Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEI
WEEEBLAD VOOE NE
A°. 1901.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA, & V/ARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucincs tcpenovor liet Grand Café, te Parus.
Zondag 17 Februari.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit DiüUchland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma 11UDOLT? MOSSE te Keulen en door alle nlulen dezer firma.
I N H O C D.
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Hel fundament, III.
(Slot.) De legcrwetten, door L. Een karakter
loos man. Brieven uit Utrecht, door Jan van
'tStioht. SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Een
?verbraikersbond, door H. KUNST EN
LETTE
BEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Aver
kam,p. Natuur en Leven, (slat), door Curel
Scharten. Boek «n tijdschrift, door G. van
Buizen. FEUILLETON: Sien, >do ezel, door
J. 'F. de Witt, III. RECLAMES. VOOB
DAMES: De tien geboden, door B. K. Allerlei,
?door Caprice. PINANCIEELE EN
OECONO
MISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHAAK
SPEL. INGEZONDEN. Een
Boeren
Ballade. PEN- EN POTLOODKRAS3EN.
ADVERTENTIËN.
lltlllllllllMtHltlltMttMMtlllttlllltlttUHtllUtttltllttlllllltllHtltl
Het fundament.
in csiot).
Wat zullen nu de heeren liberalen, di«
de urgentie der invoering van algemeen
stemrecht hebben -uitgesproken, doen, om
datgene wat, naar hun plechtige verkla
ring, geen uitstel mag lijden, tot stand te
brengen ? Allereerst, welken weg zullen
de liberale kamerleden, die van het parle
ment dat stemrecht willen afdwingen, in
slaan ?
Stel: ze zijn, met radicalen en socialisten,
te samen een twintig in getal. Ze zullen
een motie indienen, die natuurlijk ver
worpen wordt. Ze zullen daarbij eenige
van hun meest geharnaste speeches hou
den, die op een geschoold volksverte
genwoordiger een ongeveer even diepen
indruk achter laten als een hagelbui op
een gepantserd fort en zullen daarna...
ja. wat zullen ze daarna? Het inderdaad
eens op haren en «naren zetten? Bij elk
ontwerp, dat ter tafel wordt gebracht, op
nieuw protesteeren en zich aan de werk
zaamheid onttrekken, steeds vooriiun me
deleden ^getuigende hoe het verraad is
aan de zaak, waarvan .zij de urgentie
.hebben beleden, indien zij .zich zelf en het
parlement bevoegd achten wetten te maken,
waarop de helft der natie geen invloed
,heeft kunnen oefenen? Zullen zij volstrekt
weigeren bun hulp te verleenen b^j het
bouwen zonder fundament ? M. a. w. zal
het obstrueüonisme hun wapen zijn ?
.'Och neen 't Laat hun immers koud of
de urgentie jias in het derde jaar na de
verkiezing wordt erkend.; en slagen wij
niet, zoo sprak de Voorzitter, »met des.te
meer kracht «uilen wij ijveren voor de
-voorgestelde sociale hervormingen." Niet
waar, de conservatieven in de Kamer, de
tegenstanders van de invoering van alge
meen .kiesrecht, alias de furidamentlegging
voor het nieuwe gebouw van sociale wet
geving, behoeven zich nog niet .al te on
gerust ,te maken over den aangekondigden
heldenka/mp.
En verder? In Belgiëwas een half
oproer uoodig om nog maar iets te ver
overen dat op algemeen kiesrecht van
verre geleek. Daar waren de misdeelden
door het socialisme opgevoed tot verzet.
Zij durfden -eisenen, en dwongen dus af.
Zal het hier een zelfden kapers uitgaan?
Maar het socialisme, voorzoover dat
aan politiek doet en dus belang stelt in
algemeen kiesrecht, is zeer kalm van aard.
Het revolutionair karakter, weleer zoo ge
ducht, heeft voor het oogenblik het uiter
lijk van evolutionair te zijn, aangenomen,
zooal niet in beginselprediking, dan toch
in de praktijk. Numeriek vormt de
sociaaldemocratische arbeiderspartij ten onzent
een zwakke partij, en nu de kerkelijke
partijen haar arbeidere voor een goed deel
georganiseerd hebben, de arbeiders-centra
/eer weinige in getal en dan nog meestal
niet zeer biteekenend zijn, en bovendien
het ontwikkelingspeil van den vierden
stand treurig laag is, terwijl het flegma
van de Nederlandsche natie zich ook
allerminst bij hem verloochent, bestaat er
niet veel kans, dat door de S. D. A. P. spoedig
zulk een krachtige actie zal gewekt worden,
als noodig is, om de bezittende conserva
tieven in de politiek tot filantropen te
maken, die haar het stemrecht in den
schoot werpen.
Toch, al schijnt de kans voor het oogen
blik niet groot, van die zijde alleen kan
de beweging komen. Zij zijn de overtuigde,
vurige voorstanders van algemeen stem
recht, wijl zij democraten zijn, die inder
daad een democratische politiek als het
minimum beschouwen, waarvoor zij zich
hebben in te spannen.
Het Alg. Neder]. Werklieden-Verbond
heeft «:ich in den persoon van zijn voor
zitter, den heer Heldr., steeds een aan
hangsel van de Kerdijk-groep betoond, en
welke uiting van kracht is van deze zijde
te verwachten?
Niet dat wij de heeren Smidt of Kerdijk,
Heldt of De Klerk op de barricade zou
den wenschen te zien; maar de gloeiende
hartstocht van mannen, die bet niet langer
dulden willen, dat een zoo groot onrecht
nog verder wordt bestendigd, en die dus
in hun onverdroten ijver zullen gaan tot
de uiterste grenzen door de wet gesteld
zou er iemand zijn die dit van hen durft
verwachten?
Leerrijk hoe de Liberale Unie, die dan
loch hun orgaan heet, tot de urgentie is
gekomen. Het sijn dezelfde heeren, die
nog in 1890 hadden verklaard: »dat de
omstandigheden meebrengen
kiesrechthervorming onder de urgente maatregelen
voor het oogenblik wiet op te nemen,
omdat het eiscfa eener goede staatkunde
is niet op een nieuwe aan te dringen
zoolang de ervaring omtrent de uitkomsten
?der vastgestelde kieswet met betrekking
tot het aantal kiezers nog geen uitspraak
heeft gedaan." Hoe 'erbarmelijk de wet
van Van Houten ook was, vierkant in
strijd met de eischen ^eener democratische
opvatting van het kiesrecht, zij bleven er
zoo kalm bij, als hadden zij te doen met
een rekenkundig vraagstuk, dat eerst na
veel optellen, aftrekken, vermenigvuldigen
en deelen kon worden opgelost.
Daar was een onrecht, tien, twintigjaar,
door verscheidene hunner als een grof
onrecht erkend, telkens gehandhaafd, en
eindelijk nog eens door Mr. v. Houten, in
den geest der conservatieven, op de
onbillijkste wijs in zijn heerschappij beves
tigd; de geavanceerd liberalen, zoo zou mea
zeggen, moesten zich van ergernis en toorn
niet weten te bergen.; maar ja wel, zij
knikken elkander toe, met de woorden:
pas op, hoor, nu goede politiek! een goede
}polüi&k vooral! Laten we ons houden als
wisten wij niet, dat v. Houten'swet de
helft der burgerij het kiesrecht ontzegt,
?en dit door middel van een stelletje be
palingen, waarmee ieder, wiens bloed niet
'begint te koken, eenvoudig den gek steekt.
De »ervaring" had voor deze principieele
democraten nog geen uitspraak gedaan!
'In Januari 1000 w«s die ervaring dan
toch gekomen. En de <mannen van 1890
schrijven nu:
«Dat inderdaad bij de thans geldende
regeling velen zijn uitgesloten, aan wie
wij het [kiesrecht zouden willen zien toe
gekend, blijkt duidelijk, indien tnen na
gaat, dat bij aanneming van algemeen
kiesrecht van mannelijke ;personen van
minstens 28 jarigen leeftijd, met aftrek der
uitgeelotenen wegens bedeeling enz., naar
eene globale berekening, acht- a negen
honderd duizend personen het kiesrecht
zouden erlangen. In n woord: de grond
slagen der bestaande wet zijn niet de door
ons gewilde en in het belang van land en
volk noodzakelijk geachte en de werking
der wet levert dao ook resultaten op, die
ons allerminst bevredigend schijnen."
Zij weten dan <nu dat de grondslagen
der wet de door ons-verafschuwd^ neen,
»niet de door ons gewilde" zijn, en dat
de resultaten der wet »ons allerminst be
vredigend schijnen". Dit ^schijnen" teekent
volkomen het vuur, dat deze
kiesrechthervormers doet blaken.
Maar wandelende in goede poliück ge
raken zij tot de slotsom, dat art. 80 enz. van
de Grondwet moet worden gewijzigd. En
al weten zij nu evengoed als wij, dat er
op Grondwetsherziening in de eerste jaren
geen kans zal bestaan, tenzij er zich 't
een of ander voordoet, waarop niet te
rekenen valt, laten zij elke uitbreiding
van het kiezerscorps, mogelijk nog onder
deze grondwet, als van geenerlei waarde
varen. Ah, ze zijn opeens zoo hoog prin
cipieel geworden, en dat, natuurlijk, in een
goede politiek, dat ze zelfs Borgesius, hun
eigen voorman van ouds, maar toestaan
zoogenaamd technisch te knoeien; hem
zelfs niet bemoeielijken bij dit duffe werk,
door b. v. zich met de sociaal democraten
te vereenigen, en hem te dwiugen althans
te geven wat te geven was. In »goede
politiek" namen zij zich voor alleen aan
de urgentie te denken, en warm bij
die toekomst-muziek, liet al het overige
hen koud!
Trouwens wat heeft hen in hun leven
ooit in vuur en vlam gezet!
In 1890 hadden zij nog een program
van urgentie, waarop o. a. voorkwam, wel
het meest urgente van alle hervormingen,
een nieuwe armenwet. Thans, in 1901, is
voor hen geen enkele zaak meer urgent,
behalve die eene, welke, als zij' haar moesten
brengen, nog wel vijf en twintigjaar urgent
zou ^kunnen blijven. Waarlijk, nu zijn
ze tot deze principieele verklaring ge
komen: «onzerzijds vooruit aan te wijzen
welke vraagstukken het eerst oplossing
vorderen, is daarom van weinig nut, omdat
die vraag dient beantwoord te worden door
Regeering en Volksvertegenwoordiging."
Een toekomstig urgentieprogram voor de
Liberale Unie zal dus alleen kunnen
worden vastgesteld door Regeering en
Volksvertegenwoordiging; uitgezonderd de
urgentie van grondswetsherziening, want,
nietwaar, grondwetsherziening op de Kamer
agenda te plaatsen, dit heeft die Unie zoo
precies in eigen hand !!
De armenwet, zijn er dan ook min
stens tienduizend en misschien wel
tienduizenc/ew, die gebrek lijden, zonder schuld,
het is dezen democraten niet urgent.
Men bedenke maar eens hoe zij Borgesius
hebben toegestaan daarmee te treuzelen;
zoodat zelfs nu het ontwerp nog niet is
ingediend.
Ook als zij hun onderwijs paragraaf aan
vullen, zwijgen ze, na som ruiger laf gedrag
in de Kamer, zelfs bij hun programwijziging,
van den nood der arme kinderen, die
hongerig en rillend naar de school worden
gedreven ; evenmin als een verlenging
van den tijd voor verplicht onderwijs haast
heeft, in hun oogen!
Komen zij aan de defensie-paragraaf,
?dan nemen zij met acclamatie een
bestuursvoorslel aan, uitgaande van deze over
weging :
»Ten aanzien van het dtfensiewezen,
'bij welks inrichting eenerzijds op den voor
grond moet staan de verplichting om de
onafhankelijkheid van den staat afdoende
te verzekeren, anderzijds moet rekening
| worden gehouden met de internationale
j verhoudingen, die in redelijkheid kunnen
worden voorzien en met de financiëele
lasten ..."
j Een nieuw denkbeeld wordt daarin
uit' .gesproken : »Op den voorgrond moet staan
de verplichting om de onafhankelijkheid
van den Staat afdoende te verzekeren."
:>Nederlands onafhankelijkheid afdoend
verzekerd" --aan deze plechtige verklaring
bestond vooral behoefte. Alsof er iemand
in heel Nederland leeft, die aan de moge
lijkheid gelooft, dat de 5 millioen tegenover
de 50 millioen hun onafhankelijkheid
afdoend kunnen verzekeren !!
Maar de heeren wilden hun
defensieparagraaf nu eens afd&fMdc verbeteren en
daarom moest deze onzin er in.
».Het rekening houden met de
internatioinale verhoudingen, die in redelijkheid
?kunnen worden voorzien", was in 1S9G reeds
.als een plicht voorgeschreven ; in het
?vervullen van dezen ietwat, moeilijken plicht
«uilen de heeren dus volharden, wat, ze
?o. i. wel konden nalaten, nu zij toch reeds
het besluit hebben genomen de onafhan
kelijkheid van den .-Staat, in 't algemeen,
?afdoende te verzekeren.
Maar waartoe diende nu die schoone
aanvulling van de defensie paragraaf'?
Eenvoudig om met voeg den eisch van
18i-*0: dat »de /iiiancierle laaien", die voor
leger en vloot op de natie drukken, ^zooveel
moqel/jjk bel/oorcn te worden verminden/,"
terug te nemen! Op voorstel van 't be
stuur werd goed gevonden de hooge
defensielasten te behouden, de plicht om
mede te werken tot verlaging van de uit
gaven ontkend. Ziedaar het werk van
deze urgentie-democraten!
Een zuinig letteer..., evenals in 1,89'i
werd het weder in 't program geschreven,
als een der eischen. Een zuinig beheer
en de heeren kamerleden van die club
hielden zich in het parlement maar steeds
alsof zij nog nooit van zuinigheid hadden
hooren spreken. De gelieele ouderwetsche
dure staathuishouding bleef onaangetast.
Zij stemden voor alles wat met siuinighfid
in strijd was. Zelfs de grofste geldver
spilling scheen geoorloofd in hun oog. De
opbrengst der middelen steeg in de laatste
jaren met vele millioenen, en in plaats
dat zij nu eens, tegelijkertijd aan het
bezuinigen gegaan, tal van millioenen
overhielden, zoodat zij sociale hervormin
gen van beteekenig konden invoeren, hiel
pen zij het budget verhoogen. Zij deden
alsof zij niet wisten, dat het departement
Buitenlandsche Zaken, minstens tot de
helfc kan worden besnoeid ; dat er op de
drie hooge scholen, ten bate van het Hooger
onderwijs eenige tonnen konden worden
bespaard ; dat het groote Militaire Huis
bij de koningin een luxe-instelling was,
niet slechts van geenerlei nut, maar voor
de democratische beginselen niet zonder
gevaar. Zij waren bereid te stemmen voor
een pensioen voor den Hertog gemaal bij
weduwnaargehap. Ja, zij protesteerden zelfs
niet bij een uitbreiding van he6 Militaire
Huis. Zij leefden met de conservatieven
mé, als wisten zij niet, dat er tientallen
van millioenen noodig zullen zijn voor
arbeiderspeiif-ioenen, voor een behoorlijke
tegemoetkoming aan werkeloozen, voor de
bedeeling van armen en opvoeding van
verwaarloosden, voor een eenigszins
beteekenende verbetering van de woning
toestanden en zooveel meer.
En deze mensehen. . . tooien zich met
den naam van radicaal, van democraat,
en proclameeren nu de urgentie van grond
wetsherziening, als zochten zij heusch de
gelegenheid om te komen tot een... daad.
De liberalen zijn niet sleehter dan andere
menschen. Met hen om te gaan is menig
maal een genot. Maar zij verkeeren in een
moeielijke positie. Hun politiek is oud en
verouderd geworden, en nu zien zij zich
gedwongen die te vernieuwen, maar daarbij
komen zij in strijd met hun belang. Niet
individueel, maar in 't algemeen bedoeld,
staat de democratie met hare consequen
ties tegenover hetgeen de liberaal begeeren
kan. Zjo is de liberale partij, wijl zij als
politieke partij niet reactionair wil wor
den, vero>rdeeld langzaam aan democra
tische eischen toe te geven, meestal tegen
heug eii meug, juist zooveel als het oogen
blik beslist van haar vordert. Hierbij is,
natuurlijk, alle enthousiasme buitengeslo
ten. Edoch, zonder enthousiasme, althans
woorden van geestdrift, stellen de leiders het
niet. Deze begrijpen, dat zij reeds bij het
huidig stemrecht, en nog veel meer later
bij het algemeen stemrecht met een partij
vour den dag moeten kunnen komen, die
democratisch welvarend is ; zij moeten, zoo
als men dat noemt, met hun liberalisme kun
nen opbieden tegen de sociaal-democra
tie. En nu ontstaat voor de liberalen
het gevaar, al te duidelijk reeds merkbaar,
dat er een wanverhouding komt tusschen
hun politiek geloof' des harten en hun ge
loofsbelijdenis. Dat is jammer, want zoo
maken zij zich belachelijk, en ook wel
verachtelijk, veel meer dan noodig is, en
brengen zij verwarring in de hoofden en
de gemoederen, tot schade van de ont
wikkeling der democratische idee. Kon
den de leiders der liberale partij er van
afzien, door woorden, benamingen, pro
gramma's enz. haar als een principieel
democratische groep uit te monsteren, daar
zou veel misverstand en teleurstelling wor
den voorkomen.
Ten opzichte van de urgentie van grond
wetsherziening otn te komeu tot algemeen
stemrecht, zou de liberale partij, dan rus
tig kunnen zwijgen, het aan de arbeiders en
hun lotgejiooten overlatende, die urgentie
den stemrecht-bezittenden te doen gevoelen.
En mochten er werkelijk onder de liberale
Kamerleden enkele zijn, die uit volle over
tuiging .en van ganscher harte het alge
meen stemrecht als het fundament van
een democratische staatkunde willen helpen
leggen, dat zij dan partij en
kiesvereeniging verlaten, en zich tot het van stem
recht verstoken volk begeven, om dit te
leeren zijn recht te eischen. Deze heeren
democraten mogen dan begrijpen, dat hun
werkzaamheid in 't parlement slechts bij
zaak is, maar dat daar buiten hun arbeids.
veld ligt. Zoo alleen komen zij in de
politiek tot zuiverheid; op deze wijs slechts
wekken zij een krachtig democratisch leven
en een doeltreffende actie.
l)e Leg'crnetten.
De reorganisatie onver landmacht
and<.nuftal,door W. M. EXIIKLUKHTS,
uitgegeven in l'.inl te Amsterdam
bij H. J. W. Becht, Heerengracht
No. 172.
De Lsgenvetten: half werk, visch noch
vleesch, een bescheiden kransje op het
altaar van vaderlandsliefde (je moet toch
iets doen' hoogstens een aarzelend poginkje
om te getuigen van eenigszins klaarder
denken in zake de landsverdediging. Zal
?de Tweede Kamer ze aannemen, of' zal
zij er ook weer ditmaal zich handig af
maken ? Niemand die er met wat warmte
naar vraagt. Bijna dertig jaren geleden
werd na veel tobben en wurmen een
vestingwet gevoteerd, dank zij eene zeer geringe
meerderheid, wie eindelijk dat zeurig doen
van de oorlogsministers begon te vervelen ;
en nog zuchten wij onder de gevolgen
van die wet, die reeds verouderd was,
eer zij uit windselen te voorschijn kwam.
Het eerste wat door een bewindsman,
die het ernstig meent met de landsver
dediging, bij zijn optreden moet worden
geëischt, is de intrekking van die domme
wet; maar dat is natuurlijk te veel ge
vergd in een land van forten-dienst,
van doode-weerrnidüelenaanbidding. Of is
dit te veel gezegd, wanneer wij bedenken
de heer Engelberts herinnert er ons
aan dat ten onzent elk harmonisch
verband tusschen veldleger, vloot en be
zettingstroepen (vestingstelsel) wordt ge
mist, eu dat de Departementen van Oorlog
en van Marine afwijkende inz:chten hul
digen omtrent het plan van defensie,
zooals bij de behande'ing van de jongste
begroot'ng van Marine en van Oorlog in
de Tweede Kamer officieel werd gestaafd.
Immers in de Memorie van Toelichting
op het Wetsontwerp tot nadere verhooging
van het Vide Hoofdstuk der
Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1900 (regeling
der kustdefensie) ingediend LU de leger
wetten, staat:
»Daar om verschillende redenen, voor
namelijk ook de vele en velerlei hulp
bronnen in de provincie Noord- en
ZuidHolland aanwezig, de Nieuwe Hollandsche
Waterlinie krachtig verdedigd zal moeten
worden, zal het te verdedigen gebied aan
de zeezijde zich moeten uitstrekken van
en met de Vliegaten tot en met de
Goereesche zeegaten."
En toch had de Minister van Oorlog
enkele dagen te voren duidelijk verklaard.dat
een energieke verdediging van de Nieuwe
i Hollandsche Waterlinie niet in zijn plan
' ligt!"
Twee bewindslieden N.B. juist de twee,
de tivee eenige, die verantwoordelijk zijn
voor de verdediging van het Vaderland
spreken elkaar lijnrecht tegen.
En toch acht de regeering leiding in
n hand niet noodig! Eén minister voor
de landsverdediging is een eisch, waarmede
men de heeren niet aan boord moet komen ;
liever zouden zij nog een brokje van de
vestingwet opofferen, dat wil zeggen, van het
stuk papier, waarmede men nu schermt, als
ware daarin het credo van de defensie be
sloten. Maar ook, dat doen zij niet, en zoo
zit dan de Tweede Kamer te kokhalzen
voor die legerwetten, welke zij niet durft te
laten staan, omdat het niet fatsoenlijk is.
Elk systeem van landsverdediging ont
breekt, zegt de heer Engelberts te recht,
en het eenige goede, wat de legerwetten
zullen brengen, is een kleine vermeerdering
van het aantal miliciens, terwijl zij een
tik op de vingers uitdeelen aan de
militairisten, die langzaam aan moeten begrijpen,
dat hun haan gevaar loopt zich in het
kraaien te verslikken.
In zooverre zullen wij dan ook de aan
neming dezer wetten toejuichen, al wenschen
wij bescheiden wensch, waar toch van een
Regeering zooveel mag worden geëischt
met den heer Engelberts, dat de nieuwe
legerinrichting wat meer elasticiteit zal
bezitten en zich kunnen aanpassen aan de
steeds wisselende eischen van tactiek en
techniek. Volkomen waar is het: ,.dat
de vredesorganisatie zooveel mogelijk gelijk
moet zijn aan de oorlogsorganisatie en
dat de overgang van de eene in de andere
zoo eenvoudig en geleidelijk mogelijk moet
geschieden."
Dat in het huidige wets-voorstel met
die waarheid volkomen rekening is ge
houden, zal wel niemand durven beweren,
doch het loont haast de moeite niet, daar
over uit te wijden, omdat de binnen
weinige etmalen in behandeling komende
ontwerpen zij het dan ook ten koste
van wat dubbeltjes slechts zijn te
beschouwen als een stap in de goede
richting.
Beter een half ei dan een ledige dop:
liever een vogel in de hand, dan tien in
de lucht doe 't goed of' blijf thuis,...
de heeren voor- en tegenstanders hebben
uit het arsenaal der spreekwoordelijke
argumenten slechts te kiezen, doch dit zij
gezegd: ieder der legerwetten is er een,
om er een op toe te geven. En toch .
met den dag zinken wij dieper in het
moeras, elke poging om er uit te komen,
hebben wij slechts dankend te aanvaarden
H. L.
Een karakterloos man.
De eerste koning van Serviëis te Weenen
overleden. Noch zijne vrouw, noch zijn
zoon, die hem reeds als minderjarige knaap
opvolgde, waren bij zijn sterf bed aanwezig.
En zij hadden voor die afwezigheid redenen
te over. Want deze monarch was niet
slechts sedert jaren in den volsten zin des
woord een »verloopen sujet" geworden,
maar hij had daarbij eene aanmatiging'
en eene onbeschaamdheid behouden, die
hem voor zijne naastbestaanden
onverdragelijk, en, bij de minste toegeeflijkheid
hunnerzijds, voor het volk, waarover hij
vroeger regeerde, niettegenstaande zijne
schijnbare machteloosheid, tot een blijvend
gevaar maakten.
Milan Obrenowitch werd in 1854 ge
boren, als zoon van vorst Milosch Obre
nowitch en van Maria Catargi. Zijne op
voeding werd in hooge mate verwaarloosd,
en toen zijn vader overleden was, zond'
zijn oom, de regeerende vorst Michael
Obrenowitch, hem naar het I.i/cée Louis Ie
Grand te Parijs. Veel heeft de knaap daar
niet kunnen leeren, want reeds in 18(iN
werd hij, na den op vorst Michael gepleegden