De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 3 februari pagina 3

3 februari 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1232 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. genomen, dan moet er voor ons zieleleven nog iets anders gelden dan de wet der causaliteit. sOorzakelü'kheid is nooit anders dan een verband tusschen verschijnselen orderling". Wanneer er dus uit datgene wat nooit verschijnse1, nooit object van kennis, maar wel onmisbare voor waarde van kennis is, wanneer er uit het idenüsch subject een zielstoestand volgt, dan mogen wy niet zeggen, dat hij er door ver oorzaakt wordt Nu is het maar de vraag, of «het transcendente ik" nieuwe tennen ia de reeks der zielsverschu'nselen brengt. In dat geval moet Causaliteit als al-eenig verklarings beginsel geloochend" worden. Dan blijft er plaats over ivoor een zielkundig verband waarbij niet, kausaal, een volgende toestand uit een som van voorafgaande dient te worden ver klaard ; maar deze, nevens den samenhang met de voorafgaande, zijn grond in hettransscendente heefi". Dr. Bierens de Haan doet een beroep op ons zelf bewustzijn, ten einde ons te overtuigen dat het «transcendente ik" als »de reëele levende en rechtstreeksche voorwaarde" van menig fait in ons zieleleven moet worden aangemerkt. «Bewondering, eerbied, geestelijke vreugd" worden door hem genoemd. »In deze openbaart ons transcendente zijn zich aan onze bewustheid". Er zijn andere gevoelens, zegt bij, 'd'6 a's reakties op waarneming gelden en met welke wy in de waar neming-f eer leven : haat, eigenliefde, en alle nuance eii mengeürg dezer" bl. 71. Dus niet in gevoelens, bij welke hoofdzake lijk onze zinnelijke natuur betrokken i?, maar in ardere, welke een waardebepaling in zich sluiten, ziet onze auteur betooning van het identisch subject. »Hët zelf in zijn transcendert bestaan is de levende wf-rkelijkheid, waarvan de waarden getuigenis Esfbggeri". bl. 82. Waarden vertegen woordigen binnen de sfeer van het tijdelijke, zoo leert onze schrijver, die eeuwige werkelykhéid, waarvan Spinoza zei Je: »Da volmaakt heid is werkelijkheid". Ooi het anders uit te drukken: »De maatstaf des onderscheids tusBchen goed en kwaad ligt in onszelf.. . Goed is hetgeen uit aandrang onzer ware natuur volgt", bl. 76. Het is moeilijk in ieder bijzonder geval tusschen activiteit en passiviteit, tusschen den staat van vrijheid en dien van slavernij, een scherpe grens te trekken. Dr. Bierens de Haan moet het, zou ik zeggen, ondervonden hebben. Zeer duide ijk wordt, geheel in het algemeen, door hem onderscheid gemaakt tus schen het begeeren, dat in ons geschiedt en zonder ons toedoen tot stand komt aan de eene zyde, het willen in den ergeren, in den eigenlijken zin des woords aan de andere zijde. ledere onbehagelijke toestand wekt in or.s het verlangen er van verlost te worden. Maar bij de voorstelling van dat onbepaalde doel blijft het meestal niet. Herinnering aan het vroeger doorleefde brengt or.s de middelen voor den geest om den onlust te doen eindigen en daar mede wordt bet verlangen op iets positiefs gericht. Zoo roept ondragelijke zonnehitte het verlangen naar schaduw, honger het verlangen naar spijs te voorschijn. Verder wekt ieder beeld, aan hetwelk zich de voorstelling van een genot vastknoopt, het streven naar dat genot. Ook hier is dus doelbeooging, waaraan zich, indien er niets tusschen beiden treedt, rechtstreeks beweging in een zekere richting, zoogenaamd handelen vastknoopt. Maar dat alles is slechts leven op impulsen en instinkten; het is een werktuigelijk verloop van psy chische gebeurtenissen, waaraan de wil niet het minste aandeel, hefft. Eerst wanneer de rtflrxie op het eigen zelf tusschen beiden treedt en dimtengevolge de onwillekeurige beweging naar het voorgestelde doel opgeschort, misschien zelfs voor goed tegengehouden wordt, kan er van willen sprake zyn. B. v. de renbode, die de rivierbrug weggeslagen vindt, deinst niet uit vrees voor de ijsschotsen terug, werpt zich evenmin blin delings in levensgevaar, zoowel het een als het ander ware passiviteit, willeloos.heid, maar bezint zich, zij het nog zoo kort: kan ik 't mo<et ik 1 Het wilsbesluit is »beoordeeling" der dóelvoorrteUing. Het is onbestaanbaar «zonder den voorafgaanden wensch". Het ongeSien, de ezel. DOOR J. F. DE WITT. 't Was juist weer naar mijn zin: zonnig en warm. De boomen waren bladstil. Onder de maiquise, voor het halconvenster van myn studeeikamer, door, zag ik den tuin van onze kleine villa in het Gooi: de groene grasperken met de vakken geranium^, maandrozen en begonias, de kiezelpaden er tusschen, dan de heg van reeds uitgebloeide wilde rozen, en daarvoor den grindweg tchelgeel, met tan den overkant het lage eikenkreupelbosch, waartusschen rog-;e en boekweitvelden schemerden. Alle groen was nog frisch. En hoe heerlijk rustig was het in de na'uur. Het eer ige geluid kwam van een gonzende bij, die op haar vleugels de kamers binnendreef, maar dan dadelijk weer een uitweg zocht. Toen, eensklaps, hoorde ik wielengeknars op het kiezel, er kwam een gebabbel van kinder stemmen en dan klonk de volle altttem van mftn vrouw, die riep: Neer, maar kinderen, dat gaat zóó niet. Niet allemaal tegelijk. Dat kan het beest niet trekken." Onze oudste jongen antwoordde: Wie mag dan wel meerijden, maV" Toen ma wtêr: Nu, dat zal ik eer s zeggen. Ga jy op het v-oorbankje zitten om te sturen .. ." Hèma, het heet mennen!" Nu din, om te mennen, en laat Truus dan met kleine zus raast je komen zitten. Truus zal je het kin l goed vasthouden?" Ja, mevrouw!' Truus is de uitverkorene van onzen oudste. Gelukkig is de jongen zelf nog geen twaalf jaar, zoodat dit m\j nog geen zorg behoeft te baren. Maar als pa er zich toe bepaalt den jongen soms een beetje met zijn belle te plagen, kan ma met het meest ernstige gezicht toeluisteren als haar verhalen wurdeu gedaan van Truus en ik". Ik heb baar eens gevraagd of z\j daarmee een bedoeling had, en toen heeft zÜgeantwoord: Ik zou niet gaarne hebben dat hij een ruwe jongen werd, en daarvoor zal de omgang met Truus hem voor een groot deel bewaren..." Doch nu was zij nog aan het verdeelen der plaatsen. junuiiiiiiiminmuuiiMiu wenschte kan ik niet willen. »Djeleinden wo-den gesteld door faegeere of wei)sch". bl 85. Het doel »wordt niet door den wij voortge bracht", blz. 110. Da wil beoordeelt enkel of »de doelstelling een eisch onzer menschelijkheid, een verplichting" is. bl 109. Het willen bestaat in jit of neen zeggen. Het willen is oordeelen, zooals Spinoza zegt. Maar een oordeelen, waarin zich ons diepste wezen uit. N.et het voorwerp, maar de oorsprong van het willen is belangrijk. »Het is onverschillig wat ge wilt, zoo het slechts willen zij", bl. 112. Een slechte wil is er niet. Dat het wilsbesluit geen anderen inhoud heeft dan de voorafgaande wensch, maar een andere afkomst, is volgens onzen schrijver een regel zonder uitzondering. Het is mogelijk oplossing van de levensraadselen er.kel te loentdien. Het is ook mogelijk haar te willen. Drie, viermaal keen dat voorbeeld terug. bl. 1U1 vlg. Maar de zaak wordt er niet duidelijker door. Da wenscher, zoo heet het, zag liever dat er geen raadselen waren. Maar »aen vrijs b!ijlschap om de majesteit van het lever, welke zich in raadselen openbaart'7, is het deel van den willenden mersch. Dus blij Ischap om het idiotisme van een kind, om zegevierend on recht, om kanker en kiespijn! Op bl. 125 wordt «ontevreden verlangen naar oplossing' aan «menschwaardig voon emen om te verstaan" overgesteld. Tien bladzijden later heet het dat, als de mensen de ellende des levens ervaart en onder den druk er van zich ean leerstuk vormt, dit »passie", «anredelijke meening'' is, terwijl »het wijde redelijk inzicht", een «volledige bewustheid", »idea adarquata" door hem verworven wordt, die »in ware aktiviteit en dus ware zedelijkheid" zijn diepste natuur verstaat, bl 13U Dit alles zweemt een weinig naar woordgerinkel. 0/iza auteur heeft wel gewenscht in het door hem gekozen geval de grens tusschen wenschen en willen te trekken, maar het is tobben gebleven. Wellicht was zijn bedoeling: wie zich door de lever.sraadseien laat verbijsteie* , is slaaf, maar de vrije mensch, die zijn steunpunt in zich zelf vindt, aanvaardt ze in het vertrouwen, dat er eens licht zal zijn uit licht en duisternis. Dat laatste is inderdaad de houding, dia Dr. Bierens de liaan tegenover de raadselen des levens aanneemt. Op trtfl'jnde wijze betoogt hij, dat het doel des levens is op het veld des tijds onzen eeuwigen, orivervroestbaren aanleg te verwer kelijken. Dat wij doar het rnoaras van zondige ellenda henen moeten om den berg des heils te bereiken. Dat de modderspatten 's menschen diepste natuur niet verontreinigen kunnen. Dit ieder leven, ondanks zijn afdwalingen, vooruitgang is. Dat de hoop der onsterfelijk heid gerechtvaardigd' is, daar het doel der reis volledige zelfverwerkelijking is. Dat het noodig is veel en diep te vallen, eer de mansch zij i eigen beste wezen en zijn waren wil herkent. Dat zelfdoorgrondirg niet geschonken, maar enkel in den tijd verworven kan worden Dit men om het bekoorlijk zijnde met bowustzijn te willen, eerst het bekoorlijk schijnende begeerd moet hebben. Dat het betrekkelijk nut des lijdens onmis kenbaar is, daar teleurstelling en mistroostig heid middelen zijn om den lichikring, dien het eeuwige zelf in het bewustzijn werpt, te doen aangroeien. Dat wie uit het oogpunt der eeuwig heid de wereldsche gebeurtenissen aanschouwt, het kwade niet ziet. Dat God dientengevolge de zonde niet ziet. Het boek kan strekken ooi de heldere en heerlijke gevoelens, waarvan het eeuwige in ons de bror.wel is, tot hooger warmtegraad te doen stijgen. Het is een te dik boek. Ik zal niet zeggen, dat het breedsprakig is. Dat zou een valsche beschuldiging zijn. Hier en daar is het zeer mooi geschreven. Tal van gelukkige uitdruk kingen zou ik kunnen aanwijzen. Ean paar voorbeelden. Het verstand wordt »Je kornmissaris van orde in ons brein" genoemd. Van den wensch heet het, dat hij »door onvoldaan heid wordt gaande gehouden gelijk een vuur door petroleum". Di drie door Spinoza onder scheiden kennis-orden worden met trappen vergeleken, waarvan men den hoogeren iiiet bestijgen kan, zonder eerst op den lageren i gestaan te hebben. Zoowel door zijn vorm als door zijn inhoud behoort het boek tot het ! merkwaardigste, wat in de laatste jaren hier te ; lande op philosophisch gebied is uitgekomen. '. Toch meen ik, dat de schrijver, had hij zich | den tijd gngund, het de helft kleiner had kunnen j maken. Dan zou hij nog meer lezers vinder. ] Beantwoordt het boek aan zijn titel en geelt : het »aeri levensleer naar de beginselen van ! Spinoza?" llje gaarne zouden wij o.izen grooten landgenoot zeif da vraa» voorlegden : , is dtit ) ulieren kind al dan niet geest van i uw geest? Misschien zou hij ant-voorlen: ja en neen, al naar gij het nemen wilt. Gelijk ziri voor werkelijkheid en mysticisme bij mrj ? hand aau hand ginger, zoo ook b'j uwj irgen Stichtsehen prerlikar.t: tengevolge van de var; wantsehap onzer zielen was bij in staat dik; wijls een uitnemend vertolker mijner gedachten , te zijn. Ia een ander opzicht: neen. Want het eigsraardige van mij'i stelsel heeft hij gej tracht mij te ontt'.itselon. Naturalisuia, panI thtHine en levensle?r stelt hij aan elkander . over, terwijl het juist mijn streven was die j drie voor eeuwig saam te smelten. Voor de j stoutheid van tj.ijn onderneming, voor mijn l geniaalsteti greep heeft bij geen oog gehal. Bj het hooreu van die stem uit het graf l zou Dr. Biermis de Haan o s misschien toe. Klisteren: ik heb dien greep niet willen zien, j omdat het een misgreep vva>. i Utrecht, IS Jan. 1901. VAN DEH WI.ICK. En dan op het ach.erbankje Guusje, en Ger met Wim." En wij dan, mevrouw!" vraagt een klankvolle mooie kinderstem. Jij en Poppie en Trees komen zoolang wat by mij in do veranda zitten en gaan bij een volgenden toer mee. Kom maar hhr, dan mag jelui door de teleskoop plaJjjs zien en zal ik er wat bij vertellen." O, heerlyk, mevrouw!" Het geding was dus beslist en als mijn vrouw nog gewaarschuwd heeft: Nu niet te hard hollen in die warmte ! Je mag het beest zich niet laten overwerken," knarsen de wielen weer over het kiezel en gaat de ezel wagen klaarblijkelijk het hek uit, den weg op. Die waarschuwing was weer echt iets voor mijn vrouw. Een ezel, die te hard draaft! JSeen, waarlijk da'rvoor is een ezel, ondarks zijn slechte reputatie, toch te verstandig. Het overwerken laat hij aan de meischen over. * * Ja, wij hebben e3n ezelwagen en een ezel. Ds kleine poes uit onze eerste huwelijksjaren, die ik in mijn veiloving^tijd zoo het hof'maakte, is reeds lang niet meer. Pips, de hond, de speelmakker der kituïeren in hun j'jnge jeugd, is een luie. zware hond gewordea en ligt liever zich in het zonnetje te koesteren, dan dat hij nog gaat meedraven. E:i toen onze middelen het veroorloofden om 's zomers een villa te huren, zijn mijn vrouw en ik in een van die gezellige uurtjjs, onder ons beidjes, waarin wij onze belangen en nu ook die der kinderen bespreken, tot het besluit gekomen, om ter wille van ons viertal een ezel en een wagentje aan te schaffen. Voor het kcopen van de cquipage moest ik mij natuurlijk op htt oordeel van amUren verlaten. Toen wij echter wager, ezel en tuig in ons bezit hadden, goed gestald in e M schuur achter het huis, werden wij spoedig genoeg er vertrouwd mee. Pa," vroeg mijn oudste jongen, die reeds eenig begrip van klassieke talen heeft, pa, mag de ezel Asinus heeten?" Maar jongen," zei zijn mo.-der, wat is dat nu voor een naam?" en zus riep: Hèneen! een ezel moet grauwtje heeten!" Ja," hernam ma, dat vind ik ook veel beter. Of noem hem Bles! maar Cosinus, wat is dat nu? Komt dat niet bij meetkunde te pas?" Neen, ma," zei de latinist, ik vraag Asinus, dat wil zeggen: ezel!" Och kom, dat onthoudt immers niemand!" Wim, Guusje en Zus voegden zich bij ma en stemden voor Grauwtje", want," zei Wim, de ezel heelt geen bles, dus kan je hem zoo liiiiiMiimniimiMi Mliiniiiiuiirntl f Inziet in de Hoofdstad, Onze te Berlijn gevestigde landgenoot, de violoncelliot Ant. Hekking, vergastte zijne toehojrders, Donderdag den '2-1 Januari, ia het Concer'gebouar op bet concert van d'Aibert in C, hetwelk door Ilugo Becker verleden j tar v >or hst eerst h'er is ge.-peeld als manuscript Thans is Let werk gedrukt en vergis ik mij niet dan heeft de componist er eenige wijzigingen in aangebracht. De goede i: druk. dien het w^rk verleden jaar op mij maakte, werd thans beves.ig'. d'Alberi's cot eert is een degelijk cpm; geen virtmuenmuziek in den t'ant van Pnganiui's of Vieux en.ps' viool concerten, maar een werk dat in zijn hymphonischen bouw den kjndigen en moJernen c >mponist kenmerkt, dien wij in d'Alhe,t zoo zeer waa'daeren. Hekking beschikt niet over een zoo gnoten toon als Becker, doch de klank, dien bij aan zijn instrument ontlokt, is ongem en e.iel en sympathiek. Dat de virtuons aan de technische eischei niefs schal.lig bleef, behoeft bij zulk een eminent kunstenaar eigenlijk Liet eens te wor.len gereleveerd. In het tweede deel speelde IIukMng Bich's bekende Aria uit cl« D-.tur suite, een Koma ce van (jotltïied Mann, Papilion van P, pper en a ^ l."-<r;ft Tr;i imerei van Schumstin. Daarmede w a. ?< /..in succes bij het publitk groot en Ier. cM, war,t deze nummer.», die zoo bevat elijk zijn dat ze dorir iedereen bejrepen vo.'den. werden met een bijzonder fijn gevoel voor kla' k chakeering en phrasceriTig gespeeld; vooral bet Andante van Mann, een keurig s ukjs van niet te grooten omgang, zeer mooi geïnstrumenteerd en in zijn geheel een zeer ha- moniL'usen indruk makend. De heer Hekkicg heeft zich hier vele bewonderaars verworven, als bij weer komt dan kan bij zeker rekenen oji een warme ontvangst. Do orchoitwerken van dien avond war^n de ouvertures Anacreon van Cherubim en Ton Juan van Mozart, ber.evens Tod und Verklüvung" van Richard S'.rauss en de eerste Ithapsodic Norwegienne van Lalo. Al deze werken werden ep p achtvolle wijzi door den heer Menge.herg en zijn orehest geïnterpreteerd. Strauss' i'oml.chtung"?zooais de componist niet noemen,'' maar toen klaagde onze oudste teleurgesteld: Ik krijg ook nooit eens mijn zin," waarop ee.i allergrappigst gesprek volgde Moeder voegda hem toe: Dat moet ook nier, want jij bent do oudste en moet wat toegeven.'' Maar ik ktijs; ook nooit mijn zin," merkte daarom kleine zus op, en ik ben de jorg^te.1' Dat mag ook heelemaa' niet," verzekerde ma loe weer, want zoo'n kleine pop moet zich leeren schikken 'i" Maar wie kri gt dan wel zijn z'n?" vroeg nu Gnu<, terwijl zij haar raoedei met haar groote kinderoogen verbaas i aankeek. En daarop verklaard J mijn vrouw kortaf op den gedecideerien oraktltosn, die haar zoo goed afgaat: Niemand. Ken ieder moet zich onderwerpen aan orde en regelmaat." De oudste, die aanleg heeft om jurist te worden, wilde nu echter weten, wie dan d;e or'c on regelmaat voorschrijven als niemand het zeggen mag", maar ma keerde kalm baar stelling om en besloot het gesprek met de verklaring, die k-men van ze t, ah iedereen doet zooals het b;hoort.'' Pa luisterde glimlachend r:aar de uitspraken zijner vrouw. Hij was tot nu toe buiten het debac gebleven. Hij zat in zijn gemakLelijken stoel, met een lekker glaasje citroenschillen op brandewijn, zooals alleen schoonmama ze maken kon, voor zich en een sigaar in den mond. De staiuhcuder begaf zich echter in appèl en zei: fa zegt niets. Pa, mag de ezel nu niet Asinus heeten ?" en pa, trotsch op zijn latinist, en terugdenkend aan zijn eigen tijd van Nepos, van Caesar's Gallischen oorlog en waarmee hij meer geplaagd is, pa besliste, dat de nieuwe aanwinst een klassieken naam zou dragen en gat' zijn starnhouder gelijk. Nu," zei ma, zoo vroolijk lachend, dat wij allen met haar instemden, nu, dan noem ik den ezel Slen !" En het is Sien geworden en het is Sien gebleven. De vrouwen beheerechen de ge schiedenis in het kleine en in het groote. II. Ik weet niet of gij dat mooie sprookje van Grimm kent over den leeftijd van denmensch. De dichter stelde het voor, alsof, toen de wereld geschapsn was, moest worden vastgesteld hoelang elk beest en de mensch leven zouden. De ezei kreeg dertig jaren, maar vond dit te veel, omdat hij altijd zoo hard moest werken. Toen erbarmde zich de Schepper en schonk hem achttien jaren minder. Daarna volgde de hond. Ook hem was een leeftijd van dertig jaren te lang. Oud en tandeloos zou het leven hem een zijne werken pleegt te noemen werd al bijzonder mooi vertolkt. Min schijnt in den laats en tijd aan dit werk de voorkeur te willen geven boven 's meesters andere compositiën. Het mag waar zijn dat iedereen dit werk in zijn geheel meer kan accepteererj, zondtr voor behoud te maken ten opzichte van enkele onderdeelen. Wat mij aangaat, ik verheug mij niet minder op Strauss' andere Toi dichtunger, die ons immers door den heer Mengelberg beloofd zijn in den loop van dezen winter? Haoul Pugno is een bijzondere verschijning onder de pianisten van den laat sten tijd. Er is er zeker geen die tneer tegenstrijdige eigen schappen vereenigt in n persoon. Nu eenj bekoort en streelt bij in hooge mate, dan wedtr stoot hy at door het heftige en bizarre in zijn krachtuitingen en overmatig snelie tempi. Pugno is een kunstenaar met groote gaven en met veel temperament; ho3 j immer dat echter zijne onstuimigheid niet gebreideld is. Hoeveel scbooner en harrnonieuser indruk zou zijn spel dari ranken. Zjn techniek is verbazer.d ont wikkeld. Zelfs wanneer hij zijne tempi tot in het oniogelijke versnelt, blijtt hij nog duidelijk in zijae pa<sag;:s. Allerbekoorüjkst zijn echter zijne zachtere tninces. Daarom leerden mij het preludium voor de t-mol fuga van Bacb, Ab ruis van 'chumann en de Romance uit Kaschingsschwank van denzelfd-jn componist een ongestoori genot op. Ten zeerste opvallend, bij zooveel grilligheid in de opvatting der stukker, is de uiterlijke rust van don heer Pugno. Mea zou zich ttij zoo'n spel veeleer een z:er onstuimige ver schijning der.ken. Wat de Pleyel-vleugt l dien avoi.d heeft moeten verduren, mag men iiiet gering schatten ! Jammer voor onze ooren, tea minste als de hei r Pugno speel', dat hetforte op een Pieyel- vleugel i iet zoo mooi van (on is als het jtiuno on daarin n.l. achter staat bij een furte op ei n Steinway of Bechstemii.strum;nt. Da heer Pugno speelde nog (Ie cis-mol bona'e van Becthovei, (Mondscheiu) zeer schoon en ee..ige salonstukjes van eigen compositie. Het zij<i allerliefste stukj-w, zeer smaakvol va:i iiihiul, doch zonder iipeie beU'ekenis. De heer T erie geeft iedere i win'er eenige orgelvoordrachten in het Gebouw der Vrije Giiiieeme met me tewerking van een paar solisten. l>ikvveif geeft hij aan jong re kunste naars gelegenheid op di« wijze in bet publiek op te treden ; vour 1.1. Zondag waren het kun stenaars in de vol e rijp'üei.l van hun talent, di^ h:j aan zich hal weten te \erb';nden; n.l. mevrouw Uiden boom en de beer Bram Kljerir g. Mevrouw 01 loi.bojm maakte met haar u tslekenae voordracht v.n Lir.dJs Er weidet seine lieerde'' en Bach's Ai ia uit de rii'igitcantate blijkbaar diepen indruk op het tal yke publiek, niet mii.d, r ils h ser E!dering door de zuiverde d van stijl en sp ?! in een Adugio van Bach en in n vanNardii i. De heer TieriespeeUe Bach's Preludium tn Fuga in c en de d-mol sonate van Mendelssohn. Men moet zich steeds op nieuw we n r. en ain den eeuigszins harden klank van het orgel. Na, dit gadaan te hebben, kon ik volop gei ioten v<m 's heeren Tierie's s'ijlgevoel. van zijn smaakvolle registratie en van zijn o berispehjke techi iek en rhy:hmiek. Mej. Til'y Koenen behoort reeds een gen (ijd tot de lievelingen van het publiek. A's zij een concert geeft, dan pleegt de kleine cjr.cer zaal uitverkocht te wezen. Daar ik niet de vrije beschikking hsb over rn;.in Woensdagavond, kon ik helaas hsar laatsten liederei.-a.-ond niet bijwonen. Van bejoeg!e zij ie vernaai ik ec!.ter dat haar orgaan zich nog steeds tei melkt door stralende tchionheid in alle iig-singen der stem, dat haar voordracht aan uitdrukin^ nog heefc gewonnen sedert hear vo ig op reden, maar dat de srmenstellir-g van haar p-ogramma ditmaal niet zooveel hnvu-di^ing tchonk als vroeger. Over geus moet (Je uitvoering van eenige liederen van Brahx.s en van oen paar b?llades van Löne wed roiu volkomen de groote gaven van mej. Koenen in hsi licht ges:eld hebben; niet mii.dcr de voordracht van de onlangs door mij besproken nieuwe instantaneetjes van Catb. \an Kenne.'. Als m (J Koenen wederkoint trach'e zij o s v\e:er te omhalen op belangrijke nieuwe werken, zooa's zij vroeger deed op de lyrische stukken van End. Buckof Arnold Mendelssohn. De heer Ant. Tierie heeft weder als steeds, zeer schoon begeleid. * * ??" ' * GIUSEPPE VERDI t 'ast zijn. En de Heer erbarmde zich weder en nam twaalf jaren terug. In de derde pUats kwam de aa.p en deze wilde evenmin dertig jaren leven. liet grimassen maken was hem te zwaar. En de Heer was genad'g en tchrap'.e voor hem tien j'jrcn. Toen verscLeen de mei sch en die vond dertig jaren te kort. Hij had na dertig jaren pas zijn huis gereed, zijn boomen geplant, zijn eigjn haard ingericht. En op zijn bidden kreeg hij eerst de achttien jaren vuil driii ezel, dan de twaalt jaren van den hond en eindelijk de tien jaren van den aap. Altoo leeft de mensch zeventig jaren. DJ dertig menschei j u-en gaan vlug voorbij, dan moet hij achtti.n jaren hard wtrken als een ezei, vervolgens komen de twaalf jaren van den hond. hij wordt langzamerhand stijf en verliest zijn tanden en ten slotte leeft de mensch de tien jaren van den aap, hij wordt zwak van hoofd en doet soms dwaze ding! n. Welnu, ik geloot dat ik EU in mijn ezelsjaren wa^. Ik had de dertig jaren van den mensch reeds een heel eind acuter mij. Ik had mijn eigen haard gesticht, ik bad een vrouw en kinderen. Ik bekeek de wereld met heel andere oogen dan vroi'ger. Daar was een tijd geweest, waarin ik meende, dit als mijn vrouw en ik geen paar werden, de wereld van zulk een onzalige ge'beurtenis de meest ingrijpende gevo)g< n zou ondervinden; daar is ook een tijd geweest, dat mijn vrouw en ik te zamen overtuigd waren, dat wij het eerste menschenpaar waren, dat zoo de liefde genoot, als de liefde dat v<rdiende. Daar is een tijd gekomen, c'at ik heb leeren bestü'en hoe weinig een mensch, een huisgezin zelfs in het htelal meetelt, dat ik wel eens ben gaan twijfelen of wij iets mee tellen, iets meer dan het slakje in dtn tuin, dat voortkruipt in den morgendauw. Maar hoe dit zij. Ik gevoel, dat ik voor vrouw en kinderen werken moet en vooral hierom vergeleek ik deze jaren mijns levens met de ezelsjaren. Ik draag geduldig mijn last, dien ik mij trouwens zelf heb opgelegd, en in alle kalmte gaan nu de jan n voorbij zonder hevige zielsindrukken, als in den eersten tijd \an mijn huwelijk soms mijn deel waren. Mijn vrouw en ik, wij zijn beiden krachtig van lichaam en sterk van geest. Wij hebben veel geleerd en een ruimer blik g( kregen. Zoo gaan wij samen voort. Het werk werd steeds omvangrijker en de eischen van het gezin werden steeds hooger. Als ik mijn boek uit den tijd, toen onze oudste zijn wijsheid nog opdeed op moeders schoot, vergelijk met dat van nu, nu er vier schools niet mei-r. Een der grootste componisten van de pa< vervlogen eeuw is in dt.n hoogea .ouderdom van 87 jaren ten grave gedaald.^, Geheel Italiëtreurt bij het verlïs van een man, wiens talei.t geëvenaard werd door zijn bescheidenheid, maar vooral ook door zyne mild dadigheid. H icrend is het te zien hoe iedereen in Italië, van af den hoogste tot dsn laagste, smartelijk bewogen is bij bet afsterven vaa dien grooten kunstenaar. Senaat en Kamer, beiden heffen hunne zittingen op ten teeken van rouw en de buitenlandsche | arlemanten spreken hunne deelneming uit t< ger.over de Italiaansche regeering bij het verlies van den componist. In Milaan, de w. onpl-.ats vanden meester, zijn de schouwburgen, ja zells de winkels g sloten. Men kan daa'iüt afleiden welk een groot man Verdi was maar het strekt zeker ook een volk tot sieraad zijn groote mvnr.en zóó op vorstelijke wijzs te eeren. Zou in ons land iets dergelijks mogelijk zijn ? Verdi was inderdaa-1 een groot kunstenaar. Niet alleen omdat hij de componist is van Rigoletto", van 11 Trova'ore" en la Trav.ata''. we ke werken in en buiten itai'öge speeld worden en steeds een enthousiast aulitoruim. vinden, doch nog \eel meer, onulat by, de gevierde, zoo bescheiden was in Richari Wagner een nog gro jter kunstenaar te zien, dien buitengewoon te vereeren en toe te geven, dat zijn eige i tuns1, de italiaanscha muziek, niet mocht achterblijven en hajir voordeel moest doen met de hervormingen van d-.-n grooten D.iitschen rmester. En is ook werkelijk in Aïla en (J bello niet eenigsdns den invloed te bes, Buren, die Wagner's kunst op den italiaa-schen ma ??s'ro heeft uitgeoefend? De zooveel rijkere harmonische baverking en de gloedvollere instruin'n.ta'ie, zijn die niet van Wagner at' t.; leiden? Ja, s,aat men wcl te ver, a's men bew-erf, dat Venu's FalsUlf" met zija vloeienden, pitt'gen dialo: g on geestig^ orches'bewerking, zonder Waiiei's Me;s'er.-inger" niet tot stand ,cou zijn Afkomt n? Nog in 18!)4 toen Verdi t,; Parijs vertoefde om de laatste repstitien b i te wonen voor zijn EaU'aft', weik werk in de Opéra coin'q ie zou worden uitgevoerd, beeft men <p zijn v rzoek in de groote opera eene opvoering van Wa^ner's Walküre" gearrangeerd. Z o groot was Vordi's ver'angCT, dit werk te Parijs ten tooneele te zien. In 1813 (!) Oct ) werd V,-rdi gelnren. In hetzelfde jsar dus dat Wagner het levenslicht aanschouwde. Zijn landgenoot Rossini was toen UI jaar en sto::d nog pas op den dre.: pel zijner gaande kinderen zijn, denk ik wel e,-i s. wat zou ik bet toen warm hebben i.okregen, ah mij gezegd wa«, over zooveel jaren zult gij zooveel alleen vo.ir dj op oeding der kinderen moeten betalen. En ook onze eigen levenseischen zijn hooger geworden. Er is (en heel onderscheid tu^schen dat k.r-ine ber.edenhuuje met het popperige tuintje, waarop w.| destijds trotsch wuren, en ons breede huis van den tegenwoor igen tijd, met de zaal, waar mijn vrouw zoo defti;? tronen kan. Gelukkig ('at het met de zaken zoo meeliep, maar gernakkdijlwr werd de levenstaak nier. DJ middelen gro-ilen aap, maar de zorgen ook, al waran het geen zorgen van malerieelen aard. En de mevrouw, die nu cp haar zaal een diner geeft en de kinderen a^een bij bet dessert laat. binne. komen, kan soms heel wat err.stiger gezicht zetten dan jongvrouwtje, dat in de kleine zijkamer re/eptie hield op den eersten verjaardag van haar eerst geborene. Och ! Als ik aan dien tijd denk ! Pan zie ik mij weer huiswaarts stappen van kantoor, waar ik met een mengeling van trots rn .'cherts bad gezegd: Ik ga wat vroagcr, \viuH mijn jongen is jarig". Toon mijn witte vest in de si raat mijner inwoning zichtbaar werd, gaf dat in bedoeld zijkamertje een heele opschudding tusschen de aanwezige tantes en zusters. De jo: gste zus deed mij open en in de deur van de /ijkamer stond ma met den jirige op haar arm Kil mijn beste lieve eigen moeder trok mij een oogenblik naast zich op de carapéen fluisterde mij ontroerd toe: Zoo'n beste jongen als jij voor mij bent geweest, dat wersch ik ie van hem toe." Toen gaf ik haar lachend een zoen op haar door veel zorg gerimpeld voorhoofd, maar hoe dikwijls heb ik aan die woorden gedacht, toen de jongen langzamerhand grooter werd en steeds de wilde loten uit het deugdelijke hout gesneden moesten worden. Als ik wel eens meegedacht was, omdat ik niet begreep hoe de jongen aan allerlei eigenaardigheden kwam, riepen die woorden de jaren uit het verlrden weer voor mijn geest. Ik zag mij zelf weer evengoed streken en dwaasheden uithalen en als ik dan dacht aan die woorden zco'n beste jongen als jij bent geweest", gaf mij dat weer moed en geduld om het jsnge hout te leiden. Want als er van mij zelf wat terechtgekomen was, zou het met mijn jongen ook wel gaan, of zou de oneindige moederliefde een te zacht oordeel hebben geveld ? (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl