De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 20 januari pagina 2

20 januari 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1230 programma's der aanstaande verkiezingen zullen brengen. Geen tijd behoeft door intrekking der militaire wetten verloren te gaan, omdat veel kan worden gedaan door maatregelen van algemeen bestuur; elke gewilde formatie kan daardoor worden ingevoerd. De werving is mislukt, en in het daardoor ontstane gebrek aan man schappen kan alleen worden voorzien door verhooging van het Militie-contingent. Zulks ware voor te stellen bij afzonderlijke wet, afgescheiden van elke reorganisatie. Wenschelijk ware het alsdan de contigentsterkte te laten aangroeien met het bevolkings cijfer, en b.v. te bepalen dat op elke 350 inwoners een dienstplichtige zal worden gelicht. Principieel zoude dan tevens kunnen worden uitgemaakt of de dienstijd G, 8 of 12 maanden zal duren. Bestaande afdeelingen kunnen nu op sterkte worden ge bracht en nieuwe geformeerd. De vredescommand'.'s kunnen ook thans reeds zoo veel mogelijk gelijk worden gemaakt aan de oorlogscommando's. Gelijksoortige dien sten bij beide departementen behooren te worden samengevoegd, zoo de geneeskun» dige en pharmaceutische dienst, de admini stratie, intendance enz.; de Genie kan worden opgedragen het onderhoud en de nieuwe aanbouw van Mariuegebouwen, waartoe des te meer aanleiding bestaat, nu de uitvoering der Vestingwet zoo goed ala gestaakt is. Zoo kunnen reeds vele maatregelen worden genomen, welke in elke organisatie noodig en nuttig zullen blijken te zijn. * * * Wordt ?n bovengenoemden geost met spoed en kracht gehandeld, dan wordt de weg bereid om in de volgende parlemen taire periode binnenkort te kunnen komen tot eene weerbaarheid, gebaseerd op Nederl. toestanden en waarbij het volkskarakter kan worden in aanmerking genomen. Terwijl het begin der heengegane eeuw den ondergang van den zelfstandigen Nederlandschen Staat aanschouwde, is er aanleiding te gelooven, dat wij thans zullen beleven een wederopbloei van de Neder landen en een ontwikkeling der nationale deugden. Maar hiervoor is noodig dat ons volk zichzelf wil en durft te zijn, zonder angstig te moeten omzien naar wat buren of andere menschen willen of begeeren. Dit is alleen te verkrijgen, wanneer men zichzelve naar buiten beschermd weet door een weermacht, machtig naar binnen en strijdvaardig naar buiten. A. E. R. Contrasten. Allerwegen is men dezer dagen in de weer met t bijeenzamelen van gelden voor een nationaal cadeau bij gelegenheid van H. M's huwelijk, 't Zij van hooger hand of op particulier initiatief overal circuleereu lijsten en bussen en iedereen mag zyn oranjezin naar de mate van zijn wel stand verstofftilijken. En wiens geestdrift van nature niet groot genoeg is, die kan haar wat laten opwarmen door courante berichtjes of dergelijke. Tot dusverre ging de affdire nog niet heel schitterend geen wonder als de hoofdstad tot voor kort nog maar ? 8000 kon vertoonen. 'i Is waarlijk niet vél, en voor 'n geschenk van de natie niet veel meer dan een kleine bijdrage. Maar aan een hpmp brood waarvoor 'n rhiuoceros zich niet verwaardigt zijn muil te sluiten eet 'n kraai zich 'n paar week alle dagen een indigestie. De omstandigheden bepalen de waarde van de feiten. In dezelfde nieuwsbladen kon men voor kort een meded«eling lezen van de vereeniging »Montefiore", die zich ten doel stelt behoeftige weezen en weduwen in dringende nood een kleine handreiking te doen. Ze ontving voor van 't jaar 121 aanvragen om steun. E<i, als verleden jaar hield ze weer 'n collecte voor deze armen. Tot dusver kwam daarvoor in do som van ruim ? 48 zegge acht en-veertig gulden. D-iarvan moet ze 121 behoeftigen, die aan alles gebrek hebben helpen wat onmo gelijk is zoodat tot haar spijt de be deeling dezen winter niet kon doorgaan. J 8000 en ? 48. B-ide cijfers zijn van Amsterdam. Óp zich zelf geven beide reeds te denken, 't Eerste bewijst geen hooge vatbaarheid van A's populatie om zich door een idee te laten meesleepen. 't Tweede geeft geen hoogen dunk van hun teederheid des harten. Maar in verband met elkaar geven beide cijfers nog meer te denken. Achtduizend gulden voor onze rijke koningin en achten-veertig voor 121 armen. Wat bijtende spot is dit van het toeval, dat beide be richten naast elkaar vermelde? Ze staan daar eenvoudig en zakelijk naast elkaar. Moest er dan geen verontwaardiging in ons opbranden moesten we niet zeggen : dit mag niet zijn! Waarlijk, ik wil niet de sympathie van ons volk voor oranje verminderen, en voor ons vriendelijk koninginnetje. Ik acht het een reden tot blijdschap wanneer ons volk nog te ontroeren is door geestelijke motieven. Ik verheug me er in, wanneer onze natie een heldhaftigen grijze toejuicht, die zijn natie, waaraan de onze zich verwant voelt versymboliseert. Wan neer ons volk zich tooit met oranje en losbarst in spontane juichkreten wanneer het een koningin ziet, die dat waard is. Ik verheug me er in, omdat't even zoovele bewijzen zijn, dat we, als geheel, nog geen materialisten, in den vulgairen zin zijn. Dat we nog voelen voor wat nobel is en liefelijk. Maar willen wij feestvieren straks, laat dan ook voor ons heele volk de mogelijk heid er zijn om zich feestelijk te gevoelen. Laat dan niet een deel in ellende en materieele zorg neerzitten. Die zich te ver geefs afvragen hoe mag dit gebeuren misschien wel: waarom heb ik dit verdiend ben ik zóó slecht geweest ? Ik weet wel, met wenschen en philanthropie helpen we die contrasten niet weg. Maar zelfs nu alles is, zooals het is, be hoeven ze zóó scherp niet te zijn. Achtduizend gulden voor een attentie aan onze vors'in, acht-en-veertig voor den nood van 121 armen. Bittere tegensteiling, voor beide. Ook voor Wilhelmina. Als ze 't wist. Want ze heeft vaak getoond, dat ze een warm hart heeft, dat echt menschelijk voelt achter haar vorstelijk gewaad. We zoeken naar een gepast geschenk voor een koningin, van wie we houden, om een blijde dag voor haar nog blijder te maken. Wat grooter en meer ware vreugde kunnen we haar bereiden, dan een enkele lichtstraal te Jateu schijnen op 't donkere pad van die harer landskinderen, die zoo onmetelijk ver afstaan van haar rijk geluk. En die des te meer smachten, naar mate ze meer missen. Gij, Amsterdammers, hebt 8000 gulden bijeengebracht. Wel iu, besteedt ze in den geest van de Monttfiore-vereeniging. Dan zult ge met ledige handen straks voor uw koningin staan. Maar ge zult tot haar kunnen zeggen, zie, we hebben sommige van de uwen ook gelukkig gemaakt. En in de harten van die zal dan ook oprechte blijdschap wezen, en ze zullen gemeend meejuichen ter eere van hun koningin. En die zal voor haar geestes oog zien een glans van vreugde ook op de gezichten van de 121 armen. En 't zal haar licht zijn in de ziel. Haar schoonste en liefsie hu welij ksgeschen k. G. HoRRicus DE HAAS. Winsum (Fr.). De wyze van verkiezing voor de Kamers van Arbeid, Nu de _wet op de Kamers van Arbeid sedert eenigen tijd in werking is en enkele dier colleges reed.s een eerste zittingjaar achter zich hebben, schijnt de_ tijd aange broken om zich ai te vragen, of de verwach tingen, die bij de oprichting bestonden ook werkelijk zijn vervuld. Vermoedelijk zullen er niet velen worden gevonden, die geneigd zijn die vraag toestemmend te beantwoorden. Wat tot dusver van de werking der Kamers bekend is geworden, buiten het onlangs verschenen eerste jaarverslag, duidde ge woonlijk op min verkwikkelijke feiten, als verse bil o ver de benoeming van een secretaris, collectieve ontslagnanie van patroonsleden, ontslag van werklieden uit hun betrekking en meer dergelijke betreurenswaardige han delingen, die de vrees wettigen, dat deze Kamers gevaar loopen in stede van een element van verzoening, een bron te worden van strijd. En daarnaast staat het niet te miskennen feit, dat bij de belangrijke werk stakingen, die in den laatsten tijd in ver schillende plaatsen van het land, vooral in de hoofdstad, hebben plaats gevonden, niemand er aan schijnt gedacht te hebben de tusschenkomst der Kamers in te roepen, noch de werklieden, noch de patroons, noch de autoriteiten, in het laatste lid van art. 23 der Wet op de Kamers van Arbeid genoemd. Wantrouwen aan de eene, onverschilligheid aan de andere zijde, dat schijnen de ge voelens te zijn, waarmede zij in wier belang de Kamers worden opgericht, die lichamen beschouwen. Dat blijkt ook duidelijk uit de hoogst geringe deelname aan de verkie zingen, welke over het algemeen te constateeren valt, en die als natuurlijk gevolg medebrengt, dat de gekozenen niet dat zedelijke gezag hebben, dat voor een goede j vervulling hunner taak noodzakelijk moet worden geacht. Het ligt niet in mijne be doeling thans de oorzaken na te gaan, die tot dien min bevredigden stand van zaken hebben geleid. Alleen wensen ik er pp te wijzen, dat meerdere belangstelling in de verkiezingen een levensvoorwaarde is voor eene goede werking der Kamers en dat dus van overheidswege alles moet worden in het werk gesteld, om die belangstelling te bevorderen, en alles moet worden nagelaten, wat die zou kunnen verminderen. Toetst men nu de bestaande bepalingen, alsmede de in verband daarmede genomen beschik kingenaan dien eisch,dan komt men spoedig tot de overtuiging, dat daaraan niet alleen niet altijd wordt voldaan, maar dat dikwijls, zij het onbewust, een ontluikende belang stelling wordt tegengewerkt. E"n voorbeeld hieraan levert de verkiezing in de stad mijner inwoning. D<3 Kon. Besluiten tot oprichting der Kamers waren natuurlijk hier, even als elders, met de grootste onver schilligheid ontvangen. Ouder de patroons bestond over het algemeen zeer weinig organisatie en waar deze wel aanwezig was, achtte men het blijkbaar geheel overbodig, zich met het stellen van candidaten in te laten. Een vereenigiug, die hoewel geen bepaalde patruonsvereenlging zijnde, toch vele kiesgerechtigden onder hare Jeden telt, trachtte hierin verbetering te brengen en belegde een voor alle patroons-kiezers toe gankelijke bijeenkomst, waarin tevens een lid der Tweede Kamer aanwezig zou zijn, om de werking der wet nader uileen te zetten en eventueale vragen om opheldering te bsantwoovden. De bedoeling was daar door te geraken tot de vorming van een soort kiesyereeniging. die zich met het stellen van candidateu zou belasten. Dat alles was vastgesteld en de datum van bovenbedoelde bijeenkomst op 27 Juli bepaald, toen plotseling den 17 Juli werd bekend gemaakt, dat de verkiezingen voor eerstgenoemden datum waren uitgeschreven. Vandaar een in der haast bekend gehaakte vervroeging van de bijeenkomst met het natuurlijke gevolg van een slechte opkomst, pverhaasting in het samenstellen der candidatenlijsten, waarbij dikwijls zelfs de tijd ontbrak zich te vergewissen, of alle voorgedragen en zich beschikbaar stelden, en eindelijk publicatie dier lijsten eerst in den avond van den 2öiten, met het natuurlijke gevolg, dat velen daarvan geen kennis hebben gedragen. In n vak is men zelfs niet met het samenstellen van zulk een lijst geslaagd, met het resultaat, dat negen stemmen zijn uitgebracht. De werklieden verkeerden in dit opzicht in eenigszins gunstiger conditie, daar bij hen de organisatie grootendeels reeds aanwezig was. Toch zijn ook zy blijkbaar zoo door de verkiezing overrast, dat hun gecombi neerde candidatenlijsten eveneens eerst aan den vooravond der verkiezing bekend wer den gemaakt en dan ook voor een groot deel der niet aangesloten werklieden een gesloten boek zijn gebleven. Dit laatste had nog een ander bezwaar, dan aan een groote deelname niet bevorderlijk te zijn, welk bezwaar echter in hoofdzaak te wijten is aan de bepalingen van het Kon. Besluit van 6 Januari 1898, lot vaststelling van een kie&reglement. Gelijk bekend is, ge schiedt de verkiezing met geslot-n briefjes, waarop de kiezer z-lf de namen der candi daten in te vullen heeft. Hoe minder deze laatsten bekend zijn, hoe meer kans bestaat op een minder juiste spelling en wanneer alle geringe afwijkingen van de werkelijke namen der candidaten ais op andere per sonen uitgebrachte stemmen werden be schouwd, dan zou gevaar bestaan, dat de uitslag der stemming een andere was, daii de kiezers hadden bedoeld. Nu mag zaker aangenomen worden dat het stembureau gezond verstand genoeg zal hebben, om, wanneer de bedoeling maar duidelijk bJijkt, over geringe afwijkingen heen te stappen en het niet al te nauw zal nemen met het voorschrift, om alle gevallen van twijfel en de genomen beslissing in het proces verbaal te vermelden, daar dit laatste dan fevaar zou loopen den uinvang van een oekdeel te verkrijgen en de nachtrust der stemopuemers ernstig zou worden bedreigd. Doch dit neemt niet weg dat hier een element van willekeur aanwezig is, die den uitslag der verkiezing afhankelijk kan maken van individueele opvattingen. Wil men hier tegen aanvoeren, dat het zelfde evenzeer gold voor de vroegere poli tieke verkiezingen, alsmede thans nog voor de Ksimers van Koophandel, dan verliest men uit oog, dat in die gevallen de namen der candidaten gewoonlijk geruimen tijd vooraf door de pers of op andere wijzen werden gepubliceerd en daarenboven in vele gevallen aan de k:ezers, of althans een groot deel daarvan, persoonlijk niet onbekend waren, terwijl deze laatsten dan ook nog gewoonlijk behoorden tot een maatschappelijke klasse, voor wie schrijven en spellen een minder ongewone bezigheid is, dan dit voor vele werklieden ongetwijfeld het geval zal zijn. Trouwens, waar men bij de nieuwe kieswet die methode als verouderd ter zijde heeft geschoven, mag de vraag toch wel gesteld worden, waarom zij weder ingevoerd moest worden bij dit soort van verkiezingen, waar de nadeelen van dit steluel dreigen zich in dubbele mate te doen gevoelen. Juist omdat het hier personen geldt, die of voor het eerst, of althans alleen onder de thans geldende kieswet aan eenige verkiezing deelnemen, had men de door hen te verrichten handelingen zoo eenvoudig mogelijk moeten maken en tusschen de verschillende verkiezingen geen verschil doen zijn. De herhaaldelijk aan het stem bureau gerichte vraag, om aanduiding van candidaten, is ongetwijfeld een gevolg van de wetenschap, dat bij de gewone verkie zingen deze op een door den voorzitter te verstrekken biljet worden vermeld. Aan bedoeld Kon. B-sl. kan echter nog een ernstiger grief gesteld worden, namelijk het voorschrift, dat in elke gemeente slechts n stembureau mag bestaan. De uitdruk king voorschrift is misschien minder juist, want feitelijk zwijgt het besluit geheel op dit punt, doch het valt niet te ontkennen, dat de bewoordingen van dien aard zijn, dat de vrijheid om meerdere bureaux in te richten, toch zeer twijfelachtig moet genoemd worden. Niet alleen wordt er niet gesproken van een verdeeling, in stemdistricten, doch in de artikelen 50-57, die de verkiezing voor meerdere bureaux regelen, komt herhaaldelijk de uitdrukking vo>r: »het stembureau in de gemeente, waar de Kamer wordt gevestigd", waaraan dan ook bepaalde bevoegdheden worden toegekend. Dit duidt er niet alleen op, dat de ontwerper van het besluit niet aan meerdere bureaux in n gemeente heeft ge dacht, maar zou ook twijfel doen rijzen, welk daarvan de bedoelde bevoegdheden zou moe ten uitoefenen. Nu zal het wel geen betoog behoeven, dat dit voorschrift niet alleen in hooge mate belemmerend werkt, maar zelfs in veel gevallen gelijk staat met een feitelijk verbod, om aan de verki zing deel te nemen. Wel bepaalt de wet, dat de bestuurder van een bediijf ten minsie twee achtereenvol gende uien moet aanwijzen, gedurende welke zijn werklieden het kiesrecht kunnen uitoefenen, maar hieruit volgt niet, dat dit gedurende de gewone werkuren moet ge schieden en evenmin dat dit niet met loon verlies gepaard mag gaan. Vandaar dat in vele gevalen de schafttijd daarvoor wordt bestemd of deze hoogstens eenigszins wordt verlengd. Zij nu, die werkzaam zijn op grooten afstand van de plaats, waar het stembureau is gevestigd, wat voor deze gemeente vaak een balt uur gaans en meer zal bedragen, komen tijd te kort, wanneer die twee uur ook voor het gebruik van het middagmaal bestemd zijn, of zullen althans daarin dikwijls aanleiding vinden zich van deelname aan de verkiezing te onthouden. Trouwens al was dit laatste niet het geval, dan nog zou bij groo'.e deelname n bureau onvoldoende blijken. Hoe eenvoudig de verrichtingen van het sttmbureau ook zijn en hoe vlug het stemmen in zijn werk gaat, er is toch altijd eenigen tijd voor noodig om den naam van een kiezer in een lijst, die duizenden namen bevat, op te zoeken en te parafeeren. Het aantal personen, dat binnen een zeker tijdsverloop stemmen kan, is dus beperkt. Op grond van persoonlijke ondervinding ben ik geneigd dat getal op ongeveer tweehonderd per uur te stellen, welk cijfer nog alleen bereikt zal worden, wanneer de omstandigheden niet ongunstig zijn. Kiezers, wien het onderscheid tusschen oproepingsbrief en stembillet moeilijk aan het verstand te brengen is, die hardnekkig de handteekening van den burgemeester op het laatste verbergen, die voor hun kameraad willen stemmen of zich door hun vrouw doen vertegenwoordigen, moeten dan niet te talrijk zijn. Het is natuurlijk mogelijk dat anderen in dit opzicht tot een gunstiger conclusie komen, maar veel zal het boven genoemde getal toch in geen geval over schreden kunnen worden. Nu is de tijd, voor de verkiezing, vastgesteld op zeven uur, zoodat hoogstens ongeveer 1400 kiezers hun stem zullen kunnen uitbrengen, wat in veel gevallen nog niet 50 pCt. van het aan tal kiezers uitmaakt. Wel kan de sluiting der stembus later geschieden voor hen, die zich ten drie uur in het lokaal bevinden, maar niet alleen is dat uur voor de meeste werklieden minder geschikt, maar ook zou in dat geval bij een groot getal aanwezigen de stemming met een groot tijdverlies ge paard gepaard gaan, wat de reeds in het licht gestelde bezwaren nog aanmerkelijk vermeerderen zou. Trouwens, dat getal van 1400 kan nog alleen bereikt worden in het ondenkbare geval, dat de kiezers zich gelijkelijk over den geheelen dag verdeelen. In werkelijk heid zal echter het grot tste deel zich ge durende de middaguren, van 12?2 uur, aanmelden, zoodat veilig kan gezegd worden, dat wanneer 25 pCf. der kiezers van zijn bevoegdheid gebruik maakt, er reeds aan de bureaux een verwarring kan ontstaan, die ernstige gevolgen hebben kan. Dit bezwaar is zoo overwegend, dat het stelsel van n bureau voor de groote gemeenten er onherroepelijk door veroor deeld wordt. Wanneer in de practijk daar van tot dusver nog niet veel is gebleken, dan is dit alleen een gevolg van de geringe deelname, waaronder de verkiezingen over het algemeen hebben plaats gehad. De hoogste cijfers geven de verkiezingen voor kamers voor cte katoenindustrie te Enschede met 998, de drukkersbedrijven en de voedings en genotmiddelen te Am sterdam met resp. 944 en 839 uitgebrachte stemmen. Deze vertegenwoordigen resp. ca. 50 i'Ct., 05 pCt. en 22 pCt. van het aantal kiezers. Vermoedelijk zullen de boven geschetste bezwaren zich speciaal bij de beide laatste wel hebben doen ge voelen. Te Rotterdam was het hoogst uitgebrachte stemmenaantal 430. Wie echter niet wanhoopt, dat hierin voortaan verbetering zal komen, wat voor een goede werking der wet een nood zakelijke voorwaarde mag worden genoemd, die moet ernstig aandringen pp het weg nemen van eiken hinderpaal, die het kiesreglement daartegen zou kucnen opwerpen. Ongelukkig zijn die hinderpalen echter u iet alleen in de Kon. Besluiten te vinden, ook de wet werkt in dit opzicht belemmerend. De bepaling van art. 16. dat de leden van het sttmbureau door den gemeenteraad uit zijn midden worden benoemd, maakt het bezwaarlijk bij eeu aantal gelijktijdige ver kiezingen, meerdere bureaux te formeeren, daargelaten nog dat art. 12 -ook weer van »de(n) voorzitter van het stembureau" spreekt en dus klaarblijkelijk eveneens bij de vast stelling van dit artikel, slechts aan een enkel bureau is gedacht. Doch al wilde men over dat laatste bezwaar heenstappen, de beperkende bepaling van art. 10 werkt reeds als een feitelijke belemmering voor de samenstelling van meerdere bureaux, ook dan, wanreer de verkiezingen voorde verschillende Kamers niet op den zelf den dag worden gehouden. In dat geval toch zou herhaaldelijk een beroep moeten worden gedaan op dezelfde personen, wat in een stad als de onze, waar bijna ieder drukke bezigheden heeft, geen gering bezwaar op levert. Meermalen komt het thans reeds \oor, dat p :rsonen, wien een carididatuur voor den gemeenteraad wordt aangeboden, die weigeren, wegens gebrek aan tijd en dat zal er niet beter op worden, indien die tijd steeds meer in beslag wordt genomen voor werkzaamheden, aan hun eigenlijke iuiictie vreemd. Ook hier wijst de k'eswet de goede weg en vraagt men zich te ver geefs af, waarom de bepaling, dat ook stemopnemers uit de kiezers mogen benoemd worden, hier geen toepassing heeft gevonden. Is dus vermoedelijk zonder wetswijziging geen bevredigende oplossing te verkrijgen, zoo mag daar, naar mijne meening, niet voor terug gedeinsd worden. De instelling der Kamers van Arbeid, die zulk een zegen rijke uitwerking zou kunnen hebben, dreigt alle beteekenis te verliezen, ten deele ook door fouten van boven af begaan. Wie dus van oordeel is, dat alles in het werk moet worden gesteld, om een dergelijk betreurenswaardig resultaat te vermijden, die kan niet terugschrikken voor het niet te miskennen bezwaar, aan wetswijziging verbonden, waar hij sommige bepalingen der wet als de oorzaak der dreigende mis lukking beschouwt. Rotterdam. C. v. D. Sociab IIIMIIIMUIIIIIII Een ffloeilijic jaar, De Alg. Ned. Diamantbewerkers-Bond B zooal niet onze eenige, dan toch onze eerste degelijke vakvereeniging. Dit alleen reeds ware eau voldoende verklaring voor het feit, dat men hier de geschiedenis van den Bond gedurende 1900 vinden zal, en toch komt er nog iets bij, namelijk dit, dat gedurende dit jaar menigeen, wien het lot onzer arbeiders- en vakbeweging ter harte gaat of belang inboezemt, met een zekere sngst de gebeurtenissen heeft gadegeslagen. En de groote uitbreiding, die de werkeloos heid in dit jaar kreeg, on de daarop volgende noodzakelijke algenirene werkstaking, die niet bereikte, wat zij bedoelde, waren ge beurtenissen, die de mogelijkheid van een te niet gaan van den Bond als een schrik beeld deden verschijnen. Zoover kwam het niet, en juist daarom moet het belangwekkend zijn om aan de hand van het op de onlangs gehouden jaarvergadering ingediende jaarverslag de gebeurtenissen na te gaan, zooals zij zich in den Bond zelf doen gevoelen. Over de oorzaken der groote werkeloos heid kunnen wij hier niet, uitvoerig spreken. De voornaamste is te vinden in de macht van het syndicaat der diamant-producenten om daarvan evenveel aan de markt te brengen als zij ten bate van hun winst wenschelijk achten. Daarbij kwam toen de oorlog in Zuid-Afrika, die verderen toevoer van ruwen eliamant eerst bemoeilijkte en weldraonmogeJijk maakte, zoodat er met meer recht over gebrek aan grondstof kon gesproken worden, ook al was er nog heel wat voor radig, dat men achterhield en eerst in de laatste maanden van 1900 aan de markt bracht. Reeds in den loop van '99 kwamen tal van klachten over het slechte werk en de daaruit voortvloeiende geringe verdiensten. De diamant dien men te slijpen kreeg was toch in vele gevallen zoo rninwaardig, dat hij veel meer en inspannender werk vereischte en met het, bestaande tariefstelsel slecht werd betaald. Het bor.dsbestuur had daarin wel in vele gevallen verandering kunnen brengen door zijn optreden, maar blijvend en werkelijk hulpgevend was dit niet: de meeste zoo verkregen betere voor waarden gingen weer verloren. Zoo werd de toestand steeds slechter. En terwijl men trachtte hier een afdoend middel te vinden en pogingen deed om bijv. een stelsel van garantie van een zeker loon hier en da_ar in te voeren pogingen die trouwens mis lukten en deden zien dat dit stelsel onbruik baar is toen brak de oorlog uit (Oct. '99) »met het onmiddellijk gevolg, dat een weikeloosheid intrad... die alras het karakter aan nam van een volslagen catastrophe... tot welker leniging... buitengewone middelen moesten worden aangewend." En het sprak «vanzelf, dat onder die omstandigheden geen sprake kon zijn van een poging op groote schaal tot verbetering der arbeidsvoorwaar den, laat staan tot een totale omwenteling daarvan. De geschiedenis der arbeiders beweging had geleerd, dat dergelijke industrieele crisissen in zeer vele gevallen den ondergang der betrokken vakorganisaties ten gevolge hebben." Het was een verschrikkelijke tijd. Men ziet dit duidelijk uit het cijfer van werkeloozen, die zich aan het bond=b(S uur aan melden om tengevolge van dit feit vrij te zijn van het betalen der contributie. In de eerste week van 1900 waren het er 3035, de week daarop 2823, daarna 2884, 2953, 302G, 2875, 3094, 2774, 2508 enz., om na vele schommelingen eerst op 22 Juni beneden de 2000 te dalen. Ea dit van 7000 leden l Men kent de verhalen der toen geleden ellende, voor welker leniging een uit de burgerij en de betrokkenen gevormde com missie ijverig gewerkt heeft, al kon z\j bij den grooten nood en de niet altijd even groote gulheid der burger'ó niet doen zooveel als ze wel wilde. Maar evenals het voor eiken diamant arbeider individueel een moeilijke tijd was, was het dit ook voor hunne organisatie. Vooreerst daalde het cijfer der wekeiyksche contributie van gemiddeld /'359G in 1899 tot gemiddeld ?1714 in 1900, een ver mindering dus tot de helft, dit zoowel door de volslagen of gedeeltelijke werkeloosheid, als door de afneming van de verdiensten van hen, die nog wél werk hadden. Ook het uitkeeringscijfer aan zieken was aan merkelijk gestegen, zooals ook dat voor andere doeleinden. Bovendien eischte het Bondsgebouw, welks bouw in den loop van het jaar werd voltooid aanzienlijke bedragen ter voldoening der bouwkosten. Ditlaaiste beliep bijv. niet minder dan /'37G0124 terwijl het bestaande oude gebouw in dit jaar toch ook nog ?2249,89 koste. Een uitgave van bij de veertigduizend gulden aan dingen, van het hoogste belang zeer zeker, maar dan toch pok bijkomstig, is zeker niet gering. De ziekenuitkeering kostte ruim ?25000, die bij invaliditeit ?3500, bij overlijden ? 2100, bij bevalling ? 140, te zamen dus het ook vrij aanzienlijke be drag van ?30040. Men heeft in den tijd der werkeloosheid meermalen de wensch hporen uiten, dat de Bond zelf een belangrijke som g^ven zou tot tegemoetkoming in den nood. Men zag jnst in die dagen het nieuwe groote en mooie gebouw in de PlantageFransche laan geopend en meende dat uit de rijke kassen wel iets kon worden gemist. Men vergat daarbij echter n ding. Namelijk, dat het bondsgeld bestemd was voor allerlei bepaalde en wettelijk vastge stelde doeleinden, dat er dus verplichtingen waren die men niet ter wille van een werkeloozen uitkeering mocht riskeeren iet te kunnen voldoen. En bovendien dat juist de grootste kas, de weerstandskas, zoo sterk mogelijk moest blijven. Wat was toch de vraag waarvoor het bestuur zich zag geplaatst'/ Niet of het pp den weg liggen kijn van den bond om zijn noodlijdende leden te steunen. Het bestuur zou niets liever hebben willen doen en de groote sommen die van minder ongelukkige diamantbewerkers bij de ondersteunings commissie zijn ingekomen, wijzen er op dat het solidariteitsgevoel der werklieden ook hier niet sliep. Maar de vraag was of men het mocht wagen het weerstandsvermogen van den bond belangrijk te verzwakken. Nu meer dan ooit moest de vakvereeniging sterk blijven staan. Met een enkel woord zeiden wij het reeds: een crisis als deze was vaak de dood voor de organisatie. Immers de in zoo slechte conditie verkeerende arbeiders staan tegenover den werk gever, d;e de gunstiger arbeidsvoorwaarden hem vroeger afdwongen weer te niet wil doen oneindig zwak. De honger en het ge brek zouden hem er gereedelijk toe brengen liever de minder gunstige voorwaarden weer te aanvaarden dan op de straat te blijven. En zulk een verslapping doet opeens een organisatie ineen tuimelen. Het is slechts aan de kracht en volharding van het Bondsbestuur en de steun van een kern van leden te danken, dat dit niet plaats had, .niettegenstaande al het gemopper en erger, dat ook uit de rijen der bondsleden werd vernomen. Want in de ellende der werkeloosheid zat het grootste gevaar niet, het was slechts de uiting van een steeds slechter wordenden toestand en met liefdadigheid oefenen ger.eest men zoomin de groote kwalen der maatschappij als die van een bepaald bedrijf. De vakvereeniging, de strijdbare organisatie der arbeiders moest hier te hulp komen, niet een ouderling Jiefdadigheidsbetoon. »ii! den loop des j a ars" toch, zoo verielt het jaai verslag, »\vas het met deti toestand der slijpers in alle branches al slechter en slechter geworden. Waarschijnlijk als een gevolg van den oorlog, waardoor geep of' weinig aanvoer van ruw uit Zuid-Afrika plaats had, zoodat het syndicaat te Lon den den overgehouden slechten rommel aan de markt bracht, had de meerderheid der nog werkende vakgenooten werk, waar aan in den letterlijken zin des woords niets te verdienen was. Dit was mede een gevolg van het feit, dat langzamerhand de prijs van het boort (slijpmateriaal) begon te stijgen, aanvankelijk bijna onmerkbaar, maar op den duur met vrij groote sprongen zoodat ten slotte de bedrijfskosten (die door den slijper moesten gedragen worden) zoodanig gestegen waren, dat de reeds ge ringe verdiensten nog sterk afnamen, in vele gevaJlen zelfs geheel werden ingeboet." Daar bleek de misstand duidelijk, en een misstand, waaruit een groot gevaar voor de arbeiders geboren werd, nml. dat de bedrijfs kosten geheel kwamen ten laste der arbei ders. Zoo immers was de risico der industrie voor een zeer groot deel geschoven op den hals van den arbeider, die hel loodje moest leggen bij iedere verslechting van de te bewerken stof en bij iedere verandering in de eischen van bearbeiding en aflevering. De hooge boortprijs-stijging deed er het schelste licht op vallen en zoo ook het middel tot verbetering zoeken, dat ge vonden werd in wat sedert »de nieuwe koers" werd genoemd, nml. dat voortaan zou worden gewerkt tegen een netto-tarief,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl