De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 20 januari pagina 8

20 januari 1901 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1230 163 tot 160 geretireerd. De obligaties, thans ook met een. * gemerkt, hielden zich goed. De surséance is toegestaan; de bewindvoerders en deskundigen benoemd. De groep der Amerik. spoorwegen neemt in beteekenis af. Wat hooger staan c. v, a. Baltimore Ohio, dito Francisco, dito Norfolk, dito Penneylvania. Lager ontmoet ik Denver Rio Grande gewone en preferente, Ontario, South. Rauw. Co. Wabash. Heden was de stemming voor Southern Pacific Kansas Ci(y en Southern nog al vast. Volgens loopende geruchten zouden zeer rijke petroleumbronnen in zuidelijk Texas aange boord zjjn. Mocht de waarheid dezer geruchten blaken, dan zou inderdaad een gunstige om standigheid voor de beide laatstgenoemde spoorwegmpyen zoowel als voor de Missouri Kansas en Texaa, aangewezen zijn. De Louisville heefteen halfjaarlijksch divi dend van 2J4 pCt. per 11 Februari geannon ceerd. De Great Northern voldoet den Isten Februari het gewone driemaandelijksch dividend op de pref. van l %. Door de Korthern Pacific zal een driemaandelijksch dividend van l pCt. op de pref. worden uitgekeerd. Honders dezer stukker, ontsluit uw brand kast, knipt met een lachend gezicht uw dividendbew\jzen en realiseert deze bij uw com missionair in effecten. D. STIGTEB. Amsterdam \ 17 T . 1Qfl1 Bussnm J' 17 JaBuarl 190L iiiiiiHiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiutiiiiiiiiiMiiMiKiiniiiniittiimiiiiinnimimn BOEKAANKONDIGING Oranje-Nassau?3leeklenbtirg-Schwerin Ge denkboek. Uitgegeven ter gelegenheid van het huwelijk van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina met Zijne Hoog heid Hertog Hendrik van Mecklenbnrg Schwerin. Amsterdam, van Holkema & Warendorf, 1901. Tot een blijvende gedachtenis aan het huwelijk van onze Koningin, wenscht de firma van Holkema & Warendorf een Gedenkboek uit te geven, dat voor velen in den lande een heerlijk geschenk kan zijn. De uitgevers stellen zich voor dit Gedenk boek te doen verschijnen in pi. m. 12 afleve ringen, welke te zamen een fraai gedrukt, rijk geïllustreerd prachtwerk in kwarto formaat zullen vormen, en wel in twee hoofdafdeelingen. Het eerste gedeelte, samengesteld onder leiding van den heer W. G. van Nouhuijs, geeft bijdragen van actuëele of historische beteekenis, terwijl het tweede gedeelte o. a. zal bevatten een uitvoerig verslag van de huwehjksvoltrekking en de daarmede gepaard gaande feestelijkheden, door den heer M. van Kaalte voor Aan Haag en J. F. L. de Balbian Verster voor Amsterdam te bewerken. Van dit prachtwerk ligt nu de eerste afle vering voor ons, zijnde in hoofdzaak een prettig geschreven artikel van den heer Johan Gram over »de Jeugd en de omgeving van Hertog Heinrich", versierd met eengroot aantal illustraties. De volgende afleveringen zullen van niet minder beteekenis zjjn, immers daarin zullen worden opgenomen verschillende historische bydragen als: «Oranje-Nassau en Mecklenburg", door kolonel F. de Bas, opgeluisterd met vele autentieke afbeeldingen; »Neerland's betrek kingen tot Mecklenburg", door professor P. J. Blok; »Da Staatsrechtelijke Positie van den gemaal der Koningin", door professor L. de Hartog; «Overzicht van onze Staatkundige geschiedenis onder de Regeering van Koningin Wilhelmina tot haar huwelijk", door mr. U. Macalester Loup, versierd met tal van platen en portretten; «Overzicht van de geschiedenis der koloniën gedurende ditzelfde tijdperk', door E. B. Kielstra, eveneens met vele platen en portretten; «Koningin en schooljeugd", door F. Gedeking, eerste onderwijzer van II. M de Koningin; «Over gedenkpenningen", door W. K. F. Zwierzina ; Prinses Wilhelmina, gemalin van Willem V", door dr. D. C Nijhoff, gt llu JniiMiinmiimiimiiiiiimnnnmmmiMiimiimmiiiiiiiiiMiiiimiiiiiiiii SNUIFJES. Waar uit het kwade weieens het goede voorkomt, hoe veel te eer roept het goede het goede te voorschijn ! Dit bleek mij opnieuw nu ik verleden week de onvriendelijke woor den van den heer v. Unen in de Standaard, over het bekroonde volkslied, bestreed en daarbij aan dat lied meerdere bekendheid gaf. Van alle kanten ontving ik blijken van sympathie met mijn bedoelen, en menige opmerking vond ik daarbij gemaakt, die ik, had de welwillendheid van de redactie der Groene niet, hare door den aard en den omvang van een weekblad gestelde, grenzen, thans zou willen mededeelen, tot leering van het publiek, de Telegraaf en misschien ook wel van de zoo verdienste lijke jury. Van een dezer mij toegezonden beschou wingen meen ik echter niet Ie mogen zwijgen, omdat zij juist de opmerking van Van Unen betreri'en, die mij 't meest onver teerbaar was gebleken; nl. dat het lied van den heer Priern zou herinneren aan de amours van »eea Hollandsehe keukenmeid en een welbereisd matroos". »Ik vraag u mijnheer Snuifjesman, zoo schrijft deze belangstellende, wat kan meer tot aanbeveling van dat lied strekken, dan de omstandigheid, dat het zoo algemeen menschelijk is gedicht, dat het toepasselijk werd op elk huwelijk, zoowel op een van de laagst als van de hoogst geplaatsten, en het dus bruikbaar kan heeten voor haast iedere bruiloft? Juist deze verdienste wordt het tot een grief aangerekend in onzen tijd van bedillers, en dat zelfs een van streerd; »Een huwelijk eener Prinses van Oranje-Nassau", door mr. G. H. Betz. Ten slotte worden daarbij toegevoegd krjkjes»Inen om de Residentie", geïllustreerd door Wm. Steelink; «Gadichten van Eiore della Neve, G. F. Haspels, e. a., alsmede «Oorspronkelijke composities". Uit mijn Joiiffenstyfl, door JAN MACLABBK. Vertaald door W. VAN NES. Geïllustreerd. Rotterdam, J. M. Bredée. De naam van Jan Maclaren heeft in ons land een zeer goeden klank; zijn «Harten van Goud" heeft dezen auteur vele harten veroverd. »Uit mijn Jongenstijd" zal zijn reputatie onder ons geen kwaad doen maar ook geen goed. Zijn Schotsche jonger,s zijn ons tot op zekere hoogte sympathiek ; wij houden even min als hij vaa moederszoontjes, die braaf en bang zijn. Wij zien onze jongens gaarne sterk, eerlijk, dapper, onbesuisd, en nemen hun een zekere mate van ruwheid niet kwalijk, voor zoover die een uiting is van kracht. Dank baar hebben wij nota genomen van het feit, dat Jan Maclaren zachte en vriendelijke aan doeningen weet te waardeeren. Zijn personen openbaren van tijd tot tijd een fijnheid van gevoel en een teederheid des harten, die wel dadig aandoen. Zelfs de strenge barre school meester, wien de jongens den bijnaam van Buldog geven, is een man aan wien een stervend vader met gerustheid zijn eenig kind kan toe vertrouwen. Hij verstaat zyn jongens, regeert ze en heeft ze lief. Ze hebben voor hem een eerbied die misschien voor H vrees is, en toch eerbied blijft. De opvoeding is hem meer waard dan het onderwijs. Hij geniet, als hij een nobele trek heeft opgemerkt van een zyner jongens, en kan bijna alles van hen verdragen, ala h\j maar merkt, dat zij karakter hebben en gevoel van eer. De Schotsche jongens zijn zulk een meester waard, en de Scbotsche meester verdient zulke leerlingen. Maar zoowel de jongens als de meester zijn ons een weinigje te Schotsen. Ofschoon wat lang, keurig is de beschrijving van den sneeuwballenoorlog (pag. 94?liM), Jongens zijn jongens', als twee scholen vijandig tegen elkander overstaan, kan men niet kwalijk nemen, dat er van tijd tot tijd flink geklopt wordt. Wij zouden in staat zijn de strijders toe te juichen en aan te moedigen. Zulke knapen kunnen kloeke mannen worden. Het eenige wat ons niet bevalt is, dat zij hunne sneeuwballen van te voren in het water gelegd hebben en ze tot ijskogels lieten bevriezen. Er zijn zekere grenzen ; men kon ook te veel en te hard er op inslaan. Ook zouden wij den ideaal-schoolmeester in de klas liever niet altoos gewapend zien met een rotting. Men kan rechtsgevoel, eergevoel en andere mannendeugden toch wel door andere middelen aankweeken, dan door te ranselen en nog eens te ranselen. Hoe verdienstelijk het boekje zijn moge, wij Hollanders hebben be zwaar tegen de Schotsche paedagogie en tegen de verheerlijking van een forschheid, die zoo sterk de ruwheid «adert. V. II. uimnniimiimiMimimmmmimmtmuummmumimmiiiiimniiiii ?HiMiililiiiiiiiiiiiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiniiniiniiiMiininiiiitiHini Aan e Men van e Broeteliap yan cawüdaaHotarira in Nederland, M.' Meende ik primitief dat de a. P. buitengewone algemeene vergadering de metst geschikte ge legenheid zou zijn om het incident- Mijs c.a. te bespreken ; ik ben thans van gevoelen dat deze Unen sich niet ontzag in dien geest zich uit te laten, bedroeft mij zeer." De daad bij het woord voegende, gaf de inzender nu de volgende toelichting en voorbeelden. »Het is duidelijk, mijnheer, dat, terwijl zooveel liederen het geheel zonder kern moeten stellen, dit lied er wel degelijk een bezit, vervat in het vierde en vooral in het rijfde couplet. Zij lachten en zij bloosden bti, Zij vond hem flink en vaardig; Een man, zooals zij gaarne zag, Een vorst van 't oude stoere slag, Van 't oude slag; Een Koningin wel waardig Ik hfb [jw land en volk al lief,'1 Zoo sprak hij, word mijn vrouwe!" Toen U i haar handje ze in zijn hand: Uw liefde voor mijn Nederland, Mijn Nederland, Die is 't, waarop ik bouwe l" " En boe eenvoudig is het nu, met behoud van die kern het lied »van ecu Ihrloy en een Kommjin'' naar plaats- en beroepsomstandigheden te wijzigen? b.v.: Van een Bakker en een Bakkerin. Te Middelburg daar woonde een borst, Een Bakker jong van jaren. Waar vind ik," sprak hij, toch een vrouw, Met wie ik gaarne trouwen zou, Ja, trouwen zon, Een meiye met zwart haren? Toen reisde hij heel Zeeland rond, Trotseerde stroom en -winden, Maar zag geen meisje dat hem leek Waar hij ook ging, hoe hij ook keek, Hoe hij ook keek, Hij kon haar nergens vinden. Maar bij zijn thuiskomst bij zijn moe, Was boog bezoek gekomen: Daar, naast een kloeke oude vrouw, Stond fier zwart Jansje van Ter Gouw, Ja, van Ter Gouw, Als 't meisje uit zijn droomen. Zij lach'en en zij bloosden bei, Zij vond hem flink en vaardig; Een man zooals zij gaarne zag, Een bakker met een goed beslag, Een goed beslag, Een bakkerin wel waardig. Ik heb Uw krentenbrood al liet" Zoo sprak bij, word n;ijn vrouwe!" quaestie zich het beste in ons weekblad laat behandelen: 1°. omdat ik vrees dat te veel leden geneigd zijn de zaak ten behoeve van de a.s. feest viering in den doofpot te stoppen, waardoor een kalme beraadslaging onmogelijk gemaakt zou kunnen worden; 2". omdat op deze wijze alles, conform de juiste bedoeling, bekend wordt aan alle leden der Broederschap en andere lezers van het weekblad, die vaa vroegere stukken, ook kennis hebben genomen. Betrcifinde de i aak" dan het volgende: Teen ik, na ontvangst der circulaire-Mijs, moebt vermoeden dat ik door oueorrecte middelen was bewogen mijne primitieve ontslagneming terug te nemer, heb ik mij ten taak gesteld zoo mogelijk tot klaarheid te hrerigen, wie de schuldige was inzake litt hcident; mij daarbij stellende op geheel onpartijdig standpunt. Ik herhaal, wat ik reeds vroeger heb gezegd, de waarheid in dezen te kennen is m. i. voor het wezen vaa onze broederschap van het grootste belang, en mag bij geene overwegingen van persoonlijken aard of bij feestelijkheden achter staan. Het is toch niet zoozeer de quaestie, waarom zijn de heer Mijs 1) en ik (primitief) heen gegaan, doch heeft liet Hoofdbestuur, dat onze belangen heeft te b. hartigen, in dezen correct gehandeld of niet. Het vertrouwen in ons H. B. is er mee gemoeid. Het oordeel hierover had ik geheel aan de volgende algemetne vergadering willen overlaten, na kennisneming van alle stukken, waartoe ik mijn bekend voorstel deed tot publicatie van de gevoerde correspondentie. Behalve dat de geest voor de feestviering te machtig zou kunnen zijn (zooals boven gezegd) moei ik tot mijn spijt mededeelen, dat mijn voorstel tot publiciteit geen volledige toestemming mocht verwerven, zoodat ik hiervan (behoudens bijzondere omstaridighedei.) zal moeten afzien. Had ik ia liet belang der Broederschap ge hoopt den beer Mijs als schuldige te kunnen aanwijzen, ik moet hier, mede als een zedelijke plicht jegens den heer Mijs, helaas bekennen, wat ik tot heden niet heb willen zeggen, dat het H. B. 2) w. o. de algemeene secretaris 3) m. i, onverantwoordelijk eu onwaardig lieeft gehandeld. Dat ik, ia die handt tingen en op grond van gevoerde correspondentie hun als zoodanig mijn vertrouwen niet meer kon schenken, was het hoofdmotief van mijne her nieuwde ontslagneming. (Wie verzekerde mij bovendien dat ik uiet op iiog minder gepaste wijze dan de heer Mijs zou worden behandeld ?). Ik vertrouw dat niemand van mij zon vregen aan te blijven als lid van het H. B. indien men dezelfde ondervinding had opgedaan in zake het incident-Mijs als ik; indien nu n evenals 'k otertuigd is, dat de aigemeene secretaris, als medeplichtige daarii», bovendien het artikel /.plaatsgebrek" in ons weekblad tot een beden kelijke grootte liet-ft doen aangroeien, en liet blad schijnt te beschouwen als zijn «lijfblad", en die bovendien het bekeude rcndstrooien in de buurt van den heer Mijs van zekere week bladen eene //beuzeling" kal noemen. Terwijl als oudste lid van bet H. B. fundeert iemand 4) die, na c'e mede-verantwoordelijkheid te hebben aanvaard voor bit bekende verslag, en ha den heer Mijs, om mij te bewerken, als een verachtelijk wezen te hebben beschreven, het recht van verdediging zoover uitstrekt (r) door te zeggen: het incident is voor mij ge sloten" (zie echter W. no. 1617). f ik, bet vorenstaande in aanmerking nemende, op de e. k. buitengewone algemeene vergadering zal verschijnen, liangt van omstandigheden af; in de eerste plaats van de voorwaarde dat aldaar een onpartijdig, stenografisch verslag worde opgemaakt. Men zal toch zeker begrijpen dat k daartoe aan den algemeencn secre'aris mijn ver trouwen moet ontzeggen. In geen geval zal daarfp iflueLceeren het vergoeden van (reiskosten, wat bij den heer Ten Bokkel een zwaar punt van overweging schijnt uit te maken. Leuk (of moet ik het anders kwal:ficeeren V) vind ik het van den heer Tiii Bokkel, den heer Mijs en mij ter verantwoording te willen oproepen, //geheel ontdaan van alle latere ge beurtenissen, zelfs geheel losgemaakt van het bekende verslag". Door dit systeem zal toch zeker ook niet, wanneer het H. B. ongelijk bad bij het plaatsen van vhet" verslag, oagelijk in recht veranderen, /,wanneer het den heer Mijs na 14 dagen nog een schop of kneep geeft?" (Zie W. no. 1617). De heer Ten Bokkel en ik schijnen het in zoover eens te zijn: /.geen doofpot", »geen scbijnvertooning". Alzoo eerst klare wijn, dan feestvieren. Eenigszins duister is de lieer Ten Bokkel in zijn voorbehoud omtrent »de steeds geldende restricties betriffsnde goede orde enz'. Vertrouwende dat itder lid op de algemeene vergadering zijn fatsoen zal weten te bevsarer, behoef ik daaruit toch zeker niet op te maken, dat de heer T. B. daarmede bedoelt, het verbod om bij eveutueele ontkenning van een of ander, als bewijs zekere stukken of brieven te open baren? Wij willen toch beide de n,eest mogelijke openbaarheid? Voor zoover andere schrijvers van ingezonden stukken zulks mochten hebben verwacht, zullen ze zeker in bovenstaande wel een antwoord vi den. De lieer Pikkert vraagt in no. 1013 //Waar gaan wij heen r" Ik vraag: »Waar moeten we heen?" Hoogachtend l'w DlO. Colt.; H. POSTHUMUS. Giekerk, 29 Dec. 1900. 's-Graveuhagp, 7 Januari 1901. Broederschap van Candidaat notarissen in Nederland en zijae koloniën. den We'Edel G.Heere H. Posthumus, Cand.-Not., Giekerk. IfelEJel Gel). Heer. Het Hoofdbestuur heeft met algemeene stem men bcslote/i, dat de gelegenheid, tot verdediging van de houding der tegenwoordige ea vroegere Hoofdbestuurders, gegeven zal worden op de a.s. buiteugewone algemeene vergadering, en dat daarvóór de kolommen van het Weekblad voor niemand worden opengesteld. Hierbij gaat, in verband met bet bovenstaande, het door u aangeboden stuk terug. Het, Hoofdbestuur: v. D. VTu.jKX PiETKJiszEX, Voorzitter. H. A. . VAS Bhii VKN, Setrelunt. Bovenstaande werd door mij (behalve de, nader hijgt voegde notei.) op 9 Dec. j.l, toe gezonden aan den Voorzitter van onze Broeder schap, tevens gedehgeerd lid voor het Weekblad, met verzoek tot plaatsing in n der eerste nummers, immers niet te kort voor de e. kalgemeene vergadering. IL den ontving ik het terug met de daaronder afgedrukte missive. Had ik wel op uitstel gerekend (daaraan ge went men wei); dat het Hoeifdbestuur //«?toe vallig" wenschelijk zou achten de kolommen van Weekblad voor ^de zaak" (ürfyfus (?) te sluiten, is toch wel wat hei l kras Zullen de leden der Broederschap van catid.-notarissen nu langzamerhand gaau inzien, door wie ze vertegenwoordigd worden, en hoe hunne rechten behartigd" worden? Hunne rechten op liuu" \Veekblad weten ze nu zeker te waardeeren. Gaarne breng ik der redactie der //Groene" mijn beleefden dank voor de verleende gast vrijheid. Hoogachtend l'ui DIP.; H. POSTHUMUS. Giekerk, O Jan, 1901. 1) Mr. A. Mijs, eaiid.-notaris, te Somraelsdijk. 2) P. C. van der Waijeu Pieterszen, cand.notaris, te Amsterdam, voorzi'tcr. W. ten Bokkel, cand.- uot. en iuspect» ur der registratie, te Breda. J. C. Paap, cand.-not., te Voorschoten, leden. .'i) II. A. F. van der Vea, cand.-not., te 's-Gravenliage, ?J) W. ten Bokkel. nllllllllHIIIMIIIIIMMIIIillllllllllMIfl lumllillli iimmmmimi Toen hi haar handje ze in zijn hand: Uw liefde voor mijn tulleband, Mijn tulleband, Die is 't waarop ik bouwe!" En zoo met 't Gouwsche Janf-je kwam Hij hier naar deez landouwen, Waar hij nu met en voor haar leett.. .. En dat hij haar gewonnen he< ft, Gewonnen heeft, Dat zal hem nooit berouwen ! Even als met een bakker die »x,trart haren" wil hebben, zal het gaan met den slager, die alleen met -bruin haren" te bevredigen is. Te Medemblik daar woonde een borst, een slager enz. Hij zocht een meisje met bruin haren. Hij reit t, en vindt thuis, naasteen bleeke oude vrouw, een meisje van Cabouw enz. en dan wordt de kern: Zij lachten en zij bloosden bei, /ij vond hem iiir,k eu vaardig; Een man zooals zij gaarne zag, Een slager van een goeden s,lag, Een goeden slag; Een slagerin wel waardig. Ik heb uw vee en land al lief," Zoo sprak hij, word mijn vrouwe'.'' Toen lei haa- handje ze in zijn hand : Uw liefde voor mijn vee en land Mijn vee, en land, Die is 't, waarop ik bouwe!" Of denk u »Te Harderwijk daar ^woonde een heer een krijgsman jong vanjaren die een meisje zocht met *rood haren'; na de reis vindt hij bij zijn ma een kloeke oude vrouw, of - een kloeken ouden heer met een meisje b. v. van het Schouw. Dan verandert met het oog op deze Schouwerin, de kern van de kern als volgt (altijd onder verbetering). Ik heb Buiksloot en 't Schouw al lief", Zoo sprak hij, wordt mijn vrouwe'' Toen lei haar handje ze in zijn hand: Uw liefde voor mijn Waterland, Mijn Waterland, Die is 't, waarop ik bouwe !" Zijn de bruigom en de bruid ten platten lande woonachtig, onderstel een boer, die een meisje zoekt met geel haren, de titel wordt dan natuurlijk : Van een landman en een boerinnetj e. Te Ouder.dam, daar woonde een boer enz. Maar bij zijn thuiskomst op den deel, Was hcos; bezoek gekomr», Daar raast een kloeke oude vrouw, Stond tier het d- chtertje van Louw, Ja, ja van Louw, Als 't meisje uit zijüdroomen. Zij grinnikt' en zij kleurden lx i. %ij vond hom Hink en vaardig, Et-Ti vent, /ooals ze gaarne zag, Wiens pruim maar zeiden stille lag, Ja, stille lag, Een bocrenmeid wel waardig. Ik hob jou koe en ?eng al lief," Zoo sprak hij, wordt mijn vrouwe!" Toen 1:4 haar !> puistje ze in zijn hand, Jou liefde voor den Boerenstand, Uen Boerenstand, Die is 't, waarop ik bouwe." Maar niet alleen voor de verschillende startden ook voor de meest-uiteenloopeiide liefdes-soorten is Pri'prns gedicht als een model geschreven. Kón voorbeeld slechts : Te Amsterdam daar woonde een Heer Een lieer riog jong van jaron. Waar vind ik", sprak hij, toch ccn vrouw Met wien ik gaarne trouwen zou Ja trouwen zou Een weeuwtia met .,,?'";"* h'ir ,r. i" Toen reisde hij de /ciDhl rc".r! Trotseerde str :)!"« Tf> ~' ".d-?; Maar zag geen oiuije, d^ó hom Li., Waar hij ook ging, hoe hij ook keek, Hoe hij ook keek, Hij kon het nergens vinden. Maar bij zijn thuiskomst, ia 't salon Was hoog bezoek gekomen, Daar, naast een frische jonge meid. Stond 't wijfje zoo door hem verbeid, Door hem verbeid Als 't liefje uit zijn droomen. Zij lachten en zij bloosden bei Zij vond hem flink en vaardig. Een man zooals zij gaarne zag Een vrijer van 't echte slag Ja 't echte slag, Een rijke weeuw wel waardig. Open Brief, Verzending der Nrs. 1607 en 1609 van het Weekblad voor Privaatrecht, Notaris ambt en Registratie, aan inge zetenen te Middelharnis. Aan het Hoofdbestuur der Broederschap van Candidaat-Notarissen, in Nederland en zjjr.e Koloniën en aan de leden, waaruit het is sa mengesteld, de heeren: P. C. van der Waeyen Pieterszen, Voorzitter, Candidaat-Notaris te Amsterdam, Willemsparkweg 70. J. C. Paap, Onder-Voorzitter, CandidaatNotaris te Voorschoten. W. ten Sokkel, Vice-Secretaris, CandidaatNotaris te Bergen-op-Zoom. H. A. F. van der Ven, Algemeen Secretaris en Administrateur, Candidaat-Notaris te 's Gravenhage, Stationsweg 45. Amsterdam, 1G Januari 1901. WelEdelGeboren Heeren! Thans is het oogenblik gekomen om U uit te noodigen hier of elders openlijk te verklaren, dat de Nrs. 1607 en 1609 van het Weekblad voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Registratie dd. 13 en 27 October 1900 niet door een lid onzer Broederschap, naar de HH. Van den Broek, Mijs, Koifïen Slis te Middelharnis, zyn ver zonden, afgezien van de vraag of het, in het tegenovergesteld geval, een gewoon of een buitengewoon lid, een lid van eenig afdeelingsbestuur of zelfs van uw Bestuur mocht zijn geweest. Ik stel de vraag hier, omdat Uw Voorzitter, tevens gedelegeerde bij de Redactie van gezegd Weekblad, de debatten in ons vereenigingsblad over deze zaak heeft gesloten. Ik stel ze ook aan U persoonlijk om U te ontslaan, hetzij van den wellicht te veel eiachenden drang eener mogelijke meerderheid of fan Uw vermeende plichten als ondergeschikt amb tenaar van het Hoofdbestuur. Uiterl(jk in het Weekblad onzer Broederschap van 26 dezer of in dit blad van 27 Januari aanstaande, verwacht ik Uw antwoord. Aan ieder Uwer wordt een aangeteeker.d exemplaar van dit blad verzonden, onmiddelijk na het verschenen. Inmiddels heb ik de eer te zijn Uw dv. J. VEIKSENDORP, 'Buitengewoon lid onzer Broederschap, Volfötóbliotlieet Mijnheer de Redacteur! Beleefd verzoek ik u het onderstaande in uw veelgelezen weekblad te willen opnemen. In de gemeente Akersloot bestaat ( ene volksbibliotheek, die ik zeer gaarne wenschte aan gevuld te zien met degelijke, geschikte werken. Fondsen, waaruit eenig geld kan verkregen worden om nieuwe boeken te koopen, bestaan hier niet, terwijl ook de werken kosteloos ter lezing worden gegeven, zoodat ik met het vriendelijk verzoek tot de lezers van De Amsterdammer kom : help mij een handje en zie eensjin uwe bibliotheek of niet een enkel exemplaar door u aan mij kan opgezonden worden. Eenvoudige lectuur is zeer gewenscht. In de hoop niet te vergeefs een beroep ge daan te hebben op de bekende vrijgevigheid mijner landgenooten, als het een goed doel beoogt, teeken ik mij, onder dankzegging voor de beleefde plaatsruimte, De b'blothecaris der Volk-bliothetk te Akersloot. Akersloot, 1G Jan. 1001. 'llllllllllllUlUlUflIIllttttlllIII Ik heb uw geM en goed al lief," Zoo j-prak hij, word mijn vrouwe!'' Toen lei baar handje ze in zijn hand: Uw liefje voor mijn onderpand, Mijn onderpand, Die is 't, waarop ik bouwe !" En zoo met «Vemoetje kwam Hij hier naar deez' landouwen Waar hij nu roet en door haar leeft, En dat hij haar gewonnen heei't. Gewonnen heeft. Dat zal hem nooit berouwen! Voor 't laatsle couplet beveel ik in 'i algemeen een verandering asvn. Priem heeft gedicht met liet oog orj H. M. * U'nnr allc*. voor en '/oor haar leeft" en ofschoon dit aan mijn poëtisch gevoel wel voldoet ik meen toch, (lat eerbied voor de vorstin ons verplicht dit »alles voor tri door haar leeft" te wijzigen ; daar liet,, heusch, een benauwende gedachte, zoo voor H. M. zelf als voor haar zingende onderdanen zou moeten zijn, het er voor te houden, dat allr.s wat in Nederland leeft in 't Je ven van H. M. haar bestaansgrond vindt!! Ik beboet hieiop niet verder in te gaan, maar stel voor, zoowel in I'riems ;nodel. als in de navolgingen, sieeds te lezen : Waar liij tin mei en roor (of door) liaar leef l; zeker er van ook dan nog niets te weinig te hebben gezegd." Tot zoo ver woordelijk mijn correspon dent. Alleen voeg ik er nog zijn bescheiden vraag aan toe, of niet de dichter Priem. desnoods bijgestaan door de jury, een paar dozijn lezingen, naar de verschillende be hoeften van p'aats, tijd, personen en omjt'ïidijh;-',&a nou willen vervaardigen, rrelhe an .ekcr poëtischer kor.den zijn, dan f!c 'ik.: vccr/estelden, daar hij, inzsïid ,r, ]:,:--e~>?'?::? in staat een vers te be derven, niet capabel is er een onberispelijk uit. de smeltkroes te laten druipen. Zoo, meent hij, zouden wij niet alleen een echt nationaal lied, vol van vaderlandsch ge voel, rijker zijn geworden, maar tevens een bruilof'tsliederen-cyclus, waarnaar door bruigomsjorgens en bruidsmeisjes zoolangreeds te vergeefs werd uitgezien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl