Historisch Archief 1877-1940
No. 1229
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Sociale,
HM HIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII
De Jont in Londen.
He Jew in London. A study of Racial
Character and Present-Day Coaditions.
Two Essays prepared for the Toynbee
Truetees by C. Russell, B.A., and H. S.
Lewis. M.A. LDndon: T. isber
Unwin. 6 sh.
Een belangrijk, hoogst belangrijk boek, dit,
Wie een zcon Abrahams in zijn ksrakter,
moraal en moreele opvattingen wil bestudeeren,
trf het assimilatie-Termogen van het ras, of de
onredelijkheid van de Judenhetze", ? die zal
in dit boek een handboek vinden.
EB, hetzij men jood of christen is, anti
semiet of anti-anti-semiet, aannemer of
verwetper fan de theorie dat het ras zich eindelijk
Kal oplossen, mea zal eenstemmig zijn in lof
Voor het bestuur van Londeii's
oynbee-Inrichting, dat het den heer Russell, 'als gedoopte,
in staat stelde een jaar lang de ^uitverkoren"
zonen en dochteren m Oost Londen van nabij
te bestadteren in hun zedelijk, hun sociaal en
bun godsdienstig leven, en dat het den heer
Lewis, als rasgenoot van de onderwerpelij ke
personen, vergui.de zijn oordeel te zeggen over
de problemen, waarover dit boek veel licht zal
Terspreiden.
Want, er is in Londen een maatschappelijk
en een godsdienstig probleem opgewekt, door
den omvangrijken trek" van de verdrukten
naar de stad van //vrede en voorspoed."
Tijdens koning Eduard I, f 1307, van Enge
land verbanien, werden de joden in de eerste
helft der 17e eeuw door Oromwell weder hier
toegelaten, doch wettelijk pss door diens
koninklyken opv tlger, Charles II.
De oorspronkelijke stichters van het Ghetto in
Londen waren «nkele gefortuneerde
Portugeesche joden, wie het in Amsterdam moeilijk
leven werd. Dcch de uitbreiding van het ras
bleef afstuiten op burgerlijke bezwaren. Enge
land duldde den jood, ja, maar stelde hem niet
in burgerrechten met den gedoopte gelijk. En
lang nadat Amerika en Frankrijk den joden
volledige burgerrechten hadden gegeven, had
Macaulay nog in een meesterlijk geschreven en
bijtend artikel over de Cioil Disabilities of the
Jews te verdediger, dat, wanneer het recht om
als afgevaardigde in het parlement zitting te
hebben, steunde op het burgerschap, het voor jood
en christen gelijk moest zijn. En pas nagenoeg
30 jaren later, in ISöS, werden de Wes^minster'
poorten voor den zoon Abrahams ontsloten.
Van dien tijd af, echter, is de vrijheid en
verdraagzaamheid, den joden in Engeland be
toond, spreekwoordelijk geworden. En in. het
laatste Zionisten-Congres heb ik kunnen op
merken, hoe dit door de zonen en dochteren
van het verdrukte ras wordt gewaardeerd.
Bedroeg in 1760 de joodsche bevolking over
geheel Engeland niet meer dan 8000 zielen, in
den tijd toen mevrouw Beatrice Webb haar
sympathiek artikel schreef voor Charles Booth's
«.Life and Harbour of London's People" (,the
Jewish Country," deel 3, hoofdst. IV), was ze
allén in Londen reeds tot 60 a, 70 duizend
gestegen.
De beraming is thans, dat meer dan 110,000
joden in Londen verblijven, waarvan 99 % in
East-End en de grootste helft op het vaste
land geboren werd.
De groote trek" begon tijdens de heftige
vervolgingen in Rusland na 1880. Sedert dien
iijd heeft de stroom aangehouden, bij afwisseling
"kleiner en groote r.
En dat de uitgeweken Poolscbe joden zich
voornamelijk in Whitechapel rederzetten, is.
gelijk de heer Russell opmerkt, verklaarbaar.
De ras-attraktie leidde daartoe; dan de taal,
en ten slotte het bewustzijn der ,/waiiderers"
dat ze bij de broederen" het eerst den noodigen
steun zouden vinden.
En zoo is daar in het Oosten van Londen
een soort mierenstaat verrezen, even bewegelijk,
nijver en sober, maar ook even dicht bevolkt
en opgehoopt. En bet mag aan de strenge
ofouiikfon.
ItlllllllllllUMIIIIIIIIItllriilllllllllMHIIIIIMIIIIIIIlHItlnillMlllllllllfll
DE AMICITIA.
Naar het Engelsch
VAN
W1LLIAM SOMERSET MANQHAM.
I.
Zy wandelden terug uit de comedie.
Nu, mynheer White, zei Valentia, ik vond
het heel mooi."
Het was prachtig," antwoordde mr. White.
Een oogenblik raakten zij van elkander af
door de menschenmassa, die van het Théitre
Fr»E(;ais naar de Opera en de Boulevards
stroomde.
Als ge er niets tegen hebt, geef ik u een
arm, anders raken wy elkaar nog kwijt."
Hij gaf haar zijn aim en zy wandelden langs
de Louvre, staken de rivier over op hun weg
naar Qoartier Latin.
Valentia wy'dde zich aan de kunst. Ferdinand
White was een dichter. Ferdinand vond Valentia
de eenige vrouw, die wat van schilderen wist
en Valentia vertelde Ferdinand dat hij de eenige
man was, dien zij kende, die iets voor kunst
voelde, zonder zelf artiest te zijn. Bij haar
komst in Parijs, een jaar geleder, had zij zich
dadelijk ingeschreven aan het bureau van de
New-York Herald als Valentia Stewart,
Cincinnati, Ohio, U. S. A. Zy koos een fatsoenlijk
persion en binnen een week was zy uit alle
macht aan het schilderen. Ferdinand White
kwam van Oxford, zoowat in den zelfden tijd,
huurde een vuile kamer in een vies hotel, at
in goedtoope restaurants op den Boulevard
St. Michel, las Stephane Mallarméen vleide
zich, dat hy' la vie de Bohème" leidde.
Na twee maanden bracht het lot dit tweetal
met elkaar in aanraking en Ferdinand begon
zy'n maalty'den in Valentia's pension te ge
bruiken. Zy gingen samen naar de musea ; en
hy de beeldhouwwerken in de Louvre, praatte
Ferdinand over de oude Grieken in het alge
meen en Plato in het byzonder, terwijl bij de
schilderijen Valentia uitweidde over tinten,
echtheid en clair- obscur. Ferdinand werd Ruskin
en al zijn werken ontrouw; Valentia las de
Symposium.
's Avonds gingen zij dikwijls naar de comedie,
soms naar het Francais, maar meest raar het
Odeon en na de voorstelling spraken zij samen
lerensmoraal der joden toegeschreven worden,
d»t bij zóó'a toestand de levensutmospheer er
niet dood- en ziekte-verspreidendtr is.
De dadelijk zichtbare kenteekenen als men
de zijstraten in Commercial street doorgaat,
ftlwaar, overeenkomstig een aan het boek toe
gevoegd bevolkingskaartje, de bewoners joden
zijn, zijn vuilheid en overbevolking, bedrijvig
heid en soberheid, orde en luidruchtigheid.
Vuilheid is een eigenschap van alle Russen
en Polen; ongelooflijke staaltjes heb ik daarvan
ervaren, tijdens mijn samenleven met talrijke
Russen; alleen de joden zijn minder lui dan de
gewone Rassen.
Doch, Rus en Pool of niet, bij een op
uleven, zóó, als in Oost-Londen, van 8 tot 12
in ne kamer of in een gedeelte daarvan, moet
wel ieder christenmensch den zin voor zinde
lijkheid verliezen. Ea het merkwaardige bij de
joden is, dat f ij, zoolang ze niet aan zoo'n toe
stand ontkomen kunnen of uut eigen inspanning
zich daaruit verhtffin, dien toestand zwijgend en
kalm verdragen. De heer Russell verklaart het
voor een der deugden van het ras: de kracht
te hebben zich te schikken in het onvermijde
lijke, doch zich daardoor niet te laten terne
rdrukken, maar de energie te behouden en te
verscherpen, steeds meer, om zich uit de
levensnioeilijkheden te hiffen.
De levensstandaard van den Poolschen jood is
laag; met een bokking en een kop zwarte
koffie kan bij het doen. Doch hij is daarmede
niet tevreden en rust niet, voor hij zich een
beter levensonderhoud kan versctaff.n. Hij is
geneigd, aanvankelijk voor het onmogelijkste
loon te werken, lange, lange dagen. Hij zal
spoedig zijn handwerk leeren en na eenige
maanden ziet zijn sweaUr", niet zelden een
reisgenoot, hem nitt terug doch verneemt, dat
hij zelf ^werkgever" is geworden.
De Engelsche werklieden zijn in sommige
opzichten slecht te spreken over //die Poolsche
hongerlijders,"
In de eerste plaat?, zijn door den grooten
stroom naar Whitecliapsl de huishuren 100 per
cent en meer gestegen. Dat is een der redenen
waarom in sommige straten de emigranten niet
geduld worden. Speciaal niet in die, waar de
bevolking overwegend lersc'i is. Gebroken ven
sterruiten hebben de enkele daar gehuisveste
emigranten doen verstaan, dat ze beter doen
met te gaan. Sommige huiseigenaars willen
den emigranten geene woningen verhuren. Doch
de meesten dezer zwichten voor de verzoeking
hoogere sommen voor hunne krotten te kunnen
ontvangen en dezulken hebben voor eu na de
christen-huurders de plaats voor de emigranten
doen inruimen. Vandaar, dat in sommige sloppen,
uitsluitend joden wonen.
De andere oorzaak van den tegenzin der
chiisten-arbeiders tegenover de joden, is de
looE-concurrentie.
Met een lagen levensstandaard, is de Poolsche
emigrant als het ware met een jongensloon
tevreden. Deze concurrentie wordt het zwaarst
gevoeld in de tabaks- en schoenindustrie.
Dat men in Holland schoenen kan koopen,
Engelsche mode, 25 f,Cf. en meer lager dan de
marktprijs hier, is te danken aan de huisindustrie
in Whitechariel, waar, voor een paar shillings
per dag, joodsche werkers 12 tot 16 en meer
uren ploeteren.
Esn belangrijke bezigheid der geëmigreerde
jodeu, is de vervaardiging van allerlei speelgoed,
meestal ,rubbish" goed, doen dat als //pcinijy
toys" in de straten van Londen nog genoeg
koopers vindt.
De kloeksten echter, in zooverre ze niet een
opening konden vinden in het geliefde bedrijf
dtr negotie, handel in 't groot of handel in
't klein, worden kleermaker of schrijnwerker, in
welke vakken zij zich buitengewoon spoedig
bekwamen en dan flinke loonen verdienen. In
deze vakken zijn de loonen niet zoo zeer ge
daald door den grooten aanbod van arbeids
krachten.
En in het eerstgenoemde bedrijf, zijn zij het
geweest, die den stoot gaven voor een nieuwe
industrie in Engeland.
Toen in 1SS5 in Engeland een groote vraag
ontstond naar damesjapous, voornamelijk jackets,
door kleermakers vervaardigd, hadden de
Eugelsche eoiifcctie migazijuhouders zich daarvoor
wiiiiiiiHmiiiiiiiiiiiiitiiimminiiiiimiiiiiinniiiiim IIIIUIIHIHM
over het stuk, de kunst, de techniek, maar in
de eerste plaats over de ethiek. Ferdinand
vertelde haar van het stuk, dat hij schrijven
wilde, en zij hem van de schilderij, die zij voor
den salon van het volgend jaar wilde schilderen;
en het meisje vertelde haar vriendinnen, dat
hij de knapste man wa«; dien zij ontmoet had,
en hij vertelde zijn vrienden, dat dit het eenige
waarlijk sympathieke en ontwikkelde meisje
was, dat hij ooit gekend had. Zoo was er dus
vriendschap gesloten tusschen Groot-Britanni
aan de eene zijde en de Vereenigde Staten
van Amerika aan de ande:e.
Maar toen^ Ferdinand over Valentia sprak,
tegen de paar Franschen, die hij kende; vroegen
zij hem :
En die miss Stewart, is die mooi?"
Zeker, Amerikaansch mooi; een lang gezicht,
met het haar gescheiden, neerhangend Jaag in
den nek. Haar mond is klassiek."
En hebt ge uien klassieken mond nooit
gekust T'
Ik ? Nooit!"
Heeft zij een goed figuur?"
Prachtig!"
En toch... O jullie Engelschen !" En zij
glimlachten en haalden bun schouders op en
zij zeiden : Hoe echt Engelsch !"
Maar mijn beste kerels," riep Ferdinand, in
afschuwelijk Fransch, jullie begrijpen het niet,
wij zijn vrienden, allen este vrienden."
Zij haalden nog ongelooviger de schouders op.
II.
Zij stonden op de brug en keken in het
water en raar de donkere huizenblokken van
het Quartier Latin, en de torens van deNotre
Dame achter hen. Ferdinand dacht aan de
Theems bij nacht, met de booten langzaam de
rivier afglijdende, en het flikkeren der lichten
langs de oevers
Zoo moet het zoowat in Holland zijn," zeide
zij, maar zonder die lichten en veel stiller."
Wanneer gaat ge weg?"
Zij was van plan den zomer in een dorpje
bij Amsterdam door te brengen om te schil
deren.
Ik kan nu niet gaan," riep Valentia uit.
Corrie Sayles gaat naar huis, en er is niemand
anders, die met my mee wil. En alleen kan
ik niet gaan. Wat zijn uw plannen?"
Ik ? Ik heb er geen; ik maak nooit plannen."
Zij zwegen, en keken naar de weerspiege
lingen in het water. Toen zei zij:
Ik begrijp niet, waarom gij niet mee naar
Holland zoudt gaan." Hij wist niet wat hij er
van denken moest. Ze had immers de sympo
sium gelezen.
tot de Duitsche kleermakers te wenden. De
Engelsche werklieden konden en wilden dit
werk niet uitvoeren. En welken omvang deze
industrie toen reeds had genomen, kan blijken
uit de mededeeling van een dier grootste firma's
in Londen in het boek medegedeeld, dat zij in
1888 voor niet minder dan 150.000 p. sterling
van deze goederen in Duitschlatd liet, vervaar
digen. Kort daarop, opende dezelfde firma een
atelier met eenige joodsche kleermakers, mtt
het gevolg dat dit voorbeeld door andere firma's
gevolgd werd en nu duizenden joodsche arbei
ders in deze industrie een goed bestaan ver
dienen. De Engelsche werklieden willen echter
dit werk niet, ondanks het goed betaald wordt.
Een andere merkwaardigheid is, dat in zoo
verre joodsche werklieden in de
heeren-kleedingindustne arbeiden, ze meestal costuumwerkers
zijn en de vesten en pintalons door anderen
laten bewerken, wijl deze arbeid shchter be
taald wordt!
De jood in Londen, beeft bewezen ook een
gewoon handwerk als "middel van bestaan te
aanvaarden. Maar het geliefdkoosdste bedrijf
blijfi: handelen. Eu de kleinhandel heeft in,
Oost-Louden ougeloifljke verhoudingen aange
nomen. Het moet, gezegd: voor een niet gering
deel óók: doorditn honderden geen ander ont
komen aan den zwaren //struggle for hfe" weten
Noemenswaardig, in verband met deze scc'ale
verschijnselen, is nog, dat de joodsche werk
lieden hel loon broeder weten uit te meten, dan
de christen. Hunne gezinnen zijn gemeenlijk
grooter, belanBiijk grooter, en toch welvarender
dan die *au een Ei.gclschen weikman in gelijke
positie. De jood is zuiniger, matiger en
buislijker, hoewel hunne vrouwen mér dan anderen
aan opschik besteden.
Dronkenschap is onder joden een uitzonde
ring, evenals geheele-onth:udirg. En vooral de
joodsche vrouwen leven, vrijwillig of gedwongen,
naar een strergere moraa'. i.'at is zoo opvallend
in Engeland, wsar dronkenschap onder de vrou
wen zoo'n overheerschend kwaad is geworden.
Het mag er arm zijn, in de kluis van den
Israëliet, toch heerscht er zin voor huiselijk
heid. En uit alles blijkt in het gezin de patri
archale geest.
Is dronkenschap eene uitzondering, spel is
regel onder hen. En daaraan wordt menige in
het zweet verdiende shilling opgeofferd met
de nooit te verdwijnen hoop het verlorene te
herwinnen.
En als hij voorspoedig is in het spel en ge
noegzaam heeft gewonnen om het vruchtbaar
te maken, dan neemt de hartstocht in eeniger
mate af.
De autoriteiten loven den jood om zijn eer.
bied voor openbare orde en gezag, voor zware
misdrijven verschijnt, hij zelden voor de ju'y of
den politierechter. En daarom maakte de onlangs
in Commercial Road op den politie-agent Thomp
son gepleegde moord dcor een zoon en naam
genoot v.an vader Abraham zooveel opspraak. . .
hoewel ongeveer terzelfder tijd een politie-agent
in de Tlieeois geworpen en een ander nabij
doodgestoken was door christen handen.
De Whitechapel de beruchtheid van vroeger
ontgroeid is, is, het wordt alltrwege erkend,
in niet geringe male aan de joodsche bevolking
te danken.
IE straten, waar men eenige jaren geleden, toen
zij uitsluitend door gedoopten bevolkt in aren,
zelfs overdag niet veilig gaan kou, daar heerscht
mi orde en veiligheid nu de meerderhe'd der be
volking of de geheele, bestal »it ragedoopten.
Ook zal men zelden of nooit onder de hon
derden en duizenden beggars" in Londen's
straten een afstammeling van dit ras vinden. En
het heeft mij getroffen, eens hij een paar nachte
lijke tochten door LoLden's straten en bezoeken
aan de gewone nachtverblijven der dakloozen:
Trafalgar Square en Victoria Enbankment, dat
ik onder die honderden miserables, die ik zag en
sprak, geen enkele van dit ras hebben aangetroffen.
Door den heer Russell worden talrijke
voortealden aangehaald van de groote hulpvaardig
heid tussclien de joden onderling.
Ook een vrucht van de goede, zedelijke lessen
uit den Talmud.
En hier kom ik aan een punt, waarover de
beide chrijvers van mcening verschillen.
iHlHIIIIIIlmlIIIIDIHIHIHIIMIlmlIlll
imiiHiiiiiiiiiiimiiitra
Eigenly'k," zei ze, is er geen reden, waarom
icen niet even goed met ten man als met een
vrouw kon gaan."
Zijn Fransche vrienden zouden gevonden
hebben, dat er veel redenen waren, waarom
men beter met een vrouw dan met een man
op reis kon gaan, maar Ferdinand beschouwde
het evenals zyn metgezellin als pure vriendschap.
Als ik er over nadenk, zou ik ook eigenlijk
niet weten waarom niet. ,Wat doet het er toe
of wij in hetzelfde hotel zijn Wy' hebben
beiden ons werk gij uw schilderen en ik
my'n schrijven."
Hoe meer zij er over dachten, hoe prettiger
zij het vonden; het verwonderde hen, dat zij
het niet vroeger bedacht hadden. Huiswaarts
gaande, bespraken zij alle deta Is en in een
half uur hadrlen zij het reisplan, den datum
en den trein vastgesteld.
Den volgenden dag ging Valentia den ouden
Fracschen schilder goeden dag zeggen, dien
alle Amerikaansche schilderessen Popper"
noemden. Zij vond hem in een ruime kamer
japon een cigart t rookende.
Wel," zei hij, wat voor nieuws?"
Ik ga naar Hollar.d om windmolens te
schilderen."
Een loffelijk voornemen. Met uw moeder'.-"'
Mijn goede Popper, mijn moeder is in
Cincinnate. Ik ga met mr. White."
Met mr. White?" Hij trok de wer kbrauwen
samen. En ge zegt dat zoo eerlijk?"
Waarom niet ? wat bedoelt ge?"
Hij zette zijn bril op en keek baar aan
dachtig aan.
Vindt ge het niet een beetje vreemd, dat
een meisje van uw leeftijd op reis gaat met
een jongmensch van den leeftijd van mr. White?"
Lieve hemel! Men zou heusch denken dat
ik iets deed, wat niemand ooit vóór mij ge
daan heeft!"
O, menige jonge man is op reis gegaan met
een jonge vrouw, maar in den regel vertrokken
zij met den nachttrein en kwamen in twee
verschillende rijtuigen aan het station."
Maar, Popper, wat denkt ge dan toch.
Mr. White en ik gaan naar Holland als vrienden."
Als vrienden !"
Hy zag haar nog verwonderder aan.
Men kan even goed een vriend hebben als
een vriendin," ging zij voort, ik zie dus niet
in, waarom hy' geen vriend kan zijn."
Het gevaar is, dat hy een al te goede
vriend wordt."
Ge begrijpt er niets van Popper; wij zijn
vrienden, niets dan vrienden."
Och mijn kind l Je bent niet goed bij het
hoofd."
O, u bent een Franschman en kunt zoo iets
De heer Russell beweert, dat alles wat hij
hoorde en zag, de toenemende onverschilligheid
voor den orthodoxen godsdienst, de strijd tusschen
de orthodoxen en z.g. «.hervormers", het lang
zaam afnemen van het vasthouden aan jocdsche
gebruiken, de toenemende huwelijken tusschen
joden en christenen, dit alles hem in de
overtuiging versterkte, dat het joodsche ras
zich, als een afzonderlijke natie, zou oplossen
en zich cp den duur geheel assimilet-ren aan de
nieuwe omstandigheden, zeden en ideeën, onder
welker invloeden zij komen. Zij mogen al niet
tot de orthodoxie van het christendom over
gaan de Londensche vereeniging ter verbrei
ding van het christendom onder de joden, zou
de paar tornen 'sjaars teler kunnen aanwenden
dan aan zoo'n vruchtelooze propaganda doch
zij zullen op den duur verliezen de scherpe
alkantiugen van een geheel apart ras en volk.
Dat blijkt uit de afstammelingen van de joden
die zich voor een paar eeuwen in Londen
hebben nedergezet. Het proces der //Anghcisatie"
heeft hen zóó geheel vreemd aan de echte typen
van hen ras gemaakt, dat het verklaarbaar is
te lezen, dat er feitelijk een grootere klove en
meer antagonisme bestaat tusschen den Engel
schen en Poolsehen jood dan tusscben den
Jaatste en een Engelschen gedoopte.
De Ecgelsche joden zijn totaal onverschillig
geworden voor de oude, religieuse opvoeding
hunner kinderen; daarentegen, zal de arme
Poolsche jood met liefde een shilling per week
opefferen om zijn kind in een ucheder" in het
Etebreeuwsch en den Pentateuch te laten onder
wijzen.
De Zionistec-beweging heeft ook mér aan
hang onder de buitenlandsche dan onder de
Engelsche joden. En de opper-rabbijn zelf, heeft
de bewiging eets een ongewone ,/blunder"
genoemd.
De heer Lewis daarentegen, is van een geheel
tegenovergestelde opinie, erkent de slapheid in
de godsdienst onder de Eogelsche jodfn, de niet
te ontkennen onvenchilligheid voor de opge
legde gebruiken, enz., doc!i zijne ervaringen
hebben hém geleerd, dat de jood in zijn hart
en karakter en levenswandel een Israëliet blijft,
hij voorziet een tijd, waarin het religieuse
leven frisch en krachtig zal komen opleven
onder de joden, die heden ten dage de invloeden
van den mar.erialistiscljen geest niet ontgaan
kunnen, en hij zou het betreur.-n, dat het
joodsche ra.*, met zijn krachtige en hooge
karaktertrekken en dien godsdienst met een
verheven moraal, zich zou oplossen.
Wei, dit zijn zaken die moeilijk te voorzien
en nog moeilijker te beslissen zijn; het inzicht
hierin is zoo nauw verbonden met andere inzichten
en opvattirjgeu van het leven en zijn evolutie.
Maar ilo laat zich zeggen, dat, als het joodeche
ras zich zoude cplossep, toch al het goede,
het hooge en het intelltclueele dat het in zich
heeft, «iet verloren zou gaan, maar overgeplant
zou worden op het volk en ras, waarin het
zich oplost.
En zou het zoo onmogelijk zijn, dat in de
verre toekomst alle volken en rassen zich
vermergen tot en oplossen in nen stam met
nen godsdienst, dien der Menschheid, waarvan
Wolfgang Kirclibach gewaagde ?
Londen, l Jan. 1801. J. K. v. n. V.
lllllllllllHIIIIIIHIIIIIIIIIIIIilIIIIIMIirillllllllllllMIIMIIIIIlllllllllllllltllMlll
'IMH
Inzie! in de Hoofdstad,
De groote verwachtingen, die men van het
feest-concert der Maatschappij »Caecilia" ge
koesterd heeft, zijn volkomen vervuld geworden.
Terecht had de zestig-jarige begrepen, dat
zij hare gasten moest onthalen op het best
wat er geboden kan worden in de concert
zaal op Beethoven en de feestelijk ge
stemde gasten, in buitengewoon grooten getale
iiiMiiiiiiiiiimiiiMiiiiiilimiiii
niet begrijpen. Dat is het verschil tusschen ons."
Ik geljot toch dat ge even goe l menschelijke
wezens zijt, al hebben Engeland en Amerika
respectievelijk het groote genot vaii uw
geboortelai.d te zijn.''
Wij zijn menschelijke wezens en meer
dan dat, wij zijn menschelijke wezens van de
negentiende eeuw. Liefde is niet het Benige.
Het is slecht i een gedeelte misschien het
minste gedeelte."
Gij gtbruikt groote woorden, arm kind.''
Er is iets hoogers, iets nobeler?, en reiners
dan liefde dat ia vriendschap. Ferdinar.d
White is mijn vriend. Ik stel onbepaald ver
trouwen in hem. Ik ben er zeker van, dat er
nooit een onreine gedachte bij hem is opge
komen."
Zij sprak opgewonden, en de oude schilder
vond haar bijzonder mooi zoo. Toen voegde
zij er nog even dij :
Wij verachten den hartstocht. Hartstocht
is leelijk, is grotesk."
De schilder streek langs zy'n kamerjapon en
glimlachte tlauwtjes.
Ik kan het niet helpen, maar je doet heel
dwaas, kind. Hartstocht is het heste dat er
in de wereld is, zonder dat zouden wij nooit
mooie stukken schilderen. Hartstocht maakt
een vrouw van een wereldsche dame. hartstocht
maakt een man zelfs van een kunstcriticus."
Wij hebben geen hartstocht noodig," zeide
zij. Wij eeren Kemig L'rania. Wij zijn alleen
geest en ziel."
Ge hebt Plato gelezen; spoedig zult ge aan
Zola beginnen."
Hij glimlachte wctier en stak een nieuwe
cigaret op.
Vindt ge het verkeerd, dat ik ga?" vroeg
zy' na een korte stilte. Hij zweeg en ketk
haar aan. Toen haalde hij de schouders op.
In tegendeel, ik vind het best. Het is
dwaas, maar dat is geen reden om niet te gaan.
Dwaasheid is eigenlijk bet groote attribuut
van de menschen. Geen rechter is zoo ernstig
als een uil; geen soldaat die voor zijn land
vecht, vlucht zoo gauw als een haas. Ge moogt
sterk zyn, maar ge zijt niet zoo sterk als een
paard, ge moogt gulzig zijn, maar ge kunt niet
zooveel eten als een boa-constrictor. Maar er
is geen beest, dat zoo dwaas kan zy'n als de
menscb. En nu men eenmaal doen mag wat
men het beste kan, wel nu, wees dan dwaas.
Streef boven alles naar dwaasheid. Laat de
puntige kap met de gouden bellen bet ideaal
van uw eerzucht zijn. Dus bon voyage ! Ik kom
u morgen nog uitgeleide doen."
De schilder kwam aan het station met een
doos lekkers, die hij Valentia met een glimlach
overreikte. Hij schudde Ferdinand warm de hand
opgekomen, waren zeer dankbaar voor het
onthaal hun bereid.
De «Fidelio-ouvertnre" vormde het openings
stuk van den avond. Wél is deze ouvertnre
niet een der meest grootsche van Beethoven,
doch onmiskenbaar heeft zy' met haren helderen
E-dur toonaard iets opgewekt feestelijke, en
als men dan den toehoorder met deze minder
diepzinnige en gemakkelijk te begrijpen ouver
ture heeft willen voorbereiden op de dingen
die komen zonden, dan mag men de keuze
van deze ouverture eene gelukkige noemen.
Daarbij komt nog dat zij niet te dikwyls
gespeeld ?wordt.
Het tweede nummer van het programma
bestond uit het vierde Pianoconcert in G, door
onzen Julius Röntgeo met groot meesterschap
gespeeld.
Heeft het nut, om te zeggen welk Piano
concert men booger stelt, het vierde in G of
het vijfde in Es? Als men het vierde hoort,
zou men dit mooier willen vinden, hoort men
echter het vyfiie, dan zou men dat willen
prefereeren. Verheugen wy ons er over, dat
wy' ze beiden hebben. Zeker is het dat Rö.itgen
het onvergelijkelyk schoon gespeeld heeft. Dat
was echt Beethoven, in al de scbakeeringen
van zyn geniale natuur. Het eerste gedeelte
mannelijk ernstig met zyn sprekend hoofd
thema, hetwelk in de introductie reeds het
karakter aangeeft van het geheele Allegro, dan
het tweede gedeelte een elegisch gezang
van weergalooze teederheid en poëzie ten
slotte het Rmdo, met een rhyihmische uit
bundigheid en een onstuimigen gloed die
onweerstaanbaar meeslepen.
De toejuichingen, die na het concert weer
klonken, waren zoo stormachtig als men slechts
zelden hoort. Ik heb my' er innig over ver
heugd. Ten eerste omdat het publiek daar
mede bewezen heeft een echte kunstuiting te
kunnen waardeeren in al haar grootte en
ten tweede omdat hij, dien de toejuichingen
golden, n onzer eigen voortreffelijke kunste
naars is. Moge de directiën der verschillende
concert-instituten in den lar.de toch eens be
denken hoe goed zij zouden doen hunnen
leden dikwijls dezen kunstenaar te doen
hooren. Zeer zeker mocht de heer Mengelberg
en zijn voortreffelijk orchest een deel der
toejuichingen ia ontvangst nemen voor de
schoone begeleiding.
En thans de «Negende!"
Kunnen woorden beschrijven, wat dat heer
lijk opus ons in tonen zegt ? Gigantisch in
zyn opzet, in zijn bewerking en in zijn omvang
is het een heldendicht, dat ons verslagen doet
zijn, dat ons met stille bewondering vervult voor
het machtige genie van zijn schepper. Hoe
oneindig groot en ruim en wijd is het begin
met zyn grillig spel in de leege quinten
en hoe imposant klitkt dan het eerste thema
met zijn schier eindelooze melodie, vol kracht
en majesteit, maar tegelijk met zijn smartelyken
lijdenstrek. Hoe verrukkelijk contrasteert daar
mede het thema in Bes, vol mildheid en vrede.
Deze beidd grondstemmingen willen elkander
voortdurend de heerschappy betwisten in het
eerste gedeelte der Rymphonie; ten slotte moet
het weekere thema wijken voor het droevige,
zoodat als eindindrnk het troostelooze,
gebrokene in de stemming blijft naklinken.
Op eens wordt men uit die stemming opge
schrikt, door een paar htftige slagen, den aanhef
van het «Scherzo". Dan komt een thema,
fugatisch behandeld, aanvaijkelyk zacht, maar
allengs krachtiger wordend en eindelijk over
gaand in een luid en snel voonjagend, jubelend
furte al de droefgeestige geüachten van den
eersten »Satz" wegvagen. Twee sniere
neventhema's kunnen de hoofdgedachten van het
eerste motief niet onderdrukken e:i eerst bij
het z.g. Trio in D komen er andere klanken
opdagen. Men zou het thema in de blaasin
strumenten een pastoraal-karakter willen toe
kennen, doch de prachtig opstygende passage
van alten en celli geven net geheel toch weer
een indruk van pathos.
Het Adagio is een berm heb gezang van de
zuiverste lyriek. Het is een gedicht, zooals
Beethoven in de werken uit zijne laatste periode
er ons zoo vele heeft geschonken ik denk
vooral aan de quartetten het is een stuk
en mompelde :
Dwaze gek! Hy denkt ook dat het vriend
schap is l"
Toen de trein wegstoomde, wuifde hij met
de hand en riep: Wees maar dwaas, wees
maar dwaas!"
Langzaam liep hij het station uit en ging
naar een café. Hij stak een cigaret aan, en,
terwijl hij zijn absinth dronk, zeide hij :
Imbéciles !';
III.
's Avonds kwamen zij te Amsterdam aan en
na het diner, zochten zij hun bagage bij elkaar
en s aken het Y over, met maneschijn op het
water, toen namen zij plaats in de kleine
stoomtram en gingen naar Monnikendam.
Naast elkander stonden zij achter op de tram
en bewonderden de groote weiden, badend in
het maanlicht, de vormlooze massa vee, liggend
in het gras, en de zwarte omtrekken der
molens; zij gingen langs een lang stil water,
zij hielden op in lange stille dorpjes. Eindelijk
kwamen zij in de doode stad, de tram bracht
hen voor de deur van het hotel.
Den volgenden morgen, toen zij bijna klaar
was, zette Valentia het raam van haar kamer
open en keek in den tuin. Ferdinand liep er
rond, gekleed in een anellen pak, een kolos
salen witten, hoed op het hoofd. Zij kon niet
laten te vinden, dat hij er knap uitzag en
zij deed ('en biauwen rok weer uit, dien zij had
aangedaan om te gaan werken, en koos een
neteldoeksche japon met gekleurde bloemen
en in haar hand nam zij een platten stroohoed
met roode linten.
Ge lijkt op een Dresdensch herderinnetje,"
zei hij, toen zij elkaar ontmoetten.
Zij gebruikten hun ontbijt in den tuin onder
de boomen, en toen zy hem thee inschonk,
lachte zij met het Amerikaansche accent, dat
voor hem haar Engelsch zoo harmonisch maakte.
rlk geloof, dat dit Parijs overschaduwt!"
zeide zij.
Zij waren besloten dadelijk aan het werk te
gaan, geen tijd te verliezen, want zij wilden
veel hebben om te laten zien, als zij in
Frankrijk terugkwamen. Ferdinand wilde met
Valentia de schilderachtige plekjes opzoeken,
maar dat wilde zij niet; na het ontbijt dus,
ging hij zitten in het prieeltje, spreidde zijn
mooi wit papier voor zich uit, stak zijn pijp
aan, knipte zijn veeren pen af en begon zijn
meesterwerk. Valentia strikte de roode linten
van haar hoed onder de kin, zocht een schets
boek en ging er op uit.
(Wordt vervolgd.)