Historisch Archief 1877-1940
Nö. 1234
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Onnoodig te vermelden dat het Oude Wilhel
mus, met den heer Kroon aan het orgel, een
brillant slot vormde.
De overige orcheatwerken van dien avond
waren: «Francesca di Rimini'' van Bazzini. Het
voorspel tweede acte uit Chabrier's opera
«?Gwendoline" en Wagner's »>Wall renritt' Het
Poème symphon:que van Bazzini" had ik nog
riiet gehoord. Zeker is het een werk dat den
prooten ernst documenteert van den schiijver.
In menig opzicht getuigt het ook van groot
kunnen. De klank van het orckcst is
dikweif schitterend, vooral als het w«rk zoo
prachtvol gei-peeld wordt als door Meng^lberg
en zijn orchest; doch de belangrijkheid van
gedachten houdt hiermede geen gelijken tred.
Chabrier's voorspel bezit ontegenzeggelijk
veel meer poëzie; voor eenige jnren hoorde
ik het werk in zijn geheel en eerst in ver
band met de geheele opera verkrijgt dit voor
spel zijne beteekenis. Veel wat thans onver
klaarbaar en vreemd is krijgt dan zin. Dit is
in zekere mate toepasselijk op alle
tusschenspelen uit dramatische werken: echter wan
neer deze bekend geacht kunnen worden, kan
ook de toehoorder zich gemakkelijker in de
situatie verplaatsen. Niettemin mogen wij den
heer Mengelberg dankbaar zijn voor de uit
voering van deze werken; zelfs al voldoen zij
?met geheel aan de hooge eischen die men
eerste rangs-compositiën gewoonlijk stelt, dan
heeft men toch het voordeel zijn gezichtskring
uit te kunnen breiden met de kennismaking
dezer nieuwe werken.
Wagner's »Walkürenritt" deed de deur dicht.
Fascineerend is de indruk dien dit geniaal
gewrocht steeds maakt.
Alle werken werden met de grootste
klankschoonheid en virtuositeit door ons voortn ff slijk
orchest weergegeven.
Zaterdagavond; op den kamermuziekavond
van Toonkunst was het strijkquartet aan het
woord. De heeren Eldering, Spoor, Hofmeester
en Mossel hadden ditmaal hunne keuze laten
vallen op Mozart's G-dur quartet, Schumann's
a- mol op. 41 en Beethoven's onsterfelijk
a-molquartet op. 132.
Bij Mozarr, zoo heerlijk schoon en rein, trof
vooral de gratie in het Allegro, de mooie
cantilene in het Andante en de smaakvolle ver
sieringen waarmede de melodie daarvan getooid
is; voorts de klaarheid en duidelijkheid
waarmede,trotshet verbazend snelle tempo, het Finale
gespeeld werd. Het kunstige in de
contrapractische behandeling van fuga en dubbelfuga
drong zich nergens op den voorgrond, steeds
werd de aandacht geboeid door de schoonheid
van het werk, meer nog dan door de voor
treffelijkheid der uitvoering en zoo behoort
'het ook ! Hoe moeilijk is overigens toch Mozart
te spelen!
In het a mol quartet van Schumann trof
mij vooral het kernachtige in het Presto
hoewel de grenzen der klankschoonheid in het
forte, zooal niet werden overschreden, dan
toch stellig werden aangeraakt. Het meeste
succes behaalde echter ons voortreffelijk viertal
kunsteraars met het Adagio. De schoor o
melodische passages, afwisselend in alle vier
de stemmen gebracht, klonken zoo echt warm
-en artistiek. Men vergat bijna daarbij op te
merken dat Schumann de figuratiëri vau de
alt toch wel een weinig onnoozel hee-ft uitge
dacht. Ook het Finale, overmoedig en dartel
met zijn gemarkeerde etacc'jti werd geheel in
stijl vertolkt.
De vertolking van een van Beethoven's laatste
quartetten acht ik steeds een feit van betee
kenis op muzikaal gebied. Beethoven is
daarmede zijn tijd zóó ver vooruit geweekt, dat
wij thans ons nog ter nauwernood kunnen
verheffen op het door hem ingenomen stand
punt. Beethoven heeft in zijne laatste
quarIIIIMIUNMIIIIIIIIMIIIIIIIMHMIIIIIIIIIIIIIHJUIUIIIIIIIUHIIIIIIIIMMIIIIIIMMI
Sien, de ezel.
3) DOOR
J. F. DE WITT.
Toen wij 's avonds weer met ons beidjus bij
elkaar zater, bracht ik het Burgerlijk Wetboek
ter fprake.
Ja" zei mijn vrouw kalm: ik moest een
paar artikelen nazien, die in een brochure
geJioemd worden."
Waarover handelt die brochure?"
Over de rechten der getrouwde vrouw ah
er in die door mannen gemaakte wettea ten
minste van rechten van vrouwen sprake kvi zijn."
Deze wijze van spreken verschilde zoo ge
heel van die, waarop mijn vrouw arrttrs een
getprek voerde, dat ik geheel verbaax) WPS.
Toch werd ik in de eerste plaats tos. lachen
geprikkeld, do, h ik hield mij ach er mijn c:iir,iiit
zoo ernstig mogelijk.
Ik zie wel, dat je moeite hebt je goed te
houden," ging in ij u vrouw heel drooj vo->rt.
Het zal je wel heel vreemd zijn, dat :k over
zaken ben gaan denken, die mij vroeger zoo
heel gewoon vooikwamen. En dat je dit vreemd
vindt, zal ik je niet kwalijk nemen. W j zijn
beiden in den zelfden kring opgevoed ais yoeao
hui»bakken rnenscbjes.
j^a ilt v. or mij heb nooit ande;s g. AXIUU
dan dat meit-jes op zekeren leeftijd moesten
trouwen, Helst met een jongen in wio.-i /ij zin
hadden, en dat dan het hoogste gez;»^ uit
huirden van pa, in die van manlief overging
en dat het altijd was, wat de heeren wijzen,
dat moeten de burgers piijzen.
Zoo hebben honderden en honderdduizenden
vrouwen met mij gedacht, maar die tijden zijn
voorbij.
Ons, vrouwen, zijn de oogen opengegaan, wij
hebben, eenige verziende vrouwen nebben dat
reeds lat g Beleden gedaan, ingezien dat rechten
niet alleen bij de mannen behoeven te be-u<.en.
Wij willen niet meer op gelijke lijn ges eld
worden met onmondigen, misdadigers en krank
zinnigen, die ook hun burgerlijke revhten
missen. En m de eerste plaats wilen wij rechten
voor de vrouw in het huwelijk veroveren "
Heb jij in jou huwelijk het gemis van
rechien er,j gevoeld?" vroeg ik leuk.
Maar coidaat antwoordde mijn vrouw: Dat
?weot ik niet, want ik heb er niet vur nage
dacht. Jij hebt altijd alles beheerd en he'-ifld
«n ik heb niet anders geweten dan dat hït
zoo behoorde. Zoo ben ik getrouwd en zoo
het) ik voortgeleefd."
Heb je toen je trouwde, nog al een jongen
gekregen in wien je zin had," waagde k het
te plagen.
Nu lachte mijn vrouw ook even. Ju," zei
zij eeriij , anders zou ik het er ook oo ge
waagd heboen om neen! te zeggen."
Ik ging naast haar zitten: \h ik je nog
tettors bijna geheel afstand gedaan van het
gewoon vormelijke in de behandeling der
ondcrdeelen Daarom hebben die werken een
retormatoriscben invloed uitgeoefend, echter
van zoo groote draagkracht, dat de reformatie
zich nog slechts bij enkelen heeft voltrokken.
Kamermuziekwerken van Mendelssohn,
Sshumann en Biahir.s grijpen terug, wat het wezen
l hunner vormen betreft, tot eene vroegere
i periode van Beethoven. En vooral in zijne
j iaatsta werken, staat deze kolos zoo reusachtig
l hoog buvei zijne zooeven genoemde
nakomej linge . M. n mag in die werken eene profetie
j zien. Eemer i ene profetie die nog niet in
j vervulling is gekomen. Anton B:uckner was
j de man die dit ii.stinctmatig gevoelde en zoj
i vervuld is geweest van den Beethoven der laatste
l pnriodf, dat ziii.') werken doortrokken zijn van
| dier.s geist. Waarom worden zijne
symphoniën, voo.al zijne 3a en Teen zijn strijkquintet
zoo wt-n.ig gespeeld? K'.chard Wagner heeft
overigei s in xijn laatste dramatische werken
hetzeifile principe gehuldigd. Het is mijne
vaste overtuigii g dat, zoo men heden ten dage
de i-ympuonis'cbe vormen wil aanwenden en
de vormen der kamermuziek zijn immers de
zelfde als die der syoiphonie men aan de
laatste WM-keu van Beethoven moet aanknoopen.
Dciroin is het zoozeer toe te juichen als
het thans levende geslacht in de gelegenheid
gesteld wordt die zwaar toegankelijke wei ken
te leeren begrijpen. En Beethoven begrijpen
is immers teven» hem linhebben ?
Gelukkig heeft hei cis-mol quartet, dank zij
de vaker plaats gehad hebbende uitvoeringen,
reeds meer ingang gevonden. Het a-mol op.
132 is in dit opzicht nog meer misdeeld en
daarom was het goed van onze
quartetvereeniging dit opus te kiezen. Ka mocht de
bijval van het publiek al niet zoo sterk zijn
geweest als na de uitvoeiing van Sehumann's
quartet men vergete niet, dat eerst nadat
het werk herhaaldelijk zal zijn gehoord, het
publiek het eerst in al zijn grootheid zal
kunnen bevatten. Tiians staat het er nog te
vreemd tegenover. Dat kan eerst gaandeweg ver
anderen en daarom, mijne heeren, zou ik u willen
toeroepen, voert het dikwijls uit, schenkt ons, om
te beginnen vooral spoedig eene herhaling
Hoe buitengewoon hoog staat niet het
eerste Allegro ! Het is alsof Beethoven zich
hierbij geheel heeft kunnen losmaken van het
aardsche zijner omgeving. liet is eene
phantasie in den meest idealen zin van het woord.
Een phantasie vervuld van de heerlijkste ge
dachten en van den grootsten rijkdom in de
verwerking dier gedachten. Het Scherzo, en
vooral daaruit het Trio, zou ik een
Apollonischen dans willen noemer, veredeld en opge
voerd tot den hoogsten luister. Het Adagio
staat ons, niettegeiiBtaande zijne verhevenheid,
toch nader. Het is een «Heilige Danksagun^
eines Genesenen an die Gottheit'' zooals Beet
hoven het zelf uitdrukt. Een roerend schoon
gezang vol »innigster Etnpfindung". Het ko
raal, dat aanvat kelijk door al de instru
menten vierstemmig gespeeld wordt, is in den
ouden lydischen toonaard gezet. Later naden
tusschenzin in D »neue Kraft fühlend", zooals
Beethoven zegt, wordt het koraal »molto Adagio"
beurtelings door alle vier de stemmen aange
heven. Het finale bettaat uit een martiaal.
Allegro met een recitativischen overgang naar
een Allegro appassionata ; het wordt door een
prachtig Presto bekroond.
Met de uitvoering, die een zeer hoog stand
punt innam, zoowel technisch als spiritueel en
waarbij vooral de pianissimo's prachtig waren
van klank, hebben de vier genoemde kunste
naren zich de warmste erkentelijkheid ver
worven van allen, die belang stellen in het
strijkquartet, dien schoonen tak op het gebied
der Kamermuziek.
eens vr eg, zou je dan weer ja zeggen ?"
O, hé!' riep mijn wederhcl t uir. wordt, je
sentimenleeiy Nou kom,'' vervolgde zij, toen
ik haar gezicht naar mij toetrok: Ja, je bent
een goede man ea ik ben best tevreden met
je, maar een ding moet ik je ronduit
veiklar>.n," en nu keek zij mij met haar groote oogen
strak aan: ik wil op grond van mijn positie
als gehuwde vrouw meedoen in den strijd om
een beteren rechtstoestand voor de gehuwde
vrcuwen te verkiijgen en ik maak aanspraak
op net zooveel recht om te spreken of te
schrijven, zoo noodig in het publiek, als jij hebt."
Dit was een duidelijke verk aring. Ik was
echter niet er tegen gekant, dat de vrouwen
voor haar rechten opkwamen. Alleen natu ik
het standpunt in, dat de vrouw en moeder
rn i. beter doet beur plaats in de huiskamer
| niet te verlaten voor een bestuursstoel in ee ige
vergadering. Ik zeide dan ook in allen ernst
tot rnijn viouw: beste kind, ik heb je altijd
zooveel mogelijk je intellectueele vrijaeid
gela en. Als je meent goed te kunnen doen doar
voor de rechten der vrouw op te komen, ook
buitenshuis, zal ik j* niet weerhouden. Als ik
ooit wat van je vcriangd heb, heb ik het altijd
vriendelijk gevraagd en wi-.t ik je nu vraag,
is alleen dit: Verbeet de kinderen en mij nu t? '
God, jongenlief,'' antwoord .'e mijn vrouw.
,.Wat kan jij zwaarti lend zijn. Ik blijt toch
wie ik ben en hier bij jelui! Overigens zal
ik nog maar een heel bescheiden plaatsje in
de beweging innemen, maar als er strijd wacht,
moet ook de minste rtcruut op zijn post zijn/'
Ik streek de recrunt eens over haar mooi
zwitai uioua uüar t\i i-aui ruijii vjourtti.t weer
op, maar ik las niet meer, want mijn hart was
zoo zwaar bij de gedachte, dat ei, God weet
l hoevele, avonden zouden komen, waarop ik mijn
l eigen echte vrouw, in onze huiskamer niet
tegenover mij zou zieu.
IV.
Teen de vacantie der kinderen voorbij was,
moesten wij wier naar stad. De ezel zou en
pension gaan bij een vertrouwden melkboer,
die hem eiken dag een uiutje mocht gebruiken,
maar, zooals ma toch nog met nadruk had ge
zegd, niet voor groote vrachten."
De kinderen namen met allen ernst van
vriend Sien afscheid en Guus, die het gevoe
ligste hart hee t en vreesde dat Sien zich erg
verlaten zou gevoelen als wij heen'rokken en
hij achterbleef, Guus vertelde hem allerlei mooie
plannen, die zij reeds voor het volgende jaar
had gemaakt. En waarlijk men zou gezegd
hebben dat het beest luisterde. Ik heb nooit
geweten dat een ezel zoo'n mooien kop heeft,
doch ik heb het in den omgang met Sien, die
dol op mij was, geleerd. Ezelsooren ! is er iets
i waaraan men een meer verachtelijk e beteekenis
l hecht? Doch beziet ze goed en gij moet iets
l gaan gevoelen voor die welgevormde krachtige
oorbeschermers en geluidvangers, welke elke
gedachte van het beest als 't ware weergeven.
Geen beest weet zijn ooren zoo goed te ge
bruiken. Als hij rustig eet, legt hij zijn ooren
neer in zijn nek als wilde hij zeggen: Nu wil
Tot mijn leedwezen had ik geer.e gelegen
heid de Bjheariers te hooren. Het ft i t dat zij
in het land zijn is voldoende om allerwego
de bezoekers nair de concertzaal te doen
stroomen. Nu, iets meer volmaakts op dat ge
bied is ook wel niet te genieten ! M-in ver
gete echter daarbij toch onze eigen kunstenaars
niet! O-ik deze hebben recht op warme waar
deering, wiar zij ons zulke heerlijke kuntt
in voortn ffilijka uitvoeringen bieden.
Met (jiartetten van Dvorak, Wdingartner en
Sf.hubert hebben de B laemers hunnne seances
geopend. Ik hoop hun, uijr hun vertici rog
mijne opwachting te komen maken,
AM'. AvKRKASir.
Muur ca Lercn,
(SlütJ
Hoe geheel en al voldrager.e sonnetten, zelfs
met aanwending van het zelden-natuurlijke,
maar hier prachtvolle rinie-riche, Battiaanse
schryven kiYi, biijke b.v. uit »Ein lief gelaat",
waarvan ik de kwatrijnen overneem:
,.Ki;i lii-/' i/i'/anl. <l,il ///r/-', tanar,/ir' /?:/:,/!/ /:??/'/,
Keu zie) die Inl'he/il, maar mijn /iel niet kenl,
K-n blanke maa:','d in 's levei.s rijk,: M ei-praeht
Daai'ioe heelt /i'di mt|n arme ziel ^'e\\eud.
M,*,:,- -?/'/' bi'iiil /,// ,?.-.', ii.nl,;- 'nn;- In-I ^j-:,irl,t
(iekrooiide ho.itd met haren ./ninli-li-nil,
Kn e.l' 'k haar ooi in iju'ie luiop vo T mj da lil,
(ieen lieiil dal ooil !:aai' 0114 mijn le\ en /en 1: . . . .
Geen nieuw denkbeeld, geen hèai alleen eigen
gevoel, misschien zelfs wel door enkele woorden
als bv. »arme" ;èts sentimenteel, ik geef het
toe, maar o! hoe vol-helder gezang! Hoor,
hoor dat rhyibrns in de eerste en tweede regel
bevend zich héff:n, en droef droef zinken...,
beluister die volmaakt-zuivere rijmen: hoe ze
in zachten val samer.-storten tot
teeder-reinklaterend accoord , gansch in elkaar ver
zinken als twee klare oogen, die i ;ht uitzingen,
dat zingend verzwijgt in dier beide anderen
gloed?, in fijne beroering elkander bedekken,
als tintelende monden in de ^en-aanraking
van den oppersten luis!
En wijl hier 't rvjiu in z'n uiterste van
samen-klinking en ruiscbing z'n hoog-tij
viert, zie hoe in cit feil-loos ') sonnet het
rhytliiiie tot z'n zacht-diepste en licht-bevendste
en pijnlijk-strakste macht van uitdrukking is
opgestrekt:
A v o u cl - A" r e il e :
ri-n-lni-ifi.'il i:il,;- '/;,>/,/,?>/,?,/' iler luininr.,
Daal! sclicinn- n/.- il,- rlnld;' i'iinji'l-i/raclil,
l:.:;i si-liiii. i.U'l /ir/// /',/ 1,'jj. il rij f l i-'i'irl t?Inumr
JJcii/iiia, :n:tar, zn-irl, lul l/nlj' ,/i'n :,iasl ijrcraelil.
Heeft hij aldus een bestaanden vorm op z'n
schooLst aangewend, vele oorspronkelijke schiep
hij, strofen van aller-harrnonieuste constructie,
rij m-combinaties, die op 't -nig-juibte mo
ment den tainen- klank brengen.
Zoo is dan dus bij dezen nieuwen dichter
de techniek in den wijdsten zin van
een ongewone volmaking, en men beseft niet
genoeg het groote gewicht daarvan: het jonger
geslacht, nu het ze niet meer meester is,
ik eans aan niets anders denken" Bij het
minste geritsel tilt hij ze op en als bij met
aandacht luisteien wil, stelt bij ze recht, h*rd
ove.eirid, als een huzaar, die met zijn s.ibel
salueert. In een ezeUkop met rechtop staande
ooren ligt iets strijdvaardig». Ik heb een ezel
van een petroleum vent er gekend, welk grauwlje
de straatjongens wegjoeg als zij zijn bias, zyi
ouwen baas plaagden. En ik verzeker u, dat
zij aan den naai gingen aU de ezel met
karretJ3 en al, de bovenlip opgetrokken zoodat
inen zijn groote witte tanden kan zien up hen
los stoof.
Laat echter een ezel iemand goed kennen
ah een eerlijk rechtschapen voerman, en als
hij zijn stap in 't kiezel hoort zal hij ham met
zijn ooren groeten, zjo ^oed als de niensch ten
vrierjd met de hand toewuitt.
Wat ik ook zoo mooi vind, zija zijn licht
grijze gevoelige lippen. Houdt hem wat voeder
voor en met zijn neusgaten zach'jos snuivend,
zijn lippen zoo zacht als vrouwerihandschnenen
gespitst, neemt hij het ain zoo voorzichtig,
als geen ander btest ttr wereld. Ei dan die
verstandige, groote, donkere oogen ?. zij zien den
mentch 7.00 kalm, gelaten on schrander aan.
Schrander en gelaten, j.i, als willen zij zeggen :
Mensch, g ij en ik, wij moeten ieder ons wagentje
trekken. l)oa het met overleg en kalmte.''
Toen Uuus, tijdelnx van Sien afscheid nemend.
dan ook allerlei troostrijke verhalen deed, bleef
ik daarbij geheel ernstig. Ik dacht er over na,
welk een groote voordeden zulk een ezel eigen
lijk boven de menseden heef . Liezond en krach
tig heeft hij gewoonlijk het meest gelijkmatige
humeur. Wat schrikken en op hol slaan is,
wt-et hij niet, kalm en bezadig ! gaat hij zijn
weg en eerst ais men hem onmatig lang in het
gareel houdt wordt hij boos. Maar da , plant
hij zijn vier pooten zoo flink in den grond, dat
geen vier man hem van zijn plaats kan krijgen.
Van schipperen wil hij nie's weten. Kalm is
hij, maar ook vast bera.'en. Ik heb deze karak
tertrekken ook eens bij een ezelin opgemerkt.
Men wilde haar melk hebben en had haar daarom
haar jong afgenomen, dat op een land stond,
do: r een sloot van haar gescheiden. De ezelin
zag het kalm aan, doch toen de avond viel
en het jong om haar riep. stortte de ezelin
zich vastberaden in het water on zwom er heen.
't Was misschien dwaas, dat ik zoo over dien
ezel stond te denken, terwijl mija vrouw het
laatste got-d inpakte. Telkens echter kwam dat
verhaal van de ezels] aren in een
memchenleven weer bij mij boven en ik raadde mijzelf
aan mijn wagenije kalm, doch vol moed te
trekken. Het moest nu eenmaal zoo zijn.
* *
Het leven in stad ging eerst weer zijn ge
wonen gang. De kinderen gingen naar tchool,
ma hield het huis in orde en pa werkte in
de zaak.
Wij zagen elkaar aan het ontbijt, bij het
middagmaal en bleven 's avonds gewoonlijk
bij elkaar. Langzamerhand kwam hierin echter
verandeiing. Mijn vrouw had haar bemoeie
nissen met de vrouwenbeweging tot nog toe
weten te beperken tot c e uren, waarop de
kinderen naar school en ik naar kantoor waren.
scheldt het streven erraar »onartistiek'', en het '
doet daaraan niet slechts on-verstandig, maar ;
on-wijs i
Of denkt men, dat 't zulk een poëtische j
bezigheid is, in piano of viool-spil door veel
dor oefenen te verkrijgen zoeken een vaardig
heid, nu eenmaal on ontbeerlijk voor het ver
tolken van goede muziek ?
En zou daarmee wel overeerstemmen, dat
de eerste de beste, die 't in z'n hoofd krijgt,
maar-dadelijk goede verzen zou kunnen ver
vaardigen ?
Miar zooals een goed musikus*, die, daarbij
voor techr.isch in-di- war-raken niet beang
stigd hoi ft te, zijn, de volheid van z'n gevoel
uit-storten kan in z'n spel of er fijn in doen
neer-vloeier, zoo heeft ook Bastiaanse, het
woord in z'n lichte nuancen en het rhythme
in z'n inwe.r di^e bewegelijkheid bebérschend.
dikwijls volmaakt weten uit te zegger, wat hij
voelde in z'n ziel.
*
Aangedaan door een kleur vollen natuur
indruk, kon hij dien vaak even gaaf weer-geven
als-i ort-vargen was.
Lseft men b.v. de volgende verzen niet over,
terwijl men ze leest:
Ken zuare kar brileden mij
Kljdl ondel' lan^'s de heil. el rij.
De \\ielband, die in 't z nlicht blaakt.
De kie/el- op den li'ri ut v- ei^ kraakt,
l'e Voerman, Ijnvd, niet sll'ouieu hoed,
Stapt naa-t de ka/, llail \\ elü'emoei
Kn ja;ij;t \» i den ninlnnf Irn kop
^ au /.PII br.iill paard de viit^en oj'...."
iblz. (i ,1
Zwaarder en voller nog:
13e do :Vi'e popels, die den boinvgi'tmd zoomen
Slaan roei'lo is te.cen 'l bleekend blauw der Inelll,
Keu late \ oii'el krin^eli om de boumi n
Voor 't laatst i:i 't licht, dat daa-i'lijks later vlucht."
ibiz. 10'.
Ea dan van die fijne vondsten, die 'n door
gewoonheid vervaagden indruk in ons, plots
fonkelend op doen leven , als b.v.:
\\eer /.innend ni de \elden sttet^,
(na een iv^enJan, als de zou doorkomt, blz. 77 i.
totdat we, na deze nog eenigszins vlakke
schoonheden, ons dieper voelen indringen,
naar de sensatie hé.i, waar enkele woorden
fijner waarde krijgen d;in die van een juist
natuur- of emotie-omschrijven, woorden, die
we plots door een wonderbaarlijke plaatsing,
door een mysterie van rbythme, gaan voelen
als de zaak lve. die ze verbeelden:
't ^ lak va'i L even rimplend \vater
Waar de blanue ;\a/:en rij/en
Dit' der bonnen donki r-'^'i ijxe
Vormen va^'e' op de oeverkant . . .
Tot. /aellL r (Ze, een weinig latvl'
- l n het bleeke ^roen daarbo\en
\\aar de l;<als;e l^ian/en doo\en
Van den da;.;' een si ai re brandt."
De avonduren waren als van ouls gebleven.
Nu gebeurde het, dat er ook 's avonds bood
schappen en brieven voor mijn vrouw kwamen,
j i, zelfs men>. chen om hasir te spreken zich
aanmeldden, en het duurde i iet lang of ma
ging ook 's avo .ds aan haar i chrijftatel'je in
de voorkamer zitten om allerlei papieren te
lezen. I).t ontlokte kleine zus de verzuchting:
Als ma niet ut i", leest uia tegenwoordig,''
maar ma ging op die verzuchting niet in.
Waarheid wa^, dat de eigenschappen welke
ik altijd in mijn vrouw gewaaideeid had, haar
zucht naar orde, haar gevoel voor netheid, nu
in ons nadeel werkten.
Elke vereeniging geeft aanleiding tot geschrijf
en wie zou beter als secrjtaretse iunnen op
treden dan een viouw als de mijne, die een
\erbazingwekkendo nauwgezetheid aan een
onuitputtelijke liefde voor het maken \an
regelingen paarde. Kn ik wist heel goed, dat
or.Jer du vooruitstrevende dames, de vrouwen,
die iets gevoelden voor het in orde houden
van boeken en staten nitt de meerderheid
hadden. Bij velen scheen het vrijzinnige gelijk
te stam met nonchalance Xoo kreeg mijn
vrouw het druk met het notulenboek en met
een uitgebreide correspondentie en zij verliet
de huiskamer meer dan mij lief was.
Weken lang trachtte ik haar plaats in te
nemen en liet ik zelfs werk in den steek om
mij, zoolang de kinderen op waren met hen
te bemoeien, maar ik kon de moeder niet
vervangen, vooral niet bij de kleit.en. Die
gaven r.o^ niet veel om uitleggen van platen
en verhalen, zij hunkerden naar moedeis arm
en moedeis schvOt.
Toen ik er mijn vrouw over klaagde, ant
woordde zij echter: Beste, ik heb toen wij
pas getrouwd waren, zoo dikwijls alleen moeten
zitten, ter wille van jou werk, haal mij nu
niet dadelijk van het mijne at. En wat de
jongste kinderen aangaat, het is waar dat jij
daarop niet kunt passen, doch dan moeten zij
maar een juffrouw hebben."
't Werd niet van harte, doch het werd toch
gezegd. Mijn vrouw stond klaarblijkelijk onder
goede leiding. En zelfs toen kleine zus later
toen er werkelijk sprake was van een juffrouw
uitriep: Al knjgen wij ieder een jut. dat u
nog niet zooveel als n ma!'' wist mijn vrouw
zich te beheerschen.
* *
De juffrouw kwam. Een ilinke doortastende
en toch hartelijke persoonlijkheid. Zij werd
eerst door de kinderen eenigszins met wan
trouwen begroet. Het was alsof zij vreesden,
dat men het er op toelegde moeders plaats te
doen bezetten, maar dtor mijn vrouw en mij
gesteund nam zij weldra een plaats van be
teekenis in het leven der kinderen in. De kin
deren waardeerden het, dat er iemand was, bij
wie zij z:'ch konden aansluiten, wie zij hun
kleine nooden en ongevallen kouden
mededeelen, en die niets anders te doen had dan
naar hen te luisteren. Kleine zue hechtte zich
zelfs het meeste aan haar, maar eigenaardig
als kinderen zijn, hoe goed de verhouding was
de soms zoo hartstochtelijke liefkozingen bleven
toch voor moeder bswaard.
»Xaar de sensatie heen" noemden we die
fijnst- gehoorde regelen, die we ons te
curtiveeren veroorloofden ; r.aar de sensatie, niet
slechts in 't algemeen, maar naar die, welke dit
heerlijk boekje- zelf bevat, sensatie, zooals
Van Dtyssel die in theorie vaststelde en
Gorter een enkde maal in een wonder moment
het f c uitgestooten.
Want die is 't, en niets anders, wanneer
daar plots tot i vaste visie voor altijd in u
neerslaat :
Pe heuvelen, vol lielitgroon liont,
Stil/in </fil'i<j ilniir i'Ikaar iji'btniinl" (\i\-/. 5).
verzen, die nabij-komen Gorter's bekende:
Itf lii'i'ci'li'i/ :<i,i<ln- wil
liKfi'/t uji rrfi'itidi' /'v/,v."
Ziet ge niet verwo; derlijk- scherp den fladder
van dien vogel door den regen- dag, vóór
u, bij :
Keu late najaai'sviyel strijkt
llrl ini/,'r HK't :ijn rul:' L-li'rL-,
Tulilill /lij rijst <-,/ ;ire,iki;iil ii-ijH
lu 'l kleurloos iinmvvc re^ea zwerk." (blz. 3).
Dringt niet de klam- zware mist-avond om
u heen uit deze regelen :
K,',', m»l:'?hfft il:' ca</,<' xrhaili't'- li'tn ',;i
Op 'hi i/i'»' ni-n-l, iü:-'r,ir/il-ilu-/i'i-,iil leid..." (bU. Vi).
Huivert er niets in u, zoo ge zelf maar ns
in uw leven dit stil-ar.gstige gehoord hebt,
wanneer daar vage klaagt :
Maar door de Ineht zweeft reeds, <e:i zeker ti'ekeu
Dal dra die warme iifii(a irs^'oed zal bleek, n,
Keu vlucht vau ^au/eii, hooi', met vreemd geschrei."
(blz. 'J7.I.
Voelt ge u niet ineer.s uitziende in den door
zonden regendag, bij :
II','/ ,/,'iifl ,'f j: ,/,',! l,?fh:,?t
'])<-r /w.v.v ii,;,.,, i/,,,»/,;,, htnmi
O:,! 'I />',>!','?:',,,/,' ,1,-blMimli' lifildl,
Maar aan den kant
A au :1 li'i'oene laud
Zijn ri-uJs de wilden ge'el be.selienen,
Kn boxen brak liet jagend znerk. ' (blz. 70).
Ei eindeH.k, staat ge niet adem-loosin den
stillen zomer- avond op het land, ver van uw
warme winter-kamer, waar ge dit nu leest :
De iiccv'Icn ritzen uit den grond
Jlf-ar dit is dan ook het aller-sterkste van
dit boekje, impressie of sensatie van de natuur,
hoewei schoon ook zonder twijfel de bladzijden
zijn, die het bevat aan tymboliek en fantasie.
Zoo is «Doode Illusie' (blz. i'O). wel stille
eenvoudige en ook zuivere, maar toch wat
slappe, laat- ik- zeggen modern- Vlaamsche sym
boliek. Helderder en vaster zijn de mooie
eir.dregelen uit »Twee vrouwen", (blz. M).
Kü^ heviger de sonnetten »Dood", die ik
boven reeds noemde.
Van z'n fantasie bedwelmendst van zware
sterke geur, kwijnend- kweelendst als van
diepmelankolieke cello-tonen, was ons de
riivienlokkende uit »Tuin der Lusten'1 (ülz. 18):
Met dieitt,1 trossen handen de be/^vuunle
IIIIIIIIHIftlllllMIlfrlHIItllH
Dose toonde zich met de nieuwe hnii-genoote
bijzonder i g-romen. D. kindn-eri bezighouden
dat kan toch ook bei-t een juffrouw doen. Ik
houd dan de leiJi g en het toezicht,'' zei mijn
vrou v.
Ik scheen dus g; heel de lijdende partij te
zullen woriiej.; want ik beken het eeilijk. Ik
leed lelker.s als ik de huiskamer binnentraden
bij ons viertal een ander zag dan hun eieen
moeder.
't Kan bett zijn, dat ik, zooals mijn vrouw
beweerde, verwend was, dat zij vee! te ve^-1
thuis had gezeten; ook vaak alleen als ik te
werken had en dat zij dat oraargenaam ge
vonden had. Pat alles nam niet weg. da' ik
d( or haar afwezight id bijzonder ernstig getn ft'en
werd, en dat ik mij maar i iet er in schikken
ko i, dat ik z. o vaak a's ik naar mijn vr, uw vroeg,
moest hoorcn, dat zij was uitgegaan.
En toen ik mijn \rouw in de huiskamer
miste, verloor dez-; ook alle bekoorlijkheid voor
mij Ik trok meer en meer naar mijn werk
kamer en liet mij ten laatste ook daar mijn
thee brengen, wat gewoonlijk het ergbte is, wat
een Hollandsen huisvade" kan do,=n. Het kopie
thee na het middagmaal is meestal de laatste
band, die va-Ier aan h t gezin blijf binder. De
meest verharde societeitbezoi kers worJen door
het theeblad nog het langst in too.n gf-hourlen
Als het werk n et vlotten wil(!e, kwam ik
anders ook mijn troost bij moeder de vrouw
zoeker, maar dit kon ik r u ook niet meer
doen. Zelfs het uurtje r,a kirderenbedtijd fn
r.a afgedaan werk, als ik bij mijn vrouw een
grogje kwam drinken werd opgeheven. Als mijn
vrunv vau een vergadering of ern conferentie
kwam, had zij meestal rog iets te noteeren.
Wilde het werk nu niet vlug genoeg vorde
ren, dan liep ik de straat op en mijn grosje
dronk ik in een caféaan de leestafel of met
oude kennissen.
Onze Guus, wier komst haar moeder inder
tijd bijna het leven had gekost, groeide op tot
het lieftalligste, zach'zinnigste .'chepsel;je dat
men zich voorfctellen kan. Zij scheen het meeste
te gevoelen, wat (r in den laatsten tijd ver
anderd was. De jongens, ofschoon ouder, gingen
meer hun eig, n weg. Als de juffrouw hen soms
aan hun schoolwerk hielp en dikke boterhammen
sneer), waren zij best teireden.
Uuus echter, die mij 's avonds zelf miin thee
bracht, kon mij zoo vol medegevoel aanzien.
Was mijn vrouw thuis, dan werd ik voor de
thee geroepen. Kwam Guus met een koije
aan, dan was het een teekea dat het dames
comitévoor de vrouwenbeweging weer verga
dering had. En het was, alsof Guus mij ver
zocht het niet kwalijk te nemen, dat zij daar
aliveèr de thee kwam brengen, zoo keek het
kind mij met haar mooie oogen aan.
Ik trok haar naar mij toe en maakte een
praatje met haar, en zij trachtte mij, tegen
mij aanleucend te troosten, door over naar
buiten gaan te spreken en over Sien den ezel,
die Z'?o blij zou zijn, als hij ons weerzag en
met wien wij dan weer tochtjes zouden maken.
En bij ons beiden kwam de vraag cp: , Zou
moeder dan ook weer meegaan?"
(Slot volgt).