Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1231
NIEUWE UITGAVEN.
De Vivisectie van verschillende zijde be
schouwd. Eenige artikelen overgenomen uit
de Telegraaf met slotwoord van den voorzitter
van den Neder!. Bond tot bestrijding der
vivisectie, 's Gravenhage, drukkerij »de Vrede".
Scheikundig jaarboekje, 1901. '2e jaargang.
Middelharnis, Flakkeesche Boek- en Handels
drukkerij.
Chopin Prelude door Graaf L. TOLSTOI.
Leiden, A. H. Adriani.
Cosmos, Janvier 1901. Revue illustrée,
Mensuelle polyglotte. Rédaction: H. J. A.
BoisSEVAIN et J. FKED. BIANCHI. Ameterd. C. A. J.
van Dishoeck.
Is Staatspensioen voor allen mogelijk? door
PERIO. Amsterdam, Cohen Zonen.
De Nieuwe Eeuw, Eerste jaarg. no. 1. Orgaan
van de Universeele Broederschap organisatie
onder leiding van KATHEHINE TINGLBY, POINT
LOMA, SAN DIEGO, .CaliforniëV. S. A. Uitgave
van de Hollandia-Drukkerij Utrecht.
Feestliederen bi/j 't huwelijk van de Koningin,
uitgegeven door de »Vereeniging tot verbetering
van den Volkszang". Amst, W. Versluys.
De voorbereiding der vrouw tot hare levens
taak, van dr. ADAMS?LEHMANN, vertaald door
E. KUNST?HEYNNEMAN. Uitgegeven door de
»Vereeniging voor vrouwen kiesrecht".
Taal en spelling; en Vereenvoudiging Een
tweetal lezingen door J. H. VAN DEN Boscu.
's-Gravenhage, Haagsche Boekhandel- en Uit
gevers-Maatschappy.
Inhoud vaa Tijdschriften.
Het Januari-nummer van L'Art Décoratif
bevat artikelen over de bijouterieën van Véver,
het emailwerk van Feuillatre, over muur
schilderingen van den schilder Bonnencontre,
een nieuw woonhuis, ontworpen door Plumet
te Parijs en over de meubelen, geëxposeerd
door Bing op de Parijsche tentoonstelling, alles
zeer rijk geïllustreerd.
Tijdschrift van het Koninklijk Ned. Genoot
schap voor Munt- en Penningkunde onder de
zinspreuk »Concordia res parvae crescunt".
Beschrijving der Nederlandsche of op Neder
land of Nederlanders betrekking hebbende
penningen geslagen na November 18615, door
W. K. F. Zwierzina. Iets over het
Vettewariersgilde te Middelburg en over een tot nu
toe onbekenden begrafenispenning van dit
gilde, door mej. M. de Man. Onze nieuwe
guldens door Zw. Bouwstoffan voor eene
geschiedenis van het Nederlandsche Geld- en
Muntwezen: Brief aan de Commissie van
Redactie: Ordonnancie van den munten gepu
bliceerd in Octobry XIIIJcLXVJ door Fred.
Caland; Muntwaarde te Rotterdam 1425?1427,
door Aug. Sassen.
Taal en Leteren, afi. 1. J. Koopmans, Op
d'Ilias van de Medicis, door Vondel. Dr.
S. S. Hoogstra, De Nederlandsche letterkunde
op het examen voor hoofdonderwijzer. - Over
Scott's invloed (W. J. Kühler). Historiese
liederen ("Bijvanck). Dr. J. B. Schepers,
Iets over Jaeques Perk en de grotsonnetten
uit de »Mathilde". Auteur en publiek (W.
J. Kühler). Het woord-zelf (Murray).
Hygiënische Bladen. Populair maandschrift
voor praktische en toegepaste gezondheidsleer,
onder redactie van: dr. G. W. S. Lingbeek
en dr. Ph. Kooperberg. Januari 1901: Aan
de Lezers. Aan de Pers. Prcf. J.
Ritzema Bos, Over het ontstaan van giftstoft'en in
plantendeelen, die door parasitische zwammen
zijn aangetast of door andere oorzaken zich
niet normaal konden ontwikkelen. Dr. J. M.
C. Mouton, Inspuitingen met vaccin en serum
als voorbehoedmiddel tegen de pest. J. van
der Breggen, Bacteriologische reiniging van
stedelijk afvalwater. Sanitaire Kroniek.
Varia.
Eigen Haard, No. 4: Een Verzoening, door
Frans Hulleman, I. Koningin Victoria t,
met portretten. Natuurlijk, dbor H. Baart
de Faille?Wichers Hoeth. De
Voorstraathaven te Dordrecht, naar eene teekening van
W. O. J. Nieuwenkamp, met bijschrift- De
Ouders van Hertog Hendrik, met portretten.
Taxidermie in Atelier en Museum, door H. H.
ter Meer Jr., met afbeeldingen, L Voor
onze Amateur-fotografen, door dr J. E.
Rombouts, met afbeelding naar eene opname van
den heer Herm. Everts te Bussum, III.
Verscheidenheid. Feuilleton.
SNUIFJES.
HtTSJES
Een Aller-Heilipn-Das
te Milaan,
Een nadeel kan blijken een voordeel te zijn !
Van dit schijnbaar paradoxaal beweren bestaat
het bewijs in ondervinding. Wie toevallig op
den avond van den laatsten October te Milaan
aankomt met het voornemen om in den vroegen
morgen van den tweeden November verder
naar het Zuiden te reizen, en den eersten
Ik heb de N. Rotterdammer altijd voor
een fatsoenlijk blad gehouden. Maar nu
blijkt er toch iets in zijn gestel te zitten,
dat nog nawerkt uit de revolutiedagen; zij
't dan ook niet zoo heel erg. Ook hij is
erfelijk belast, 't Trof mij dezer dagen,
toen ik een artikel onder den titel »Adel"
las. »Varj onzen adel", zpq begon dat, »hooren
?wij in den regel weinig"; even verder:
»onze adel is een titel-adel en niets meer";
»een adelstand bestaat in ons land niet."
't Klonk mij vreemd in de ooren, maar
al ware het nu zoo, men weet toch, dat de
adellijke lui daar anders over spreken, en
November wenscht te besteden om eenige
merkwaardigheden en kunstschatten der stad
te bezichtigen, zal zeker bedrogen uitkomen ;
want ter wille van den grootsten feestdag van
het jaar, den dag van Ogaissanti", is alles
gesloten.
Daar staat tegenover, dat de dag van
AllerHeiligen een der meest interessante dagen is
om in de hoofdstad van Lombardije door te
brengen.
Reeds op een zeer vroeg uur beweegt zich
een groote volksmassa over de pleinen en door
de straten der stad onder het zwaar
gebiembam der kerkklokken; alles gaat naar het
grootsche middelpunt, den Duomo.
Ik neem mijn weg in de tegenover gestelde
richting, tegen den stroom in, naar de meer
demokratische wijken ; van de Piazza del Duomo
door de Via Torino en de Corso di Porta
Ticinese naar de Piazza San Eustorgio. Een
interessant gedeelte van de stad, met de grijze
San Lorenzo, de oudste kerk van Milaan, achter
haar mooie portiek van Corinthische zuilen; de
hoofdingang is, evenals van alle kerken, op dezen
feestdag versierd met drapeiiën van donker rood
fluweel met veel geglans van gouden kwasten
en franjes; een rammelende opschik,
dissoneerend in de mooie rust van verweerd ver
leden in dit antieke stukje stad.
Op de Piazza San Eustorgio is een formeele
kermis. Rjen van kramen met artikelen van
de meest uiteenloopende verscheidenheid in
bontste bontheid van kleuren bijeen gebracht;
lappen van zijde en fluweel en glanzend gekleurd
katoen voor hoofddoeken en vrouwenschorten
bungelen naast allerlei soorten van
kleedingstukken, laarzen en klompen aan touwen
langs de spijlen der kraampjes; er zijn stalletjes
met bloemen, vruchten, salade en groenten,
kaas, worst, visch, brood, melk, warme en koude
dranken; en op den grond uitstallingen van
tuingereedschappen, potten en pannen, touw
en ijzerwaren, meubelen, glaswerk, kortom alles
wat de meest uiteenloopende smaak van de
meest verschillende individuen zich kan
wenschen is hier bijeengebracht. En als 't volk
over de Piazza stroomt, komende uit de kerk,
de San Eustorgio met de mooie kapel van
Michelozzo, is het vermakelijk om te zien met
welk een spontane vroolijkheid de aardsche
aanspraken zich doen gelden na de vervulling
van den kerkelijken plicht, en de vromen zich,
als wespan op een boningpot, werpen op de
bonte bungelende uitstallingen der kermis.
Voornamelijk is dit 't volk van de buiten
wijken en van het platteland, dat voor den
feestdag naar de stad is opgegaan: boeren en
handwerkslieden met hun vrouwen en meisjes
in kleurige kleederdracht; stoeiende jongens
en woest tierende spelende kinderen; en daar
tusschen 't zeurig gekerm van afzichtelijke bede
laars en 't luid geschreeuw der ventende
kooplui. Hier geen vermenging van standen,
zooals in de Via Torino en de Piazza del
Duomo, geen samen komen van arm en rijk;
maar het volk op zijn plaats, in den kring
waar het behoort.
Nu terug met den stroom mee naar den
Duomo, waar om elf uur een hoogmis zal wor
den gezongen. Er is nog meer verkeer in de
straten dan in den vroegen ochtend. In de
kleine winkels onder de coloiades der Corso
di Porta Ticinese branden groote vuren, waar
boven vogels worden geroosterd, in lange ritsen
aan stokken geregen; en in groote kop-ren
pannen wordt de polenta gekookt, een gele brei
van maïsmeel, bereid met water en zout; ge
roosterde vogels met polenta is namelijk het
gerecht van den dag.
Uit het hart der stad stroomen nu de kerk
gangers, komen de van de vroegmissen der
verschillende kathedralen. De eenvoudigen onder
hen doen nu zelf hun inkoopen in de kleine
donkere winkels met de hel opvlammende vuren
onder de colonnades. In den vorm van mooie
groote ronde kazen van een zacht stroo-gele
kleur ligt de polenta te dampen op ronde
houten plankjes, terwijl altijd nieuwe massa's
borrelend opkoken in de glinsterend koperen
pannen op de knetterende vuren; lange
wasemende reepen worden afgesneden en aan de
koopers in papieren mee naar huis gegeven.
In de Via Torino wordt het publiek gedis
tingeerder, daaronder veel mooie vrouwen en
meisjes met kanten hoofddoeken, 't in kleurige
zijde gebonden misboebje in de hand.
In den Duomo wordt voortreffelijk gezongen.
De hooge stemmen der koorknapen rijzen op
breede orgeltonen als een engelenzang omhoog
in de grootsche gewelven. Dan volgt een mys
tiek zwijgen, en een prachtige stilte ruischt
door de Kathedraal, harmonisch stemmend 't
plechtig denken van duizende menschen. De
mooie schemering in de kerk wordt bij't altaar
even geheimzinnig verbroken door rustigen
gloed van kaarslicht en onder den koepel voor
het koor door een goudwaas van gewijden schijn,
stralend van 't eeuwig brandende licht boven
de crypt van den Heiligen Borromeus.
Zijn in de morgenuren de kathedralen het doel
van uit- en ingaan der Aller-Heiligen-vierders
geweest, in den namiddag zijn dit de kerkhoven
en wel voornamelijk het Nuovo Cimetero, het
groote kerkhof van Milaan. Bij tierf- en
twaalf
miiitiimminiim iniiiiiiiiimiiiiiiiuiumiiimmiimmiHiiiiiiniiN
waartoe is het dan noodig zulke harde
waarheden te zeggen en dat in een dag
blad, hetwelk natuurlijk ook een aantal
oppervlakkige lezers heeft, die dan denken
wat doen we nu eigenlijk met die titels?
dat gejonkheer is de moeite niet waard
om er een koningin, een minister en een
raad van adel hun tijd aan te laten
vermorsen al dat geadel in onze verlichte
eeuw is kinderspel! Want o, het publiek
redeneert zoo gauu' op die manier!
Maar niet tevreden met die reeds genoem
de, op den keper beschouwd,insinueerende
woorden, kwam aan het slot van dat artikel
nog eens recht uit. hoe ook hier venijn in
den staart zat. ,,Hier heeft de adel zich
gemengd onder het volk, en men spreekt
tot hen en van hen ais gewone menschen.
De titel blijft bewaard voor of ficiëele stukken
en het adres op een brief'. Slechts bij zeld
zame gelegenheden treedt de adel uit het
gelid, zooals thans voor het aanbieden van
een geschenk en een eerewacht bij gelegen
heid van het huwelijk van H.M. de Koningin.
ISTu, een enkele keer doet zooveel kwaad
niet. Toch is 't misschien jammer. Hertog
Hendrik mocht eens een verkeerden indruk
krijgen van den waren toestand. Maar
Z. H. zal wel goed worden ingelicht."
Wat een aantal hatelijke leugens!
De adel heeft zich gemengd onder het
volk! alsof de Biekers weer bikten, de
Bakkers weer bakten, de Visschers weer
vischten, en zij niet hun uiterste best
deden om onder de bovenste tienduizend
de allerbovenste honderd te blijven. Met
welk recht zal iemand onzen adel verwij
ten, dat hij zich encanailleert ? zich gemengd
tallen rijden de electriBche trammen, vol gela
den met lachende en pretmakende menschen,
van de Piazza del Duomo in de noordweste
lijke richting der stad ; langs de Piazza della
Scala, door de Via di Brera en de Via
Solferino naar de Porta Volta, waar het nieuwe
kerkhof, de meest grootsche doodenakker van
heel Italië, het Cimetero Monumentale zich
uitstrekt.
In de Brera, op dit tijdstip van den dag
voor belangstellenden gedurende een uur ge
opend, heerscht weldadige rust, welke 't zien
van de kunst der Lombardijsche en
Venetiaansche school tot een volkomen genieten maakt;
een ware wijding van den dag der Heiligen !
't Gedruisch in de straten neemt steeds toe en
't is een zeldzaam voorrecht aldaar in de een
zaamheid te toeven voor Bernardo Luini'o fijn
gevoelde kerkelijke kunst, met de aandoenlijke
vroomheid zijner Madonna's in eerbiedige be
wondering neerziend op de goddelijke schoon
heid van 't Christuskind ; voor Lorenzo Lotto's
portretten, machtig van eenvoud en voor de
stille weelde van Mantegna's bekende Madonna,
zoo teeder ontworpen in den omwolkten krans
van engelenhoofdjes. Een uur gaat om als een
ademtocht, wanneer 't geldt de kunstschatten
te zien van eeuwen en voort gaat 't weer mee
in den stroom van feestvierend volk, nu naar
Campo Santo.
Met tusscherpoezen van enkele minuten
rijden nog altijd de (rammen bij dozijnen
achter elkaar door de Via di Brera naar de
Porta Volta; zelfs aan de balkons der tram wagens
hangen de menschen, soldaten, boeren en
boerinnen, een luidruchtige bende, geniaal
vroolijk met sprekende mimiek. De bloemen
winkels op de hoeken der straten en de kramen
en stalletjes met kransen en bloeiende planten
worden leeg geplunderd; met bouquetten en palm
takken en groene planten gaat nu de menigte
in optocht, als tot een feest, de poorten van
't kerkhof in.
Grootsch is de aanleg van 't Cimetero Monu
mentale. Bij den ingang voert een vrij hooge
trap naar een galerij, van waar de geheele
doodenakker, nu een tuin van bloemen, te
overzien is. De groote grafmonumenten schuilen
weg achter hooge, soms zeer mooie versieringen
van levende planten, palmen en rozen met veel
zacht-kleurige anjers. Op de graven der armen
staan waskaarsjes en lampjes, met hier en daar
aan de witte kruisjes kleine bundels bloemen
gebonden. Voor enkele grootere grafmonumen
ten zijn altaren opgericht met veel kunst
bloemen en brandende kaarsen, smakelooze
versieringen; maar juist deze versieringen
boeien de aandacht der armere bezoekers en
zijn onafgebroken omringd van Massa's be
wonderend volk.
Het geroezemoes van de stad heeft zich nu
geheel naar hier verplaatst; er heerscht een
altijd aangroeiende drukte van lachende,
veelpratende menschen; telkens dringen zich door
de menigte lange rijen van gearmd gaande
meisjes, blootshoofd, ieder toeloLkei d met de
groote sprekende brutaal-coquette oogen ; ook
overal stoeiende kinderen en klagende bedelaars.
Daar is van alles, alleen niet wat men er zou
kunnen verwachten ... een weinig eerbied.
Ja toch, daar voor 't graf van een kind
ligt een jonge man geknield, hij ging met
mij door de poort van 't kerkhof, ik herken
hem aan een hel groen vloeipapier, 't omhulsel
van een grooten bundel witte bloemen, nu in
een frommel naast hem op den grond; hij
siert 't kruis met bloemen, telkens verschikkend
en aandachtig overdoend. Dan staat hij op en
zich plotseling de menschen om zich heen
bewust wordend, bukt hij haastig naar het
vloeipapier om tranen te verbergen. En men
vraagt zich, hoe zich hier gevoelen zij, die
lijden onder 't heengaan van oe dooden, daar
toch allen rustend onder de versiering der
graven 'l
De avond valt; langzaam gaan de menschen
terug; de duizenden, gedurende uren toege
stroomd en PU op n oogenblik weg willend
naar de vér afgelegen wijken der stad. Beklem
mend wor.it de drukte ; karren, trammen, rij
tuigen, handwagens en allerlei geïmproviseerde
vervoermiddelen, bespannen met afgetobde
paarden en ezels worden door de
menschenmassa bestormd.
De laatsten zijn heengegaan, de achterge
blevenen ; oude stumperige menschen en ver
moeide baloorige kinderen, zij zijn weggesloft
met slepende stappen door 't dikke kiezel der
paden.
Nu is er niemand meer. Wazig dalen nevelen
over de rust der graven, omsluieren de zoet
geurende verwelkt der bloemen en de wal
mende verdooving der kwijnende lichtj -s op
de laatste rustplaatsen van armen en rijken.
En 't is als in den morgen bij 't mystieke
ruischen in de Kathedraal en in 't stille middag
uur der Brera. er is wijding gekomen ook over
deze plaats op den da<5 der Heiligen, Want
met 't mooie stille heerschen van den nacht
over dïgrootsche eenzaamheid van 't kerkhof
is alleen gebleven in de liefclegaven van bloe
men en licht, de heilige eerbied der levenden
den dooden gewijd.
Voort gaat 't bruisende leven der volksmenigte
door de hartaders der stad; eindelooze rijen
van voetgangers sleepen zich door de nauwe
straten; en onder de nu geheel duistere colonades
worden de kleine winkels nogmaals bestormd;
't is alsof de Milaneezen op heden nimmer
zullen verzadigen a»n hun lievelingsgerecht;
hoog branden de vuren, een rooden gloed«chijn
werpend op de witte gewaden der koks en op
de zwarte silhouetten der in duisternis staande
omstanders; ook de groote restaurants en koffie
huizen in het midden der stad, op de Piazza
della Scala en de Piazza del Duomo, in de
Galleria Vittorio Emanuele en de Via San
Giuseppo zijn tot laat in den avond overvol;
en als tegen middernacht in het Teatro Lirico
de dramatische slotscène op de zolderkamer uit
Léon Cavallo's Bohème is afgespeeld en de
toeschouwers iich in de nu eenzame straten
en over het verlaten Domplein verspreiden,
wordt in de hooge stilte van den nachthemel
op het laatste uur van den Aller-Heiligen-dag
de eerste week der giorni dei morti" uitgeluid
en door plechtig klokkenspel de tweede week
der dooden met den groot&chen dag van rouw,
den dag van Aller-Zielen aangekondigd.
C. M. V.
OM vrouwtje."
Op een wilden najaarsdag hebben ze haar
weggebracht. De klokken luidden zwaar en
droef door de wilde windvlagen en den
neerzwiependen regen, 't Was maar een kleine
stoet, die haar weg heeft gedragen, daarheen
waar al zoo vele haar zijn voorgegaan en waar
nog zoo vele zullen volgen; naar 't kerkhof,
vierkant afgebakend door een hooge heg, die
bruin toen zag van verdorde bladeren. Alleen
maar een enkel lid van de diaconie en een
neef, die ver, ergens uit de Veluwe kwam.
Ze is oud geworden, heel oud. Zoo'n klein,
verschrompeld vrouwtje, mager, met tanig, goor
vel en ontvleesde handen. Een heel kalm leven
heeft ze gehad, leven met weinig verdriet en
weinig geluk en de laatste jaren was ze zoo
onbewust van haar armoede, dat ze daar niet
meer treurig om w^s, zooals ia 't eerst toen
ze van de bedeeling leefde. Als men oud wordt,
verstompen de gevoelens zoo. Haar geschiedenis
is eenvoudig geweest, zooals die van duizenden,
een geschiedenisje van eiken da»'t zelfde doen,
opstaan, schoonmaken, eten, slapen, zoo zonder
ooit iets anders te zien of te hooren, dan wat
ze van haar vroegste jeugd gewend was grweest.
Haar ouders hebben hier gewoond en haar
broers en zusters; hun heele leven hebben ze
hier gesleten, net als m'n oude vrouwtje alle
maal arbeiders op een fabriek, i ooit een andere
afwisseling hebben dan 's Zondags betere kleeren
aantrekken en dan 's morgens naar de kerk,
's middags wandelen en 's avonds drinken in
de herbergen, jenever met suiker, en dan alle
maal samen, wat aangeschoten jongens en
meisjes met elkaar een beetje hossen langs de
dorpstraten, zingend liedjes, die ze in de stad
al voor een jaar schreeuwden. De overige zes
dagen hun werk doen, a)lijd 't zelfde, weven,
weven, weven.
Zoo heeft zij dan geleefd, 't vrouwtje dat
ze weg hebben gebracht op dien stormigen
Novemberdag. Ze heeft het van jongs af voor
zich gezien. Toen ze twaalf jaar was, is ze
ook op de fabriek gekomen haar broers en
zusters waren er al, zij was de jongste. Eerst
was 't haar zoo vreemd geweest, tusschen die
andere honderden een klein plaatsje zelf in te
nemen, verzinkend in ds massa. Zoo in de
eerste dagen was ze moe geweest van dat
handenbeweeg en die lawaaistemmer, hoog uit,
boven 't geratel van dd machines, die van
7s morgens zeven tot 's avonds zeven, dezelfde
geluiden maakten, altijd maar door. Langza
merhand was ze er aan gewend geraakt; ze
moest ook wel, en ze wist niet beter dan dat
't zoo hoorde, dat machineleven. dat
werktuigelijk je bezigheden doen.
Haar vader en moeder zijn gestorven in n
jaar toen zij achttien was en haar oudste broer
is weg gaan wonen, landbouwer geworden, op
de Veluwe ergens. Maar de anderen zijn samen
gebleven in 't oude huisje en later getrouwd.
Zij zelf ook, toen ze twintig was en zij heefc
altijd in 't huis gewoond, waar ze geboren
en w.ar ze is gestorven, op een wilden najaars
dag. Liefde heeft ze eigenlijk nooit gekend.
Voor haar ouders en broers en zusters heeft
ze dat gevoel niet gehad, dat was meer 'n
soort verdraagzaamheid en aan elkaar gewend
zijn; en toen haar ouders gestorven zijn, heeft
ze niet veel verdriet gehad; ze had geen
fijnvoelende ziel, m'n oude vrouwtje, dat ik niet
anders dan oud en verschrompeld heb gekend,
maar ze is ook eens jong geweest en vroolijk
en knap.
Toen ze twintig was, is ze getrouwd. Dat
is zóó gekomen. Naast haar stond een wever,
zoo flink, zoo jong en krachtig. Hij vroeg haar
op een keer, of ze eens mee ging wandeien,
en dat heeft ze toen gedaan. Een paar Zon
dagen gingen ze samen, en toen zijn ze overeen
gekomen, flat ze best samen konden gaan
trouwen. Ze mochten elkaar wel lijden, konden
goed opschieten; zij zag er altijd zoo helder
en knapj es uit en hij verdiende een goed geld.
heeft onder 't volk? Ja, als dat volk zeeën
positie kan bezorgen, een plaatsje in de
Kamer, of bij een lucratief bedrijf; maar
is hun dat nu kwalijk te nemen, het belang
van jezelf en van je gezin te behartigen,
het is immers ieders plicht.
En dan, dat men spreekt van hen als van
gewone menschen, is het niet met alle waar
heid in strijd? Ik zelf ben niets pedant,
maar dat wil ik wel weten, als er maar
even zich de gelegenheid toe voordoet, speel
ik in de sociëteit onder het discours al mijn
adellijke vrienden en vriendinnen uit. Nooit
zal ik vergeten van den Baron A. en van
Graaf B. of van Douairière C. te spreken,
en dan moest de JV. J'. ('. eens zien wat
voor indruk dat op mijn kringetje maakt.
Maar nog veel grooter blunder is het te
vertellen, dat mijn adellijke vrienden of
vriendinnen zich gaarne als gewone men
schen laten toespreken. Ja wel, enkelen
die geheel en al van adel doortrokken zijn,
zoodat ze eenvoudig tot hun »van" hebben
genomen, Baron, de Graaf, Jonker of
Jonckheere, die lui zien er niet op;
maar ik ken freuletjes genoeg, die als je ze
juffrouw of juf fie wilde noemen, een gezicht
zouden zetten, alsof je ze voor het dienst
meisje van den huize, in plaats van voor de
dochter hield. Maar ik mag dat wel; ik
heb een zwak voor distinctie, en vooral
distinctie gegrond in het onderscheid van
bloed, want het bloed ishet wezen van het
hart en de drijfkracht der hersenen.
Maar allerellendigst vind ik die uitlating
over het aanbieden van een geschenk en
een eerewacht bij gelegenheid van het huwe
lijk van H. M. de Koningin met de
j bijvoeging, -nu een enkele keer doet dat
zooveel kwaad niet". 'Toch is het misschien
jammer'. Dus ook dat zou onze adel, die
zichzelf gevoelt, niet eens meer mogen
doen !
Wanneer zou er voor den adel een betere
gelegenheid zich kunnen prcsenteeren, om
te toonen dat adeldom nog iets meer is dan
een qualiteit, welke recht geeft op een
eenigs/.ins langer adres op brieven en
koeranten-omslagen ? Of meent de X. Hou.
dat een niet-adelKjke eerewacht, en een
j niet-adellijk cadeau aan H. M., en in 't
j bijzonder aan Hertog Hendrik, even aan
genaam zoude» moeten wezen als een door
graven, baronnen, jonkheeren enz. hem
' aangeboden?
j Welk een teruggang van beschaving
spreekt er niet uit die booze kranten-con
clusie, nog versterkt, door de opmerking,
dat men Hertog Hendrik wel zal inlichten,
opdat hij zich niet in de beteekeriis van den
Nederlandscben adel vergisse.
Foei!
Maar gelukkig houden zulke
redacteurspraatjes den \\aren vooruitgang niet tegen.
Las ik niet dezer dagen, dat eenige adel
lijke dames een yloerkleedje voor II. M.
vervaardigen, versierd met de wapens dezer
blauw-bloedigen ?
O, wat is er heerlijker dan het aanbren
gen van zijn eigen wapen .... op een ca
deautje aan een ander.... en dat vooral
op een handwerkje, dat zich zoo goed voor
het tentoonstellen van alle mogelijke kleu
ren leent!
Ik zou wel eens willen weten of die
redacteur van het llotterdamsche blad zich
Zoo hebben ze 't dan samen gewaagd, dat
gröte, dat altijd samen-zijn. Onbewust van
wat ^ ze gingen ondernemen, zijn ze getrouwd
en 't is goed gegaan, ze zijn heelemaal aan
elkaar gewend geraakt. Met hun familie leef
den ze heel vredig; olkaar zoo nu en dan eens
komen opzoeken en koffiie samen drinken,
's middags tegen vier uur, als 't Zondag was,
maar de broers en zu&ters hadden allemaal hun
eigen belangen, hun zorgen en hun kinderen.
Mijn oude vrouwtje is altijd alleen geweest
met haar man; ze hebben nooit kinderen ge
had, altijd met hun beiden in hun huisje met
een keukentje achter de kamer, waar bloemen
op 't kozijn stonden, in roode aarden potten
en een zolder daarboven, 't Was groot genoeg
voor hen, vroeger, toen m'n oudje nog meisje
wa», hebben ze er met hun zevenen gewoond.
Hun heele familie hebben ze zien sterven,
beiden waren ze immers de jongsten. Hun
neven en nicbten bleven niet in't dorp, trokken
weg, overal heen, naar andere dorpen, op andere
fabrieken. Die kregen nu weer hun eigen be
langen, bei emmerden zich niet om hun oom
en tante, die al oud begonnen te worden;
lieten niets meer van zich hooren. Alleen, die
uit de Veluwe schreef nog wel eens, die broer
van haar. Z'n zoon dreef de boerderij en z'n
vrouw en hij woonden bij hem. Toen de broer
dood was, hield dat ook op, de neef had zijn
oom en tante nooit gezien. Nu is de tijd er.
waarin ik m'n oudjes heb gekend. Als ik aan
ze denk, zie ik ze nog altijd zitten, als wanneer
ik ze op kwam zoeken.
Zij, stram, in een rieten leunstoel voor 't
ver.ster kijkend naar de straat, waar niets te
zien was als zoo nu en dan een vrachtwagen
met een witte huif of een paar menschen, die
net als zij, op 't eind van 't dorp woonden en
er dagelijks voorbij moesten.
Hij altijd bezig met spoelen de witte draden
samenvouwend tot lange strengen. Zoo nu en
dan praatten ze eens samen, maar meestal
za'en ze stilletjes tegenover elkaar; ze hadden
elkaar niets meer te vertellen. Toen op een dag
is de man plotseling gestor,en, een beroerte
gehad, 's morgei s lag bij dood in z'n bed.
M'n vrouwtje jimmerde, voelde zich erg onge
lukkig tn eerzaam nu, zoo heel alleen, 't Was
haar een gewoonte geworden haar man om en
bij zich te zien. Net of er iets weg was, zoo
vreemd was 't nu. Als ze een stoel of een tafel
had gemist, zou ze misschien 't zelfde gevoeld
hebben, ze was aan alles evenveel gewend in
baar huisje.
A'k noe mèr nig alleinig heuf te leven,"
huilde ze altijd. Ze was toch ook zoo eenzaam.
Sinds dien tijd is ze verdrietig geweest en
ze is ziek geworden, oud en zoo droevig.
's Morgens stond ze op en dan ging ze in den
leunstoel voor 't venster zitten, den heelen
dag. Een buurvrouw redderde een beetje in 't
keukentje. Overigens was ze steeds alleen,'
kijkend met doffe, wezenlooze oogen naar de
planten op 't kozijn en naar buiten, naar de
stille straat.
Zoo is 't leven van 't vrouwtje geweest. ..
Zacht en kalm is ze gstorven, zonder pijn,
alleen, eenzaam, in haar leur,stoel, 't hoofd
voorover gezonken, de handen gevouwen, of ze
bad. De neef uit de Veluwe is gekomen, om
mee te nemen wat er nog bruikbaar was in
't oude huisje, en is toen maar gebleven, om
haar te helpen begraven, dat stond bfter ....
Op een wilden najaarsdag hebbben ze haar
weggebracht.
Borne, Oct. 1900. NETTY SI'ANJA.UJD.
Collectie Steenbergen."
Catalogus van de kostbare verzameling post
zegels, port-, dienst- en pakketzegels, brief
kaarten, kruisbanden, couverten en andere
geheele stukken, van bijna alle landen van
Europa, Azië, Afrika, Amerika en Australië.
Alsmede van onderscheidene rijke collecties
en albums van andere overleden verzamelaars,
waarvan de publieke verkooping zal plaats
hebben op Maandag en Dinsdag, '28 en 2!)
Januari 1901, telkens te half zeven uren, in
het verkooplokaal van H. G. Bom,
Warmoesstraat bij de St. Olofspoort, ,55, te Amsterdam.
's-Gravenhage, 21 Jan. 1901.
(leaclite Redactie!
In een bespreking van Elzevier's geïllustreerd
maandschrift in uw No. van 20 Jan. 1.1., doet
de heer G. van Hulzen het (natuurlijk bij
vergissing) voorkomen alsof het prospectus, in
het Januarinomrner gelegd, ware opgesteld
door de reductie.
Deze stelt er echter prijs op in uw geacht
blad te verklaren dat zij aan de samenstelling
van Kl:evicr'a proi/r(iiinn<i hare medewerking
niet heeft verleend. Het is. trouwens, allén
onderteekend «Maatschappij 'El.;erier''.
Met de meeste hoogachting,
de redactie van »Elzevier's geill. Maandschrift".
ook zoo over den adel zou hebben
uilselaten, als hij zelf een kroontje boven zijn
naam kon plaatsen met evenveel recht a's
een heusche Graaf, die nog nooit zijn
horloge in den lommerd heelïgehad.
In den laatsten tijd heb ik mij met dichters
bezig gehouden, en van hun gevoelvolle
ontboezemingen genoten ; de h et-ren
Hchuepman en Priem. Thans komt zich bij hen
als diitter itu Bunde aansluiten de
ilaneerende Flanor Boele van Hensbroek. In
het Siiccliüor-mimmer van 10 Januari plaatst
hij een gedicht -Winter aan het strand'', vol
diepzinnig-droeye bespiegelingen, waarop ik
de volgende dichterlijke commentaar ont
vang, getiteld: -De Dichter aan het strand '.
Oni/eHeil'i is '! !r lezen dit ir.dielit.
Ivmd il(?,!i de bard met duffe, moe, ie
rimpel\,\\»'f< 'l uvlc /mul. Mor zet hij xi,;|, i,.,. |U,,Tj
-Maai1 vri.lt p'ru ni-t. Daarginder daalt du /on
/"iiilc !? «MI .-li-aal, .ï'edoofd. (TH niudc schijf,
Hanwc hennnni; aan liet blinken \an
l'.en Innkelnienu e ridderorde ii( xri
Ki'ii oadr krab ..... i'-i'hcci't M'lmiiii. «ver 'l stranu.
Hij aal ren lirclic scharrelen . . . . daarjimls
lirspciirt hij 'l midi; ku^ni, ,\:iar /ijrl l,c!
Hei» ui.sl ITH d|i (uitiaiiL'cii /icc|'(. uiiar liii
Ken j.ai-adih vol nellnM heel! u' e Irn ,md.
llroef bhkl de ba:-d. 1 1 ij vindi het i.ididhriu,
l'-" '-ii'li in't linljr nikkriui van de bor-i,
\\ i'i-pt hij In-I in de /re.
f * dnie\ ia' ]* 't
7.00 ben ie moeten ivuvJrn aan dal M rand.