongste spotprent van Le Rire, die Z. M. afbeeldde als modern Lohengrin, terwijl op zijn schild niet Paladin (ridder), maar Baladin (laffe praatjesmaker) geschreven staat. De keizer zal het enkel aan zichzelf te wijten hebben, wanneer hij, aldus voort gaande, zoowel bij zijn eigen volk als in het buitenland den ernst en de waardig heid der Kroon aan bittere spotternijen blootstelt »Wie man in den Wald hineinruft, so sclallt es zurück". (Centrum). Spraakheelkunde. L De heer van Kol heeft tijdens een kamerzitting in eenige groate lijnen de posite der spraakgebrekkigen aangegeven. En de Minister van Binnenlaadsche Zaken heeft geantwoord in termen, waar aan de «Onbekendheid met de nieuwe zaak" ten grondslag lag. Immers een wijziging der schoolwet en een regeling van 't medisch schooltoezicht behoeven niet aan een onderzoek der spraakgebrek kigen vooraftegaan, evenmin als dat dit bij doofstommen (ook epraakgebrekkigen) geschied is. Ieder onderwijzer kan opgeven, of een leerling, om welke reden dan ook, speciaal spreekonderwijs noolig heeft. Bovendien zal een praktisch onderzoek moeten geschieden door een vakman, d. i. een onderwijzer. Ie wijl 't een onderwijsvak belieft, 2e wijl de Nederlandsche geneesheeren van spraakheelkunde nagenoeg niets weten. 't Medisch gedeelte, re~orteerende bij den neus-, keel- en oorarts, is een uiterst klein onderdeel bij onderzoek en behandeling. Dit sluit niet uit, dat er gevallen zijn, waarin de onderwijzer de hulp van een arts inroept, b?, menstruatiestoringen, lo kaal transpireeren, bed wateren, enz. De eigenlijke behandeling geschiedt door den speciaal-onderwijzer. Dezelfde onbekendheid, die wantrouwen tot haar paranimf heeft, treft men aan bij: Ie regeeringspersonen, 2e geneeskun digen, 3e onderwijzers, 4e ouders van spraakgebrekkige kinderen, 5e volwassen spraakgebrekkigen, Ce de pers, 7e 't groote publiek. De regeering kan in 't groote aantal spraaklijders een reden tot ingrijpen vinden. »Voor ons land bestaan geen statistieken," zei de heer Van Kol terecht. De over eenstemming in cijfers te den Haag, Ber lijn, Hamburg, Warschau, Kopenhagen, betreffende aantal, graad, verschil in sekse, leeftijd, genezingen en niet genezingen, is voor den vakman treffend. Hij leert er uit, dat spraakgebreken niet aan landgrenzen gebonden zijn. 't Is dus volstrekt geen blinde gissing, als wij 't buiteiilandsche cijfer (l pCt. der schoolkinderen stotteren) overnemen. Vermoedelijk zullen de cijfers ongunstiger zijn, door 't inheeinsch alco holgebruik en door 't kunnen voortwoskeren van 't laat maar-waaien stelsel. Tot geruststelling voeg ik hier bij, dat de j praktijk dit cijfer nimmer heeft gelogenj straft. Mijn berekening is dus eer te laag > dan te hoog. 't Aantal Nederlandsche schoolkinderen was volgens de officieele statistiek in 1899 ongeveer 731,000, dat der bezoekers der i middelbare scholen 26,000, zoodat er alleen i 7500 jeugdige stotteraars in ons land zijn. En dit is dan nog maar n groep. Voeg hierbij de stamelaars, waarvan men er in iedere laagste klasse eener volksschool aantreft, omdat die kinderen de school bezoeken, voordat hun spraakontivikkeling is afgeloopen en men kan 't aantal minstens verdubbelen. Nu volgen de bijzondere gebreken, hoorstom, naselen, gehemelte-gebreken, doof stom. Er ontvangen 500 doofstommen onderwijs. Er zijn 073 doofstomrnenjon^er dan 15 jaar, zoodat voor de overblijvende 173 een inrichting noodig is, minstens gelijk aan die te Rotterdam of Groningen. Hoeveel er onder de 2000 volwassen doof stommen geen onderwijs hebben genoten, staat niet aangegeven. 't Aantal der spraakgebrekkigen is minstens even groot als 't aantal schip perskinderen, voor wie terecht overheids bemoeiing gevraagd wordt. 't Aantal der volwassen gebrekkigen is buiten bespreking gelaten. Onder de door mij behandelde honderden spraakgebrekkigen waren 80 pOt. on- of minvermogend. De particuliere liefdadig heid doet er totaal niets aan, zoodat overheidsbemoeiing volstrekt geen overdre ven eisch is. Door de financieele onmacht der lijders woekert 't kwaad steeds voort. A^oor duizenden minderwaardigen wordt de strijd om 't bestaan verzwaard, doordat er genoeg goedsprekende werkkrachten zijn. Uit deze overweging laten de werkge vers bij voorkeur de spraaklijders tegen een minimum loon een maximum aantal | uren arbeiden. De invloed hiervan op j hun nervositeit veroorzaakt verergering ' van 't gebrek. Zelfs gebeurde het, dat een mevrouw haar dienstbode het oefenen niet wilde toestaan, omdat zij verwachtte, dat 't meisje na de behandeling haar maat- \ schappelijke positie zou willen verbeteren. Liever stelde zij haar kinderen bloot aan overname van 't gebrek. Was ik de gevoelsmensch Van Kol, ik schetste u 't medelij wekkend bestaan. '. Hoe pijnlijk 't aandoet. Als een flinke 20-jarige stotteraar, een onnoozel woord moetende zeggen, na vergeefsche moeite, eindigt in beschamend, kinderlijk, machte loos schreien. Hoe anderen door voort durende bespotting overprikkeld zijn. Hoe ze op verschillende manieren lichamelijke pijn trotseeren, om hun gebrek te bedek ken. Hoe ze van den nood een deugd makende, niet meer spreken, maar fluis teren. Hoe ze, in zichzelf gekeerd, thuis niet meer spreken. Hoe een achtjarige ! jongen zijn leeftijd, alleen door acht vin gers op te steken, kon aangeven. Hoe ze door bespotting, wantrouwend worden en aan allerlei anomalieën gaan lijden. Maar ik schetste u ook 't terugkeeren van de schittering in 't oog en den glimlach van zelfgenoegzaamheid op 't gelaat, waarop uitdagend staat: Kom maar op, ik neem revanche! Dan zijn ze vergeten, hoe ze gestotterd hebben en vervallen in 't ander uiterste, door babbelende hun schade in te halen. Behalve een onderzoek naar 't aantal, den aard en den graad van 't gebrek, zou de regeering de gebreken kunnen be strijden. 1. door speciaal onderwijskrachten te doen opleiden. 2. door van den bevoegde te eischen, dat hij minstens een onderwijsacte bezit. i De kwakzalverij zou dan al flink bestreden ! worden. 3. door aan normaallessen en kweek scholen, zooveel onderricht te doen geven, dat de onderwijzers 't voortschrijden van 't gebrek niet bevorderen en waardoor in de school, waar zooveel gebreken ontstaan, of verergeren, prophylactisch kan worden opgetreden. 4. door, evenals bij de leerplichtwet, gemeentelijke commissies van notabelen uit te noodigen, die zich belasten met 't toezicht op cursussen voor spraakgebrek kigen. De kosten kunnen gedragen worden door gemeente, provincie en rijk. Den Haag. L. VAN LIER. De Australische Federatie. Sedert den Isten Januari vormen de vijf koloniën van het Australische continent met Tasraaniën enkelen staat, de Au stralische federatie, of, zooals de Engelsche titel luidt tthe Commonweallh of Australia". Of Nieuw-Zeeland tot de federatie zal toetreden, is nog niet zeker; de tekst van de Grondwet laat daartoe de gelegen heid open. De Engelsche koloniën van Australiëvolgen dus denzelfden weg, die, dertig jaren geleden, werd ingeslagen door die in Noord-Amerika, welke thans *the Don inion of Canada' vormen. De Engelsche pers, die in den laatsten tijd wel eens minder aangename gebeur tenissen heeft te vermelden, spreekt met verklaarbaren trots over »de geboorte van een nieuw volk in het Rijk." Men moet het met die beeldspraak niet zoo nauw nemen. Het volk van Australiëheeft reeds eene lange geschiedenis achter zich. Het had op l Januari (met Tasmanië) reeds eene bevolking van 3.726.480 zielen, terwijl de Canadeesche Dominion is be gonnen met 3.485.000 inwoners en de Vereenigde Staten, op het tijdstip der onafhaukelijkheids-verklaring, het slechts tot eene bevolking van 2.383 000 inwoners hadden gebracht. Aan ruimte voor den groei ontbreekt het de jonggeborene niet; zij kan daarvoor over 2.946 691 vierkante mijlen beschikken. Maar die groei is, als men de immigratie buiten rekening Iaat, uiterst langzaam, en wel omdat de Australiërs, vooral die uit de gegoede standen in de steden, weinig gesteld zijn op groote gezinnen en zelfs niet op kleine. IQ dit opz cht zijn de Franschen, met hen ver geleken, eene kinderrijke natie. De Punch van Melbourne gaf onlangs een toekomstkijkje in een Australisch museum van curiositeiten. Een aantal zeer modieuse dames staren verbaasd naar eene merk waardigheid, die haar door een deftigen showman wordt vertoond. «Hemel, wat een wonderlijk schepseltje! Wat zou dat wel wezen ?'' Het wonderlijke schepseltje is een kind in de lange kleeren. Is de aanwas der bevolking klein ge weest, des te grooter was die der staats schulden, die gezamenlijk bijna 180 millioen pond sterling bedragen. Wel staan tegenover jaarlijksche inkomsten van £ 68 280,000 uitgaven van £ 07,Osf),(K)0, maar de rente last verslindt een buitengewoon groot deel van die inkomsten, vooral in l^ueensland (36 pCt.), in Nieuw-Zeeland (3s pCt.| en in asmanië(43 pCt.). Dat pleit niet voor de inrichting der huishouding. Het gerucht loopt, dat de groote Chamberlain door de Eugelsche Regeering de renten dezer staatsschulden wil laten garandeeren! De thans tot de federatie toegetreden Staten hebben tot nu toe onder elkander een vrij scherpen tarieven-oorlog gevoerd; voortaan echter zullen zij n enkel tolgebied moeten vormen. Dat zal nog heel wat hoofdbrekens kosten, want van de koloniën zijn enkele voor den vrijhandel, andere bepaald protectionistisch. De nieuwe grondwet brengt ook eigen aardige moeielijkheden mede. Zij voert i het twee-kamer stelsel in, en heeft daarbij den ook in de Vereenigde Staten geldigen regel overgenomen, dat elke Staat in de Eerste Kamer (den Senaat) door evenveel (6) leden zal worden vertegenwoordigd. Dat hier werkelij't van onbillijkheid mag worden gesproken, blijkt uit de bevolkings cijfers der verschillende Staten. New South Wales heeft 1,350,070 inwoners, Victoria 1,163,100, Queensland 482,400, Zuid-Australië370,700, West-Australi 171,030 en Tasmanië182,300. De drie laatstgenoemde S:aten krijgen dus in den Senaat te samen meer invloed dan NewSouth-Wales, dat tweemaal zooveel in woners heeft als deze drie te zamen en ook tweemaal zooveel belastingen betaalt. Voor de Tweede Kamer, het Representantenhuis, zal elk der verschillende Staten worden vertegenwoordigd door een aantal leden, evenredig aan haar bevol kingscijfer. Het plan tot vereeniging der Austra lische koloniën bestond reeds sedert vele jaren. Den krachtigsten stoot heeft de vroegere minister-president van New-SouthWales, Sir Henry Parkes, indertijd ge geven. Zijn werk ? werd voortgezet door den heer Ileid. den heer Edmund Barton, Sir William Lyne, den heer Mac Millan en andere patriottische mannen. Over de verhouding van de nieuwe federatie is lang en veel geschreven en gedebatteerd. De Australiërs maakten aanspraak op eene zoo groot mogelijke mate van vrijheid en zelfstandigheid, en te Londen was men niet dadelijk geneigd om toe te geven. Waarschijnlijk zal de nieuwe federatie voortgaan met het losser maken der wei nige banden, die haar nog aan Engeland binden. De Ieren en de Duitschers, die een talrijk en ten deele zeer invloedrijk element van de bevolking uitmaken, zul len in die richting zeker de noodige pres sie uitoefenen. Reeds nu heeft de fede ratie haar eigen vlag en haar eigen leger en vloot, de beide laatsten voorloopig nog op zeer kleine schaal. Zij kun, even als Canada, de ,van producten uit het Moederland te heffen invoerrechten zelf standig vaststellen; wil Engeland voor zich bij:ondere voorrechten bedingen, dan zal het hierover moeten onderhandelen evenals met eene vreemde mogendheid. Het Journal des Débals noemt de ban den tusschen Engeland en Australiësterk, ofschoon van onstoffalijken aard. »Wat inderdaad Australië, evenals de andere Engelsche natiën van het R'jk met GrootBnttanniëvereenigt, is bovenal het diep gewortelde loyalisme van alle Britsche onderdanen der Koningin. Hierin ligt voor Engeland een groote kracht, dat het de paradox kan verwezenlijken eener ste vige unie tusscheu Staten, die desniettemin onafhankelijk zijn, en in welke de regeering van het Moederland slechts wordt ver tegenwoordigd door eene zuiver decoratieve persoonlijkheid, welker bijna uitsluitend symbolische rol het echter is, eene eigen aardige macht te vertegenwoordigen: die van het gevoel, dat van al de verspreide deelen van het Britsche Rijk n levend geheel maakt." Dat aües klinkt heel mooi. Maar wat zal er van dat loyalisme, van dat gevoel overblijven, wanneer de troon van Engeland wordt ingenomen door een minder sympa thieke en eerbiedwaardige persoonlijkheid dan the gracious Queen, vooral wanneer de belangen van het Moederland en die van de geheel autonoom geworden kolo nie in ernstige botsing komen? Men vergete niet, dat ook Noord Amerika eene loyale kolonie is geweest, dat Canada en Australiëwel «onverplicht" contingenten naar Zuid-Afrika hebben gezonden, maar dat de zucht naar avonturen en het lokaas eener buitensporig hooge soldij hierbij wel licht eene grootere rol hebben gespeeld dan patriotisme en loyale gezindheid; dat de beide genoemde koloniën talrijke Fransche, Duitsche en lersche elementen bevatten, wier strouw" wel eens niet proefhoudend kon blijken. Als men dat alles in aanmerking neemt, zal meri mogelijk in de door Australi verkregen zelfstandigheid niet langer een stap zien op den weg naar de Eugelsche wereldheerschappij. Karel Alexaiiöer Anglist Manu, Groothertog van Saksen-Weimar en Eisenaclt, landgraaf van T/iuringen enz. enz. 24 Juni 1818-5 Januari 1901. hem later niet te beurt vallen, al staat ook zyti naam in het Pruisische Generale- fctafwerk over dan oorlog van 1870?71 met eere gemeld. Gaarne mocht hg vertellen die grysaard van gisteren Tan zyn jeugd te Weimar, j van de vriendelijk ernstige woorden hem door den onsterfelyken Duitschen dichter toege sproken ; en dat gedeeltelijk opgaan in die herinneringen zyner jeugd, die steeds dankbare erkenning van Goethe's genegenheid, teekenden den echtgenoot van Wilhelmina Sophia van Oranjs. Bescheiden bleef hy steeds op een tweede plan 't is mogelijk, dat hij in zyn Duitsch staatja nu en dan wat heeft gecom mandeerd, en dan misschien nog wel op ALLSR/ióV&st Befehl, maar in 't gewone leren ging hij kalm zijn weg, niets nalatende wat kon strekken om de traditiëa van het hof te Weimar het hof van Goethe te eerbiedi gen, om zich in liefde voor kunst en wetenschap een waardig kleinzoon te toonen van Karel August. Aan dat bescheiden optreden, dat zich nim mer op den voorgrond stellen, dankte hij mede de vriendelijke belangstelling der Nederlanders. Maanden kon hij vertoeven in de vorstelijke residentie, zonder den gewonen loop der dagelyksche gebeurtenissen te storen, zoo als bij zich zwager mocht noemen des konings en oom van eene jonge koninginne, zonder dat ooit iemand zy'n invloed heeft gedacht of gevreesd. HU was hier te lande een van die hooggeplaatsten, welke in kleinere kringen weten wél te doen, niet alleen door een groote mate van vrijgevigheid, maar ook door een hartelijk woord, een aanmoediging, een vriendelijkheid. En zóó heeft hij gepoogd en ia hij er ten volle in geslaagd, aan Nederland zy'n erkentelijkheid te toonen voor hetgeen hij aan Wilhelmina Sophia een. princes der Nederlanden verschuldigd was. Zij toch het eens zoo eenvoudige princecje, wier opvoeding meer huiselyk en vriendelyk dan weldoordacht kon heeten is van haar acht tiende jaar af voor dezen Saksen-Weimar een zegen geweest. Haar goede smaak en hare geluk kige gedachten hebben hem in zjjn liefde voor de kunst, en in zyn piëteit voer de herinneringen aan het Weimarsche hof van Karel August gesteund; haar arbeid vulde zgn pogen aan. De restauratie van den Wartburg, het behoud van de hooge school te Jena, de Kunsthal Ie en het Kunstmuseum te Weimar zijn voor een goed deel haar werk; het Goethehuis en het Schillerhuis zouden vermoedelijk zonder haar niet zijn geworden wat z\j nu zyn, en ware zg hem niet voor enkele jaren ontvallen, wel licht zou deze princesse van Oranje wier liefde tot haar vaderland zich nooit verloochende voor Amsterdam een Vondelverzameling hebben gered, die nu eerstdaags naar Keulen of Antwerpen zal verhuizen. In alle opzichten heeft zij getoond een Lindesmutter te willen zijn, en aan haar hof heerschte dan ook dat gemiithUaJte van vroeger dagen, het ietwat aartsvaderlijke, dat ons uit Goethe's »Wahrheit und DicJitung" tegengeurt. Er lag iets vriendelijk» over dat hertogelijke slot van Weimar, waar »zij" en »hij" zoo gastvry konden ontvangen. »Ga nu eens een beetje met mijn vrouw op de kanapee in het hollandsch babbelen, dat doet ze nog zoo graag." Zoo geleidde hij eens na net maal een Hollander in de receptiekamer terug, als een gelukkig Stram als een pruisisch generaal a.d., bedaard en langzaam in zijn bewegingen, hoot'sch doch verre van stug, zich nooit op den voorgrond dringende, steeds kalm volgende, zóó hebben de Nederlanders in het laatst der 11)3 eeuw hem gekend, en zoo zul hij nog lang in de herinnering blijven voortleven. Groothertog was hij, regeerend vorst zelfs, in een constitutioneel-rnonarchaai staatje met een Landdag van .'il leden en een ministerie van 4 departementen, en toch zag menigeen ten onzent in hem slechts den kleinzoon van dien Karel August, welk een deel van zijn roem verschuldigd is aan een Frankfortschen burgerjongen, en wiens hof den luister ont leende aan de Duitsche dichters en denkers uit het begin der lï»a eeuw. Als jongen had hij bij Goethe op de knie gezeten ; merkwaardiger onderscheiding zou gestemd man, die zijn vrouw met wie hij lange jaren lief en leed heeft gedeeld, een prattig uurtje kan bezorgen. En dienselfden, avond vertel Ie hij ook van Goethe. /. )o was de Generaal-overste der cavalerie van het Duitsche leger met den rang van generaal-veldmaarschalk na zijn dagtaak als vorstelijk Ober-Biirgemeister in een duitsch staatja het liefst de kleinzoon van Karel August; zoo zal, overal waar Wagner en Nietzsche blijven voortleven en de herinneringen aan Goethe steeds levecdig zal worden gehouden, ook de echtgenoot van Wilhelmina Sophia van Oranje met eere worden herdacht. F. A. 15.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl