Historisch Archief 1877-1940
No. 1230
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
cfmilkton.
IHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlltllftlllltltltlllllltHlllMUMMieillllllllUlllllII
DE AMICITIA.
Naar het Kngelsch
2) VAN
WILLIAM SOMERSET MANQHAM.
Aan de koffie ontmoetten zij elkaar weer en
Valentia vertelde van een kl ine sloot, met
eeii ouden molen aan den nen kant, die zij
wilde schilderen, terwijl Ferdinand meedeelde,
dat hij de namen voor zijn hoofdpersonen
gevonden had. 's Middags gingen zij weer aan
het w, rk en 's avonds gingen zij, moede door
de reis van den vorigen dag, v;oeg naar bed
Zoo ging de tweede dag voorbij, en de derde,
en de vierde; toen kwam het einde van de
week en hadden zij ijverig gewerkt. Beiden
waren eenigszins verwonderd, dat zij zoo gauw
aau liet nieuwe leven gewend waren.
Wat is het toch belachelijk," zei Valentia,
dat de mentchen zooveel drukte maken over
het verschil van sekse!"
Wij zien in ons zelf het bewijs, dat er niets
in is,1' was het antwoord. Weet ge wel, dat
wij een belangrijke proef doen." Zoo had zij
het nog niet beschouwd.
Misschien zyn wij wel de voorloopers van
een nieuw tijdperk."
De Edisons van een nieuw verbond."
Ik zal monsieur Bolla eens schrijven en
hem alles vertellen." En zij schreef in haar
brief: Sekse ia een ongezond instinct. Hier
buiten, bij die stille sloten en groote weiden
komt het niet op in iemands hoofd. Ik denk
niet aan Ferdinand als een man.''
Zij keek naar hem, terwijl zij die woorden
neerschreef. Hij las en zij zag zyn profiel,
het hoofd gebogen. Door de bladeren verlichtte
de zon zyn gelaat met een groenachtig schijnsel,
en het trof haar, dat zij hem gaarne schil
deren zou.
Ik denk niet aan Ferdinand als een man ;
voor mij is hij een kameraad. Hij heeft een
breedere levensopvatting dan een vrouw en bij
praat over andere dingen. Anders zie ik geen
verschil. Wat hem betreft, hy denkt er nooit
aan d*t ik een vrouw ben en in plaat», dat
dit mij hindert, zooals het andere vrouwen zou
doen, ben ik er trotsch op. Het is mij een
bewy's, dat ik een goede keuze deed, toen in
een kameraad koos. Voor hem ben ik geen
rrouw ; voor ham ben ik een man."
terwijl de bedrijfskosten zouden koraen ten
laste van den werkgever.
Dit ziet er eenvoudiger uit dan het bij
den buitengewoon gecompliceerde!) toestand
van de diamantnijverheid wel is. Wij kuu- j
nen daarvan hier geen e uiteen zetting geven j
(verwijzend naar die van den diamant- !
bewerker Joe. Loopuit in het Soc. Weekbl. j
van l Sept. 11. en vlg.), maar volstaan met !
te zeggen, dat deze nieuwe koers eigenlijk |
niet anders zou wezen dan het omscheppen '
van de nog in de vormen van manufaciuur
en klein industrie verkeerende diamant
nijverheid, in modern kapitalistisch be
drijf. Een omwentelii g dus, die haar
invloed zou doen gevoelen langs de gansche
linie van de bij het vak betrokkenen en
aan de werkgevers een aanvankelijk vrij
groote schadtpost zoo bezorgen, al zou op
den duur, als alles zich zou hebben aange
past aan den nieuwen gang van zaken, ook
voor hen, naar men voorspelde, een voor
uitgang merkbaar worden.
Evenwel het ingevoeld krijgen van zoo
ets omvangrijks en iets dat minder
omvaiigiijk was zou niet helpen gaf
buitengewone bezwaren te verwachten en
zou zeer zeker uitloopen op een werkstaking,
en dit was iets dat het hoofdbestuur zeer
vreesde, met dat groot aantal werkloozen
of half-werkloozen, waardoor het
meerendeel der betrokken arbeiders volslagen
uitgeput was en alle weerstandsvermogen
miste.
De nood drong, en de klachten vermeer
derden. En dat in die mate, dt.t de vrees
bestond voor een ploteeliege slaking op een
of andere fabriek, wat een jammerlijk fiasco
*ou ten gevolge gehad hebben. Toen be
sloot Int hoofdbestuur de actie !e beginnen
om een onderhoud te verzoeken met de
A(msteni) J(uweiiers) V(ereeniging), aan
wie het de invoering van een netto tarief
langs geleidelijken weg voorstelde. De
heeren wilden er niet aan en stelden 5 p(Jt,
loonsverhooging voor. Dit was n weii ig n
natuurlijk op zichzelf ook onvoldoende en
eene algemeene bondsvergadering verwierp
dit aanbod dan ook niet algemeene stemmen
op twee na, en eischte de invoering der
?nieuwe koers."
De werkgevers antwoordden met het aan
bod van 10 pCt. wat eveneens verworpen
werd en toen besloot de algemeene verga
dering met 3559 stemmen \óór, 1G12 tegen
en 40 blanco tot de algemeene werkstaking.
»Deze stemming was voor velen een teleur
stelling tii een schrikbeeld. Men ver
wachtte dat den volgenden mo^jen al de
tegenstemmers, inclusief een aantal weife
laars en zwakkelingen aan den arbeid
zouden gaan, waarmede niet alleen aan
de beweging maar ook aan den boud een
einde zou zijn gemaakt." Maar alles liep
veel beter af, dan ztlfs de meest optimistisch
gestemden zich hadden voorgesteld: Op
den morgen van 8 Aug. werd slechts op
enkele fabrieken en door enkele onderkrui
pers gewerkt. Letterlijk alle
diamantbewerkers (want ook de vier zusterorganisa
ties van den A. N. D. B. hadden zich aan
de beweging aangesloten) hadden den
arbeid gestaakt zonder eenige aansporing,
zonder eenig demonstratief optreden van
den kant der bestuurders of anderen, gebed
uit eigen beweging en om geen enkele
andere reden dan dat er door de bonds
vergadering toe besloten was." Terecht
mag het verslag dan ook met eenige trotsch
zeggen : »De wij^e waarop deze fetaking
beeon, mag geheel eenig genoemd worden in
de geschiedenis der arbeidersbeweging: het
was het sterkste krachtstuk dat door eene
vakvereeniging kan worden vertoond."
De leiding der stakii g was buiten
gewoon moeilijk, voorsl door de ontevre
denheid over de regeling van de uit de
weerstandskas te geven uitkeeringen. Men
voi>d ze te laag en met te lange
tusschenpooze-ii gegeven. Maar bovendien was er
groote beweging onder velen, die wegens
niet voldoen aan hunne financieele ver
plichtingen aan den bond van de uit
keering waren uitgesloten. Dat de bond
dit moest .doen, spreekt vanzelf, en hoe
harde woorden er ook door bondsleden
gezegd zijn over deze uitsluiting, men moet
het billijken dat men niet betaalt aan
menschen, die niet mede bijdragen tot
stijving der daarvooi bestemde kas.
Wel kwam een algemeene vergadering
in zooverre op dit besluit terug door de
uitkeering ook uit te strekken tot hen die
slechts 4 weken schuld hadden, doch dit
betrof maar weinigen en maakte de nu
voorgoed uitgeslotenen nog ontevredener.
Wanneer men de cijfers ziet zal men het
nog meer billijken tn ook begrijpen waarom
men niet hooger kon gaan dan / 4.50 aan
gehuwden en / 250 aan ongehuwden, wat
spoedig tot f 5 en / 3 verhoogd werd. Het
gezamelijk bedrag der uitkeerirgen toch
van 21 Aug. tot 29 Sept. beloopt een som
van / 00.01.2,72, uitgekeerd aan 4589 per
sonen. De vercit-re onk sten der staking
bedroegen nog / 8488.58Va. zoodat het geheel
kwam te staan op f 03 500, ten som zooals
geen enkele andere vakvereeniging in ons
land ooit op zijn geheele budget, gezien heeft.
De staking mislukte a door deze on
tevredenheid en wel voornamelijk omdat
het weerstandsvermogen der leden zoo ge
broken was geweest. Maar zij mislukte
eervol en op len minste niet geheel ver
werpelijke vredesvoorwaarden, die het resul
taat vau bemiddtlir g waren. Ook die der
roosjes werkers, nog eenigen tijd gehand
haafd, werd opgeheven na op dezelide wijze
tot stand gekomen overeenstemming.
Een ongehoord groote malaise en wer
keloosheid, een tenminste voor een deel
verloren algemeene werkstaking, een zekere
gisting en ontevredenheid onder een deel
der bondsleden; laster met kwistige hard
over den bond en de bestuurders verspreid;
heele fabrieken waar nagenoeg of'letterlijk
niemand contributie betaalde; tengevolge
van alles ten leege kas ...
Zou er nog wel hoop zijn, dat de vak
vereeniging zoo krachtig ingezet, zoo dege
lijk gekid en zoo stevig in haar optrtden,
het hoofd boven water hield? Er waren er
die het vreesden en die reeds beducht waren
de juist wat oplevende practischer en ver
standiger inzichten in de andere
vakvereenigingen van eenige beteekenis, met den
ondergang van den A. N. D. R. voor
geruirnen tijd weer te zien verdwijnen.
Maar zoover is 't niet gekomen. Eii zeker
is er geen sterker bewijs dan dit voor de
stelling, dat slechts op den grondslag waarop
de A. N. D. B. staat de vakbeweging in
ons land mogelijk en sterk kan zijn.
Met moed toch greep het hoofdbestuur
de koe bij de horens tn zette in woord en
schrift, zonder iets te verbloemen, den
ellendigen staat vau zaken aan de leden uiteeen.
En met het gewenschte gevolg, dat onmid
dellijk een aanmerkelijke verbetering intrad.
Het hoofdbestuur ging nog verder en sloot
de wanbetalers geheel en al van het
bondsleyen uit. Het erkent dit als een paarden
middel, maiir verklaart tevens dat het helpt
en dat tal van wanbetalers tot inkeer
kwamen.
Daarbij kwam, dat vden merkten dat
de Bond wel iets kon tui .-Land brengen
ook en in tal van aangelegenheden met
succes optrad. Door de tallooze kwesties
naar aanleiding der aangenomen voor
stellen en de vele knoeierijt n, die daarbij
voorkwamen, was er druk werk en per slot
vielen de behaalde vooideeien toch nog
al mee.
En zoo staat de Bond na dit jaar van
beproeving, al heeft hij veeren erbij gelaten,
toch nog sterk en flink en volkomen in
staat om zijn taak te vervullen. De jaar
vergadering was er het bewijs van, dat
men ijverig arbeidt aan de reconstructie.
Het lezen van het verslag over een
arbeidersvergadenng geeft licht een verkeerd
beeld van den toestand. Men hoort er
zelden lof en altijd klachten. Men komt
er tot verbeteren en niet met tevredenheid
over het verkregeae. Maar voor wie tusscheu
ijitmiiiHiiiiiiiimiiiMim
En zij eindigde met Ferdinands woorden.
Wij zijn de Edisons van een nieuw verbond!"
Toen Valentia zijn p rtret begon te schil
deren, waren zij natuurlijk mser samen. Zij
werden het nooit moede in den tuin te zitten
onder de boomen, zij werkend aa;i hxar doek,
terwijl groene schaduwen op het pr. fial van
Ferdinand White vielen. Zy spraken over
allerlei. Na een poos vertelden zij elkaar meer
van hun eigen leven. Valentia sprak van haar
thuis in Ohio, haar familie ; Ferdinand verhaalde
van de doipspastorie waar hij zijn jeugd had
gesleten, de openbare school, en ten slotte van
Oxford en de vreemde gelukkige dagen toen
hij geleerd had van Plato en Wu.lt er Pa;er
te lozen... .
Eindelijk wierp Valentia haar pen,eelen neer
en leunde met een zucht achterover.
Het is ai!"
Ferdinand stond op, rekte zich uit en ging
naar het portret. Hij stond er een poosjavoor,
toen legde hy zijn hand op Valentia's schouder:
Ge zijt een genie, miss Siewart." Zij zag
naar hem op.
O mr. White, ik werd g- aspireerd door u.
Het is meer uw werk dan het mijne."
's Avonds gingen zij wandelen. Zij liepen
l door de stille straten, in de duisternis misten zij
! het eigenaardige van de rood steenen huisjes,
? afstekend tegen het helgele plaveisel, maar het
i was rustiger dan bij dag. De straat was zeer
breed en slingerde van oost naar west en van
west naar oost; eindelijk kwamen zij aan de
haven. Twee visschersbooten lagen voor anker
en in de Zuiderzee weerspiegelden ontelbare
sterren. Op een van de booten zat op den
voor: steven een man te visschen en nu en dan zag
men in de duisternis den rooden gloed van zijn
pijp; naast hem lag een si pende jongen in
elkaar gerold op een zeil. De andere boot
scheen verlaten. Ferdinand en Valentia sloegen
den visscher langen tijd gade. Hij was zoo
onbewegelijk, dat zij twijfelden of hij ook niet
sliep. En zij blikten over de zee en zagen in
de verte de flauwe lichten van Marken, het
visscherseiland. Zij liepen de straat weer door;
de lichten achter de vensters werden het een
na het ander uitgedaan het stadje sliep. Zij
liepen verder en hun voetstappen weerklonken
niet eens. Zij voelden zich alleen in de doode
stsd en spraken niet
F.indtJijk kwamen zij aan een kanaal, dat
uitmondde in zee. Zij volgden het, het land
in; hier was het even donker als stil. Groote
boom-sn, die geplant waren, toen Willem van
Oranje koning van Engeland was, w ierpen hun
de regels leest, zit daarin kracht, want
er zit in vooruit zien en streven.
Zoodra men bij de pakken neerzit en
niets anders kan doen dan prijzen en elkaar
verheffend bewonderen is het leven en is de
demokratie eruit.
Zoo is het ook met de oogenschijnlijk wel
wat ontevreden Jaarvergaelering. Maar als
wij even zien naar een paar allerbelang
rijkste besluiten en hoe die zijn aangenomen
dan voelen wij wel dat er meer achter zit
en dat hier wel degelijk kracht is. Voor
eerst de met algemeene stemmen aangeno
men statuten wijziging waardoor de Bond
zijn werkkring de wijde uitbreiding geeft
van zich op politiek gebied te mogen be
wegen. Dan het besluit om in voorbereiding
von een Surendag den weekarbeids!ijd van
CO op 55 uur te zuilen trachten te ver
minderen. De aansporing om zich bij de
algemeene coöperatie aan te sluiten en niet
zelf een vakccöperatie te willen stichten.
Een aantal huishoudelijke wijzigingen en
ten slotte het besluiten lot pogingen van
federatie met de vier andere kleinere
diarnantbewerkersvereeniginger;, wijzen daarop
voldoende.
Met zijn eigen gebouw, nieuwe plannen
en weder met vertrouwen bezielde leden
gaat de A. N. D. B een nieuw tijdperk in.
Voor 1901 heeft hij een brgrooting met
/ 150 000 inkomen aan contributie en hoopt
hij op een batig saldo van ruim / 50.000.
Zoodat dit nieuwe tijdperk ook de kas weer
zal beginnen te brengen op behoorlijk peil.
Zoo zien wij dat de eertste vakvereeniging
die wel onderlegde leiding en zuivere en
practische beginselen heeft een storm heeft
doorstaan van hevig woeden, en dit doet
ieder, die het wel meent met de vakbeweging
in Nederland moed en hoop geven dat ook
anderen na dezen den goeden weg zuilen
gaan betreden. Lceringen wekken wel, maar
voorbeelden strekken. En proefondervinde
lijk zijn kracht te hebben bewezen en be
houden is iets waar de A. N. D. B. boven
vele ook onder de ontwikkeldste in het
buitenland, trotsch mag zijn.
H.
iimimmiimi
Lcyensleer,
Dr. J. D. BIKKENS DE HAAN, Levensleer
naar de beginselen van tipmosa. 's
Gravenhage, Martinus Nyhoff, 1!)00.
Op de keper beschouwd is dit boek, vrucht
van een langdurig en hoogst ernstig verkeer
met Spinoza, wat zijn inhoud betreft een be
minnelijke geloofsleer. Ik ga die woorden
thans kortelijk toelichten en rechtvaardigen.
In de voorrede tot het vierde deel zijner
Ethica spreekt Spinoza van »de idee des
menschen, waarop wij als voorbeeld der menschehjke
natuur het oog hebben te richten". Ook al
moge hij in zijne beschouwing der wereld de
doelleer hebben afgewezen, hier erkent hij dus
voor den mensch een levensdoel, dat, in zijn
aanleg gegrond, niet uitgedacht is door on?,
maar in ons wordt aangetroffen Dat levens
doel is: geestelijke vrijheid. Welnu, ook dr.
J. D. Bierens de Haan gewaagt van een be
stemming des menschen, welke zich in den
tijd verwerkelijkt en verwerkelijken moei, want
de Idee, da godsgedachte, die aan ons bestaan
ten grondslag ligt, is niet machteloos, zal stellig
op den duur bij ieder triumfeeren. En het
hoogste punt, waarnaar het leven in voortgang
is, heet bij dezen rechtzinnigen predikant, onzen
tijdgenoot, gelijk bij den Israëliet der zeven
tiende eeuw: »doorgronding van ons diepste zelf".
Van zekere zijde zal men zeggen: De
philosofen zyn toch een onverbeterlijk ras Zelfs nu
hebben zij nog niet geleerd op den bodem
der feiten post te vatten, maar werken zij met
abstracties: den mensch, de menschelijke natuur,
tiiitiHlimni
iiimmiiiimiiHiitlimiiili
schaduw over het water, de sterren voor het
j oog verbergend. Zij lispen over de zachte
l aarde, zonder dat zy' zichzelf hoerden loopen
en spraken niet.
Zij kwamen aan een brug over het kanaal
en bleven staan, kijkend naar het water, en
de boomen boven hen, en naar het water en
de boomen beneden hen en zij spraken niet,
Toen kwam in de donkerte iets donkers aan
en langzamerhand verscheen een zwar<; schuit.
Geluidloos gleed ze over het water, heel lang
zaam, aai hot eind stond een j >ngen aan het
roer, sturend, en zij gi g onder hen la; g«, tot
zij zich verloor in de duisternis en zij weder
alleen waren.
Zij stonden naast elkander, hangend over do
leuning, kijkend in het water.
En uit het water steeg Liefde op, en Liefde
viel neer van de boomen, en Liefde werd
gedragen door de nachtlucht. Fcrdinaml wist
niet, wat er met hem gebeurde, hij voelde
Valentia naast zich en naderde haar nog meer
tot haar zijden moiiiv zijn arm raakte. Het
was zoo donker, dat hij haar gelaat niet zien
kon ; hij zou hebben willen weten waar zij
aan dacht. Zij bewoog zich even. Plotseling
zagen zij twee gestalten aan den oever, een
jonge man den arm slaandj om een meisje,
toen waren zij weer in de duisternis verborgen.
Eerdinand trilde toen hij sprak:
Alleen de Liefde waait!"
En wij," zeide zij.
En gij !"
Waarom sprak zij niet? Zou zij begrijpen'?
Hij lag zijn hand op haar arm. Valentia!'
Hij had haar nog nooit bij haar naam ge
noemd. Zij wendde haar gelaat naar hem toe.
Wat wilt ge?"
O ValentU, ik heb je lief! Ik kan het
niet helpen.''
Zij snikte.
Hebt ge het niet begrepen," zei hij, al die
uren dat ik voor u zat terwijl ge schilderde,
en die lange avonden als wij wandelden langs
het water V"
Ik dacht, dat ge mijn vriend waart."
Dat dacht ik ook. Toen ik u zag schilderen,
en naar uw mooi haar en uw oogen keek, dacht
ik, dat ik uw vriend was. En toen ik zoo
gaarne uw ezel droeg en met u wandelde, toen
dacht ik, dat het vriendschap was. Maar van
avond weet ik, dat het liefde is. O, Valettia,
ik ben zoo gelukkig !" Zij kon haar tranen
niet weerhouden. Haar borst zwoegde en zij
schreide.
Ik ben zoo bedroefd," zeide zij met gebro
ken stem. Ik dacht, dat wij zulke goede
vrienden waren. Ik was zoo gelukkig. En nu
hebt ge alles bedorven."
het levensdoel. Alaof niet ieder mensch de
wet van zijn eigen natuur vervult! Reeds
Aristoteles gaf het slechte voorbeeld van
lichtvaardite generalisatie, toen hij zyn Metapbysica
aldus begon: »Alle menschen streven er van
nature naar te weten." Zedelijk inzicht, be
hoefte aan waarheid ontbreken in de oudste
tijden. Alles is geworden. Cicero nam aan,
dat door alle naties welwillendheid geprezen,
wreedheid afgekeurd werd. Wii, ethnologen,
weten thans beter. Er is geen deugd, die
niet te eenigertijd op zekere plekken der aarde
als ondeugd, geen ondeugd, die niet als deugd
is aangemerkt gewarden. Gaarne geven wij
toe, dat de instinkten van welwillendheid,
wraakzucht, grootmoedigheid, leedvermaak,
nooit geheel ontbroken hebber. Maar er werd
in overoude tijden geen zedelijke beteekenis
aan de uitingen van zulke impulsen gehecht
of wel zij werden geheel anders geschat dan
thans in het beschaafd Europa pleegt het geval
te zyn.
Dat alles zij zoo. Sadert Locke, die trou
wens philosoof wa«, is het schering en inslag
op de verscheidenheid onder de menschen
acht te geven. Het belet niet, dat er met
Spinoza en zijn negentiendeeeuwsehen-discipel
»een menschtype als ideaal der menschelyke
natuur" kan worden aangenomen. Wie zoo
danig type ontkent, moet alle ethica overboord
werpen. Is er niet een ai.atomie, een physiologie
van den mensch ? Ook in geestelijk opzicht
reiken de individueele verschilpunten minder
diep dan men zich wellicht verbeeldt. De
mensch is overal een sprekend wezen. Zeker,
een wilde gaat van andere praemissen uit
dan een beschaafd mensch, maar op grond van
wat hem onbetwistbaar gegeven schijnt rede
neert hij volgens dezelfde wetten der logica
als door ons worden toegepast en trekt hij
conclusies, weike wij ook zouden aanvaarden,
indien ons brein met zijne vooroordeelen en
hersenschimmen ware bevolkt. Daarenboven:
als wij willen weten wat 's menschen wezen
lijke natuur is, dan letten wij niet op halve
en heele barbaren, maar op de heerlijkste
exemplaren van ons geslacht. Als wij dat niet
deden, zou ons de maatstaf ontzii.ken om met
onze hooggeachte vrienden de ethnologen, van
wier feitenkennis wij zoo graag alle mogelijke
voordeel willen plukken, hooger en lager staande
rassen en individuen te onderscheiden.
Hierboven heette het hoogtepunt van het
geestelijk leven: het doorgronden van ons
diepste zelf Maar is er wel een zelf?
Hat Boeddhisme ontkent het. Ieder
zieleleven wil het enkel als een samenhangenden
stroom van bewustzijnstoestanden, van waar
nemingen, gedachten, daden zien beschouwd;
meer is er Liet. Er is geen ziener der
gezichten, geen denker der gedachten, geen
doender der daden. Hat ik is een illusie.
En een gevaarlijke illusie ook. Want die waan
van individuoele afgeseheidenheid is de bron
van alle snoodheid, de wortel van niets ont
ziende genotzucht, van rijd en haat. Wij
hebben geen eigen bestaan. Dat is de blijde
boodschap van 'het Boeddhisme, de waarheid,
die den merisch hier vrij maakt. Stel u voor
een mar, dip, bij het nemen van zyn bad, op
een nat touw stapt en denkt dat het een slang
is; zijn haren rijzi.n ten berge, hij verwacht
de giftige beet. Maar nu ontdekt hij tot zyn
blijdschap dat het maar een touw is; zijn rust
keert weder, hij is zielsgelukkig. Ziedaar de
ommekeer in den staat van den merisch, die
doorziet, dat ziju zelf maar een droom, een
ijdel visioen is; hy' vreet-t niet langer; hy kent
de ijdelheid van al zijn zorgen en sloven; hij
maakt geen onderscheid meer tusschen vreemd
leed en eigen leed; hy is zacht en hulpvaardig
tegenover al wat leeft. Hij is Buddha gewor
den en den vrede van het Nirvana (?uitdoaving
van alle illusie) binnengegaan.
In de westereche wereld heeft David Hu me
het eerst hot identisch zelf geloochend. Wat
we ons zelf' noemen, zeide hij, is enkel een
stroom van gewaarwordingen herinnerings
beelden, begeerter>, die met groote snelheid
voortrolt. Hoe komt het dan, vraagt bij, dat
de mensch zich verbeeldt gedurende zijn geheele
leven dezelfde te zyn ? Zijn antwoord luidt:
als de dingen geleidelijk veranderen, dan
verl
Valentia, ik heb je lief"
Ik dacht, dat onze vriendschap zoo goed
en rein was. Ik was er zoo sterk door. Alles
kek mij zoo mooi."
Dacht gij, dit ik minder man wa°, dan
die visscher, dien ge daar beneden tusschen de
boomen ziet loopen 't"
Alles is voorbij," zuchtte zij.
Wat bedoelt ge ?"
Ik kan hier met met u alleen blijven."
Ge gaat toch niet we; 't"
E r-A konden wij samen in het zelfde hotel
wonen, maar nu ..."
O Valentia, laat me niet alleen. Ik kan . . .
ik kan i,iet zonder ja leven." Zij hoorde de
droefheid in zijn stem. Zij wendde zich om en
legde haar twee handen op zijn schouders.
Waarom kunt ge hst niet vergeten en kun
nen wij weer vrienden zijn ? Vt rgett, dat ge
een man zijt. Een vrouw kan met een man
zijn, en met hem wandelen en lezen en praten
zonder ooit aan iets anders te denken. Kunt
ge het vergeten Ferdinand? Dan maalt ge
mij zoo gelukkig."
Hij antwoordde niet en langen tijd stonden
zij stil naast eikander op de brug. Toen zuchtte
hij, een droeve zucht.
Misschien hebt ge gelijk en is het beter te
doen, alsof wij vrienden zijn. Laten wij het
vergeten. Haar hart was te vol, zij kon niet
spreker- ; zij stak hem de handen toe.
Hij bukte zich en kuste ze. Toen gingen
zij huiswaarts zij aan zij, zonder te spreken.
Den volgenden morgen ontving Valentia
antwoord van monsieur Rollo op haar brief.
Hij verontschuldigde zich, dat hij niet eerder
geantwoord had.
Ge zijt een filosoof' (zij kon het grinniken
zien, waarmee hij deze woorden geschreven
had) Ge zijt een filosoof en ik was bang,dat
mijn antwoord uw overdenkingen over vriend
schap zou komen storen. Ik beken, dat ik uw
btief niet geheel begrijp, maar ik zag dat de
gevoelens correct waren, en het deed mij veel
genoegen te hoorer, dat uw pro. f zoo goed
aüoopt, Ik geloof, dat ge nog niet ontdekt
hebt, dat er meer dan een letterlijk verband
is tusschen vriendschap en liefde."
Dit slaat natuurlijk op de woorden die de
Franschen hebben om dien toestand uit te
drukken.
Maar ik wil eens rustig met je praten, mijn
kind Nu zijt ge jong en mooi, maar niet veel jaren
zullen verloopen of uw mooie zachte huid wordt
ruw, uw tanden worden geel, en rimpels
verschijren om uw mond en oogen. Ge hebt niet
hindert ons dat niet hun identiteit toe te
kennen. Denk aan planten, dieren, rotsen,
welke groeien, kwijnen, verweerec; zy' ver
anderen, maar trapsgewijze, en worden om dia
reden als identisch aangemerkt. Welnu, gelei
delijken overgang trtfftm wij ook in die ketea
van bewustzijnstoestanden aan, welke wij onzen
geest noemen. In het brein van een idioot
passen riet de gedachten, welke gedurende
een dag van inspa> ning door de hersenen van
een Newton trekken. Een mensch kan in den
loop der jaren evengoed van karakter tn nei
gingen als van ideeën en gewaarwordingen
wisselen, zonder daarom het gevoel van zy'u
identiteit te verliezen. Hij zal het behouden
mits maar de wisseling «langs ly'nen van
geleidelijkhe d" voortglydt. Het is zachte over
gang, welke de inbeelding van persoonlijke
identiteit te voorschijn roept. Feitelijk bestaat
het identisch zelf niet, noch als ding, noch als
iets wat aan een. ding ten grondslag ligt.
De empirische zielkunde van later tijd heeft
zich in dit opzicht bij Hume aangesloten.
Wij ontdekken etkel in ons zelve, zegt zy,
gewaarwordingen en herinneringsbeelden of
voorstellingen benevens den gevoelstoon, die
aan beiden telkens eigen is; niet daaren
boven nog een ik of subject van gewaarwor
dingen en voorstellingen. Wat wij ons ik
noemen is enkel een voorstelling te midden
van andere voorstellingen, maar een voorstelling
van een hoogst saamgesteld karakter, welka
velerlei tot inhoud heeft: ons lichaam, het
gewichtigste van wat wij vroeger doorleefden,
zekere tydelijk overheerschende voorttallingen
en neigingen enz.
De bezwaren tegen deze zienswijze liggen
voor het gry'pen. Het ik, zegt Hume, is ten
stroom van bewustzijnstoestanden. Hoe weet
gy dat? Om het te weten, moet gij meer zijn
dan een stroom van bewustzy'r, moet gij tevens
zijn: bewust^ijn van een stroom. Het ik, zegt
de moderne ps3rcholoog, is iets zeer
saamgestelds, een veelheid, een woud van
voorstellitgen. Wederom vraag ik: hoe weet gij dat?
Om het te weten moet gy meer zijn dan dat
woud. Want het woud is er niet voor endoor
zichzelf. Het wond is er enkel in de voor
stelling; van hem, die buiten de boousen staat
en de boomen bijeenziet.
»Wy' kunnen, zegt Kant, ons niets als in een
voorwerp vereenigd denken, tenzij wy zelve
die vereeniging hebben tot star d gebracht, en
van al onze ideeën is verbinding de eenige,
welke niet van buiten af in ons gewrocht kan
zijn, maar door de handeling van het subject
zeif moet zijn voortgebracht " Welnu, pas die
woorden op het geval toe, waarmede wij ons
thans bezig houden. Er is uw en mijn
zieleleven ; er zi;n phasen van bewustzijn, welke
in den tyd elkander opvolgen. Maar om zoo
danig zieleleven als een geheel te kunnen op
vatten, om het als uw of als mijn zieleleven
te kunnen aanmerken, is het niet voldoende,
dat de afwiaseler.de geestelijke toestanden zich
zonder horten en stooten ontroller ; zij moeten
daarenboven door een ik of een zeif, dat
boven het verschil van tijd staat, worden
saamgevat.
Men vergeet zoo licht het alleroenvoudigsts
op ie merken. Verdeel de tien woorden van
een volzin over tien personen, zoodat elk enkel
zijn eigen woord kent. De zin wordt niet
gevat, ook al duwt gij de menschen nog zoo
dicht op elkander. Eerst dan als de tien
woorden op het zelfde oor inwerken, ontstaat
h*t besef van dan volzin, komt de combinatie
der woorden tot stand.
Ik sprak dilar van hetzelfde oor. Eigenlijk
had ik moeten spreken van een ann zich zelf
gelijk blijveiiden toehoorder. Een blijvend »/;
of ztlf moet staan boven de afwisseling der
achtereenvolgens gehoorde woorder, ze al'eop
de rij s»f aan zich laten voorbijtrekken, het
vroegere met het latere woord samenvoegen
en het er tevens van onderscheider, zich dus
verhiff^n boven de zielstoestanden, welke het
achtervolgers doorleeft, zal het verband worden
gevat. Gelijk de parels van een halsketen
over den grond rollen en zich verstrooien, als
het snoer, dat ze samenhoudt, breekt, zoo lost
zich ieder zieleleven in een chao?, in een
reeks van onsamenhangende gewaarwordingen
iiiiiminiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiMMiiMmmiiHMiiiiiMimmitHiiiiimi
zoo heel veel jaren voor u om uw sen aiies te
verzamelen, en de herinnering aan iemands
liefde is misschien op zijn oudm riag zijn
grootste genoegen. De'ugdzaara zijn is bett,
maar er zijn zooveel opvattingen van deugd.
Wat mij zelf betreft, ik heb nooit berouv gehad
van ('e verleidingen waar ik aan toegaf, wel
van die ik weerstond. Daarom, heb toch lief!
heb toch lief! En de;,k er *an, dat als liefde
voor een man van zestig nog eens aandoenlijk
kan zijn, hij voor een vrouw van veertig aUijd
belachelijk is. Daaroro, neem toch uw jeugd
in beide harden en z g tot u zelf: Het leven
is kort, maar laat mij leven, voor ik sterf!"
Zij liet dezen brief nie: aan Ferdinand zien.
Den volgendan da» regende het. Valentia
trok naar een kamerije bover. in huis en begon
te schilderen, niaar dat voortdurend plassen
op het dak maakte haar zenuwachtig; het
schilderen verveelde haar en zij wierp de
penseelen boos weg. Zij girg naar beneden
en vond Ferdinand in de eetzaal, kijkend naai
den regen. Gastad'g viel hij neder en het water
liep van het midden van de straat naar de
gootjes aan den kant, als een vlugge, sombere
stroom. De roode steen van het huis aan den
overkant zag er koud en akeüg uit bij al die
nathcid. Hij wendde zich niet om, teen zij
binnenkwam. Zij maakte de opmerking, dat
het wel niet gauw zou ophouden met tegenep.
Hij ai.twoordde niet. Zij trok een stoel bij
het andere raam en trachtte te lezen, maar
zij begreep niet wat zij las. En zij zag weer
naar buiten naar den stroomenden regen en
het rood steenen huis. Waarom zou hij niet
g; antwoord hebben? De waardin bracht hun
lunch. Ferdinand sloeg er geen acht op.
Komt ge, mr. White," vroeg ze, alles
is klaar."
Pardon" zei hij ernstig, terwijl hy' ging zitten.
Hij zag haar even aan, toen dadelijk de
oogen neerslaande, begon hij teeten. Zij*wilde
dat hij er niet zoo droevig uitzag; hef (-peet
haar zoo voor hem. Zij zeide iets en hij scheen
zich te laten opwekken. Hij gaf antwoord en
zij begonnen te praten, heel kalm, heel koel,
alsof zij elkaar geen vijf minuten gekend had
den. Zij spraken over kunst met een grootst
nngelijke K, en zij vergeleken de Hollandsche
schildeikunst met de Italiaansche, zij spraken
over Rembrandt en zijn leven.
Rembrandt had hartstocht," zei Ferdinand
bitter, daarom was hij ongelukkig. Alleen een
schepsel zonder eenige passie, een blok ijs zou
gelukkig zijn in deze wereld. Zy' bloosde en
antwoordde niet.
(Slot volgt).