Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1230
programma's der aanstaande verkiezingen
zullen brengen. Geen tijd behoeft door
intrekking der militaire wetten verloren
te gaan, omdat veel kan worden gedaan
door maatregelen van algemeen bestuur;
elke gewilde formatie kan daardoor worden
ingevoerd. De werving is mislukt, en in
het daardoor ontstane gebrek aan man
schappen kan alleen worden voorzien door
verhooging van het Militie-contingent. Zulks
ware voor te stellen bij afzonderlijke wet,
afgescheiden van elke reorganisatie.
Wenschelijk ware het alsdan de contigentsterkte
te laten aangroeien met het bevolkings
cijfer, en b.v. te bepalen dat op elke 350
inwoners een dienstplichtige zal worden
gelicht.
Principieel zoude dan tevens kunnen
worden uitgemaakt of de dienstijd G, 8
of 12 maanden zal duren. Bestaande
afdeelingen kunnen nu op sterkte worden ge
bracht en nieuwe geformeerd. De
vredescommand'.'s kunnen ook thans reeds zoo
veel mogelijk gelijk worden gemaakt aan
de oorlogscommando's. Gelijksoortige dien
sten bij beide departementen behooren te
worden samengevoegd, zoo de geneeskun»
dige en pharmaceutische dienst, de admini
stratie, intendance enz.; de Genie kan
worden opgedragen het onderhoud en de
nieuwe aanbouw van Mariuegebouwen,
waartoe des te meer aanleiding bestaat,
nu de uitvoering der Vestingwet zoo goed
ala gestaakt is. Zoo kunnen reeds vele
maatregelen worden genomen, welke in
elke organisatie noodig en nuttig zullen
blijken te zijn.
* *
*
Wordt ?n bovengenoemden geost met
spoed en kracht gehandeld, dan wordt de
weg bereid om in de volgende parlemen
taire periode binnenkort te kunnen komen
tot eene weerbaarheid, gebaseerd op Nederl.
toestanden en waarbij het volkskarakter
kan worden in aanmerking genomen.
Terwijl het begin der heengegane eeuw
den ondergang van den zelfstandigen
Nederlandschen Staat aanschouwde, is er
aanleiding te gelooven, dat wij thans zullen
beleven een wederopbloei van de Neder
landen en een ontwikkeling der nationale
deugden.
Maar hiervoor is noodig dat ons volk
zichzelf wil en durft te zijn, zonder
angstig te moeten omzien naar wat buren
of andere menschen willen of begeeren.
Dit is alleen te verkrijgen, wanneer men
zichzelve naar buiten beschermd weet door
een weermacht, machtig naar binnen en
strijdvaardig naar buiten.
A. E. R.
Contrasten.
Allerwegen is men dezer dagen in de
weer met t bijeenzamelen van gelden voor
een nationaal cadeau bij gelegenheid van
H. M's huwelijk, 't Zij van hooger hand
of op particulier initiatief overal
circuleereu lijsten en bussen en iedereen mag
zyn oranjezin naar de mate van zijn wel
stand verstofftilijken. En wiens geestdrift
van nature niet groot genoeg is, die kan
haar wat laten opwarmen door courante
berichtjes of dergelijke.
Tot dusverre ging de affdire nog niet
heel schitterend geen wonder als de
hoofdstad tot voor kort nog maar ? 8000
kon vertoonen. 'i Is waarlijk niet vél, en
voor 'n geschenk van de natie niet veel
meer dan een kleine bijdrage. Maar aan
een hpmp brood waarvoor 'n rhiuoceros
zich niet verwaardigt zijn muil te sluiten
eet 'n kraai zich 'n paar week alle dagen
een indigestie. De omstandigheden bepalen
de waarde van de feiten.
In dezelfde nieuwsbladen kon men voor
kort een meded«eling lezen van de
vereeniging »Montefiore", die zich ten doel
stelt behoeftige weezen en weduwen in
dringende nood een kleine handreiking te
doen. Ze ontving voor van 't jaar 121
aanvragen om steun. E<i, als verleden jaar
hield ze weer 'n collecte voor deze armen.
Tot dusver kwam daarvoor in do som van
ruim ? 48 zegge acht en-veertig gulden.
D-iarvan moet ze 121 behoeftigen, die aan
alles gebrek hebben helpen wat onmo
gelijk is zoodat tot haar spijt de be
deeling dezen winter niet kon doorgaan.
J 8000 en ? 48. B-ide cijfers zijn van
Amsterdam. Óp zich zelf geven beide reeds
te denken, 't Eerste bewijst geen hooge
vatbaarheid van A's populatie om zich door
een idee te laten meesleepen. 't Tweede geeft
geen hoogen dunk van hun teederheid des
harten.
Maar in verband met elkaar geven beide
cijfers nog meer te denken. Achtduizend
gulden voor onze rijke koningin en
achten-veertig voor 121 armen. Wat bijtende
spot is dit van het toeval, dat beide be
richten naast elkaar vermelde? Ze staan
daar eenvoudig en zakelijk naast elkaar.
Moest er dan geen verontwaardiging in
ons opbranden moesten we niet zeggen :
dit mag niet zijn!
Waarlijk, ik wil niet de sympathie van
ons volk voor oranje verminderen, en voor
ons vriendelijk koninginnetje.
Ik acht het een reden tot blijdschap
wanneer ons volk nog te ontroeren is door
geestelijke motieven. Ik verheug me er in,
wanneer onze natie een heldhaftigen grijze
toejuicht, die zijn natie, waaraan de onze
zich verwant voelt versymboliseert. Wan
neer ons volk zich tooit met oranje en
losbarst in spontane juichkreten wanneer
het een koningin ziet, die dat waard is.
Ik verheug me er in, omdat't even zoovele
bewijzen zijn, dat we, als geheel, nog geen
materialisten, in den vulgairen zin zijn.
Dat we nog voelen voor wat nobel is en
liefelijk.
Maar willen wij feestvieren straks, laat
dan ook voor ons heele volk de mogelijk
heid er zijn om zich feestelijk te gevoelen.
Laat dan niet een deel in ellende en
materieele zorg neerzitten. Die zich te ver
geefs afvragen hoe mag dit gebeuren
misschien wel: waarom heb ik dit verdiend
ben ik zóó slecht geweest ?
Ik weet wel, met wenschen en
philanthropie helpen we die contrasten niet weg.
Maar zelfs nu alles is, zooals het is, be
hoeven ze zóó scherp niet te zijn.
Achtduizend gulden voor een attentie
aan onze vors'in, acht-en-veertig voor den
nood van 121 armen. Bittere tegensteiling,
voor beide. Ook voor Wilhelmina. Als ze
't wist. Want ze heeft vaak getoond, dat
ze een warm hart heeft, dat echt menschelijk
voelt achter haar vorstelijk gewaad.
We zoeken naar een gepast geschenk
voor een koningin, van wie we houden,
om een blijde dag voor haar nog blijder
te maken. Wat grooter en meer ware
vreugde kunnen we haar bereiden, dan
een enkele lichtstraal te Jateu schijnen op
't donkere pad van die harer landskinderen,
die zoo onmetelijk ver afstaan van haar
rijk geluk. En die des te meer smachten,
naar mate ze meer missen.
Gij, Amsterdammers, hebt 8000 gulden
bijeengebracht. Wel iu, besteedt ze in den
geest van de Monttfiore-vereeniging. Dan
zult ge met ledige handen straks voor uw
koningin staan. Maar ge zult tot haar
kunnen zeggen, zie, we hebben sommige
van de uwen ook gelukkig gemaakt. En
in de harten van die zal dan ook oprechte
blijdschap wezen, en ze zullen gemeend
meejuichen ter eere van hun koningin.
En die zal voor haar geestes oog zien
een glans van vreugde ook op de gezichten
van de 121 armen. En 't zal haar licht
zijn in de ziel. Haar schoonste en liefsie
hu welij ksgeschen k.
G. HoRRicus DE HAAS.
Winsum (Fr.).
De wyze van verkiezing voor
de Kamers van Arbeid,
Nu de _wet op de Kamers van Arbeid
sedert eenigen tijd in werking is en enkele
dier colleges reed.s een eerste zittingjaar
achter zich hebben, schijnt de_ tijd aange
broken om zich ai te vragen, of de verwach
tingen, die bij de oprichting bestonden ook
werkelijk zijn vervuld. Vermoedelijk zullen
er niet velen worden gevonden, die geneigd
zijn die vraag toestemmend te beantwoorden.
Wat tot dusver van de werking der Kamers
bekend is geworden, buiten het onlangs
verschenen eerste jaarverslag, duidde ge
woonlijk op min verkwikkelijke feiten, als
verse bil o ver de benoeming van een secretaris,
collectieve ontslagnanie van patroonsleden,
ontslag van werklieden uit hun betrekking
en meer dergelijke betreurenswaardige han
delingen, die de vrees wettigen, dat deze
Kamers gevaar loopen in stede van een
element van verzoening, een bron te worden
van strijd. En daarnaast staat het niet te
miskennen feit, dat bij de belangrijke werk
stakingen, die in den laatsten tijd in ver
schillende plaatsen van het land, vooral in
de hoofdstad, hebben plaats gevonden,
niemand er aan schijnt gedacht te hebben
de tusschenkomst der Kamers in te roepen,
noch de werklieden, noch de patroons, noch
de autoriteiten, in het laatste lid van art. 23
der Wet op de Kamers van Arbeid genoemd.
Wantrouwen aan de eene, onverschilligheid
aan de andere zijde, dat schijnen de ge
voelens te zijn, waarmede zij in wier belang
de Kamers worden opgericht, die lichamen
beschouwen. Dat blijkt ook duidelijk uit
de hoogst geringe deelname aan de verkie
zingen, welke over het algemeen te
constateeren valt, en die als natuurlijk gevolg
medebrengt, dat de gekozenen niet dat
zedelijke gezag hebben, dat voor een goede j
vervulling hunner taak noodzakelijk moet
worden geacht. Het ligt niet in mijne be
doeling thans de oorzaken na te gaan, die
tot dien min bevredigden stand van zaken
hebben geleid. Alleen wensen ik er pp te
wijzen, dat meerdere belangstelling in de
verkiezingen een levensvoorwaarde is voor
eene goede werking der Kamers en dat dus
van overheidswege alles moet worden in
het werk gesteld, om die belangstelling te
bevorderen, en alles moet worden nagelaten,
wat die zou kunnen verminderen. Toetst
men nu de bestaande bepalingen, alsmede
de in verband daarmede genomen beschik
kingenaan dien eisch,dan komt men spoedig
tot de overtuiging, dat daaraan niet alleen
niet altijd wordt voldaan, maar dat dikwijls,
zij het onbewust, een ontluikende belang
stelling wordt tegengewerkt. E"n voorbeeld
hieraan levert de verkiezing in de stad
mijner inwoning. D<3 Kon. Besluiten tot
oprichting der Kamers waren natuurlijk
hier, even als elders, met de grootste onver
schilligheid ontvangen. Ouder de patroons
bestond over het algemeen zeer weinig
organisatie en waar deze wel aanwezig was,
achtte men het blijkbaar geheel overbodig,
zich met het stellen van candidaten in te
laten. Een vereenigiug, die hoewel geen
bepaalde patruonsvereenlging zijnde, toch
vele kiesgerechtigden onder hare Jeden telt,
trachtte hierin verbetering te brengen en
belegde een voor alle patroons-kiezers toe
gankelijke bijeenkomst, waarin tevens een
lid der Tweede Kamer aanwezig zou zijn,
om de werking der wet nader uileen te
zetten en eventueale vragen om opheldering
te bsantwoovden. De bedoeling was daar
door te geraken tot de vorming van een
soort kiesyereeniging. die zich met het stellen
van candidateu zou belasten. Dat alles was
vastgesteld en de datum van bovenbedoelde
bijeenkomst op 27 Juli bepaald, toen
plotseling den 17 Juli werd bekend gemaakt,
dat de verkiezingen voor eerstgenoemden
datum waren uitgeschreven. Vandaar een
in der haast bekend gehaakte vervroeging
van de bijeenkomst met het natuurlijke
gevolg van een slechte opkomst, pverhaasting
in het samenstellen der candidatenlijsten,
waarbij dikwijls zelfs de tijd ontbrak zich
te vergewissen, of alle voorgedragen en zich
beschikbaar stelden, en eindelijk publicatie
dier lijsten eerst in den avond van den
2öiten, met het natuurlijke gevolg, dat velen
daarvan geen kennis hebben gedragen. In
n vak is men zelfs niet met het samenstellen
van zulk een lijst geslaagd, met het resultaat,
dat negen stemmen zijn uitgebracht. De
werklieden verkeerden in dit opzicht in
eenigszins gunstiger conditie, daar bij hen
de organisatie grootendeels reeds aanwezig
was. Toch zijn ook zy blijkbaar zoo door
de verkiezing overrast, dat hun gecombi
neerde candidatenlijsten eveneens eerst aan
den vooravond der verkiezing bekend wer
den gemaakt en dan ook voor een groot
deel der niet aangesloten werklieden een
gesloten boek zijn gebleven. Dit laatste
had nog een ander bezwaar, dan aan een
groote deelname niet bevorderlijk te zijn,
welk bezwaar echter in hoofdzaak te wijten
is aan de bepalingen van het Kon. Besluit
van 6 Januari 1898, lot vaststelling van
een kie®lement. Gelijk bekend is, ge
schiedt de verkiezing met geslot-n briefjes,
waarop de kiezer z-lf de namen der candi
daten in te vullen heeft. Hoe minder deze
laatsten bekend zijn, hoe meer kans bestaat
op een minder juiste spelling en wanneer
alle geringe afwijkingen van de werkelijke
namen der candidaten ais op andere per
sonen uitgebrachte stemmen werden be
schouwd, dan zou gevaar bestaan, dat de
uitslag der stemming een andere was, daii
de kiezers hadden bedoeld. Nu mag zaker
aangenomen worden dat het stembureau
gezond verstand genoeg zal hebben, om,
wanneer de bedoeling maar duidelijk bJijkt,
over geringe afwijkingen heen te stappen
en het niet al te nauw zal nemen met het
voorschrift, om alle gevallen van twijfel
en de genomen beslissing in het proces
verbaal te vermelden, daar dit laatste dan
fevaar zou loopen den uinvang van een
oekdeel te verkrijgen en de nachtrust der
stemopuemers ernstig zou worden bedreigd.
Doch dit neemt niet weg dat hier een
element van willekeur aanwezig is, die den
uitslag der verkiezing afhankelijk kan
maken van individueele opvattingen.
Wil men hier tegen aanvoeren, dat het
zelfde evenzeer gold voor de vroegere poli
tieke verkiezingen, alsmede thans nog voor
de Ksimers van Koophandel, dan verliest
men uit oog, dat in die gevallen de namen
der candidaten gewoonlijk geruimen tijd
vooraf door de pers of op andere wijzen
werden gepubliceerd en daarenboven in
vele gevallen aan de k:ezers, of althans
een groot deel daarvan, persoonlijk niet
onbekend waren, terwijl deze laatsten dan
ook nog gewoonlijk behoorden tot een
maatschappelijke klasse, voor wie schrijven
en spellen een minder ongewone bezigheid
is, dan dit voor vele werklieden ongetwijfeld
het geval zal zijn. Trouwens, waar men
bij de nieuwe kieswet die methode als
verouderd ter zijde heeft geschoven, mag
de vraag toch wel gesteld worden, waarom
zij weder ingevoerd moest worden bij dit
soort van verkiezingen, waar de nadeelen
van dit steluel dreigen zich in dubbele
mate te doen gevoelen.
Juist omdat het hier personen geldt,
die of voor het eerst, of althans alleen
onder de thans geldende kieswet aan eenige
verkiezing deelnemen, had men de door
hen te verrichten handelingen zoo eenvoudig
mogelijk moeten maken en tusschen de
verschillende verkiezingen geen verschil
doen zijn. De herhaaldelijk aan het stem
bureau gerichte vraag, om aanduiding van
candidaten, is ongetwijfeld een gevolg van
de wetenschap, dat bij de gewone verkie
zingen deze op een door den voorzitter te
verstrekken biljet worden vermeld.
Aan bedoeld Kon. B-sl. kan echter nog
een ernstiger grief gesteld worden, namelijk
het voorschrift, dat in elke gemeente slechts
n stembureau mag bestaan. De uitdruk
king voorschrift is misschien minder juist,
want feitelijk zwijgt het besluit geheel op
dit punt, doch het valt niet te ontkennen,
dat de bewoordingen van dien aard zijn,
dat de vrijheid om meerdere bureaux in te
richten, toch zeer twijfelachtig moet genoemd
worden. Niet alleen wordt er niet gesproken
van een verdeeling, in stemdistricten, doch
in de artikelen 50-57, die de verkiezing voor
meerdere bureaux regelen, komt herhaaldelijk
de uitdrukking vo>r: »het stembureau in de
gemeente, waar de Kamer wordt gevestigd",
waaraan dan ook bepaalde bevoegdheden
worden toegekend. Dit duidt er niet alleen
op, dat de ontwerper van het besluit niet aan
meerdere bureaux in n gemeente heeft ge
dacht, maar zou ook twijfel doen rijzen, welk
daarvan de bedoelde bevoegdheden zou moe
ten uitoefenen. Nu zal het wel geen betoog
behoeven, dat dit voorschrift niet alleen in
hooge mate belemmerend werkt, maar zelfs
in veel gevallen gelijk staat met een feitelijk
verbod, om aan de verki zing deel te nemen.
