Historisch Archief 1877-1940
No. 1232
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
genomen, dan moet er voor ons zieleleven nog
iets anders gelden dan de wet der causaliteit.
sOorzakelü'kheid is nooit anders dan een verband
tusschen verschijnselen orderling". Wanneer er
dus uit datgene wat nooit verschijnse1, nooit
object van kennis, maar wel onmisbare voor
waarde van kennis is, wanneer er uit het
idenüsch subject een zielstoestand volgt, dan
mogen wy niet zeggen, dat hij er door ver
oorzaakt wordt Nu is het maar de vraag, of
«het transcendente ik" nieuwe tennen ia de
reeks der zielsverschu'nselen brengt. In dat
geval moet Causaliteit als al-eenig verklarings
beginsel geloochend" worden. Dan blijft er
plaats over ivoor een zielkundig verband waarbij
niet, kausaal, een volgende toestand uit een
som van voorafgaande dient te worden ver
klaard ; maar deze, nevens den samenhang
met de voorafgaande, zijn grond in
hettransscendente heefi". Dr. Bierens de Haan doet een
beroep op ons zelf bewustzijn, ten einde ons te
overtuigen dat het «transcendente ik" als »de
reëele levende en rechtstreeksche voorwaarde"
van menig fait in ons zieleleven moet worden
aangemerkt. «Bewondering, eerbied, geestelijke
vreugd" worden door hem genoemd. »In deze
openbaart ons transcendente zijn zich aan onze
bewustheid". Er zijn andere gevoelens, zegt
bij, 'd'6 a's reakties op waarneming gelden
en met welke wy in de waar neming-f eer leven :
haat, eigenliefde, en alle nuance eii mengeürg
dezer" bl. 71.
Dus niet in gevoelens, bij welke hoofdzake
lijk onze zinnelijke natuur betrokken i?, maar
in ardere, welke een waardebepaling in zich
sluiten, ziet onze auteur betooning van het
identisch subject.
»Hët zelf in zijn transcendert bestaan is de
levende wf-rkelijkheid, waarvan de waarden
getuigenis Esfbggeri". bl. 82. Waarden vertegen
woordigen binnen de sfeer van het tijdelijke,
zoo leert onze schrijver, die eeuwige
werkelykhéid, waarvan Spinoza zei Je: »Da volmaakt
heid is werkelijkheid". Ooi het anders uit te
drukken: »De maatstaf des onderscheids
tusBchen goed en kwaad ligt in onszelf.. . Goed
is hetgeen uit aandrang onzer ware natuur
volgt", bl. 76.
Het is moeilijk in ieder bijzonder geval
tusschen activiteit en passiviteit, tusschen den
staat van vrijheid en dien van slavernij, een
scherpe grens te trekken. Dr. Bierens de
Haan moet het, zou ik zeggen, ondervonden
hebben. Zeer duide ijk wordt, geheel in het
algemeen, door hem onderscheid gemaakt tus
schen het begeeren, dat in ons geschiedt en
zonder ons toedoen tot stand komt aan de
eene zyde, het willen in den ergeren, in den
eigenlijken zin des woords aan de andere zijde.
ledere onbehagelijke toestand wekt in or.s het
verlangen er van verlost te worden. Maar bij
de voorstelling van dat onbepaalde doel blijft
het meestal niet. Herinnering aan het vroeger
doorleefde brengt or.s de middelen voor den
geest om den onlust te doen eindigen en daar
mede wordt bet verlangen op iets positiefs
gericht. Zoo roept ondragelijke zonnehitte het
verlangen naar schaduw, honger het verlangen
naar spijs te voorschijn. Verder wekt ieder
beeld, aan hetwelk zich de voorstelling van
een genot vastknoopt, het streven naar dat
genot. Ook hier is dus doelbeooging, waaraan
zich, indien er niets tusschen beiden treedt,
rechtstreeks beweging in een zekere richting,
zoogenaamd handelen vastknoopt. Maar dat
alles is slechts leven op impulsen en
instinkten; het is een werktuigelijk verloop van psy
chische gebeurtenissen, waaraan de wil niet
het minste aandeel, hefft.
Eerst wanneer de rtflrxie op het eigen zelf
tusschen beiden treedt en dimtengevolge de
onwillekeurige beweging naar het voorgestelde
doel opgeschort, misschien zelfs voor goed
tegengehouden wordt, kan er van willen sprake
zyn. B. v. de renbode, die de rivierbrug
weggeslagen vindt, deinst niet uit vrees voor
de ijsschotsen terug, werpt zich evenmin blin
delings in levensgevaar, zoowel het een als
het ander ware passiviteit, willeloos.heid,
maar bezint zich, zij het nog zoo kort: kan
ik 't mo<et ik 1 Het wilsbesluit is »beoordeeling"
der dóelvoorrteUing. Het is onbestaanbaar
«zonder den voorafgaanden wensch". Het
ongeSien, de ezel.
DOOR
J. F. DE WITT.
't Was juist weer naar mijn zin: zonnig en
warm. De boomen waren bladstil. Onder de
maiquise, voor het halconvenster van myn
studeeikamer, door, zag ik den tuin van onze
kleine villa in het Gooi: de groene grasperken
met de vakken geranium^, maandrozen en
begonias, de kiezelpaden er tusschen, dan de
heg van reeds uitgebloeide wilde rozen, en
daarvoor den grindweg tchelgeel, met tan den
overkant het lage eikenkreupelbosch,
waartusschen rog-;e en boekweitvelden schemerden.
Alle groen was nog frisch. En hoe heerlijk
rustig was het in de na'uur. Het eer ige geluid
kwam van een gonzende bij, die op haar vleugels
de kamers binnendreef, maar dan dadelijk weer
een uitweg zocht.
Toen, eensklaps, hoorde ik wielengeknars op
het kiezel, er kwam een gebabbel van kinder
stemmen en dan klonk de volle altttem van
mftn vrouw, die riep: Neer, maar kinderen,
dat gaat zóó niet. Niet allemaal tegelijk. Dat
kan het beest niet trekken."
Onze oudste jongen antwoordde: Wie mag
dan wel meerijden, maV"
Toen ma wtêr: Nu, dat zal ik eer s zeggen.
Ga jy op het v-oorbankje zitten om te sturen .. ."
Hèma, het heet mennen!"
Nu din, om te mennen, en laat Truus dan
met kleine zus raast je komen zitten. Truus
zal je het kin l goed vasthouden?"
Ja, mevrouw!'
Truus is de uitverkorene van onzen oudste.
Gelukkig is de jongen zelf nog geen twaalf
jaar, zoodat dit m\j nog geen zorg behoeft te
baren. Maar als pa er zich toe bepaalt den
jongen soms een beetje met zijn belle te plagen,
kan ma met het meest ernstige gezicht
toeluisteren als haar verhalen wurdeu gedaan van
Truus en ik". Ik heb baar eens gevraagd of
z\j daarmee een bedoeling had, en toen heeft
zÜgeantwoord: Ik zou niet gaarne hebben
dat hij een ruwe jongen werd, en daarvoor zal
de omgang met Truus hem voor een groot deel
bewaren..."
Doch nu was zij nog aan het verdeelen der
plaatsen.
junuiiiiiiiminmuuiiMiu
wenschte kan ik niet willen. »Djeleinden
wo-den gesteld door faegeere of wei)sch". bl 85.
Het doel »wordt niet door den wij voortge
bracht", blz. 110. Da wil beoordeelt enkel of
»de doelstelling een eisch onzer
menschelijkheid, een verplichting" is. bl 109. Het willen
bestaat in jit of neen zeggen. Het willen is
oordeelen, zooals Spinoza zegt. Maar een
oordeelen, waarin zich ons diepste wezen uit.
N.et het voorwerp, maar de oorsprong van
het willen is belangrijk. »Het is onverschillig
wat ge wilt, zoo het slechts willen zij", bl. 112.
Een slechte wil is er niet.
Dat het wilsbesluit geen anderen inhoud
heeft dan de voorafgaande wensch, maar een
andere afkomst, is volgens onzen schrijver een
regel zonder uitzondering. Het is mogelijk
oplossing van de levensraadselen er.kel te
loentdien. Het is ook mogelijk haar te willen.
Drie, viermaal keen dat voorbeeld terug. bl. 1U1
vlg. Maar de zaak wordt er niet duidelijker door.
Da wenscher, zoo heet het, zag liever dat er
geen raadselen waren. Maar »aen vrijs
b!ijlschap om de majesteit van het lever, welke
zich in raadselen openbaart'7, is het deel van
den willenden mersch. Dus blij Ischap om het
idiotisme van een kind, om zegevierend on
recht, om kanker en kiespijn! Op bl. 125
wordt «ontevreden verlangen naar oplossing'
aan «menschwaardig voon emen om te verstaan"
overgesteld. Tien bladzijden later heet het dat,
als de mensen de ellende des levens ervaart
en onder den druk er van zich ean leerstuk
vormt, dit »passie", «anredelijke meening''
is, terwijl »het wijde redelijk inzicht", een
«volledige bewustheid", »idea adarquata" door
hem verworven wordt, die »in ware aktiviteit
en dus ware zedelijkheid" zijn diepste natuur
verstaat, bl 13U Dit alles zweemt een weinig
naar woordgerinkel. 0/iza auteur heeft wel
gewenscht in het door hem gekozen geval de
grens tusschen wenschen en willen te trekken,
maar het is tobben gebleven. Wellicht was
zijn bedoeling: wie zich door de
lever.sraadseien laat verbijsteie* , is slaaf, maar de vrije
mensch, die zijn steunpunt in zich zelf vindt,
aanvaardt ze in het vertrouwen, dat er eens
licht zal zijn uit licht en duisternis.
Dat laatste is inderdaad de houding, dia
Dr. Bierens de liaan tegenover de raadselen
des levens aanneemt.
Op trtfl'jnde wijze betoogt hij, dat het doel
des levens is op het veld des tijds onzen
eeuwigen, orivervroestbaren aanleg te verwer
kelijken. Dat wij doar het rnoaras van zondige
ellenda henen moeten om den berg des heils
te bereiken. Dat de modderspatten 's menschen
diepste natuur niet verontreinigen kunnen.
Dit ieder leven, ondanks zijn afdwalingen,
vooruitgang is. Dat de hoop der onsterfelijk
heid gerechtvaardigd' is, daar het doel der reis
volledige zelfverwerkelijking is. Dat het noodig
is veel en diep te vallen, eer de mansch zij i eigen
beste wezen en zijn waren wil herkent. Dat
zelfdoorgrondirg niet geschonken, maar enkel in
den tijd verworven kan worden Dit men om het
bekoorlijk zijnde met bowustzijn te willen, eerst
het bekoorlijk schijnende begeerd moet hebben.
Dat het betrekkelijk nut des lijdens onmis
kenbaar is, daar teleurstelling en mistroostig
heid middelen zijn om den lichikring, dien
het eeuwige zelf in het bewustzijn werpt, te doen
aangroeien. Dat wie uit het oogpunt der eeuwig
heid de wereldsche gebeurtenissen aanschouwt,
het kwade niet ziet. Dat God dientengevolge
de zonde niet ziet.
Het boek kan strekken ooi de heldere en
heerlijke gevoelens, waarvan het eeuwige in
ons de bror.wel is, tot hooger warmtegraad
te doen stijgen.
Het is een te dik boek. Ik zal niet zeggen,
dat het breedsprakig is. Dat zou een valsche
beschuldiging zijn. Hier en daar is het zeer
mooi geschreven. Tal van gelukkige uitdruk
kingen zou ik kunnen aanwijzen. Ean paar
voorbeelden. Het verstand wordt »Je
kornmissaris van orde in ons brein" genoemd. Van
den wensch heet het, dat hij »door onvoldaan
heid wordt gaande gehouden gelijk een vuur
door petroleum". Di drie door Spinoza onder
scheiden kennis-orden worden met trappen
vergeleken, waarvan men den hoogeren iiiet
bestijgen kan, zonder eerst op den lageren
i gestaan te hebben. Zoowel door zijn vorm als
door zijn inhoud behoort het boek tot het
! merkwaardigste, wat in de laatste jaren hier te
; lande op philosophisch gebied is uitgekomen.
'. Toch meen ik, dat de schrijver, had hij zich
| den tijd gngund, het de helft kleiner had kunnen
j maken. Dan zou hij nog meer lezers vinder.
] Beantwoordt het boek aan zijn titel en geelt
: het »aeri levensleer naar de beginselen van
! Spinoza?" llje gaarne zouden wij o.izen
grooten landgenoot zeif da vraa» voorlegden :
, is dtit ) ulieren kind al dan niet geest van
i uw geest? Misschien zou hij ant-voorlen:
ja en neen, al naar gij het nemen wilt. Gelijk
ziri voor werkelijkheid en mysticisme bij mrj
? hand aau hand ginger, zoo ook b'j uwj irgen
Stichtsehen prerlikar.t: tengevolge van de
var; wantsehap onzer zielen was bij in staat
dik; wijls een uitnemend vertolker mijner gedachten
, te zijn. Ia een ander opzicht: neen. Want
het eigsraardige van mij'i stelsel heeft hij
gej tracht mij te ontt'.itselon. Naturalisuia,
panI thtHine en levensle?r stelt hij aan elkander
. over, terwijl het juist mijn streven was die
j drie voor eeuwig saam te smelten. Voor de
j stoutheid van tj.ijn onderneming, voor mijn
l geniaalsteti greep heeft bij geen oog gehal.
Bj het hooreu van die stem uit het graf
l zou Dr. Biermis de Haan o s misschien
toe. Klisteren: ik heb dien greep niet willen zien,
j omdat het een misgreep vva>.
i Utrecht, IS Jan. 1901. VAN DEH WI.ICK.
En dan op het ach.erbankje Guusje, en
Ger met Wim."
En wij dan, mevrouw!" vraagt een
klankvolle mooie kinderstem.
Jij en Poppie en Trees komen zoolang wat
by mij in do veranda zitten en gaan bij een
volgenden toer mee. Kom maar hhr, dan mag
jelui door de teleskoop plaJjjs zien en zal ik
er wat bij vertellen."
O, heerlyk, mevrouw!"
Het geding was dus beslist en als mijn vrouw
nog gewaarschuwd heeft: Nu niet te hard
hollen in die warmte ! Je mag het beest zich
niet laten overwerken," knarsen de wielen
weer over het kiezel en gaat de ezel wagen
klaarblijkelijk het hek uit, den weg op.
Die waarschuwing was weer echt iets voor
mijn vrouw. Een ezel, die te hard draaft!
JSeen, waarlijk da'rvoor is een ezel, ondarks
zijn slechte reputatie, toch te verstandig. Het
overwerken laat hij aan de meischen over.
* *
Ja, wij hebben e3n ezelwagen en een ezel.
Ds kleine poes uit onze eerste huwelijksjaren,
die ik in mijn veiloving^tijd zoo het hof'maakte,
is reeds lang niet meer. Pips, de hond, de
speelmakker der kituïeren in hun j'jnge jeugd,
is een luie. zware hond gewordea en ligt liever
zich in het zonnetje te koesteren, dan dat hij
nog gaat meedraven. E:i toen onze middelen
het veroorloofden om 's zomers een villa te
huren, zijn mijn vrouw en ik in een van die
gezellige uurtjjs, onder ons beidjes, waarin wij
onze belangen en nu ook die der kinderen
bespreken, tot het besluit gekomen, om ter
wille van ons viertal een ezel en een wagentje
aan te schaffen.
Voor het kcopen van de cquipage moest ik
mij natuurlijk op htt oordeel van amUren
verlaten. Toen wij echter wager, ezel en tuig
in ons bezit hadden, goed gestald in e M schuur
achter het huis, werden wij spoedig genoeg er
vertrouwd mee.
Pa," vroeg mijn oudste jongen, die reeds
eenig begrip van klassieke talen heeft, pa,
mag de ezel Asinus heeten?"
Maar jongen," zei zijn mo.-der, wat is dat
nu voor een naam?" en zus riep: Hèneen!
een ezel moet grauwtje heeten!"
Ja," hernam ma, dat vind ik ook veel
beter. Of noem hem Bles! maar Cosinus, wat
is dat nu? Komt dat niet bij meetkunde te
pas?"
Neen, ma," zei de latinist, ik vraag Asinus,
dat wil zeggen: ezel!"
Och kom, dat onthoudt immers niemand!"
Wim, Guusje en Zus voegden zich bij ma
en stemden voor Grauwtje", want," zei Wim,
de ezel heelt geen bles, dus kan je hem zoo
liiiiiMiimniimiMi
Mliiniiiiuiirntl
f
Inziet in de Hoofdstad,
Onze te Berlijn gevestigde landgenoot, de
violoncelliot Ant. Hekking, vergastte zijne
toehojrders, Donderdag den '2-1 Januari, ia het
Concer'gebouar op bet concert van d'Aibert in
C, hetwelk door Ilugo Becker verleden j tar
v >or hst eerst h'er is ge.-peeld als manuscript
Thans is Let werk gedrukt en vergis ik
mij niet dan heeft de componist er eenige
wijzigingen in aangebracht. De goede i: druk.
dien het w^rk verleden jaar op mij maakte,
werd thans beves.ig'. d'Alberi's cot eert is
een degelijk cpm; geen virtmuenmuziek in
den t'ant van Pnganiui's of Vieux en.ps' viool
concerten, maar een werk dat in zijn
hymphonischen bouw den kjndigen en moJernen
c >mponist kenmerkt, dien wij in d'Alhe,t zoo
zeer waa'daeren.
Hekking beschikt niet over een zoo gnoten
toon als Becker, doch de klank, dien bij aan
zijn instrument ontlokt, is ongem en e.iel en
sympathiek. Dat de virtuons aan de technische
eischei niefs schal.lig bleef, behoeft bij zulk
een eminent kunstenaar eigenlijk Liet eens te
wor.len gereleveerd.
In het tweede deel speelde IIukMng Bich's
bekende Aria uit cl« D-.tur suite, een Koma ce
van (jotltïied Mann, Papilion van P, pper en
a ^ l."-<r;ft Tr;i imerei van Schumstin. Daarmede
w a. ?< /..in succes bij het publitk groot en Ier. cM,
war,t deze nummer.», die zoo bevat elijk zijn
dat ze dorir iedereen bejrepen vo.'den. werden
met een bijzonder fijn gevoel voor kla' k
chakeering en phrasceriTig gespeeld; vooral bet
Andante van Mann, een keurig s ukjs van niet
te grooten omgang, zeer mooi geïnstrumenteerd
en in zijn geheel een zeer ha- moniL'usen indruk
makend. De heer Hekkicg heeft zich hier vele
bewonderaars verworven, als bij weer komt dan
kan bij zeker rekenen oji een warme ontvangst.
Do orchoitwerken van dien avond war^n de
ouvertures Anacreon van Cherubim en Ton
Juan van Mozart, ber.evens Tod und
Verklüvung" van Richard S'.rauss en de eerste
Ithapsodic Norwegienne van Lalo. Al deze
werken werden ep p achtvolle wijzi door den
heer Menge.herg en zijn orehest geïnterpreteerd.
Strauss' i'oml.chtung"?zooais de componist
niet noemen,'' maar toen klaagde onze oudste
teleurgesteld: Ik krijg ook nooit eens mijn
zin," waarop ee.i allergrappigst gesprek volgde
Moeder voegda hem toe: Dat moet ook
nier, want jij bent do oudste en moet wat
toegeven.''
Maar ik ktijs; ook nooit mijn zin," merkte
daarom kleine zus op, en ik ben de jorg^te.1'
Dat mag ook heelemaa' niet," verzekerde
ma loe weer, want zoo'n kleine pop moet
zich leeren schikken 'i"
Maar wie kri gt dan wel zijn z'n?" vroeg
nu Gnu<, terwijl zij haar raoedei met haar groote
kinderoogen verbaas i aankeek.
En daarop verklaard J mijn vrouw kortaf op
den gedecideerien oraktltosn, die haar zoo
goed afgaat: Niemand. Ken ieder moet zich
onderwerpen aan orde en regelmaat."
De oudste, die aanleg heeft om jurist te
worden, wilde nu echter weten, wie dan d;e
or'c on regelmaat voorschrijven als niemand
het zeggen mag", maar ma keerde kalm baar
stelling om en besloot het gesprek met de
verklaring, die k-men van ze t, ah iedereen
doet zooals het b;hoort.''
Pa luisterde glimlachend r:aar de uitspraken
zijner vrouw. Hij was tot nu toe buiten het
debac gebleven. Hij zat in zijn gemakLelijken
stoel, met een lekker glaasje citroenschillen
op brandewijn, zooals alleen schoonmama ze
maken kon, voor zich en een sigaar in den mond.
De staiuhcuder begaf zich echter in appèl
en zei: fa zegt niets. Pa, mag de ezel nu
niet Asinus heeten ?" en pa, trotsch op zijn
latinist, en terugdenkend aan zijn eigen tijd
van Nepos, van Caesar's Gallischen oorlog en
waarmee hij meer geplaagd is, pa besliste, dat
de nieuwe aanwinst een klassieken naam zou
dragen en gat' zijn starnhouder gelijk.
Nu," zei ma, zoo vroolijk lachend, dat wij
allen met haar instemden, nu, dan noem ik
den ezel Slen !"
En het is Sien geworden en het is Sien
gebleven. De vrouwen beheerechen de ge
schiedenis in het kleine en in het groote.
II.
Ik weet niet of gij dat mooie sprookje van
Grimm kent over den leeftijd van denmensch.
De dichter stelde het voor, alsof, toen de wereld
geschapsn was, moest worden vastgesteld hoelang
elk beest en de mensch leven zouden. De ezei
kreeg dertig jaren, maar vond dit te veel,
omdat hij altijd zoo hard moest werken. Toen
erbarmde zich de Schepper en schonk hem
achttien jaren minder. Daarna volgde de hond.
Ook hem was een leeftijd van dertig jaren te
lang. Oud en tandeloos zou het leven hem een
zijne werken pleegt te noemen werd al
bijzonder mooi vertolkt. Min schijnt in den
laats en tijd aan dit werk de voorkeur te willen
geven boven 's meesters andere compositiën.
Het mag waar zijn dat iedereen dit werk in
zijn geheel meer kan accepteererj, zondtr voor
behoud te maken ten opzichte van enkele
onderdeelen. Wat mij aangaat, ik verheug mij
niet minder op Strauss' andere Toi dichtunger,
die ons immers door den heer Mengelberg
beloofd zijn in den loop van dezen winter?
Haoul Pugno is een bijzondere verschijning
onder de pianisten van den laat sten tijd. Er
is er zeker geen die tneer tegenstrijdige eigen
schappen vereenigt in n persoon. Nu eenj
bekoort en streelt bij in hooge mate, dan wedtr
stoot hy at door het heftige en bizarre in zijn
krachtuitingen en overmatig snelie tempi. Pugno
is een kunstenaar met groote gaven en met
veel temperament; ho3 j immer dat echter zijne
onstuimigheid niet gebreideld is. Hoeveel
scbooner en harrnonieuser indruk zou zijn spel
dari ranken. Zjn techniek is verbazer.d ont
wikkeld. Zelfs wanneer hij zijne tempi tot in
het oniogelijke versnelt, blijtt hij nog duidelijk
in zijae pa<sag;:s. Allerbekoorüjkst zijn echter
zijne zachtere tninces. Daarom leerden mij
het preludium voor de t-mol fuga van Bacb,
Ab ruis van 'chumann en de Romance uit
Kaschingsschwank van denzelfd-jn componist
een ongestoori genot op.
Ten zeerste opvallend, bij zooveel grilligheid
in de opvatting der stukker, is de uiterlijke
rust van don heer Pugno. Mea zou zich ttij
zoo'n spel veeleer een z:er onstuimige ver
schijning der.ken. Wat de Pleyel-vleugt l dien
avoi.d heeft moeten verduren, mag men iiiet
gering schatten ! Jammer voor onze ooren, tea
minste als de hei r Pugno speel', dat hetforte
op een Pieyel- vleugel i iet zoo mooi van (on
is als het jtiuno on daarin n.l. achter staat
bij een furte op ei n Steinway of
Bechstemii.strum;nt. Da heer Pugno speelde nog (Ie
cis-mol bona'e van Becthovei, (Mondscheiu)
zeer schoon en ee..ige salonstukjes van eigen
compositie. Het zij<i allerliefste stukj-w, zeer
smaakvol va:i iiihiul, doch zonder iipeie
beU'ekenis.
De heer T erie geeft iedere i win'er eenige
orgelvoordrachten in het Gebouw der Vrije
Giiiieeme met me tewerking van een paar
solisten. l>ikvveif geeft hij aan jong re kunste
naars gelegenheid op di« wijze in bet publiek
op te treden ; vour 1.1. Zondag waren het kun
stenaars in de vol e rijp'üei.l van hun talent,
di^ h:j aan zich hal weten te \erb';nden; n.l.
mevrouw Uiden boom en de beer Bram
Kljerir g. Mevrouw 01 loi.bojm maakte met haar u
tslekenae voordracht v.n Lir.dJs Er weidet
seine lieerde'' en Bach's Ai ia uit de
rii'igitcantate blijkbaar diepen indruk op het tal yke
publiek, niet mii.d, r ils h ser E!dering door de
zuiverde d van stijl en sp ?! in een Adugio van
Bach en in n vanNardii i. De heer TieriespeeUe
Bach's Preludium tn Fuga in c en de d-mol
sonate van Mendelssohn. Men moet zich steeds
op nieuw we n r. en ain den eeuigszins harden
klank van het orgel. Na, dit gadaan te hebben,
kon ik volop gei ioten v<m 's heeren Tierie's
s'ijlgevoel. van zijn smaakvolle registratie en
van zijn o berispehjke techi iek en rhy:hmiek.
Mej. Til'y Koenen behoort reeds een gen (ijd
tot de lievelingen van het publiek. A's zij een
concert geeft, dan pleegt de kleine cjr.cer zaal
uitverkocht te wezen. Daar ik niet de vrije
beschikking hsb over rn;.in Woensdagavond, kon
ik helaas hsar laatsten liederei.-a.-ond niet
bijwonen. Van bejoeg!e zij ie vernaai ik ec!.ter
dat haar orgaan zich nog steeds tei melkt door
stralende tchionheid in alle iig-singen der stem,
dat haar voordracht aan uitdrukin^ nog heefc
gewonnen sedert hear vo ig op reden, maar
dat de srmenstellir-g van haar p-ogramma
ditmaal niet zooveel hnvu-di^ing tchonk als
vroeger. Over geus moet (Je uitvoering van
eenige liederen van Brahx.s en van oen paar
b?llades van Löne wed roiu volkomen de groote
gaven van mej. Koenen in hsi licht ges:eld
hebben; niet mii.dcr de voordracht van de
onlangs door mij besproken nieuwe
instantaneetjes van Catb. \an Kenne.'. Als m (J Koenen
wederkoint trach'e zij o s v\e:er te omhalen
op belangrijke nieuwe werken, zooa's zij vroeger
deed op de lyrische stukken van End. Buckof
Arnold Mendelssohn.
De heer Ant. Tierie heeft weder als steeds,
zeer schoon begeleid.
* * ??" '
*
GIUSEPPE VERDI t
'ast zijn. En de Heer erbarmde zich weder en
nam twaalf jaren terug. In de derde pUats kwam
de aa.p en deze wilde evenmin dertig jaren leven.
liet grimassen maken was hem te zwaar. En de
Heer was genad'g en tchrap'.e voor hem tien
j'jrcn.
Toen verscLeen de mei sch en die vond
dertig jaren te kort. Hij had na dertig jaren
pas zijn huis gereed, zijn boomen geplant, zijn
eigjn haard ingericht.
En op zijn bidden kreeg hij eerst de achttien
jaren vuil driii ezel, dan de twaalt jaren van
den hond en eindelijk de tien jaren van den
aap. Altoo leeft de mensch zeventig jaren.
DJ dertig menschei j u-en gaan vlug voorbij,
dan moet hij achtti.n jaren hard wtrken als
een ezei, vervolgens komen de twaalf jaren
van den hond. hij wordt langzamerhand stijf
en verliest zijn tanden en ten slotte leeft de
mensch de tien jaren van den aap, hij wordt
zwak van hoofd en doet soms dwaze ding! n.
Welnu, ik geloot dat ik EU in mijn
ezelsjaren wa^.
Ik had de dertig jaren van den mensch reeds
een heel eind acuter mij. Ik had mijn eigen
haard gesticht, ik bad een vrouw en kinderen.
Ik bekeek de wereld met heel andere oogen
dan vroi'ger. Daar was een tijd geweest, waarin
ik meende, dit als mijn vrouw en ik geen paar
werden, de wereld van zulk een onzalige
ge'beurtenis de meest ingrijpende gevo)g< n zou
ondervinden; daar is ook een tijd geweest, dat
mijn vrouw en ik te zamen overtuigd waren,
dat wij het eerste menschenpaar waren, dat
zoo de liefde genoot, als de liefde dat
v<rdiende. Daar is een tijd gekomen, c'at ik heb
leeren bestü'en hoe weinig een mensch, een
huisgezin zelfs in het htelal meetelt, dat ik
wel eens ben gaan twijfelen of wij iets mee
tellen, iets meer dan het slakje in dtn tuin,
dat voortkruipt in den morgendauw.
Maar hoe dit zij. Ik gevoel, dat ik voor
vrouw en kinderen werken moet en vooral
hierom vergeleek ik deze jaren mijns levens
met de ezelsjaren.
Ik draag geduldig mijn last, dien ik mij
trouwens zelf heb opgelegd, en in alle kalmte
gaan nu de jan n voorbij zonder hevige
zielsindrukken, als in den eersten tijd \an mijn
huwelijk soms mijn deel waren. Mijn vrouw
en ik, wij zijn beiden krachtig van lichaam
en sterk van geest. Wij hebben veel geleerd
en een ruimer blik g( kregen. Zoo gaan wij
samen voort.
Het werk werd steeds omvangrijker en de
eischen van het gezin werden steeds hooger.
Als ik mijn boek uit den tijd, toen onze oudste
zijn wijsheid nog opdeed op moeders schoot,
vergelijk met dat van nu, nu er vier
schools niet mei-r. Een der grootste componisten
van de pa< vervlogen eeuw is in dt.n hoogea
.ouderdom van 87 jaren ten grave gedaald.^,
Geheel Italiëtreurt bij het verlïs van een
man, wiens talei.t geëvenaard werd door zijn
bescheidenheid, maar vooral ook door zyne mild
dadigheid. H icrend is het te zien hoe iedereen
in Italië, van af den hoogste tot dsn laagste,
smartelijk bewogen is bij bet afsterven vaa
dien grooten kunstenaar. Senaat en Kamer,
beiden heffen hunne zittingen op ten teeken van
rouw en de buitenlandsche | arlemanten spreken
hunne deelneming uit t< ger.over de
Italiaansche regeering bij het verlies van den componist.
In Milaan, de w. onpl-.ats vanden meester, zijn
de schouwburgen, ja zells de winkels g sloten.
Men kan daa'iüt afleiden welk een groot
man Verdi was maar het strekt zeker
ook een volk tot sieraad zijn groote mvnr.en
zóó op vorstelijke wijzs te eeren. Zou in ons
land iets dergelijks mogelijk zijn ?
Verdi was inderdaa-1 een groot kunstenaar.
Niet alleen omdat hij de componist is van
Rigoletto", van 11 Trova'ore" en la
Trav.ata''. we ke werken in en buiten itai'öge
speeld worden en steeds een enthousiast
aulitoruim. vinden, doch nog \eel meer, onulat by,
de gevierde, zoo bescheiden was in Richari
Wagner een nog gro jter kunstenaar te zien,
dien buitengewoon te vereeren en toe te geven,
dat zijn eige i tuns1, de italiaanscha muziek,
niet mocht achterblijven en hajir voordeel moest
doen met de hervormingen van d-.-n grooten
D.iitschen rmester. En is ook werkelijk in
Aïla en (J bello niet eenigsdns den invloed te
bes, Buren, die Wagner's kunst op den
italiaa-schen ma ??s'ro heeft uitgeoefend? De zooveel
rijkere harmonische baverking en de
gloedvollere instruin'n.ta'ie, zijn die niet van Wagner
at' t.; leiden? Ja, s,aat men wcl te ver, a's
men bew-erf, dat Venu's FalsUlf" met zija
vloeienden, pitt'gen dialo: g on geestig^
orches'bewerking, zonder Waiiei's Me;s'er.-inger"
niet tot stand ,cou zijn Afkomt n?
Nog in 18!)4 toen Verdi t,; Parijs vertoefde
om de laatste repstitien b i te wonen voor zijn
EaU'aft', weik werk in de Opéra coin'q ie zou
worden uitgevoerd, beeft men <p zijn v rzoek
in de groote opera eene opvoering van Wa^ner's
Walküre" gearrangeerd. Z o groot was Vordi's
ver'angCT, dit werk te Parijs ten tooneele te zien.
In 1813 (!) Oct ) werd V,-rdi gelnren. In
hetzelfde jsar dus dat Wagner het levenslicht
aanschouwde. Zijn landgenoot Rossini was toen
UI jaar en sto::d nog pas op den dre.: pel zijner
gaande kinderen zijn, denk ik wel e,-i s. wat
zou ik bet toen warm hebben i.okregen, ah
mij gezegd wa«, over zooveel jaren zult gij
zooveel alleen vo.ir dj op oeding der kinderen
moeten betalen.
En ook onze eigen levenseischen zijn hooger
geworden. Er is (en heel onderscheid tu^schen
dat k.r-ine ber.edenhuuje met het popperige
tuintje, waarop w.| destijds trotsch wuren, en
ons breede huis van den tegenwoor igen tijd,
met de zaal, waar mijn vrouw zoo defti;? tronen
kan. Gelukkig ('at het met de zaken zoo
meeliep, maar gernakkdijlwr werd de levenstaak
nier. DJ middelen gro-ilen aap, maar de
zorgen ook, al waran het geen zorgen van
malerieelen aard. En de mevrouw, die nu cp
haar zaal een diner geeft en de kinderen a^een
bij bet dessert laat. binne. komen, kan soms
heel wat err.stiger gezicht zetten dan
jongvrouwtje, dat in de kleine zijkamer re/eptie
hield op den eersten verjaardag van haar eerst
geborene.
Och ! Als ik aan dien tijd denk ! Pan zie
ik mij weer huiswaarts stappen van kantoor,
waar ik met een mengeling van trots rn .'cherts
bad gezegd: Ik ga wat vroagcr, \viuH mijn
jongen is jarig".
Toon mijn witte vest in de si raat mijner
inwoning zichtbaar werd, gaf dat in bedoeld
zijkamertje een heele opschudding tusschen de
aanwezige tantes en zusters. De jo: gste zus
deed mij open en in de deur van de /ijkamer
stond ma met den jirige op haar arm Kil
mijn beste lieve eigen moeder trok mij een
oogenblik naast zich op de carapéen fluisterde
mij ontroerd toe: Zoo'n beste jongen als jij
voor mij bent geweest, dat wersch ik ie van
hem toe."
Toen gaf ik haar lachend een zoen op haar
door veel zorg gerimpeld voorhoofd, maar hoe
dikwijls heb ik aan die woorden gedacht, toen
de jongen langzamerhand grooter werd en
steeds de wilde loten uit het deugdelijke hout
gesneden moesten worden. Als ik wel eens
meegedacht was, omdat ik niet begreep hoe
de jongen aan allerlei eigenaardigheden kwam,
riepen die woorden de jaren uit het verlrden
weer voor mijn geest. Ik zag mij zelf weer
evengoed streken en dwaasheden uithalen en
als ik dan dacht aan die woorden zco'n beste
jongen als jij bent geweest", gaf mij dat weer
moed en geduld om het jsnge hout te leiden.
Want als er van mij zelf wat terechtgekomen
was, zou het met mijn jongen ook wel gaan,
of zou de oneindige moederliefde een te zacht
oordeel hebben geveld ?
(Wordt vervolgd.)