De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 13 januari pagina 3

13 januari 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1229 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Sociale, HM HIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII De Jont in Londen. He Jew in London. A study of Racial Character and Present-Day Coaditions. Two Essays prepared for the Toynbee Truetees by C. Russell, B.A., and H. S. Lewis. M.A. LDndon: T. isber Unwin. 6 sh. Een belangrijk, hoogst belangrijk boek, dit, Wie een zcon Abrahams in zijn ksrakter, moraal en moreele opvattingen wil bestudeeren, trf het assimilatie-Termogen van het ras, of de onredelijkheid van de Judenhetze", ? die zal in dit boek een handboek vinden. EB, hetzij men jood of christen is, anti semiet of anti-anti-semiet, aannemer of verwetper fan de theorie dat het ras zich eindelijk Kal oplossen, mea zal eenstemmig zijn in lof Voor het bestuur van Londeii's oynbee-Inrichting, dat het den heer Russell, 'als gedoopte, in staat stelde een jaar lang de ^uitverkoren" zonen en dochteren m Oost Londen van nabij te bestadteren in hun zedelijk, hun sociaal en bun godsdienstig leven, en dat het den heer Lewis, als rasgenoot van de onderwerpelij ke personen, vergui.de zijn oordeel te zeggen over de problemen, waarover dit boek veel licht zal Terspreiden. Want, er is in Londen een maatschappelijk en een godsdienstig probleem opgewekt, door den omvangrijken trek" van de verdrukten naar de stad van //vrede en voorspoed." Tijdens koning Eduard I, f 1307, van Enge land verbanien, werden de joden in de eerste helft der 17e eeuw door Oromwell weder hier toegelaten, doch wettelijk pss door diens koninklyken opv tlger, Charles II. De oorspronkelijke stichters van het Ghetto in Londen waren «nkele gefortuneerde Portugeesche joden, wie het in Amsterdam moeilijk leven werd. Dcch de uitbreiding van het ras bleef afstuiten op burgerlijke bezwaren. Enge land duldde den jood, ja, maar stelde hem niet in burgerrechten met den gedoopte gelijk. En lang nadat Amerika en Frankrijk den joden volledige burgerrechten hadden gegeven, had Macaulay nog in een meesterlijk geschreven en bijtend artikel over de Cioil Disabilities of the Jews te verdediger, dat, wanneer het recht om als afgevaardigde in het parlement zitting te hebben, steunde op het burgerschap, het voor jood en christen gelijk moest zijn. En pas nagenoeg 30 jaren later, in ISöS, werden de Wes^minster' poorten voor den zoon Abrahams ontsloten. Van dien tijd af, echter, is de vrijheid en verdraagzaamheid, den joden in Engeland be toond, spreekwoordelijk geworden. En in. het laatste Zionisten-Congres heb ik kunnen op merken, hoe dit door de zonen en dochteren van het verdrukte ras wordt gewaardeerd. Bedroeg in 1760 de joodsche bevolking over geheel Engeland niet meer dan 8000 zielen, in den tijd toen mevrouw Beatrice Webb haar sympathiek artikel schreef voor Charles Booth's «.Life and Harbour of London's People" (,the Jewish Country," deel 3, hoofdst. IV), was ze allén in Londen reeds tot 60 a, 70 duizend gestegen. De beraming is thans, dat meer dan 110,000 joden in Londen verblijven, waarvan 99 % in East-End en de grootste helft op het vaste land geboren werd. De groote trek" begon tijdens de heftige vervolgingen in Rusland na 1880. Sedert dien iijd heeft de stroom aangehouden, bij afwisseling "kleiner en groote r. En dat de uitgeweken Poolscbe joden zich voornamelijk in Whitechapel rederzetten, is. gelijk de heer Russell opmerkt, verklaarbaar. De ras-attraktie leidde daartoe; dan de taal, en ten slotte het bewustzijn der ,/waiiderers" dat ze bij de broederen" het eerst den noodigen steun zouden vinden. En zoo is daar in het Oosten van Londen een soort mierenstaat verrezen, even bewegelijk, nijver en sober, maar ook even dicht bevolkt en opgehoopt. En bet mag aan de strenge ofouiikfon. ItlllllllllllUMIIIIIIIIItllriilllllllllMHIIIIIMIIIIIIIlHItlnillMlllllllllfll DE AMICITIA. Naar het Engelsch VAN W1LLIAM SOMERSET MANQHAM. I. Zy wandelden terug uit de comedie. Nu, mynheer White, zei Valentia, ik vond het heel mooi." Het was prachtig," antwoordde mr. White. Een oogenblik raakten zij van elkander af door de menschenmassa, die van het Théitre Fr»E(;ais naar de Opera en de Boulevards stroomde. Als ge er niets tegen hebt, geef ik u een arm, anders raken wy elkaar nog kwijt." Hij gaf haar zijn aim en zy wandelden langs de Louvre, staken de rivier over op hun weg naar Qoartier Latin. Valentia wy'dde zich aan de kunst. Ferdinand White was een dichter. Ferdinand vond Valentia de eenige vrouw, die wat van schilderen wist en Valentia vertelde Ferdinand dat hij de eenige man was, dien zij kende, die iets voor kunst voelde, zonder zelf artiest te zijn. Bij haar komst in Parijs, een jaar geleder, had zij zich dadelijk ingeschreven aan het bureau van de New-York Herald als Valentia Stewart, Cincinnati, Ohio, U. S. A. Zy koos een fatsoenlijk persion en binnen een week was zy uit alle macht aan het schilderen. Ferdinand White kwam van Oxford, zoowat in den zelfden tijd, huurde een vuile kamer in een vies hotel, at in goedtoope restaurants op den Boulevard St. Michel, las Stephane Mallarméen vleide zich, dat hy' la vie de Bohème" leidde. Na twee maanden bracht het lot dit tweetal met elkaar in aanraking en Ferdinand begon zy'n maalty'den in Valentia's pension te ge bruiken. Zy gingen samen naar de musea ; en hy de beeldhouwwerken in de Louvre, praatte Ferdinand over de oude Grieken in het alge meen en Plato in het byzonder, terwijl bij de schilderijen Valentia uitweidde over tinten, echtheid en clair- obscur. Ferdinand werd Ruskin en al zijn werken ontrouw; Valentia las de Symposium. 's Avonds gingen zij dikwijls naar de comedie, soms naar het Francais, maar meest raar het Odeon en na de voorstelling spraken zij samen lerensmoraal der joden toegeschreven worden, d»t bij zóó'a toestand de levensutmospheer er niet dood- en ziekte-verspreidendtr is. De dadelijk zichtbare kenteekenen als men de zijstraten in Commercial street doorgaat, ftlwaar, overeenkomstig een aan het boek toe gevoegd bevolkingskaartje, de bewoners joden zijn, zijn vuilheid en overbevolking, bedrijvig heid en soberheid, orde en luidruchtigheid. Vuilheid is een eigenschap van alle Russen en Polen; ongelooflijke staaltjes heb ik daarvan ervaren, tijdens mijn samenleven met talrijke Russen; alleen de joden zijn minder lui dan de gewone Rassen. Doch, Rus en Pool of niet, bij een op uleven, zóó, als in Oost-Londen, van 8 tot 12 in ne kamer of in een gedeelte daarvan, moet wel ieder christenmensch den zin voor zinde lijkheid verliezen. Ea het merkwaardige bij de joden is, dat f ij, zoolang ze niet aan zoo'n toe stand ontkomen kunnen of uut eigen inspanning zich daaruit verhtffin, dien toestand zwijgend en kalm verdragen. De heer Russell verklaart het voor een der deugden van het ras: de kracht te hebben zich te schikken in het onvermijde lijke, doch zich daardoor niet te laten terne rdrukken, maar de energie te behouden en te verscherpen, steeds meer, om zich uit de levensnioeilijkheden te hiffen. De levensstandaard van den Poolschen jood is laag; met een bokking en een kop zwarte koffie kan bij het doen. Doch hij is daarmede niet tevreden en rust niet, voor hij zich een beter levensonderhoud kan versctaff.n. Hij is geneigd, aanvankelijk voor het onmogelijkste loon te werken, lange, lange dagen. Hij zal spoedig zijn handwerk leeren en na eenige maanden ziet zijn sweaUr", niet zelden een reisgenoot, hem nitt terug doch verneemt, dat hij zelf ^werkgever" is geworden. De Engelsche werklieden zijn in sommige opzichten slecht te spreken over //die Poolsche hongerlijders," In de eerste plaat?, zijn door den grooten stroom naar Whitecliapsl de huishuren 100 per cent en meer gestegen. Dat is een der redenen waarom in sommige straten de emigranten niet geduld worden. Speciaal niet in die, waar de bevolking overwegend lersc'i is. Gebroken ven sterruiten hebben de enkele daar gehuisveste emigranten doen verstaan, dat ze beter doen met te gaan. Sommige huiseigenaars willen den emigranten geene woningen verhuren. Doch de meesten dezer zwichten voor de verzoeking hoogere sommen voor hunne krotten te kunnen ontvangen en dezulken hebben voor eu na de christen-huurders de plaats voor de emigranten doen inruimen. Vandaar, dat in sommige sloppen, uitsluitend joden wonen. De andere oorzaak van den tegenzin der chiisten-arbeiders tegenover de joden, is de looE-concurrentie. Met een lagen levensstandaard, is de Poolsche emigrant als het ware met een jongensloon tevreden. Deze concurrentie wordt het zwaarst gevoeld in de tabaks- en schoenindustrie. Dat men in Holland schoenen kan koopen, Engelsche mode, 25 f,Cf. en meer lager dan de marktprijs hier, is te danken aan de huisindustrie in Whitechariel, waar, voor een paar shillings per dag, joodsche werkers 12 tot 16 en meer uren ploeteren. Esn belangrijke bezigheid der geëmigreerde jodeu, is de vervaardiging van allerlei speelgoed, meestal ,rubbish" goed, doen dat als //pcinijy toys" in de straten van Londen nog genoeg koopers vindt. De kloeksten echter, in zooverre ze niet een opening konden vinden in het geliefde bedrijf dtr negotie, handel in 't groot of handel in 't klein, worden kleermaker of schrijnwerker, in welke vakken zij zich buitengewoon spoedig bekwamen en dan flinke loonen verdienen. In deze vakken zijn de loonen niet zoo zeer ge daald door den grooten aanbod van arbeids krachten. En in het eerstgenoemde bedrijf, zijn zij het geweest, die den stoot gaven voor een nieuwe industrie in Engeland. Toen in 1SS5 in Engeland een groote vraag ontstond naar damesjapous, voornamelijk jackets, door kleermakers vervaardigd, hadden de Eugelsche eoiifcctie migazijuhouders zich daarvoor wiiiiiiiHmiiiiiiiiiiiiitiiimminiiiiimiiiiiinniiiiim IIIIUIIHIHM over het stuk, de kunst, de techniek, maar in de eerste plaats over de ethiek. Ferdinand vertelde haar van het stuk, dat hij schrijven wilde, en zij hem van de schilderij, die zij voor den salon van het volgend jaar wilde schilderen; en het meisje vertelde haar vriendinnen, dat hij de knapste man wa«; dien zij ontmoet had, en hij vertelde zijn vrienden, dat dit het eenige waarlijk sympathieke en ontwikkelde meisje was, dat hij ooit gekend had. Zoo was er dus vriendschap gesloten tusschen Groot-Britanni aan de eene zijde en de Vereenigde Staten van Amerika aan de ande:e. Maar toen^ Ferdinand over Valentia sprak, tegen de paar Franschen, die hij kende; vroegen zij hem : En die miss Stewart, is die mooi?" Zeker, Amerikaansch mooi; een lang gezicht, met het haar gescheiden, neerhangend Jaag in den nek. Haar mond is klassiek." En hebt ge uien klassieken mond nooit gekust T' Ik ? Nooit!" Heeft zij een goed figuur?" Prachtig!" En toch... O jullie Engelschen !" En zij glimlachten en haalden bun schouders op en zij zeiden : Hoe echt Engelsch !" Maar mijn beste kerels," riep Ferdinand, in afschuwelijk Fransch, jullie begrijpen het niet, wij zijn vrienden, allen este vrienden." Zij haalden nog ongelooviger de schouders op. II. Zij stonden op de brug en keken in het water en raar de donkere huizenblokken van het Quartier Latin, en de torens van deNotre Dame achter hen. Ferdinand dacht aan de Theems bij nacht, met de booten langzaam de rivier afglijdende, en het flikkeren der lichten langs de oevers Zoo moet het zoowat in Holland zijn," zeide zij, maar zonder die lichten en veel stiller." Wanneer gaat ge weg?" Zij was van plan den zomer in een dorpje bij Amsterdam door te brengen om te schil deren. Ik kan nu niet gaan," riep Valentia uit. Corrie Sayles gaat naar huis, en er is niemand anders, die met my mee wil. En alleen kan ik niet gaan. Wat zijn uw plannen?" Ik ? Ik heb er geen; ik maak nooit plannen." Zij zwegen, en keken naar de weerspiege lingen in het water. Toen zei zij: Ik begrijp niet, waarom gij niet mee naar Holland zoudt gaan." Hij wist niet wat hij er van denken moest. Ze had immers de sympo sium gelezen. tot de Duitsche kleermakers te wenden. De Engelsche werklieden konden en wilden dit werk niet uitvoeren. En welken omvang deze industrie toen reeds had genomen, kan blijken uit de mededeeling van een dier grootste firma's in Londen in het boek medegedeeld, dat zij in 1888 voor niet minder dan 150.000 p. sterling van deze goederen in Duitschlatd liet, vervaar digen. Kort daarop, opende dezelfde firma een atelier met eenige joodsche kleermakers, mtt het gevolg dat dit voorbeeld door andere firma's gevolgd werd en nu duizenden joodsche arbei ders in deze industrie een goed bestaan ver dienen. De Engelsche werklieden willen echter dit werk niet, ondanks het goed betaald wordt. Een andere merkwaardigheid is, dat in zoo verre joodsche werklieden in de heeren-kleedingindustne arbeiden, ze meestal costuumwerkers zijn en de vesten en pintalons door anderen laten bewerken, wijl deze arbeid shchter be taald wordt! De jood in Londen, beeft bewezen ook een gewoon handwerk als "middel van bestaan te aanvaarden. Maar het geliefdkoosdste bedrijf blijfi: handelen. Eu de kleinhandel heeft in, Oost-Louden ougeloifljke verhoudingen aange nomen. Het moet, gezegd: voor een niet gering deel óók: doorditn honderden geen ander ont komen aan den zwaren //struggle for hfe" weten Noemenswaardig, in verband met deze scc'ale verschijnselen, is nog, dat de joodsche werk lieden hel loon broeder weten uit te meten, dan de christen. Hunne gezinnen zijn gemeenlijk grooter, belanBiijk grooter, en toch welvarender dan die *au een Ei.gclschen weikman in gelijke positie. De jood is zuiniger, matiger en buislijker, hoewel hunne vrouwen mér dan anderen aan opschik besteden. Dronkenschap is onder joden een uitzonde ring, evenals geheele-onth:udirg. En vooral de joodsche vrouwen leven, vrijwillig of gedwongen, naar een strergere moraa'. i.'at is zoo opvallend in Engeland, wsar dronkenschap onder de vrou wen zoo'n overheerschend kwaad is geworden. Het mag er arm zijn, in de kluis van den Israëliet, toch heerscht er zin voor huiselijk heid. En uit alles blijkt in het gezin de patri archale geest. Is dronkenschap eene uitzondering, spel is regel onder hen. En daaraan wordt menige in het zweet verdiende shilling opgeofferd met de nooit te verdwijnen hoop het verlorene te herwinnen. En als hij voorspoedig is in het spel en ge noegzaam heeft gewonnen om het vruchtbaar te maken, dan neemt de hartstocht in eeniger mate af. De autoriteiten loven den jood om zijn eer. bied voor openbare orde en gezag, voor zware misdrijven verschijnt, hij zelden voor de ju'y of den politierechter. En daarom maakte de onlangs in Commercial Road op den politie-agent Thomp son gepleegde moord dcor een zoon en naam genoot v.an vader Abraham zooveel opspraak. . . hoewel ongeveer terzelfder tijd een politie-agent in de Tlieeois geworpen en een ander nabij doodgestoken was door christen handen. De Whitechapel de beruchtheid van vroeger ontgroeid is, is, het wordt alltrwege erkend, in niet geringe male aan de joodsche bevolking te danken. IE straten, waar men eenige jaren geleden, toen zij uitsluitend door gedoopten bevolkt in aren, zelfs overdag niet veilig gaan kou, daar heerscht mi orde en veiligheid nu de meerderhe'd der be volking of de geheele, bestal »it ragedoopten. Ook zal men zelden of nooit onder de hon derden en duizenden beggars" in Londen's straten een afstammeling van dit ras vinden. En het heeft mij getroffen, eens hij een paar nachte lijke tochten door LoLden's straten en bezoeken aan de gewone nachtverblijven der dakloozen: Trafalgar Square en Victoria Enbankment, dat ik onder die honderden miserables, die ik zag en sprak, geen enkele van dit ras hebben aangetroffen. Door den heer Russell worden talrijke voortealden aangehaald van de groote hulpvaardig heid tussclien de joden onderling. Ook een vrucht van de goede, zedelijke lessen uit den Talmud. En hier kom ik aan een punt, waarover de beide chrijvers van mcening verschillen. iHlHIIIIIIlmlIIIIDIHIHIHIIMIlmlIlll imiiHiiiiiiiiiiimiiitra Eigenly'k," zei ze, is er geen reden, waarom icen niet even goed met ten man als met een vrouw kon gaan." Zijn Fransche vrienden zouden gevonden hebben, dat er veel redenen waren, waarom men beter met een vrouw dan met een man op reis kon gaan, maar Ferdinand beschouwde het evenals zyn metgezellin als pure vriendschap. Als ik er over nadenk, zou ik ook eigenlijk niet weten waarom niet. ,Wat doet het er toe of wij in hetzelfde hotel zijn Wy' hebben beiden ons werk gij uw schilderen en ik my'n schrijven." Hoe meer zij er over dachten, hoe prettiger zij het vonden; het verwonderde hen, dat zij het niet vroeger bedacht hadden. Huiswaarts gaande, bespraken zij alle deta Is en in een half uur hadrlen zij het reisplan, den datum en den trein vastgesteld. Den volgenden dag ging Valentia den ouden Fracschen schilder goeden dag zeggen, dien alle Amerikaansche schilderessen Popper" noemden. Zij vond hem in een ruime kamer japon een cigart t rookende. Wel," zei hij, wat voor nieuws?" Ik ga naar Hollar.d om windmolens te schilderen." Een loffelijk voornemen. Met uw moeder'.-"' Mijn goede Popper, mijn moeder is in Cincinnate. Ik ga met mr. White." Met mr. White?" Hij trok de wer kbrauwen samen. En ge zegt dat zoo eerlijk?" Waarom niet ? wat bedoelt ge?" Hij zette zijn bril op en keek baar aan dachtig aan. Vindt ge het niet een beetje vreemd, dat een meisje van uw leeftijd op reis gaat met een jongmensch van den leeftijd van mr. White?" Lieve hemel! Men zou heusch denken dat ik iets deed, wat niemand ooit vóór mij ge daan heeft!" O, menige jonge man is op reis gegaan met een jonge vrouw, maar in den regel vertrokken zij met den nachttrein en kwamen in twee verschillende rijtuigen aan het station." Maar, Popper, wat denkt ge dan toch. Mr. White en ik gaan naar Holland als vrienden." Als vrienden !" Hy zag haar nog verwonderder aan. Men kan even goed een vriend hebben als een vriendin," ging zij voort, ik zie dus niet in, waarom hy' geen vriend kan zijn." Het gevaar is, dat hy een al te goede vriend wordt." Ge begrijpt er niets van Popper; wij zijn vrienden, niets dan vrienden." Och mijn kind l Je bent niet goed bij het hoofd." O, u bent een Franschman en kunt zoo iets De heer Russell beweert, dat alles wat hij hoorde en zag, de toenemende onverschilligheid voor den orthodoxen godsdienst, de strijd tusschen de orthodoxen en z.g. «.hervormers", het lang zaam afnemen van het vasthouden aan jocdsche gebruiken, de toenemende huwelijken tusschen joden en christenen, dit alles hem in de overtuiging versterkte, dat het joodsche ras zich, als een afzonderlijke natie, zou oplossen en zich cp den duur geheel assimilet-ren aan de nieuwe omstandigheden, zeden en ideeën, onder welker invloeden zij komen. Zij mogen al niet tot de orthodoxie van het christendom over gaan de Londensche vereeniging ter verbrei ding van het christendom onder de joden, zou de paar tornen 'sjaars teler kunnen aanwenden dan aan zoo'n vruchtelooze propaganda doch zij zullen op den duur verliezen de scherpe alkantiugen van een geheel apart ras en volk. Dat blijkt uit de afstammelingen van de joden die zich voor een paar eeuwen in Londen hebben nedergezet. Het proces der //Anghcisatie" heeft hen zóó geheel vreemd aan de echte typen van hen ras gemaakt, dat het verklaarbaar is te lezen, dat er feitelijk een grootere klove en meer antagonisme bestaat tusschen den Engel schen en Poolsehen jood dan tusscben den Jaatste en een Engelschen gedoopte. De Ecgelsche joden zijn totaal onverschillig geworden voor de oude, religieuse opvoeding hunner kinderen; daarentegen, zal de arme Poolsche jood met liefde een shilling per week opefferen om zijn kind in een ucheder" in het Etebreeuwsch en den Pentateuch te laten onder wijzen. De Zionistec-beweging heeft ook mér aan hang onder de buitenlandsche dan onder de Engelsche joden. En de opper-rabbijn zelf, heeft de bewiging eets een ongewone ,/blunder" genoemd. De heer Lewis daarentegen, is van een geheel tegenovergestelde opinie, erkent de slapheid in de godsdienst onder de Eogelsche jodfn, de niet te ontkennen onvenchilligheid voor de opge legde gebruiken, enz., doc!i zijne ervaringen hebben hém geleerd, dat de jood in zijn hart en karakter en levenswandel een Israëliet blijft, hij voorziet een tijd, waarin het religieuse leven frisch en krachtig zal komen opleven onder de joden, die heden ten dage de invloeden van den mar.erialistiscljen geest niet ontgaan kunnen, en hij zou het betreur.-n, dat het joodsche ra.*, met zijn krachtige en hooge karaktertrekken en dien godsdienst met een verheven moraal, zich zou oplossen. Wei, dit zijn zaken die moeilijk te voorzien en nog moeilijker te beslissen zijn; het inzicht hierin is zoo nauw verbonden met andere inzichten en opvattirjgeu van het leven en zijn evolutie. Maar ilo laat zich zeggen, dat, als het joodeche ras zich zoude cplossep, toch al het goede, het hooge en het intelltclueele dat het in zich heeft, «iet verloren zou gaan, maar overgeplant zou worden op het volk en ras, waarin het zich oplost. En zou het zoo onmogelijk zijn, dat in de verre toekomst alle volken en rassen zich vermergen tot en oplossen in nen stam met nen godsdienst, dien der Menschheid, waarvan Wolfgang Kirclibach gewaagde ? Londen, l Jan. 1801. J. K. v. n. V. lllllllllllHIIIIIIHIIIIIIIIIIIIilIIIIIMIirillllllllllllMIIMIIIIIlllllllllllllltllMlll 'IMH Inzie! in de Hoofdstad, De groote verwachtingen, die men van het feest-concert der Maatschappij »Caecilia" ge koesterd heeft, zijn volkomen vervuld geworden. Terecht had de zestig-jarige begrepen, dat zij hare gasten moest onthalen op het best wat er geboden kan worden in de concert zaal op Beethoven en de feestelijk ge stemde gasten, in buitengewoon grooten getale iiiMiiiiiiiiiimiiiMiiiiiilimiiii niet begrijpen. Dat is het verschil tusschen ons." Ik geljot toch dat ge even goe l menschelijke wezens zijt, al hebben Engeland en Amerika respectievelijk het groote genot vaii uw geboortelai.d te zijn.'' Wij zijn menschelijke wezens en meer dan dat, wij zijn menschelijke wezens van de negentiende eeuw. Liefde is niet het Benige. Het is slecht i een gedeelte misschien het minste gedeelte." Gij gtbruikt groote woorden, arm kind.'' Er is iets hoogers, iets nobeler?, en reiners dan liefde dat ia vriendschap. Ferdinar.d White is mijn vriend. Ik stel onbepaald ver trouwen in hem. Ik ben er zeker van, dat er nooit een onreine gedachte bij hem is opge komen." Zij sprak opgewonden, en de oude schilder vond haar bijzonder mooi zoo. Toen voegde zij er nog even dij : Wij verachten den hartstocht. Hartstocht is leelijk, is grotesk." De schilder streek langs zy'n kamerjapon en glimlachte tlauwtjes. Ik kan het niet helpen, maar je doet heel dwaas, kind. Hartstocht is het heste dat er in de wereld is, zonder dat zouden wij nooit mooie stukken schilderen. Hartstocht maakt een vrouw van een wereldsche dame. hartstocht maakt een man zelfs van een kunstcriticus." Wij hebben geen hartstocht noodig," zeide zij. Wij eeren Kemig L'rania. Wij zijn alleen geest en ziel." Ge hebt Plato gelezen; spoedig zult ge aan Zola beginnen." Hij glimlachte wctier en stak een nieuwe cigaret op. Vindt ge het verkeerd, dat ik ga?" vroeg zy' na een korte stilte. Hij zweeg en ketk haar aan. Toen haalde hij de schouders op. In tegendeel, ik vind het best. Het is dwaas, maar dat is geen reden om niet te gaan. Dwaasheid is eigenlijk bet groote attribuut van de menschen. Geen rechter is zoo ernstig als een uil; geen soldaat die voor zijn land vecht, vlucht zoo gauw als een haas. Ge moogt sterk zyn, maar ge zijt niet zoo sterk als een paard, ge moogt gulzig zijn, maar ge kunt niet zooveel eten als een boa-constrictor. Maar er is geen beest, dat zoo dwaas kan zy'n als de menscb. En nu men eenmaal doen mag wat men het beste kan, wel nu, wees dan dwaas. Streef boven alles naar dwaasheid. Laat de puntige kap met de gouden bellen bet ideaal van uw eerzucht zijn. Dus bon voyage ! Ik kom u morgen nog uitgeleide doen." De schilder kwam aan het station met een doos lekkers, die hij Valentia met een glimlach overreikte. Hij schudde Ferdinand warm de hand opgekomen, waren zeer dankbaar voor het onthaal hun bereid. De «Fidelio-ouvertnre" vormde het openings stuk van den avond. Wél is deze ouvertnre niet een der meest grootsche van Beethoven, doch onmiskenbaar heeft zy' met haren helderen E-dur toonaard iets opgewekt feestelijke, en als men dan den toehoorder met deze minder diepzinnige en gemakkelijk te begrijpen ouver ture heeft willen voorbereiden op de dingen die komen zonden, dan mag men de keuze van deze ouverture eene gelukkige noemen. Daarbij komt nog dat zij niet te dikwyls gespeeld ?wordt. Het tweede nummer van het programma bestond uit het vierde Pianoconcert in G, door onzen Julius Röntgeo met groot meesterschap gespeeld. Heeft het nut, om te zeggen welk Piano concert men booger stelt, het vierde in G of het vijfde in Es? Als men het vierde hoort, zou men dit mooier willen vinden, hoort men echter het vyfiie, dan zou men dat willen prefereeren. Verheugen wy ons er over, dat wy' ze beiden hebben. Zeker is het dat Rö.itgen het onvergelijkelyk schoon gespeeld heeft. Dat was echt Beethoven, in al de scbakeeringen van zyn geniale natuur. Het eerste gedeelte mannelijk ernstig met zyn sprekend hoofd thema, hetwelk in de introductie reeds het karakter aangeeft van het geheele Allegro, dan het tweede gedeelte een elegisch gezang van weergalooze teederheid en poëzie ten slotte het Rmdo, met een rhyihmische uit bundigheid en een onstuimigen gloed die onweerstaanbaar meeslepen. De toejuichingen, die na het concert weer klonken, waren zoo stormachtig als men slechts zelden hoort. Ik heb my' er innig over ver heugd. Ten eerste omdat het publiek daar mede bewezen heeft een echte kunstuiting te kunnen waardeeren in al haar grootte en ten tweede omdat hij, dien de toejuichingen golden, n onzer eigen voortreffelijke kunste naars is. Moge de directiën der verschillende concert-instituten in den lar.de toch eens be denken hoe goed zij zouden doen hunnen leden dikwijls dezen kunstenaar te doen hooren. Zeer zeker mocht de heer Mengelberg en zijn voortreffelijk orchest een deel der toejuichingen ia ontvangst nemen voor de schoone begeleiding. En thans de «Negende!" Kunnen woorden beschrijven, wat dat heer lijk opus ons in tonen zegt ? Gigantisch in zyn opzet, in zijn bewerking en in zijn omvang is het een heldendicht, dat ons verslagen doet zijn, dat ons met stille bewondering vervult voor het machtige genie van zijn schepper. Hoe oneindig groot en ruim en wijd is het begin met zyn grillig spel in de leege quinten en hoe imposant klitkt dan het eerste thema met zijn schier eindelooze melodie, vol kracht en majesteit, maar tegelijk met zijn smartelyken lijdenstrek. Hoe verrukkelijk contrasteert daar mede het thema in Bes, vol mildheid en vrede. Deze beidd grondstemmingen willen elkander voortdurend de heerschappy betwisten in het eerste gedeelte der Rymphonie; ten slotte moet het weekere thema wijken voor het droevige, zoodat als eindindrnk het troostelooze, gebrokene in de stemming blijft naklinken. Op eens wordt men uit die stemming opge schrikt, door een paar htftige slagen, den aanhef van het «Scherzo". Dan komt een thema, fugatisch behandeld, aanvaijkelyk zacht, maar allengs krachtiger wordend en eindelijk over gaand in een luid en snel voonjagend, jubelend furte al de droefgeestige geüachten van den eersten »Satz" wegvagen. Twee sniere neventhema's kunnen de hoofdgedachten van het eerste motief niet onderdrukken e:i eerst bij het z.g. Trio in D komen er andere klanken opdagen. Men zou het thema in de blaasin strumenten een pastoraal-karakter willen toe kennen, doch de prachtig opstygende passage van alten en celli geven net geheel toch weer een indruk van pathos. Het Adagio is een berm heb gezang van de zuiverste lyriek. Het is een gedicht, zooals Beethoven in de werken uit zijne laatste periode er ons zoo vele heeft geschonken ik denk vooral aan de quartetten het is een stuk en mompelde : Dwaze gek! Hy denkt ook dat het vriend schap is l" Toen de trein wegstoomde, wuifde hij met de hand en riep: Wees maar dwaas, wees maar dwaas!" Langzaam liep hij het station uit en ging naar een café. Hij stak een cigaret aan, en, terwijl hij zijn absinth dronk, zeide hij : Imbéciles !'; III. 's Avonds kwamen zij te Amsterdam aan en na het diner, zochten zij hun bagage bij elkaar en s aken het Y over, met maneschijn op het water, toen namen zij plaats in de kleine stoomtram en gingen naar Monnikendam. Naast elkander stonden zij achter op de tram en bewonderden de groote weiden, badend in het maanlicht, de vormlooze massa vee, liggend in het gras, en de zwarte omtrekken der molens; zij gingen langs een lang stil water, zij hielden op in lange stille dorpjes. Eindelijk kwamen zij in de doode stad, de tram bracht hen voor de deur van het hotel. Den volgenden morgen, toen zij bijna klaar was, zette Valentia het raam van haar kamer open en keek in den tuin. Ferdinand liep er rond, gekleed in een anellen pak, een kolos salen witten, hoed op het hoofd. Zij kon niet laten te vinden, dat hij er knap uitzag en zij deed ('en biauwen rok weer uit, dien zij had aangedaan om te gaan werken, en koos een neteldoeksche japon met gekleurde bloemen en in haar hand nam zij een platten stroohoed met roode linten. Ge lijkt op een Dresdensch herderinnetje," zei hij, toen zij elkaar ontmoetten. Zij gebruikten hun ontbijt in den tuin onder de boomen, en toen zy hem thee inschonk, lachte zij met het Amerikaansche accent, dat voor hem haar Engelsch zoo harmonisch maakte. rlk geloof, dat dit Parijs overschaduwt!" zeide zij. Zij waren besloten dadelijk aan het werk te gaan, geen tijd te verliezen, want zij wilden veel hebben om te laten zien, als zij in Frankrijk terugkwamen. Ferdinand wilde met Valentia de schilderachtige plekjes opzoeken, maar dat wilde zij niet; na het ontbijt dus, ging hij zitten in het prieeltje, spreidde zijn mooi wit papier voor zich uit, stak zijn pijp aan, knipte zijn veeren pen af en begon zijn meesterwerk. Valentia strikte de roode linten van haar hoed onder de kin, zocht een schets boek en ging er op uit. (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl