De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 17 februari pagina 3

17 februari 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 1234 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Onnoodig te vermelden dat het Oude Wilhel mus, met den heer Kroon aan het orgel, een brillant slot vormde. De overige orcheatwerken van dien avond waren: «Francesca di Rimini'' van Bazzini. Het voorspel tweede acte uit Chabrier's opera «?Gwendoline" en Wagner's »>Wall renritt' Het Poème symphon:que van Bazzini" had ik nog riiet gehoord. Zeker is het een werk dat den prooten ernst documenteert van den schiijver. In menig opzicht getuigt het ook van groot kunnen. De klank van het orckcst is dikweif schitterend, vooral als het w«rk zoo prachtvol gei-peeld wordt als door Meng^lberg en zijn orchest; doch de belangrijkheid van gedachten houdt hiermede geen gelijken tred. Chabrier's voorspel bezit ontegenzeggelijk veel meer poëzie; voor eenige jnren hoorde ik het werk in zijn geheel en eerst in ver band met de geheele opera verkrijgt dit voor spel zijne beteekenis. Veel wat thans onver klaarbaar en vreemd is krijgt dan zin. Dit is in zekere mate toepasselijk op alle tusschenspelen uit dramatische werken: echter wan neer deze bekend geacht kunnen worden, kan ook de toehoorder zich gemakkelijker in de situatie verplaatsen. Niettemin mogen wij den heer Mengelberg dankbaar zijn voor de uit voering van deze werken; zelfs al voldoen zij ?met geheel aan de hooge eischen die men eerste rangs-compositiën gewoonlijk stelt, dan heeft men toch het voordeel zijn gezichtskring uit te kunnen breiden met de kennismaking dezer nieuwe werken. Wagner's »Walkürenritt" deed de deur dicht. Fascineerend is de indruk dien dit geniaal gewrocht steeds maakt. Alle werken werden met de grootste klankschoonheid en virtuositeit door ons voortn ff slijk orchest weergegeven. Zaterdagavond; op den kamermuziekavond van Toonkunst was het strijkquartet aan het woord. De heeren Eldering, Spoor, Hofmeester en Mossel hadden ditmaal hunne keuze laten vallen op Mozart's G-dur quartet, Schumann's a- mol op. 41 en Beethoven's onsterfelijk a-molquartet op. 132. Bij Mozarr, zoo heerlijk schoon en rein, trof vooral de gratie in het Allegro, de mooie cantilene in het Andante en de smaakvolle ver sieringen waarmede de melodie daarvan getooid is; voorts de klaarheid en duidelijkheid waarmede,trotshet verbazend snelle tempo, het Finale gespeeld werd. Het kunstige in de contrapractische behandeling van fuga en dubbelfuga drong zich nergens op den voorgrond, steeds werd de aandacht geboeid door de schoonheid van het werk, meer nog dan door de voor treffelijkheid der uitvoering en zoo behoort 'het ook ! Hoe moeilijk is overigens toch Mozart te spelen! In het a mol quartet van Schumann trof mij vooral het kernachtige in het Presto hoewel de grenzen der klankschoonheid in het forte, zooal niet werden overschreden, dan toch stellig werden aangeraakt. Het meeste succes behaalde echter ons voortreffelijk viertal kunsteraars met het Adagio. De schoor o melodische passages, afwisselend in alle vier de stemmen gebracht, klonken zoo echt warm -en artistiek. Men vergat bijna daarbij op te merken dat Schumann de figuratiëri vau de alt toch wel een weinig onnoozel hee-ft uitge dacht. Ook het Finale, overmoedig en dartel met zijn gemarkeerde etacc'jti werd geheel in stijl vertolkt. De vertolking van een van Beethoven's laatste quartetten acht ik steeds een feit van betee kenis op muzikaal gebied. Beethoven is daarmede zijn tijd zóó ver vooruit geweekt, dat wij thans ons nog ter nauwernood kunnen verheffen op het door hem ingenomen stand punt. Beethoven heeft in zijne laatste quarIIIIMIUNMIIIIIIIIMIIIIIIIMHMIIIIIIIIIIIIIHJUIUIIIIIIIUHIIIIIIIIMMIIIIIIMMI Sien, de ezel. 3) DOOR J. F. DE WITT. Toen wij 's avonds weer met ons beidjus bij elkaar zater, bracht ik het Burgerlijk Wetboek ter fprake. Ja" zei mijn vrouw kalm: ik moest een paar artikelen nazien, die in een brochure geJioemd worden." Waarover handelt die brochure?" Over de rechten der getrouwde vrouw ah er in die door mannen gemaakte wettea ten minste van rechten van vrouwen sprake kvi zijn." Deze wijze van spreken verschilde zoo ge heel van die, waarop mijn vrouw arrttrs een getprek voerde, dat ik geheel verbaax) WPS. Toch werd ik in de eerste plaats tos. lachen geprikkeld, do, h ik hield mij ach er mijn c:iir,iiit zoo ernstig mogelijk. Ik zie wel, dat je moeite hebt je goed te houden," ging in ij u vrouw heel drooj vo->rt. Het zal je wel heel vreemd zijn, dat :k over zaken ben gaan denken, die mij vroeger zoo heel gewoon vooikwamen. En dat je dit vreemd vindt, zal ik je niet kwalijk nemen. W j zijn beiden in den zelfden kring opgevoed ais yoeao hui»bakken rnenscbjes. j^a ilt v. or mij heb nooit ande;s g. AXIUU dan dat meit-jes op zekeren leeftijd moesten trouwen, Helst met een jongen in wio.-i /ij zin hadden, en dat dan het hoogste gez;»^ uit huirden van pa, in die van manlief overging en dat het altijd was, wat de heeren wijzen, dat moeten de burgers piijzen. Zoo hebben honderden en honderdduizenden vrouwen met mij gedacht, maar die tijden zijn voorbij. Ons, vrouwen, zijn de oogen opengegaan, wij hebben, eenige verziende vrouwen nebben dat reeds lat g Beleden gedaan, ingezien dat rechten niet alleen bij de mannen behoeven te be-u<.en. Wij willen niet meer op gelijke lijn ges eld worden met onmondigen, misdadigers en krank zinnigen, die ook hun burgerlijke revhten missen. En m de eerste plaats wilen wij rechten voor de vrouw in het huwelijk veroveren " Heb jij in jou huwelijk het gemis van rechien er,j gevoeld?" vroeg ik leuk. Maar coidaat antwoordde mijn vrouw: Dat ?weot ik niet, want ik heb er niet vur nage dacht. Jij hebt altijd alles beheerd en he'-ifld «n ik heb niet anders geweten dan dat hït zoo behoorde. Zoo ben ik getrouwd en zoo het) ik voortgeleefd." Heb je toen je trouwde, nog al een jongen gekregen in wien je zin had," waagde k het te plagen. Nu lachte mijn vrouw ook even. Ju," zei zij eeriij , anders zou ik het er ook oo ge waagd heboen om neen! te zeggen." Ik ging naast haar zitten: \h ik je nog tettors bijna geheel afstand gedaan van het gewoon vormelijke in de behandeling der ondcrdeelen Daarom hebben die werken een retormatoriscben invloed uitgeoefend, echter van zoo groote draagkracht, dat de reformatie zich nog slechts bij enkelen heeft voltrokken. Kamermuziekwerken van Mendelssohn, Sshumann en Biahir.s grijpen terug, wat het wezen l hunner vormen betreft, tot eene vroegere i periode van Beethoven. En vooral in zijne j iaatsta werken, staat deze kolos zoo reusachtig l hoog buvei zijne zooeven genoemde nakomej linge . M. n mag in die werken eene profetie j zien. Eemer i ene profetie die nog niet in j vervulling is gekomen. Anton B:uckner was j de man die dit ii.stinctmatig gevoelde en zoj i vervuld is geweest van den Beethoven der laatste l pnriodf, dat ziii.') werken doortrokken zijn van | dier.s geist. Waarom worden zijne symphoniën, voo.al zijne 3a en Teen zijn strijkquintet zoo wt-n.ig gespeeld? K'.chard Wagner heeft overigei s in xijn laatste dramatische werken hetzeifile principe gehuldigd. Het is mijne vaste overtuigii g dat, zoo men heden ten dage de i-ympuonis'cbe vormen wil aanwenden en de vormen der kamermuziek zijn immers de zelfde als die der syoiphonie men aan de laatste WM-keu van Beethoven moet aanknoopen. Dciroin is het zoozeer toe te juichen als het thans levende geslacht in de gelegenheid gesteld wordt die zwaar toegankelijke wei ken te leeren begrijpen. En Beethoven begrijpen is immers teven» hem linhebben ? Gelukkig heeft hei cis-mol quartet, dank zij de vaker plaats gehad hebbende uitvoeringen, reeds meer ingang gevonden. Het a-mol op. 132 is in dit opzicht nog meer misdeeld en daarom was het goed van onze quartetvereeniging dit opus te kiezen. Ka mocht de bijval van het publiek al niet zoo sterk zijn geweest als na de uitvoeiing van Sehumann's quartet men vergete niet, dat eerst nadat het werk herhaaldelijk zal zijn gehoord, het publiek het eerst in al zijn grootheid zal kunnen bevatten. Tiians staat het er nog te vreemd tegenover. Dat kan eerst gaandeweg ver anderen en daarom, mijne heeren, zou ik u willen toeroepen, voert het dikwijls uit, schenkt ons, om te beginnen vooral spoedig eene herhaling Hoe buitengewoon hoog staat niet het eerste Allegro ! Het is alsof Beethoven zich hierbij geheel heeft kunnen losmaken van het aardsche zijner omgeving. liet is eene phantasie in den meest idealen zin van het woord. Een phantasie vervuld van de heerlijkste ge dachten en van den grootsten rijkdom in de verwerking dier gedachten. Het Scherzo, en vooral daaruit het Trio, zou ik een Apollonischen dans willen noemer, veredeld en opge voerd tot den hoogsten luister. Het Adagio staat ons, niettegeiiBtaande zijne verhevenheid, toch nader. Het is een «Heilige Danksagun^ eines Genesenen an die Gottheit'' zooals Beet hoven het zelf uitdrukt. Een roerend schoon gezang vol »innigster Etnpfindung". Het ko raal, dat aanvat kelijk door al de instru menten vierstemmig gespeeld wordt, is in den ouden lydischen toonaard gezet. Later naden tusschenzin in D »neue Kraft fühlend", zooals Beethoven zegt, wordt het koraal »molto Adagio" beurtelings door alle vier de stemmen aange heven. Het finale bettaat uit een martiaal. Allegro met een recitativischen overgang naar een Allegro appassionata ; het wordt door een prachtig Presto bekroond. Met de uitvoering, die een zeer hoog stand punt innam, zoowel technisch als spiritueel en waarbij vooral de pianissimo's prachtig waren van klank, hebben de vier genoemde kunste naren zich de warmste erkentelijkheid ver worven van allen, die belang stellen in het strijkquartet, dien schoonen tak op het gebied der Kamermuziek. eens vr eg, zou je dan weer ja zeggen ?" O, hé!' riep mijn wederhcl t uir. wordt, je sentimenleeiy Nou kom,'' vervolgde zij, toen ik haar gezicht naar mij toetrok: Ja, je bent een goede man ea ik ben best tevreden met je, maar een ding moet ik je ronduit veiklar>.n," en nu keek zij mij met haar groote oogen strak aan: ik wil op grond van mijn positie als gehuwde vrouw meedoen in den strijd om een beteren rechtstoestand voor de gehuwde vrcuwen te verkiijgen en ik maak aanspraak op net zooveel recht om te spreken of te schrijven, zoo noodig in het publiek, als jij hebt." Dit was een duidelijke verk aring. Ik was echter niet er tegen gekant, dat de vrouwen voor haar rechten opkwamen. Alleen natu ik het standpunt in, dat de vrouw en moeder rn i. beter doet beur plaats in de huiskamer | niet te verlaten voor een bestuursstoel in ee ige vergadering. Ik zeide dan ook in allen ernst tot rnijn viouw: beste kind, ik heb je altijd zooveel mogelijk je intellectueele vrijaeid gela en. Als je meent goed te kunnen doen doar voor de rechten der vrouw op te komen, ook buitenshuis, zal ik j* niet weerhouden. Als ik ooit wat van je vcriangd heb, heb ik het altijd vriendelijk gevraagd en wi-.t ik je nu vraag, is alleen dit: Verbeet de kinderen en mij nu t? ' God, jongenlief,'' antwoord .'e mijn vrouw. ,.Wat kan jij zwaarti lend zijn. Ik blijt toch wie ik ben en hier bij jelui! Overigens zal ik nog maar een heel bescheiden plaatsje in de beweging innemen, maar als er strijd wacht, moet ook de minste rtcruut op zijn post zijn/' Ik streek de recrunt eens over haar mooi zwitai uioua uüar t\i i-aui ruijii vjourtti.t weer op, maar ik las niet meer, want mijn hart was zoo zwaar bij de gedachte, dat ei, God weet l hoevele, avonden zouden komen, waarop ik mijn l eigen echte vrouw, in onze huiskamer niet tegenover mij zou zieu. IV. Teen de vacantie der kinderen voorbij was, moesten wij wier naar stad. De ezel zou en pension gaan bij een vertrouwden melkboer, die hem eiken dag een uiutje mocht gebruiken, maar, zooals ma toch nog met nadruk had ge zegd, niet voor groote vrachten." De kinderen namen met allen ernst van vriend Sien afscheid en Guus, die het gevoe ligste hart hee t en vreesde dat Sien zich erg verlaten zou gevoelen als wij heen'rokken en hij achterbleef, Guus vertelde hem allerlei mooie plannen, die zij reeds voor het volgende jaar had gemaakt. En waarlijk men zou gezegd hebben dat het beest luisterde. Ik heb nooit geweten dat een ezel zoo'n mooien kop heeft, doch ik heb het in den omgang met Sien, die dol op mij was, geleerd. Ezelsooren ! is er iets i waaraan men een meer verachtelijk e beteekenis l hecht? Doch beziet ze goed en gij moet iets l gaan gevoelen voor die welgevormde krachtige oorbeschermers en geluidvangers, welke elke gedachte van het beest als 't ware weergeven. Geen beest weet zijn ooren zoo goed te ge bruiken. Als hij rustig eet, legt hij zijn ooren neer in zijn nek als wilde hij zeggen: Nu wil Tot mijn leedwezen had ik geer.e gelegen heid de Bjheariers te hooren. Het ft i t dat zij in het land zijn is voldoende om allerwego de bezoekers nair de concertzaal te doen stroomen. Nu, iets meer volmaakts op dat ge bied is ook wel niet te genieten ! M-in ver gete echter daarbij toch onze eigen kunstenaars niet! O-ik deze hebben recht op warme waar deering, wiar zij ons zulke heerlijke kuntt in voortn ffilijka uitvoeringen bieden. Met (jiartetten van Dvorak, Wdingartner en Sf.hubert hebben de B laemers hunnne seances geopend. Ik hoop hun, uijr hun vertici rog mijne opwachting te komen maken, AM'. AvKRKASir. Muur ca Lercn, (SlütJ Hoe geheel en al voldrager.e sonnetten, zelfs met aanwending van het zelden-natuurlijke, maar hier prachtvolle rinie-riche, Battiaanse schryven kiYi, biijke b.v. uit »Ein lief gelaat", waarvan ik de kwatrijnen overneem: ,.Ki;i lii-/' i/i'/anl. <l,il ///r/-', tanar,/ir' /?:/:,/!/ /:??/'/, Keu zie) die Inl'he/il, maar mijn /iel niet kenl, K-n blanke maa:','d in 's levei.s rijk,: M ei-praeht Daai'ioe heelt /i'di mt|n arme ziel ^'e\\eud. M,*,:,- -?/'/' bi'iiil /,// ,?.-.', ii.nl,;- 'nn;- In-I ^j-:,irl,t (iekrooiide ho.itd met haren ./ninli-li-nil, Kn e.l' 'k haar ooi in iju'ie luiop vo T mj da lil, (ieen lieiil dal ooil !:aai' 0114 mijn le\ en /en 1: . . . . Geen nieuw denkbeeld, geen hèai alleen eigen gevoel, misschien zelfs wel door enkele woorden als bv. »arme" ;èts sentimenteel, ik geef het toe, maar o! hoe vol-helder gezang! Hoor, hoor dat rhyibrns in de eerste en tweede regel bevend zich héff:n, en droef droef zinken..., beluister die volmaakt-zuivere rijmen: hoe ze in zachten val samer.-storten tot teeder-reinklaterend accoord , gansch in elkaar ver zinken als twee klare oogen, die i ;ht uitzingen, dat zingend verzwijgt in dier beide anderen gloed?, in fijne beroering elkander bedekken, als tintelende monden in de ^en-aanraking van den oppersten luis! En wijl hier 't rvjiu in z'n uiterste van samen-klinking en ruiscbing z'n hoog-tij viert, zie hoe in cit feil-loos ') sonnet het rhytliiiie tot z'n zacht-diepste en licht-bevendste en pijnlijk-strakste macht van uitdrukking is opgestrekt: A v o u cl - A" r e il e : ri-n-lni-ifi.'il i:il,;- '/;,>/,/,?>/,?,/' iler luininr., Daal! sclicinn- n/.- il,- rlnld;' i'iinji'l-i/raclil, l:.:;i si-liiii. i.U'l /ir/// /',/ 1,'jj. il rij f l i-'i'irl t?Inumr JJcii/iiia, :n:tar, zn-irl, lul l/nlj' ,/i'n :,iasl ijrcraelil. Heeft hij aldus een bestaanden vorm op z'n schooLst aangewend, vele oorspronkelijke schiep hij, strofen van aller-harrnonieuste constructie, rij m-combinaties, die op 't -nig-juibte mo ment den tainen- klank brengen. Zoo is dan dus bij dezen nieuwen dichter de techniek in den wijdsten zin van een ongewone volmaking, en men beseft niet genoeg het groote gewicht daarvan: het jonger geslacht, nu het ze niet meer meester is, ik eans aan niets anders denken" Bij het minste geritsel tilt hij ze op en als bij met aandacht luisteien wil, stelt bij ze recht, h*rd ove.eirid, als een huzaar, die met zijn s.ibel salueert. In een ezeUkop met rechtop staande ooren ligt iets strijdvaardig». Ik heb een ezel van een petroleum vent er gekend, welk grauwlje de straatjongens wegjoeg als zij zijn bias, zyi ouwen baas plaagden. En ik verzeker u, dat zij aan den naai gingen aU de ezel met karretJ3 en al, de bovenlip opgetrokken zoodat inen zijn groote witte tanden kan zien up hen los stoof. Laat echter een ezel iemand goed kennen ah een eerlijk rechtschapen voerman, en als hij zijn stap in 't kiezel hoort zal hij ham met zijn ooren groeten, zjo ^oed als de niensch ten vrierjd met de hand toewuitt. Wat ik ook zoo mooi vind, zija zijn licht grijze gevoelige lippen. Houdt hem wat voeder voor en met zijn neusgaten zach'jos snuivend, zijn lippen zoo zacht als vrouwerihandschnenen gespitst, neemt hij het ain zoo voorzichtig, als geen ander btest ttr wereld. Ei dan die verstandige, groote, donkere oogen ?. zij zien den mentch 7.00 kalm, gelaten on schrander aan. Schrander en gelaten, j.i, als willen zij zeggen : Mensch, g ij en ik, wij moeten ieder ons wagentje trekken. l)oa het met overleg en kalmte.'' Toen Uuus, tijdelnx van Sien afscheid nemend. dan ook allerlei troostrijke verhalen deed, bleef ik daarbij geheel ernstig. Ik dacht er over na, welk een groote voordeden zulk een ezel eigen lijk boven de menseden heef . Liezond en krach tig heeft hij gewoonlijk het meest gelijkmatige humeur. Wat schrikken en op hol slaan is, wt-et hij niet, kalm en bezadig ! gaat hij zijn weg en eerst ais men hem onmatig lang in het gareel houdt wordt hij boos. Maar da , plant hij zijn vier pooten zoo flink in den grond, dat geen vier man hem van zijn plaats kan krijgen. Van schipperen wil hij nie's weten. Kalm is hij, maar ook vast bera.'en. Ik heb deze karak tertrekken ook eens bij een ezelin opgemerkt. Men wilde haar melk hebben en had haar daarom haar jong afgenomen, dat op een land stond, do: r een sloot van haar gescheiden. De ezelin zag het kalm aan, doch toen de avond viel en het jong om haar riep. stortte de ezelin zich vastberaden in het water on zwom er heen. 't Was misschien dwaas, dat ik zoo over dien ezel stond te denken, terwijl mija vrouw het laatste got-d inpakte. Telkens echter kwam dat verhaal van de ezels] aren in een memchenleven weer bij mij boven en ik raadde mijzelf aan mijn wagenije kalm, doch vol moed te trekken. Het moest nu eenmaal zoo zijn. * * Het leven in stad ging eerst weer zijn ge wonen gang. De kinderen gingen naar tchool, ma hield het huis in orde en pa werkte in de zaak. Wij zagen elkaar aan het ontbijt, bij het middagmaal en bleven 's avonds gewoonlijk bij elkaar. Langzamerhand kwam hierin echter verandeiing. Mijn vrouw had haar bemoeie nissen met de vrouwenbeweging tot nog toe weten te beperken tot c e uren, waarop de kinderen naar school en ik naar kantoor waren. scheldt het streven erraar »onartistiek'', en het ' doet daaraan niet slechts on-verstandig, maar ; on-wijs i Of denkt men, dat 't zulk een poëtische j bezigheid is, in piano of viool-spil door veel dor oefenen te verkrijgen zoeken een vaardig heid, nu eenmaal on ontbeerlijk voor het ver tolken van goede muziek ? En zou daarmee wel overeerstemmen, dat de eerste de beste, die 't in z'n hoofd krijgt, maar-dadelijk goede verzen zou kunnen ver vaardigen ? Miar zooals een goed musikus*, die, daarbij voor techr.isch in-di- war-raken niet beang stigd hoi ft te, zijn, de volheid van z'n gevoel uit-storten kan in z'n spel of er fijn in doen neer-vloeier, zoo heeft ook Bastiaanse, het woord in z'n lichte nuancen en het rhythme in z'n inwe.r di^e bewegelijkheid bebérschend. dikwijls volmaakt weten uit te zegger, wat hij voelde in z'n ziel. * Aangedaan door een kleur vollen natuur indruk, kon hij dien vaak even gaaf weer-geven als-i ort-vargen was. Lseft men b.v. de volgende verzen niet over, terwijl men ze leest: Ken zuare kar brileden mij Kljdl ondel' lan^'s de heil. el rij. De \\ielband, die in 't z nlicht blaakt. De kie/el- op den li'ri ut v- ei^ kraakt, l'e Voerman, Ijnvd, niet sll'ouieu hoed, Stapt naa-t de ka/, llail \\ elü'emoei Kn ja;ij;t \» i den ninlnnf Irn kop ^ au /.PII br.iill paard de viit^en oj'...." iblz. (i ,1 Zwaarder en voller nog: 13e do :Vi'e popels, die den boinvgi'tmd zoomen Slaan roei'lo is te.cen 'l bleekend blauw der Inelll, Keu late \ oii'el krin^eli om de boumi n Voor 't laatst i:i 't licht, dat daa-i'lijks later vlucht." ibiz. 10'. Ea dan van die fijne vondsten, die 'n door gewoonheid vervaagden indruk in ons, plots fonkelend op doen leven , als b.v.: \\eer /.innend ni de \elden sttet^, (na een iv^enJan, als de zou doorkomt, blz. 77 i. totdat we, na deze nog eenigszins vlakke schoonheden, ons dieper voelen indringen, naar de sensatie hé.i, waar enkele woorden fijner waarde krijgen d;in die van een juist natuur- of emotie-omschrijven, woorden, die we plots door een wonderbaarlijke plaatsing, door een mysterie van rbythme, gaan voelen als de zaak lve. die ze verbeelden: 't ^ lak va'i L even rimplend \vater Waar de blanue ;\a/:en rij/en Dit' der bonnen donki r-'^'i ijxe Vormen va^'e' op de oeverkant . . . Tot. /aellL r (Ze, een weinig latvl' - l n het bleeke ^roen daarbo\en \\aar de l;<als;e l^ian/en doo\en Van den da;.;' een si ai re brandt." De avonduren waren als van ouls gebleven. Nu gebeurde het, dat er ook 's avonds bood schappen en brieven voor mijn vrouw kwamen, j i, zelfs men>. chen om hasir te spreken zich aanmeldden, en het duurde i iet lang of ma ging ook 's avo .ds aan haar i chrijftatel'je in de voorkamer zitten om allerlei papieren te lezen. I).t ontlokte kleine zus de verzuchting: Als ma niet ut i", leest uia tegenwoordig,'' maar ma ging op die verzuchting niet in. Waarheid wa^, dat de eigenschappen welke ik altijd in mijn vrouw gewaaideeid had, haar zucht naar orde, haar gevoel voor netheid, nu in ons nadeel werkten. Elke vereeniging geeft aanleiding tot geschrijf en wie zou beter als secrjtaretse iunnen op treden dan een viouw als de mijne, die een \erbazingwekkendo nauwgezetheid aan een onuitputtelijke liefde voor het maken \an regelingen paarde. Kn ik wist heel goed, dat or.Jer du vooruitstrevende dames, de vrouwen, die iets gevoelden voor het in orde houden van boeken en staten nitt de meerderheid hadden. Bij velen scheen het vrijzinnige gelijk te stam met nonchalance Xoo kreeg mijn vrouw het druk met het notulenboek en met een uitgebreide correspondentie en zij verliet de huiskamer meer dan mij lief was. Weken lang trachtte ik haar plaats in te nemen en liet ik zelfs werk in den steek om mij, zoolang de kinderen op waren met hen te bemoeien, maar ik kon de moeder niet vervangen, vooral niet bij de kleit.en. Die gaven r.o^ niet veel om uitleggen van platen en verhalen, zij hunkerden naar moedeis arm en moedeis schvOt. Toen ik er mijn vrouw over klaagde, ant woordde zij echter: Beste, ik heb toen wij pas getrouwd waren, zoo dikwijls alleen moeten zitten, ter wille van jou werk, haal mij nu niet dadelijk van het mijne at. En wat de jongste kinderen aangaat, het is waar dat jij daarop niet kunt passen, doch dan moeten zij maar een juffrouw hebben." 't Werd niet van harte, doch het werd toch gezegd. Mijn vrouw stond klaarblijkelijk onder goede leiding. En zelfs toen kleine zus later toen er werkelijk sprake was van een juffrouw uitriep: Al knjgen wij ieder een jut. dat u nog niet zooveel als n ma!'' wist mijn vrouw zich te beheerschen. * * De juffrouw kwam. Een ilinke doortastende en toch hartelijke persoonlijkheid. Zij werd eerst door de kinderen eenigszins met wan trouwen begroet. Het was alsof zij vreesden, dat men het er op toelegde moeders plaats te doen bezetten, maar dtor mijn vrouw en mij gesteund nam zij weldra een plaats van be teekenis in het leven der kinderen in. De kin deren waardeerden het, dat er iemand was, bij wie zij z:'ch konden aansluiten, wie zij hun kleine nooden en ongevallen kouden mededeelen, en die niets anders te doen had dan naar hen te luisteren. Kleine zue hechtte zich zelfs het meeste aan haar, maar eigenaardig als kinderen zijn, hoe goed de verhouding was de soms zoo hartstochtelijke liefkozingen bleven toch voor moeder bswaard. »Xaar de sensatie heen" noemden we die fijnst- gehoorde regelen, die we ons te curtiveeren veroorloofden ; r.aar de sensatie, niet slechts in 't algemeen, maar naar die, welke dit heerlijk boekje- zelf bevat, sensatie, zooals Van Dtyssel die in theorie vaststelde en Gorter een enkde maal in een wonder moment het f c uitgestooten. Want die is 't, en niets anders, wanneer daar plots tot i vaste visie voor altijd in u neerslaat : Pe heuvelen, vol lielitgroon liont, Stil/in </fil'i<j ilniir i'Ikaar iji'btniinl" (\i\-/. 5). verzen, die nabij-komen Gorter's bekende: Itf lii'i'ci'li'i/ :<i,i<ln- wil liKfi'/t uji rrfi'itidi' /'v/,v." Ziet ge niet verwo; derlijk- scherp den fladder van dien vogel door den regen- dag, vóór u, bij : Keu late najaai'sviyel strijkt llrl ini/,'r HK't :ijn rul:' L-li'rL-, Tulilill /lij rijst <-,/ ;ire,iki;iil ii-ijH lu 'l kleurloos iinmvvc re^ea zwerk." (blz. 3). Dringt niet de klam- zware mist-avond om u heen uit deze regelen : K,',', m»l:'?hfft il:' ca</,<' xrhaili't'- li'tn ',;i Op 'hi i/i'»' ni-n-l, iü:-'r,ir/il-ilu-/i'i-,iil leid..." (bU. Vi). Huivert er niets in u, zoo ge zelf maar ns in uw leven dit stil-ar.gstige gehoord hebt, wanneer daar vage klaagt : Maar door de Ineht zweeft reeds, <e:i zeker ti'ekeu Dal dra die warme iifii(a irs^'oed zal bleek, n, Keu vlucht vau ^au/eii, hooi', met vreemd geschrei." (blz. 'J7.I. Voelt ge u niet ineer.s uitziende in den door zonden regendag, bij : II','/ ,/,'iifl ,'f j: ,/,',! l,?fh:,?t '])<-r /w.v.v ii,;,.,, i/,,,»/,;,, htnmi O:,! 'I />',>!','?:',,,/,' ,1,-blMimli' lifildl, Maar aan den kant A au :1 li'i'oene laud Zijn ri-uJs de wilden ge'el be.selienen, Kn boxen brak liet jagend znerk. ' (blz. 70). Ei eindeH.k, staat ge niet adem-loosin den stillen zomer- avond op het land, ver van uw warme winter-kamer, waar ge dit nu leest : De iiccv'Icn ritzen uit den grond Jlf-ar dit is dan ook het aller-sterkste van dit boekje, impressie of sensatie van de natuur, hoewei schoon ook zonder twijfel de bladzijden zijn, die het bevat aan tymboliek en fantasie. Zoo is «Doode Illusie' (blz. i'O). wel stille eenvoudige en ook zuivere, maar toch wat slappe, laat- ik- zeggen modern- Vlaamsche sym boliek. Helderder en vaster zijn de mooie eir.dregelen uit »Twee vrouwen", (blz. M). Kü^ heviger de sonnetten »Dood", die ik boven reeds noemde. Van z'n fantasie bedwelmendst van zware sterke geur, kwijnend- kweelendst als van diepmelankolieke cello-tonen, was ons de riivienlokkende uit »Tuin der Lusten'1 (ülz. 18): Met dieitt,1 trossen handen de be/^vuunle IIIIIIIIHIftlllllMIlfrlHIItllH Dose toonde zich met de nieuwe hnii-genoote bijzonder i g-romen. D. kindn-eri bezighouden dat kan toch ook bei-t een juffrouw doen. Ik houd dan de leiJi g en het toezicht,'' zei mijn vrou v. Ik scheen dus g; heel de lijdende partij te zullen woriiej.; want ik beken het eeilijk. Ik leed lelker.s als ik de huiskamer binnentraden bij ons viertal een ander zag dan hun eieen moeder. 't Kan bett zijn, dat ik, zooals mijn vrouw beweerde, verwend was, dat zij vee! te ve^-1 thuis had gezeten; ook vaak alleen als ik te werken had en dat zij dat oraargenaam ge vonden had. Pat alles nam niet weg. da' ik d( or haar afwezight id bijzonder ernstig getn ft'en werd, en dat ik mij maar i iet er in schikken ko i, dat ik z. o vaak a's ik naar mijn vr, uw vroeg, moest hoorcn, dat zij was uitgegaan. En toen ik mijn \rouw in de huiskamer miste, verloor dez-; ook alle bekoorlijkheid voor mij Ik trok meer en meer naar mijn werk kamer en liet mij ten laatste ook daar mijn thee brengen, wat gewoonlijk het ergbte is, wat een Hollandsen huisvade" kan do,=n. Het kopie thee na het middagmaal is meestal de laatste band, die va-Ier aan h t gezin blijf binder. De meest verharde societeitbezoi kers worJen door het theeblad nog het langst in too.n gf-hourlen Als het werk n et vlotten wil(!e, kwam ik anders ook mijn troost bij moeder de vrouw zoeker, maar dit kon ik r u ook niet meer doen. Zelfs het uurtje r,a kirderenbedtijd fn r.a afgedaan werk, als ik bij mijn vrouw een grogje kwam drinken werd opgeheven. Als mijn vrunv vau een vergadering of ern conferentie kwam, had zij meestal rog iets te noteeren. Wilde het werk nu niet vlug genoeg vorde ren, dan liep ik de straat op en mijn grosje dronk ik in een caféaan de leestafel of met oude kennissen. Onze Guus, wier komst haar moeder inder tijd bijna het leven had gekost, groeide op tot het lieftalligste, zach'zinnigste .'chepsel;je dat men zich voorfctellen kan. Zij scheen het meeste te gevoelen, wat (r in den laatsten tijd ver anderd was. De jongens, ofschoon ouder, gingen meer hun eig, n weg. Als de juffrouw hen soms aan hun schoolwerk hielp en dikke boterhammen sneer), waren zij best teireden. Uuus echter, die mij 's avonds zelf miin thee bracht, kon mij zoo vol medegevoel aanzien. Was mijn vrouw thuis, dan werd ik voor de thee geroepen. Kwam Guus met een koije aan, dan was het een teekea dat het dames comitévoor de vrouwenbeweging weer verga dering had. En het was, alsof Guus mij ver zocht het niet kwalijk te nemen, dat zij daar aliveèr de thee kwam brengen, zoo keek het kind mij met haar mooie oogen aan. Ik trok haar naar mij toe en maakte een praatje met haar, en zij trachtte mij, tegen mij aanleucend te troosten, door over naar buiten gaan te spreken en over Sien den ezel, die Z'?o blij zou zijn, als hij ons weerzag en met wien wij dan weer tochtjes zouden maken. En bij ons beiden kwam de vraag cp: , Zou moeder dan ook weer meegaan?" (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl