Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1231
en haar 111 maal in grootte overtreft, dat wy
en alle planeten om haar wentelen, en dat zij
om hair eigene as draait in 25 dagen 14 uren
en 4 minuten. Met dat alles heeft de kunst
in het geheel niets te maken. Zij behoeft er
in het minst niets van te weten. Maar w»t zij
dient te weten bestaat hierin: dat de hemelen
de heerlijkheid Gpds verkondigen en dat de
zon als een bruidegom opgaat en jubelt als
een held om haar baan te voleinden.""
In zy'n aanval op de renaissance is hy vaak
geestig zoo b. v. in deze zinnen:
Het hoofdgevaar ligt in de wetenschappen
van woordenkramery en methoden, en juist aan
die wetenschappen werd de geheele energie
der menschen, gedurende het
renaissancetyiperk verspild Men kwam tot de ontdekking,
dat de wereld tien eeuwen lang op ongramma
ticale wvjze had geleefd, en men zette zich
aanstonds aan Itet werk, het doel der
menschheid aan grammaticale vormen te onderwerpen.
Ea, het kwam er voor het vervolg niet op aan,
wat men geide of schiep, wanneer het slechts
met een zwier van geleerdheid gezegd en naar
de eischen van een systeem op den voorgrond
trad. Bedrog, in een ciceroniaansch laty'n, vond
geen tegenspraak; waarheid in de volkstaal,
geen toehoorders. Een romeinsche fraze werd
hooger getaxeerd dan een aantal gothische
feiten."
Die geleerdheid uitte zich ook in de perspec
tivische voorstellingen waarvan de renaissan
cisten zich, tot vervelendwordens, toe bedienden.
Ruskin zegt daarvan:
Toen de leer van het persp:ctief voor het
eerst optrad, beschouwde unn deze als een
verbazende ontdekking, en de groote mannen
van het vak gingen zoo prat op de wetenschap,
dat de lynen, naarmate zij zich verwijderen,
samenkomen in een punt, alsof men de geheele
wijsheid van Salomon in dat horizontale punt
ha i byeenwrgaard. En zoo werd het nagenoeg
voor de geheele wereld onmogelyk, eene ge
boorte van Christus voor te stellen, zonder den
j3tal en de krib in een Korinthische zuilenrij
te veranderen, ten einde met zyn kennis van
perspectief te kunnen pronken, en de helft van
de beste architectuur dier dagen, in stede dat
zy, zooals vroeger, met historisch beeldh
uwwèrk versierd werd, zag zich met basreliefs
van 'kleine in perspectief geregelde gangetjes
en galerytjss uitgemensterd.
Thans, nu het mngelijk is, een schooljongen
in n week de regels der Doorzichtkunde te
Ie wen, kunnen wy met deze y'delheid spotten."
Dit zijn oordeel frisch is en hy het gaf
zonder acht te slaan op den roem aan een
naam bly'kt daaruit, dat Ruskin in 1850 reods
zeide:
Het boek Genesis is, in de volheid zy'ner
gebeurtenissen en in de geheele diepte zy'ner
beteekenis, ingevlochten in de bladeren ara
besken der poorten van Ghib=rti. Maar de
ornamentiek van R'iphaèl is nietig maaksel;
er is g en zin noch karakter in, het is een
onnatuurlijke en gedrochtelvjke misgeboorte."
En tusschen ai dia leuke opmerkingen die
van zoo'n jaist inzicht in de zaken getuigen,
en waarvan er zoovele in 't boekje voorkomen,
dat zy het lezen er van maken tot een
genoegelyke bezigheid, tusschen al die leuke
opmerkingen, treft dan, dubbel onaangenaam
een blunder als deze:
De boogvo m, aan den gebogen tak ontleend,
was geen plotseling invallende gedachte, maar
r ene langzame en voortgezette waarneming vm
de schoone vormen in de natuur."
De boog is natuurlijk nooit ontleend aan de
gebngen lak, maar ontstond toen men tusschen
twee steenen een derden inwigde. Ruskin als
aestheticus heefi dit niet g;vat.
H i lle go m, 9 Jan. 19Jl. J. E. VAN DER PEK.
Een lofboeïo?er Parus.
Jules L'-fort, roman van BULÉE. Uitgave
van Dantzig, Amsterdam.
Ik weet niet of wereldsteden prospectussen en
lokboeken laten schry'ven, zooala vereenigingen
tot bevordering van vreemdelingenverkeer dat
doen, maar in dat geval zou Bulée voor zulk
een doel wel in aanmerking kunnen komen.
Zijn verhaal in twee deelen over Patrijs is
een doorloopende lof-tirade op deze stad der
steden; uit elke bladzijde, ook waar het ver
haal ernstig, zoogenaamd dramatisch, wordt,
spreekt nog de lok sirene, klinkt de perverse
roep om mee te genieten in dezen chaos der
vreugde, klingelt hij niet de bellen der ver
leidelijkheid.
Ware Bulée in werkelijkheid door het stads
bestuur opgedragen een reklame of lokboek
voor Parijs te schrij ven, hij had niet heter aan
dat gestelde doel kunnen beantwoorden dan
zooals hy 't nu deed. Het boek mag als roman
onbeduidend zijn, als litterair produkt zelfs niet
in de minste aanmerking komen, om te lezen wel
eena wat onbeduidend blijken, als lokboek voor
Pary's in 't geheel genomen kan het op een eerste
plaats worden gesteld. Het ademt geheel de sfeer
van la villa lumière, is daarin gedoopt,
gewasschen en gedroogd. Evenals in die stad wordt
ook h'er het smerige dadelyk schoon,als het maar
chic is, wordt het onreine rein, al het frivole
gekuischt, al het barokke voornaam. Het is
terecht, zooals de auttur zelf zegt, de sfeer die
het hem doet, die de dingen geheel anders
laat voorkomen, de menschen ook anders maakt.
Mair deze sfeer halfbewust, half-onbewust door
den au(eur in 't boek gebracht, is ook het ge
vaarlijke in zijn werk. Ze,f bedwelmd door
die zoogenaamde sfeer van Parys, geheel er in
opgaand en vernevelend, levend als Pary'zenaar,
verhaalt hy ons dingen die daar al zeer gewoon
zyn, maar die in nuchter Hollandsch verteld,
voor Hollandsche oogen ter lezing bestemd, een
i geheel andere indruk teweegbrengen.
Niet dat men de dirgen bij hun naam niet
zou mogen noemen of der waarheid puriteinsch
verzwijgen, ik allerminst zou dit willen
beweeren, maar wie proeft niet het onderscheid
tusschen het eene en het andere.
Het is de adem, die door het geschreven
heengaat, vaak bijna niet te zien, maar altijd
voelbaar,de zinnelijkheid waarin de zinnen gehuld
liggen, en niet de vermelding of beschrijving van
reëele gevallen, die een boek stempelen tot wat
het is.En omdat de dingen hier zoo roze-rood, zoo
poezelig-blauw, zoo verguld-lekker worden
opgedischt in de sty'l van een simpel reporterverhaal,
waarin alles medegedeeld lijkt als
vanzelf-sprekend, geheel in den haak, omdat het erotische
ligt omstraald door een zwymel van esthetiek,met
aureolen van denkbeeldig kuisch-naakt, daarom
is dat boek verderfelijk voor hem, die niet
gewoon is in Pary'sche licht te leven, zijn fantasie
voelt steigeren, opgewekt en geprikkeld om
op hun beurt eens me te leven, al is het maar
voor enkele digen, dat leven van glans onder
betoovering van denkbeeldige schitter en ver
dwaasd genot. Voorwaar de heer Bulée mag
door Mont-Martre en Folies-B^rgères tot eerelid
worden gekroond, wel niet om der
kunstenwille, maar dan toch om het voordeel wat dit
boek zal brengen, voorwaar een lokboek, een
boek van reclame voor het uitklaterend Pary's.
De uitgever heeft de schrijver van dit boek
met ophef in anno' ces aangekondigd als corres
pondent van Het Nieus v d. Dag. My dunkt,
hij heeft daarmee den auteur gaen dienst gedaan.
Een speculatie op de zooveel duizend lezers
van een dagblad is niet verwerpelyk, maar hier
heeft dit zijn schaduwzijde. De eerzame lezers
van dit blad, waarin 's Zaterdag een preek
als hoofdartikel voorkomt, zullen veel vreemd
opkyken, als hun Parijsche correspondent
dusBei Goethe zu Gaste, van prof. dr. KARL
GAEDERTZ. Uitgave Georg Wigand,
Leipzig.
Eene voortreffely'ke, belangwekkende studie
van den bekenden jongen geleerde,
aantrekkely'k naar inhoud en vorm. Het boek geldt als
feestgeschenk ter gelegenheid van de viering
van den honderd en vyftigsten geboortedag van
den dichter. Prof. Gaedertz is een gelukkig
vorscher; het is aan zy'n talent te danken, dat
onbekende brieven en beeldtenissen, gedichten
en notities uit dagboeken het licht zien.
Ofschoon somtijds te veel detailleerend, is het
eeredienst, alsmede over het beschermen van
Goethe's werken door de regeering aldaar.
Hier brengt Giedertz voor 't t-erst uit de
akten de bescheiden, waaruit bly'kt, dat
j de Pruisische regaering, in den persoon van
| den minister van staat, Von Nagler, de eerste
l geweest is, nog vóór die van Oostenrijk ,
! welke aan het billijk verzoek des dichters
klem byzette, om zyne werken tegen herdruk
te beschutten.
Hoe indrukwekkend is het portret van
Goethe, dat als titelblad het boekdeel versiert.
Het stuk doorschijnend bergkristal is eigendom
van den heer Brandhorst, Rittergutsbesitzer
den auteur gegeven zyne waardevolle ontdek
kingen in een vorm weer te geven, aange
naam voor allen, die meer nog wilden weten
van het leven en dichten van het groote genie,
dat Duitschland het zyne noemen mag.
Het met smaak samengestelde boekdeel wordt
door de vele illustraties en eenige weergegeven
handschriften in waarde vermeerderd.
Belangry'k zy'n de brieven van Minna Herzlieb, die
zooals algemeen wordt aangenomen , den
dichter tot model van Ottilie in de
»Walverwandschaften" werd.
Van groote waarde zyn de mededeelingeu
over Goethe en het Pruisische Ministerie van
te Satzkorn. De pakkende beeldtenis, hier
voor de eerste maal gepubliceerd, wordt ook
door Adolf Menzel zeer bewonderd. Op den
omslag zyn weergegeven Goethe's wapen (op
een blauw schild, een zilveren ster, geciteerd
in 1782) en eene reproductie van een
Goetheportret, geschilderd door Heinrich Kolbe. De
auteur draagt z'ijne studie op aan den Groot
hertog en de Groothertogin van Baden.
J. H. S.
Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week: H. van Steel, «Land
schap by Gouda", schilderij.
danigen kost voor gaat zetten; ze zu'len hun
oogen eens uitwryven en hun wangen voelt n
rooi worden, sommigen van aandryvende
schaamte, anderen met een kreukel van onver
holen genoegen op het gezicht nu moeen ze het
toch lezen, want het is van Het Nieuws
en wie weet in welke moeite dit den zoo esthetisch
in Parijsche lucht levende correspondent nog
kan brengen ? Dit zou me waarlyk spijten, want
een boek schryven heeft niets met zyn dagblad
werk te maken. Miar hoe kan een uitgever dan
ook zoo dom zijn om door een nabij zijnd voor
deeltje gelokt, 's schrijvers kwaliteit brutaal uit
te spelen ? Het is toch duidelijk: wat de corres
pondent geschikt achtte voor Het Nieuws gaf
hij de lezers, wat by daarvoor minder geschikt
oordeelde, verzamelde hij in dat boek. Maar
nu is door dien dommen uitgever, die op zijn
manier eens heel pinter wou zyn, het een me
het ander vereenzelvigd.
Was het boek nu maar kunst, maar helaas,
het is journalistiek, reportage in een ver
schoten en verlept roman-vormpje, en zelfs
die reportage is niet eens bijzonder.
Kunst is wel geen dekmantel voor scabreuse
dingen, maar het is in elk geval een mantel
die drapeert en siert en zoo schoon kan
de mantel zijn, dat we het leelijke gebeente er
onder niet meer zien. Maar litteraire kunst is
in dit boek niet te vinden. Het staat er zoover
af, dat we er niet over behoeven te spreken,
Het heeft zelfs de allure er niet van, een
gewoon dor en dood verhaal, waarvan alle hoofd
figuren en alle hoofdmomenten, alle l y'personen
en alle details, brutaal-weg genomen zijn van
Zola. Er is niets in van eigen vinding, niets
van eigen compositie.
We voelen, en dit is wel het ergste, niet
eens de verleiding waaraan die zoogenaamde
eerlijke man uit de provincie blootstaat, want
zien aldra dat het geen verleiding is, dat hij
op zy'n beurt heel graag wil genieten dezelfde
dingen, die hy zoo minacht in den rijk gewor
den eigenaar van het modemagazijn, waarvan
hy de secretaris was.
Voor geen enkel oogenblik trilt iets werkelyk
levends, iets echt-gevoelds door dezen Jean
Lefort en zonder dat wy een enkele artis
tieke aandoening bij hem waarnemen, wordt
deze my'nheer al spoedig een groot en bekend
litterator. Zooals een ander een broodje koopt
gaat deze Jean Lefort een boek koopen en
chryft er een kritiek over, die heel het litte
raire Parijs in bewondering doet neerknielen,
hem de deuren van alle redactiebureaux opent.
Dit is dus wel een genie, ma*r och arme hy
blijft, onder Bulée's behandeling maar een
heel gewoon burgermannetje hoor, al laat de
auteur hem nog zooveel schitterends bedrijven.
De ziel van dezen Jules Lefort is maar erg
banaal. En ondanks al dat litteraire gescharrel
zweeft hy maar laag over den grond. We
voelen dan ook dra dat dit boek niet door een
gevoelsmensch, maar door een practisch corres
pondent geschreven is, erger door iemand die met
zy'n wijzen neus de dingen slechts van den
buitenkant beziet.
Een voorrede gaat dit boek voDraf.
Het is mr. Louis Lraels, correspondent van
het HandelMad, die het werk van zyn confiére
inleidt en hier staan wy voor het werk van
een kranig journalist en bewonderen wy' dadelyk
de handigheid, het juiste inzicht van den
vluggen ziener, een proeve van journalistiek,
waarvoor men respect kan hebben.
De heer Israels zyn colli-ga ten gerieve willende
zyn, heefc de fouten van het boek niet alleen
dadelyk ontdekt, maar slaat met een baudigen
zet de kritiek de wapens uit de handen. Na
eeist gewezen te hebben op de z. i. goed ge
slaagde baschrij vingen vaii Parya, zegt hij: de
wensch om deze s:ad te leeren kennen, is na
de tentoonstelling bij velen nog sterker ge
worden.
Deze steenen gebouwen, dit houte plaveisel,
deze groote parken, deze kleine kamers, zy
zy'n slechts de omlijsting van het Parijsche leven,
zy zijn niet Parijs zelve. De wensch het leven te
Parijs te kennen is bij de bezoekers nog sterker
dan vroeger geworden, nu zij zich rekenschap
hebben gegeven hoe oneindig verscheiden in
zyne schakeeringen het werken en streven, het
lijden en genieten der bewoners van Frankryk's
hoofdstad moet zijn, en hoe toch tevens een
sterke gemeenschappelijke band de twee
millioen menschen verbindt, die op dit kleine
plekje aarde gezamenlijk leven.
Gedeeltelyke bevrediging van dien wensch is
het doel van Bulée's boek, waarin de nauwgezette
beschrijving der plaatsen en toestanden den
lezer aanknoopingspunten geeft bij zijne kennis
making met dat deel van het hem onbekende
gebleven Parijsche leven, waarin deze roman
speelt.
Het geheele Parijsche leven is niet in een
boek, niet in tien te schetsen. Wat ons gegeven
wordt is geheel Parijsch, maar niet geheel Parijs.
Zoo is hier, meer nog dan elders, de vrouw
de gezellin des mans, tehuis en bu'ten, bij zijn
genot en by zijn werk, de brave, zorgzame
huismoeder, die zelve hare inkoopen doet, die
zelve het onderwijs harer kinderen nagaat, is
de ware spil van het gezonde Patijsche leven.
De haar van moeder op dochter overgegeven
tradities van goeden smaak, moed, tij i gevoel
en toewijding zijn de krachten, die veroorloven
aan het koggeschip van het Parijsche wapen
het fiere devies te hechten: ^et dobbert maar
vergaat niet." Toch zult gij deze Parisienne
ternauwernood in dit boek vinden. (Helaas!)
Maar gij ontmoet er wel de theatreuse Pau
lette, wel de bas-bleu Amarmthe, wel de
mannenontzenuwende Madame Trébas, en ook deze
zijn Parijsche vrouwen. Want die vrouwen zijn
waar en naar het leven geteekend, evenals
zoovele der hier beschreven gebeurtenissen,
even als Dabricourt, de arriviste, en Rimbaud,
als Bailly, Droze, enz.
Dit is met recht de bezwaren wegredeneeren,
een handige zet naar ik zeide. Maar het boek
wordt er toch nitt beter door. Van Bulée, na
zijn beschry vingen over Parijsch; parken in
Elzevier" hadden we wel iets anders verwacht.
G. VAN HULZEN.
Boek en Tiscürift.
Tweemaandelijksch Tijdschrift.
Albert Verweij opent de afl. met een belang
wekkend opstel Holland en Duitschland", een
opstel, gelijk hij het noemt, van een Hollander
voor Duitsehers. De historisch-geestelijke lijn
der beide volkeren wordt door hem getoetst.
De trots van den Hollander, zegt Verwey,
ligt hierin, dat zijn volk een klassieke beschaving
heeft voortgebracht. En dien trots voelt hij
vooral tegenover Duitsehers die dat niet, of niet
in die mate, of veel later, gedaan hebben. We
zijn hen in alles voorgegaan.
Dan toont Verweij aan, dat de verheerlijking
der werkelijkheid, die haar volkomeadsten vorm
vindt in 't calvinisme, en ook Spinoza was de
meest calvinistische calvinis*, ons Nederlandsch
streven is. Het Leven te voden, het Leven te
verbeelden, wat kan meer Nederlandscli zijn.
Niet op de Persoonlijkheid en hare Vergod
delijking, maar op de Werkelijkheid en hare
Verheerlijking was de aanleg van ons volk
gericht en als onze schilderkunst zoozeer de
schoonste en rijkste openbaring is, zoo komt
dit door haar verheerlijken van de Werkelijkheid.
Verweij gaat dan de geheele lijn langs, toont
aan, dat, van Lessing tot Goethe, een geheel
geslacht van Duitschcrs zich voedde aan
Spinoza's woorden, dat toen heel Duitschland nog
kiui gelde door de pen van Opitz aan metrische
en prosodische voorschriften en proefnemingen,
bij ons Vondel, die mttriek en uls prosodie kou
beschouwen als langbedwongen hulpmiddelen.
Vervolgens stipt hij aan het tijdperk na de eeuw
van Vondel, toen de Rüi.aissance verniel en
Duitschland, zooveel later, nu opkwam; in
wijabegeeite, poëzie en muziek is liet in die
jaren geheel Europa voorgegaan. Maar wat
Holland goeds had, werkte het vruchtbaarst op
den Duitschen dichter. Was het niet Goethe die
in zijn jongelingsjaren zijn zin voor werkelijkheid
kwetkte aan Hollandscbe schilderijen;' Was
Spinoza hem nitl nabij tot in zijn hoogen
Ouderdom?
En nu bij ons de herleving sedert 1860. Sinds
Potgieter de weikeüjkheid weer zag in visioenen,
werd de drang weer krachtig bij dicht- en
schilderkunst.
Israël* en de Marissen, Bosboom en Mauve
kent men wel; men weet nu ook de reden
waarom zij door de jongeren zoo gevierd werden.
Ojk de betere ontvangst van het naturalisme
zegt dit. Bij oas werd het gewaarieerd en
opgenomen in de d.chterlijkste verbeeldt- gin,
dair ia den angst voor de stoffelijke Duitsche
grootheid blijft net gevreesd en gehaat.
Een hulde aan het prczi van L. van Deijssel,
het natu alistische, is een tartewoord van dn
verheerlijkers der Hollandsche werkelijkheid. De
schilderkunst van Breitner was de schok van
schoonheid en Jan Eduard Karsen, m later
letftijrl, maakte Holland haast tut een
werkeiijkheidssprookje.
De beweging van De Nieuwe Gids is de woord
uitdrukking van die nieuwe bestrevingen geweest.
Jacques Perk was voorafgi gaan, de zeer fijne,
zeer blijde dichter, de jonge, te vroeg gestorven
eerste liefde van ons geslacht. Daarop volgden
hartstochtelijke poëzie van K loop, bekorende van
Gorter. EQ uu een geheel geslacht van schrijvers,
die dezen arbeid van kunst en geest trachten
te verwezenlijken.
Vele elementen hebben zich daarin al samenge
voegd. Langzamerhand ontwaken ook Vlaamsche
krachten weer en in de laatste tijden hooren
wij in ons doorklinken den toon der
Hollandschsprekende Arrikaanders.
Zoo voelen wij ons naast het verwante
Duitschland in zijn beste periode staan, vol
van herinneringen, vol vaa verwacht» gen.
Men ziet, het is een zeer belangwekkend opstel,
vooral door zijn gaaf en breed enthousiasme.
Van den blinden dichter Pennirg is er in de
afl. een o zoo zachte, gevoelige rij van verzen,
verzin, rein door eenvoud en van sctioone
aandoenlijkhdd. Het is zijn eigen ^minnelied".
J. K. v. Rensburg gaf vier goede sonnetten
uit zijn cyclus Japan", en van Lfcb'oerton,
een nieuwe dichter naar we meenen, een gansche
reeks verzen, waarmtu hij een deugdelijke
intrede maakt.
Dan van Ary Prins weer eenige bladzijden
van het zoo bijzondere proza (de Heilige Tocht)
en van mezelf een beschrijving van Kalverstraat,
Dam en Haarlemmerdijk enz.
Jac. van Loiy verrast ons in zijn reeks feesten
met de beschrijving van een burger-idylle,
heerlijk van goed volgehouden liefdes-naïviteit.
Opjuerkelijk hoe van Looy het smeeige van
Vlaanderen'» tale in zijn proza nu weet te
werken. Daar is b.v. deze zin:
»Het stoof er als van geblazen veeren, het
vlokte en vlosde en pluisde, achter een lange
purperen geer als uit een snoer, waaierde en
pruikte het licht op of 't geurelijk was ont
stoken en zoo .'uchtig en zoo vluchtig als
zingingen van jeugd die over de wereld gaan. In
s.êrige wappeis toog het naar boven, uit smeltend
donker, goud-geel en roodig, welig als al wat
in 't voorjaar de wandeling verheugt en
thuisgebracht, binnenskamers in vazen fleurt; het
kleurde er en bloeide er al dooreen, om uit
te smeuren en te vliezen, honing rijp, tot een
rozenobel verguldsel. Heel de hooge hemel was
er lichtend van beslagen. En midden-in daar
raakte de vloed verstold, tot bleeker roerselen
en schijiiselen van beweging, geleidelijker, als
de ribbelingen in het zand, als 't effen gestroom
in blanke moitée-zijle en teerder of 't met
warmer vicgerdrukken was betipt. Vloog er een
loerende meeuw, dan wemelde het boven het
beest, hel geworden gelijk een koele bals-kraal
sperde het vogellijf of 't werd getrokken naar
de aarde, voort tusschen de knakkende vleugels."
R^eds vroeger had ik gelegenheid op te merken
hoe Stijn Streuvels woorden en wendingen van
van Looy weet te verwerken en nu doet van
Looy het van hem. Het is een verheugenis dit
te zien. Zoo gaat het Vlaamsch en 't Hollandsen.
spoedig geheel-en-al 1e zaam.
In vervolg en aansluiting op
Boendale'sLeekenfpiegel, is er na van J. Koopmans een opstel
over een andere middeleeuwer, Jan de Weert,
die aan de haul van het Latijnfch, als geeste
lijk fctrafdichter, Een ^Nituwe Doctrinaal schreef.
Van Krauk v. d. Gots het tweede hoofdstuk
over «Socialisme en Feminisme" waarin hij
erkennende, dat het emiaisme een vrucht is
van de Bourgeoisie, meent dat als het Sjcialisme
het laatste woord is, het Feminisme het voor
laatste kan genoemd worden. Zij staan, zegt hij,
op dezelfde gronden, maar zijn gescheiden. De
feministe die socialiste is, strijdt noodwendig
vo ,>r behoud van de kapitalistische samenleving,
wairvan zij vo3r zichzelf het haar toekomende
deel verlangt. De socialisten zouden daarom
niet weten waarom ecu vrouw, die achter een
kantoorlessenaar hare kliënten bedriegt of hare
arbeiders beknibbelt, een hoogere type van be
schaving vertoont dan de dame die haar tijd
doorbrengt voor het glas van haar venster of
haar spiegel.
Waarschijnlijk komt op dit opstel nog een
of meer vervolgen, en zal het dan wel later als
boek verschijnen. Een uitvoerige uiteenzetting
kan dus tot dien tijd achterwege blijven. Even
wel hier volgt eene clause over de natuurlijke
gelijkheid van de vrouw met den man, zonder
de geschreven wetten. Deze claase is zeer bijzon
der van juiste preciseering. In het feminisme
wordt de man gewoonlijk behandeld als iets
waaraan alles slecht is.
»Zoo goed," zegt dan v. d. Goes, «als de
mannen somtijds alleen onvriendelijk zijn tegen
hunne eehigenooten, zijn er vele anderen alleen
voor hunne echtgenooten genaakbaar. Tenzij
de ondervindingen van de wereld het karakter
geheel hebben verwoest, is voor de mensehen het
huis de eenige plaats in de wereld waar het voor
hunne medemenschen verkwikkelijke van hun
karakter zich openbaart, en mannen van zaken
die den naam hadden van hard voor hunne
ondergeschikten, onverbiddelijk voor hunne de
biteuren, onverzoenlijk voor hunne concurrenten
en onverschillig voor de menschen te zijp, ble
ven levenslang de oprechte vriend van hunne
vrouw en in het koninkrijk des huizes haar
eerste onderdaan. Want dat koninkrijk is het
tehuis niet enkel van de leden van het gezin,
maar dikwijls ook van bun eenig of beste geluk.
Wel erg moet het gesteld geweest zijn in de
wonicg of wel bedroevend in het hart van den
man, die, in zijn lange leven van teleurstelling
in vriendschappen, van tegenspoed in zijn brood
winning, van belemmering in zijn eerzucht, van
krenking in zijn rechten, niet de oogenblikken
van vreugde of tenminste van vergetelheid zich
herinnert, door hem in zijn gezin genoten, in
het gezin door zijn vrouw geleid. De strijd
om het bestaan was voor velen het relaas van
op elkaar volgende nederlagen, maar ook indien
het overwinnirgen warer, bleif het een relaas
van strijd. De tegenstelling met de rust en den
vrede van het gesiu is waarlijk geen uitvindsel
van dichters; en indien het maar al te dikwijls
een vrome wecsch gebleken is en een verijdelde
hoop, dan houden wij althans de getuigenis
over, waarheen in onzen tijd hopen en wenschen
gericht was. De plek van de woning is de
eenige herbergzame, welbekende vertrouwde
plek. Het huis de plaats waar dingen worden
gedaan, neigingen opgevolgd, smaken ontwikkeld,
die niet in eng en uitsluitend verband staan
met verplichtingen en verrichtingen vervuld te
midden van vreemden, mededingers, tegenstan
ders en vijanden. Men vlucht uit de wereld
in zijn woning. Men getroost ziel1, wat de
wereld oplegt om hetgeen de woning vergoedt,
en hecht nogmaals aan zijn woning boven de
wereld, omdat er bet leed is geleden dat niet
met afgunst, spijt of wrok gemengd was. En
baar die aan den béteren kant van dea drempel
doorgaans verblijft, van wie afhangt of de ge
droomde hemel niet een werkelijke hel zal zijn,
wier persoon ons geluk als in hare handen
heef', en het one, schijnt het, willekeurig geven
of onthouden kan, zij heeft over ons leven een
grootere macit somtijds dan iemand anders en
daa wij zelven."
De «fl.vering wordt gesloten door twee
boekbeoordeelingen: een van Albert Verweij over
de Verzen vaa Prosper van Langendonck, wat
eigenlijk meer een leerrijke uiteenzetting daa
een kritiek is, en de andere van Joh. Breen
over Robert Fruins De Gorcumsche Martelaren"
(verspreide geschr.ften).
* *
*
De Arbeid.
*De Arbeid", die n u vrij regelmatig verschijnt,
opent met een schets van Camille Lemonuier.
Een mooi zangrijk stuk proza is het
zomerhistorieken van Herman Teiriinck. Het is bijna
te mooi, te zangrijk, want door dat te
mooiziju wordt de lezer wel eens te vlot gevangen
door de klanken, die als muziek aandoen, en
de realiteits-indruk vermindert. Het tragische
van den scharenslijper en diens Innd... die
van de warmte sterft, voelen niet, te veel
gedeund op de maat vaa dit mooie rbytmische
proza.
Over het frngment »Arme Menschen" uit een
roman van Iteimond Stijus, (is dit weer een
pseudoniem ?) kan niet veel gezegd worden. Het
is er te klein voor, en de rede der plaatsing
van zoo'n los brokstuk ontgaat den controlee
renden lezer wel.
IQ »Rond het Slechten", ontpopt zich nu
Loie Bokelmans met een eigen stijl en eigen
kijk op de dingen, te verrassender waar zijn
vorige schetsej aan 't werk van anderen herin
nerden.
»Het ontwaken", de overda-lig-beschrijvende
schets van E. S. Verburgh, vindt hier nu z'n
einde. Verburgh als Walraedt v. Roijen heeft
wel mooier, bovenal gevoeliger en klaarder schet
sen geschrevtn dan deze; litteratuur moet geen
puzzle worden waarna de leier moet raden, of
zich uitermate inspannen om den draad vast te
40 cents per regel.
TRADEMARK
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOI'TIAVS A HUI IXIKK,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
pfl m af ? 2.50 per Flescli.
Hoofd-Depót
VAN
Or. JAEGEfi'S ORIG.
Noraaal-folartiïen.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in des e
artikelen in geheel Nedeil.
ECHT
VICTORIAWATER.
Piano-, Oriel- en luiekknflel
MEYROOS & KALSHOVEN,
Arnhem, Eoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
PRICKE & C°T~
BESTE ADRES VOOR
SPAANSCflE en PORTÜG. M.
KEIZERSGRACHT 18, AMSTERDAM.