Wel bepaalt de wet, dat de bestuurder van
een bediijf ten minsie twee achtereenvol
gende uien moet aanwijzen, gedurende
welke zijn werklieden het kiesrecht kunnen
uitoefenen, maar hieruit volgt niet, dat dit
gedurende de gewone werkuren moet ge
schieden en evenmin dat dit niet met loon
verlies gepaard mag gaan. Vandaar dat in
vele gevalen de schafttijd daarvoor wordt
bestemd of deze hoogstens eenigszins wordt
verlengd. Zij nu, die werkzaam zijn op
grooten afstand van de plaats, waar het
stembureau is gevestigd, wat voor deze
gemeente vaak een balt uur gaans en meer
zal bedragen, komen tijd te kort, wanneer
die twee uur ook voor het gebruik van het
middagmaal bestemd zijn, of zullen althans
daarin dikwijls aanleiding vinden zich van
deelname aan de verkiezing te onthouden.
Trouwens al was dit laatste niet het geval,
dan nog zou bij groo'.e deelname n bureau
onvoldoende blijken. Hoe eenvoudig de
verrichtingen van het sttmbureau ook zijn
en hoe vlug het stemmen in zijn werk gaat,
er is toch altijd eenigen tijd voor noodig
om den naam van een kiezer in een lijst,
die duizenden namen bevat, op te zoeken
en te parafeeren. Het aantal personen, dat
binnen een zeker tijdsverloop stemmen kan,
is dus beperkt. Op grond van persoonlijke
ondervinding ben ik geneigd dat getal op
ongeveer tweehonderd per uur te stellen,
welk cijfer nog alleen bereikt zal worden,
wanneer de omstandigheden niet ongunstig
zijn. Kiezers, wien het onderscheid tusschen
oproepingsbrief en stembillet moeilijk aan
het verstand te brengen is, die hardnekkig
de handteekening van den burgemeester
op het laatste verbergen, die voor hun
kameraad willen stemmen of zich door hun
vrouw doen vertegenwoordigen, moeten dan
niet te talrijk zijn. Het is natuurlijk mogelijk
dat anderen in dit opzicht tot een gunstiger
conclusie komen, maar veel zal het boven
genoemde getal toch in geen geval over
schreden kunnen worden. Nu is de tijd,
voor de verkiezing, vastgesteld op zeven
uur, zoodat hoogstens ongeveer 1400 kiezers
hun stem zullen kunnen uitbrengen, wat in
veel gevallen nog niet 50 pCt. van het aan
tal kiezers uitmaakt. Wel kan de sluiting
der stembus later geschieden voor hen, die
zich ten drie uur in het lokaal bevinden,
maar niet alleen is dat uur voor de meeste
werklieden minder geschikt, maar ook zou
in dat geval bij een groot getal aanwezigen
de stemming met een groot tijdverlies ge
paard gepaard gaan, wat de reeds in het
licht gestelde bezwaren nog aanmerkelijk
vermeerderen zou.
Trouwens, dat getal van 1400 kan nog
alleen bereikt worden in het ondenkbare
geval, dat de kiezers zich gelijkelijk over
den geheelen dag verdeelen. In werkelijk
heid zal echter het grot tste deel zich ge
durende de middaguren, van 12?2 uur,
aanmelden, zoodat veilig kan gezegd worden,
dat wanneer 25 pCf. der kiezers van zijn
bevoegdheid gebruik maakt, er reeds aan
de bureaux een verwarring kan ontstaan,
die ernstige gevolgen hebben kan.
Dit bezwaar is zoo overwegend, dat het
stelsel van n bureau voor de groote
gemeenten er onherroepelijk door veroor
deeld wordt. Wanneer in de practijk daar
van tot dusver nog niet veel is gebleken,
dan is dit alleen een gevolg van de geringe
deelname, waaronder de verkiezingen over
het algemeen hebben plaats gehad.
De hoogste cijfers geven de verkiezingen
voor kamers voor cte katoenindustrie te
Enschede met 998, de drukkersbedrijven
en de voedings en genotmiddelen te Am
sterdam met resp. 944 en 839 uitgebrachte
stemmen. Deze vertegenwoordigen resp.
ca. 50 i'Ct., 05 pCt. en 22 pCt. van het
aantal kiezers. Vermoedelijk zullen de
boven geschetste bezwaren zich speciaal
bij de beide laatste wel hebben doen ge
voelen. Te Rotterdam was het hoogst
uitgebrachte stemmenaantal 430.
Wie echter niet wanhoopt, dat hierin
voortaan verbetering zal komen, wat
voor een goede werking der wet een nood
zakelijke voorwaarde mag worden genoemd,
die moet ernstig aandringen pp het weg
nemen van eiken hinderpaal, die het
kiesreglement daartegen zou kucnen opwerpen.
Ongelukkig zijn die hinderpalen echter u iet
alleen in de Kon. Besluiten te vinden, ook
de wet werkt in dit opzicht belemmerend.
De bepaling van art. 16. dat de leden van
het sttmbureau door den gemeenteraad uit
zijn midden worden benoemd, maakt het
bezwaarlijk bij eeu aantal gelijktijdige ver
kiezingen, meerdere bureaux te formeeren,
daargelaten nog dat art. 12 -ook weer van
»de(n) voorzitter van het stembureau" spreekt
en dus klaarblijkelijk eveneens bij de vast
stelling van dit artikel, slechts aan een
enkel bureau is gedacht. Doch al wilde
men over dat laatste bezwaar heenstappen,
de beperkende bepaling van art. 10 werkt
reeds als een feitelijke belemmering voor
de samenstelling van meerdere bureaux,
ook dan, wanreer de verkiezingen voorde
verschillende Kamers niet op den zelf den
dag worden gehouden. In dat geval toch
zou herhaaldelijk een beroep moeten worden
gedaan op dezelfde personen, wat in een
stad als de onze, waar bijna ieder drukke
bezigheden heeft, geen gering bezwaar op
levert. Meermalen komt het thans reeds
\oor, dat p :rsonen, wien een carididatuur
voor den gemeenteraad wordt aangeboden,
die weigeren, wegens gebrek aan tijd en
dat zal er niet beter op worden, indien
die tijd steeds meer in beslag wordt genomen
voor werkzaamheden, aan hun eigenlijke
iuiictie vreemd. Ook hier wijst de k'eswet
de goede weg en vraagt men zich te ver
geefs af, waarom de bepaling, dat ook
stemopnemers uit de kiezers mogen benoemd
worden, hier geen toepassing heeft gevonden.
Is dus vermoedelijk zonder wetswijziging
geen bevredigende oplossing te verkrijgen,
zoo mag daar, naar mijne meening, niet
voor terug gedeinsd worden. De instelling
der Kamers van Arbeid, die zulk een zegen
rijke uitwerking zou kunnen hebben, dreigt
alle beteekenis te verliezen, ten deele ook
door fouten van boven af begaan. Wie
dus van oordeel is, dat alles in het werk
moet worden gesteld, om een dergelijk
betreurenswaardig resultaat te vermijden,
die kan niet terugschrikken voor het niet
te miskennen bezwaar, aan wetswijziging
verbonden, waar hij sommige bepalingen
der wet als de oorzaak der dreigende mis
lukking beschouwt.
Rotterdam. C. v. D.
Sociab
IIIMIIIMUIIIIIII
Een ffloeilijic jaar,
De Alg. Ned. Diamantbewerkers-Bond
B zooal niet onze eenige, dan toch onze
eerste degelijke vakvereeniging. Dit alleen
reeds ware eau voldoende verklaring voor
het feit, dat men hier de geschiedenis van
den Bond gedurende 1900 vinden zal, en
toch komt er nog iets bij, namelijk dit, dat
gedurende dit jaar menigeen, wien het lot
onzer arbeiders- en vakbeweging ter harte
gaat of belang inboezemt, met een zekere
sngst de gebeurtenissen heeft gadegeslagen.
En de groote uitbreiding, die de werkeloos
heid in dit jaar kreeg, on de daarop volgende
noodzakelijke algenirene werkstaking, die
niet bereikte, wat zij bedoelde, waren ge
beurtenissen, die de mogelijkheid van een
te niet gaan van den Bond als een schrik
beeld deden verschijnen.
Zoover kwam het niet, en juist daarom
moet het belangwekkend zijn om aan de
hand van het op de onlangs gehouden
jaarvergadering ingediende jaarverslag de
gebeurtenissen na te gaan, zooals zij zich
in den Bond zelf doen gevoelen.
Over de oorzaken der groote werkeloos
heid kunnen wij hier niet, uitvoerig spreken.
De voornaamste is te vinden in de macht van
het syndicaat der diamant-producenten om
daarvan evenveel aan de markt te brengen
als zij ten bate van hun winst wenschelijk
achten. Daarbij kwam toen de oorlog in
Zuid-Afrika, die verderen toevoer van ruwen
eliamant eerst bemoeilijkte en
weldraonmogeJijk maakte, zoodat er met meer recht
over gebrek aan grondstof kon gesproken
worden, ook al was er nog heel wat voor
radig, dat men achterhield en eerst in de
laatste maanden van 1900 aan de markt
bracht.
Reeds in den loop van '99 kwamen tal
van klachten over het slechte werk en de
daaruit voortvloeiende geringe verdiensten.
De diamant dien men te slijpen kreeg was
toch in vele gevallen zoo rninwaardig, dat
hij veel meer en inspannender werk
vereischte en met het, bestaande tariefstelsel
slecht werd betaald. Het bor.dsbestuur had
daarin wel in vele gevallen verandering
kunnen brengen door zijn optreden, maar
blijvend en werkelijk hulpgevend was dit
niet: de meeste zoo verkregen betere voor
waarden gingen weer verloren. Zoo werd
de toestand steeds slechter. En terwijl
men trachtte hier een afdoend middel te
vinden en pogingen deed om bijv. een stelsel
van garantie van een zeker loon hier en da_ar
in te voeren pogingen die trouwens mis
lukten en deden zien dat dit stelsel onbruik
baar is toen brak de oorlog uit (Oct. '99)
»met het onmiddellijk gevolg, dat een
weikeloosheid intrad... die alras het karakter aan
nam van een volslagen catastrophe... tot
welker leniging... buitengewone middelen
moesten worden aangewend." En het sprak
«vanzelf, dat onder die omstandigheden geen
sprake kon zijn van een poging op groote
schaal tot verbetering der arbeidsvoorwaar
den, laat staan tot een totale omwenteling
daarvan. De geschiedenis der arbeiders
beweging had geleerd, dat dergelijke
industrieele crisissen in zeer vele gevallen den
ondergang der betrokken vakorganisaties
ten gevolge hebben."
Het was een verschrikkelijke tijd. Men
ziet dit duidelijk uit het cijfer van
werkeloozen, die zich aan het bond=b(S uur aan
melden om tengevolge van dit feit vrij te
zijn van het betalen der contributie. In
de eerste week van 1900 waren het er 3035,
de week daarop 2823, daarna 2884, 2953,
302G, 2875, 3094, 2774, 2508 enz., om na vele
schommelingen eerst op 22 Juni beneden
de 2000 te dalen. Ea dit van 7000 leden l
Men kent de verhalen der toen geleden
ellende, voor welker leniging een uit de
burgerij en de betrokkenen gevormde com
missie ijverig gewerkt heeft, al kon z\j bij
den grooten nood en de niet altijd even
groote gulheid der burger'ó niet doen zooveel
als ze wel wilde.
Maar evenals het voor eiken diamant
arbeider individueel een moeilijke tijd was,
was het dit ook voor hunne organisatie.
Vooreerst daalde het cijfer der
wekeiyksche contributie van gemiddeld /'359G in
1899 tot gemiddeld ?1714 in 1900, een ver
mindering dus tot de helft, dit zoowel door
de volslagen of gedeeltelijke werkeloosheid,
als door de afneming van de verdiensten
van hen, die nog wél werk hadden. Ook
het uitkeeringscijfer aan zieken was aan
merkelijk gestegen, zooals ook dat voor
andere doeleinden. Bovendien eischte het
Bondsgebouw, welks bouw in den loop van
het jaar werd voltooid aanzienlijke bedragen
ter voldoening der bouwkosten. Ditlaaiste
beliep bijv. niet minder dan /'37G0124
terwijl het bestaande oude gebouw in dit
jaar toch ook nog ?2249,89 koste. Een
uitgave van bij de veertigduizend gulden
aan dingen, van het hoogste belang zeer
zeker, maar dan toch pok bijkomstig, is zeker
niet gering. De ziekenuitkeering kostte
ruim ?25000, die bij invaliditeit ?3500, bij
overlijden ? 2100, bij bevalling ? 140, te
zamen dus het ook vrij aanzienlijke be
drag van ?30040.
Men heeft in den tijd der werkeloosheid
meermalen de wensch hporen uiten, dat de
Bond zelf een belangrijke som g^ven zou
tot tegemoetkoming in den nood. Men
zag jnst in die dagen het nieuwe groote
en mooie gebouw in de PlantageFransche
laan geopend en meende dat uit de rijke
kassen wel iets kon worden gemist.
Men vergat daarbij echter n ding.
Namelijk, dat het bondsgeld bestemd was
voor allerlei bepaalde en wettelijk vastge
stelde doeleinden, dat er dus verplichtingen
waren die men niet ter wille van een
werkeloozen uitkeering mocht riskeeren iet
te kunnen voldoen. En bovendien dat
juist de grootste kas, de weerstandskas,
zoo sterk mogelijk moest blijven.
Wat was toch de vraag waarvoor het
bestuur zich zag geplaatst'/ Niet of het pp
den weg liggen kijn van den bond om zijn
noodlijdende leden te steunen. Het bestuur
zou niets liever hebben willen doen en de
groote sommen die van minder ongelukkige
diamantbewerkers bij de ondersteunings
commissie zijn ingekomen, wijzen er op dat
het solidariteitsgevoel der werklieden ook
hier niet sliep. Maar de vraag was of men
het mocht wagen het weerstandsvermogen
van den bond belangrijk te verzwakken.
Nu meer dan ooit moest de vakvereeniging
sterk blijven staan. Met een enkel woord
zeiden wij het reeds: een crisis als deze
was vaak de dood voor de organisatie.
Immers de in zoo slechte conditie
verkeerende arbeiders staan tegenover den werk
gever, d;e de gunstiger arbeidsvoorwaarden
hem vroeger afdwongen weer te niet wil
doen oneindig zwak. De honger en het ge
brek zouden hem er gereedelijk toe brengen
liever de minder gunstige voorwaarden weer
te aanvaarden dan op de straat te blijven.
En zulk een verslapping doet opeens een
organisatie ineen tuimelen. Het is slechts
aan de kracht en volharding van het
Bondsbestuur en de steun van een kern
van leden te danken, dat dit niet plaats
had, .niettegenstaande al het gemopper en
erger, dat ook uit de rijen der bondsleden
werd vernomen.
Want in de ellende der werkeloosheid
zat het grootste gevaar niet, het was slechts
de uiting van een steeds slechter wordenden
toestand en met liefdadigheid oefenen
ger.eest men zoomin de groote kwalen der
maatschappij als die van een bepaald bedrijf.
De vakvereeniging, de strijdbare organisatie
der arbeiders moest hier te hulp komen,
niet een ouderling Jiefdadigheidsbetoon.
»ii! den loop des j a ars" toch, zoo verielt
het jaai verslag, »\vas het met deti toestand
der slijpers in alle branches al slechter en
slechter geworden. Waarschijnlijk als een
gevolg van den oorlog, waardoor geep of'
weinig aanvoer van ruw uit Zuid-Afrika
plaats had, zoodat het syndicaat te Lon
den den overgehouden slechten rommel
aan de markt bracht, had de meerderheid
der nog werkende vakgenooten werk, waar
aan in den letterlijken zin des woords niets
te verdienen was. Dit was mede een gevolg
van het feit, dat langzamerhand de prijs
van het boort (slijpmateriaal) begon te
stijgen, aanvankelijk bijna onmerkbaar,
maar op den duur met vrij groote sprongen
zoodat ten slotte de bedrijfskosten (die
door den slijper moesten gedragen worden)
zoodanig gestegen waren, dat de reeds ge
ringe verdiensten nog sterk afnamen, in
vele gevaJlen zelfs geheel werden ingeboet."
Daar bleek de misstand duidelijk, en een
misstand, waaruit een groot gevaar voor de
arbeiders geboren werd, nml. dat de bedrijfs
kosten geheel kwamen ten laste der arbei
ders. Zoo immers was de risico der industrie
voor een zeer groot deel geschoven op den
hals van den arbeider, die hel loodje moest
leggen bij iedere verslechting van de te
bewerken stof en bij iedere verandering in
de eischen van bearbeiding en aflevering.
De hooge boortprijs-stijging deed er het
schelste licht op vallen en zoo ook het
middel tot verbetering zoeken, dat ge
vonden werd in wat sedert »de nieuwe
koers" werd genoemd, nml. dat voortaan
zou worden gewerkt tegen een netto-tarief,