De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 17 februari pagina 4

17 februari 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. : J234 Minder vol en zwaar, maar toch van een vreemde primitieve bekoring, wonderlyk-aandoend vooral door de herhaling van die ge heime boodschap: «De Page'' (bl. 37). Wat lichter, maar allerzuiverst in z'n onge zochte weelderigheid, het naieve «Verlangen" (bl. 54) dat even aan de in reinheid toch niet overladen luxe der fijne teekeningen van Privat Livemont herinnert: Mijn Lief draagt roze en amaranten Op 't rozen klee.l, in 't blonde haai1, En door de bleeke zijde en kanten Schijnt blank van borst en armen klaar." Om daarna weer breeder op te zingen in deze toch-krachtig-betoomde-verzen, waar de hartstocht trillende uit-welt: Toen Ju.lith Ilolofcrnes' donker hoofd Zag in de leut op 't gouden praalbed stil, Heeft zij, vóór dut de roode lippen kil En t oog van laatsten leef-glans was beroofd, Haar lippen op des veldheers mond gedrukt /' aiiy b/'zitteiid, wtcii, r// 't luw/i, uuiti, Drinkend de sldd'rit/y, die 't 1:0,11 vre/>ifd verrukt Bt'fjt'nny manueu-lijf o/ttstijf/t'it kv:am^ (bl. U8). Maar ook, een enkele maal, heeft Bastiaanse zy'n fantasie geforceerd. Ten eerste kan men in een eenvoudig-reëel-bedoelde beschryving, wél als beeld voor iets anders, maar niet als op-zich-zelf staand onderdeel van een reeks opmerkingen, een fantastisch gezicht bezigen. Zoo vind ik in «Aan den heuvel-rand" natuur-weergave, sensationeel in den aanvang, later schoon van kalmere observatie (en dat kan uitstekend, daar de eerste de door-eenwonder-ineens-sublieme ophelfi ig van de tweede is) door-een-geweven met een fantasie van de zon, als spinnende gouden draden : Tiet gouden rokken van de zon Ragfijne gouden mazen spon" Wat verder : En 't is me alsof de gouden zon Voor mij haar gon len draden spon, Dat ik /e sierlijk \veven zon Als guud-dr.ial door mijn rhytlimen-blaiuv". Daze fantasie nu, op-zich-zelf zeer fijr, vooral om z'n tt r-symbolische duiding, is hier stellig niet op hare plaats. Ten twaeie mag men, daar immers de fantasie wel is-waar gedroomd, maar toch weer een gedroomde werkelijkheid is, daar-in geen zaken brengen, die, in hun verband weer, onmogelyk zijn. Zoo kan nooit-van-z'n leven, als in «Donkere wateren" (blz. 40), iets tegelijk «duister" {«Nacht'' heette aanvankelijk het gedicht) en »wit" of »goud-geel" of »rood' zy'n, tegelyk «dry'ven" en «stilstaan", of, het moest de waanzin van een koorts-droom wezen. Iets dergelijks valt op te merken by «Grys" (bl. 115), waarvan, de stil-hevig-benauwd be doelde terzinen (behalve nog door een banale ont-vallins) niet geslaagd zy'n door een t bizarre zon-fantasie. Naast al deze verzen, van observatie, s wsatie symboliek en fantasie, is er hier en daar ook wel een te vinden, bedoeld als uiting vaneen zeer eenvoudige levensfilosofie; doch deze regelen zyn weinige. In hun zuiverheid echter verkies ik ze verre boven het lang en ver ward filosofisch gedaas van zoovele anderen. Een vleugje van deze simpele wysheid, een. enkele tegen-stelling van twee denk-beelden bv., is eenige malen in een woord-speling vervat, woord- speling in den hoogeren zin van om-wending en door-een-speling van schoone woorden, als Jacques Perk zoo on vergetelijk wist aan te wenden; ruischt niet nosr altyd zijn «Avond-zang" in ons na? Ea als b\j Verwey, die ze van Perk had, krijgen deze woordspelingen dan een tintje van filosofie; ik noem deze sympathieke verzen: De menscben zijn maar menselien om u heen; AVat boeven lijken ze of wat heiligen Al naar zij 't noemen in hun vaa» bepalen; Luat boeve' u loveu, heiligen n smalen, Maar zorg u\v die;jste Binnenst te beveiligen liat dat blijve, ongesehondc' in n, alleen." (bl. 9). Of deze, erg Verweysche, maar daarom niet minder mooie regelen : Dat ik te zamen ziel en seho:ine zinnen X!nne' om de ziel en ziel om zinnen minne." (bl. 7~). Tot nog-toe zwegen we over het verband, dat in dezen bundel tusschen de verschillende verzen en verzen reeksen onderling, in 't bizonder ten opzichte van het tweede deel van den titel «Natuur en Leven", zou zijn aan te wijzen. Maar Bastiaanse beschouwa hetalseen hulde aan zijn verzen-als-zoodanig, dat we dit verband niet nader wenschen op te sporen en te ont- leden. Bahalve vele zijner overige verzei toch, zijn van diégedichten, welke voornamelijk dit verband helpen leggen, zeer zeker enkele innig van txpressie, andere heel lief of aardig, maar wér andere van de gruwelijke ergheid, waarin zestienjarige jongelingen hun wereld-leed ple gen uit te klager, of juist andersom weer zóó zoetelyk-naief, dat za in hun komiskige wanhoop of oolyke «listigheid" den ken doen aan die verzen van Piet Paalljens, welke toch héusch nkel als een grapje waren bedoeld. En dat zy'n déze toch zeker niet . . . Zoo is op de «Ijsbaan'1, waar ze mekaar geloof ik «leeren kennen", heusch een beetje mal: Waarli'en, hoever? zal ik kaar zien vandaag V" (bl. 17} Nog vermakelijker. En 't venster .... ll'i'r/l iiei'rijelali'n mi'l i'i'li rul' .... (! !) ,; O croi'tï/'/iart .fl/'it h"t f/t'lidblldt Ht'jn, sluit unx i/i'ink n/ft mti'it" (\!) (bi, 5:i) Of moet dit Hooft sche en hoofsche troebadoer-lievigheid en ietwat-schalksche sentimenteeligheid verbeelden ? Hoe het zy, chte lekkere »py'n", om heerlijk van te griezelen, is pas: 'k Donk wier aan den tij.l, Uut ik t-audiu-knaratu". (blz. 25'. Heel lief-komiek is onbewust dan weer: ,,/ij is nog sehóóiHT dan ik daeht" (\\arenipel!) (bl. 54) En, oah heer, ala dan z'n liefje niet komen kan, omdat.... 't regent: «Hoc kon zij komen nn in vlagen Do regen strormit op land en pad, liet was de laatste hai'er dagen, Die zij no.!; vuor mij over luid". En dan, verwijtend tegen on'.e-lieve-Haer: ,(Ja, morgen zal de /.on wel stralen Als vér mijn Lief is lieen-//'''/?.'<W . . ." (bl. fi t) Wel aardig-naitf daarentegen is de nu-albekende «Koekoek" en mooi, dit frisch-jonge : ,,/i.j waiude zieli wel oubespied, Sehojf 't venster open, ilnitim'rii/ . . . /ir/ D'' frlxscln' m'init'i/kortli' l/nn/r,/, Du' 't Li'arnij ijutdl Ijlo/id ti'/l/i'// ilfr/l ...,"' (bl. 51) En zoo is er wal meer te vinden. # * # Hiermee zy'n wa aan het einde onzer besprekin? van dit mooie boekje, waarin een enkel vlekje hier-en-danr gansch vervaagt in de volle scboonheids-stroomen, dia er ons uit tegan-wuiven en gloeien. DJ concentratie aller capaciteiten van dezen nieuwen dichter vonden wij, in het sober-zware en vlymend- fijne en sidderend-teedere gedicht, dat we hier, ten slotte, willen afschryven: HKRDENKEX. Een gouden wolk in 't klare blauw Der Ineht, dien voor-naeht in Oetober .Dreef over 1 lii'anw paleis dat sober Van lijnen, zwaar-massale b mw. Doomt over straat, die, zonder zon Vul rnenseh beweeg al stond ii> donker, En door het stads-g, r.itrl k!o,-il; er De klank van 't ond-e u<\ .-ii carillon". Dit gedicht, het rustigst-uitgezongene, in tin telende fijnheid van eenvoud't meest-grootsche toch, en ook: het eigenste van al z'n verzen toont ons, dat. zoo al aan te wijzen mogen zijn, als z'n hél groote voor-gangers: Kloos eu Goethe," Kloos in rhythmiek en senti ment, Goethe in rust en eenvoud van klare liederen, hy-zelf toch ook reeds nadert tot dien staat van durende psychische helder heid, welke Verwfy, ze der «blinde schoonheid van den verfijnden zinne-mensch tegenover stellende, genoemd heeft: »de ziende schoonheid van den dichter.'" En zoo waar in een zijner zwaarst-bewegende verzen deze dichter in prachtige smachting zingt: O Leven! /aai dau! Kijk hartsloehtlijk Leven, lievrtieht mijn ziel, die baren zal voor U l1' daar dragen met zich de golven van zyn goddelyken zang ook onze bede tot het Leven: dat het ns over hem, en door hém over ons al diepere schoonheid uit-storten moge! Dec. 1900. CAHEL SCIIAKTEN. Gtiua-li.cht, het hoofd naar straat u-euend, En 't was als sprak zij niet lot mij 'Toen kwam, uit 't innigst van haai' wezen, Haar stem, hall' blij, hall' droef, gere/.en : Hoi' ijaal i/r </n</, t'fii dnanii. ci/'irbij ; ,/A'ai hebben \\\] al veel gebal, Leed en verlangen, saam te dragen, O, dat ik nn nooit weer morst klagen En u \oor allen tijd bizat" En toen zij /weeg en reeds de pracht Dier gouden wolk had nitgesehenrn Het zwerk was douker, het /wart-steenen Paleis stond zwaai' in den siiids-naebt AVas ;t of een heerlijk liehten blonk Om haar aansehiju, waaruit zij hief de Verhelderde oogen -- - en haar liefde -Mij tot in 't diepst der ziele zonk.'' -(bl/,. 78i. De tiea gelioilen, In eene te 's Gravenhage gehouden voordracht heeft mevrouw Roland Holst, da volgende 10 geboden aan de vergaderde dienstmeisjes voor gehouden : l Ge zult meer beschikking over vrijen tijd eischen : n.l. twee vrije avonden per week en een vryen dag om de veertien dagen. ?2. Ga zult hooger loon bedingen. B. Ga zult uwe patrones geen langer crediet geven dan n maand. 4 Ga zult met uw meerder loon de Vak organisatie steunen. 5. Ge zult u, echter niet in 't overdrevene, kleeden als de overige huisgenooten. G. Ga zult eischen betere voeding en betere huisvesting. 7. Ge zult uw recht doen gelden op een des winters verwarmde keuken. 8 Ge zult uw meerderen vrijen tyd beste den aan zelfopvoeding, ten einde uw eischen kracht bij te kunnen zetten. 9. Ga zult er voor bedanken huisslaven te worden. 10. Ge zult als mede-proletariërs de alge meene vakbeweging sleuren. De volgende 10 geboden worden in tegenstellirg van die van mevrouw Roland Holst, onze dienstmeisjes aangeboden ter overweging en behartiging door H. d. B. 1. Gy zult een open oog hebben voor uwe plichten, evenzeer als voor uwe rechten en eischen. 2. Ge zult uwe plichten nauwgezet ver vullen, voordat ge u rechten kunt aanmatigen en eischen kunt stellen. 3. Ge zult zorgen in staat te zijn de werk zaamheden die ge voorgeeft te kennen, goed te doen, en de bekwaamheden te bezitten, waarop ge u verhuurt. 4. Ge zult den tyd die voor het werk be stemd is, niet verbeuzelen en verpraten; hoe flinker het werk wordt afgedaan, hoe meer vry'e tiid er overschiet. 5. G3 zult u eenvoudig en netjes kleeden, en niet alleen voor 't uiterlijke, maar ook goed gekleed zijn, wat uw lijf- en ondergoed betreft. C. GB zult geen geld verknoeien aan op schik en snoeperijen, maar een deel van uw loon beleggen in «en spaarbank. 7. Ge zult, indien ge er prijs op stelt als huisganoote te worden beschouwd, door uw gedrag en optreden toonen, zulks waard te zijn. 8. Ge zult de belangen van het gezin waarin ge zijt opgenomen, evenzeer behartigen als uw eigen. 0. Ga kunt eischen: goede voeding en huisvesting, maar gten andere of betere dan die van het huisgezin waarin ge woont. 10. Ga zult leeren uw eigen kleeren zelf te kunnen vervaardigen en onderhouden, en de vrije tijd die u overblijft zult ge besteden aan ontwikkeling die u in uw volgend leven te pas kan komen. Naar aanleiding van de 10 geboden van mevrouw R. H. De tien geboden, voor onze dienstboden door mevrouw Roland Holst opgemaakt, heb ik gelezen, maar niet met instemming en ge noegen. Zonder in het minst fe twijfelen aan de goede bedoeling van de schrijfster vond ik daarin toch een beklagenswaardige eenzydigheid, die zelfs afgekeurd wordt door vele goede dienstboden, en die naar my'ne overtuiging niet zal bijdragen tot verbetering van den bestaanden toestand, wat toch zeker het doel was van mevr. R II. toen zy haar 10 geboden de wereld inzond. Tegenover de 10 ge boden voor de dienstboden tien andere te stellen waarin de grieven uiteengezet wor den die de huisvrouwen hebben, vind ik te kinderachtig en de zaak daarvoor te ernstig, maar wel wilde ik gaarne eenige wenken geven, die my ten goede zijn gekomen in mijn omgang met mijne dienstboden en die probaat bleken om wederzydsche welwillendheid en respect aan te kweeken, hoewel ik my niet zal ver meten te beweren, dat ik altyd een model ') Slechts tegen het woord «deining" zou wellicht eenig bezwaar te maken zijn. »In w^nd-stillen-nacht", al laat het deining acltir zich, schuift een schip door het water, zélf zonder uige deining. Boek en TüdscMR, De Gids. Da lijdschriften van Februari zy'n dsugdelijkvreedzaan. Er zweemt iets over van tamme winteravonden, een aan-voeling van druilend, vochtig weer. Geen flonkers, geen spetterende ijskristallen, geen helder-hooge luchtzwevingen, geen ver rassingen, het is alles even gaat, even ordeutely'k, even braaf. «De Gids", om te beginnen, heeft geen litterair proza, wel wat verwonderlijk, nu het overal welt en borrelt, en telkens nieuwe auteurs naar voren komen. Ter vergoedirg dearvan een twaalftal brieven van Potgieter en Busken lluer, op zichzelf belangry'k, maar niet dadely'-t bevredigend voor de behoefte van iets moois of kracntigs. O/erig^ns wel eigenaardig te lezen hoe gezellig en gezapig m 't jaar 'GO Huet en Potgieter de vaderlandache letteren onder elkaar, bedisselden. Kom daar nu eens om ? Ze gooien overal met de scherven, niet aliijd prettig, maar toch een bewijs van leven en duif. Het nieuwe lid der redactie, de heer C. Th. van Deventer, nam voor zich niet minder dan een vyftig bladzyden en natuurlyk over Indië: de decentralisatie-plannen! Het is on tegenzeggelijk een even nuttig als noodig opstel, maar in een Indologisch ot economisch, ia elk geval in een stuilie-tydschnfc beter op 'n plaats dan in Da Gids, waar de ze«r gewone lezer het allicht zal overslaan. Hat is een prachteigenschap van ons volk, dat do beote tegelrjkook 't zwaarst op de hand zy'n, niet eerder tevreden voor ze een stokpaardje-berijden. Ta begrypen is het dan ook, at 111 't opstel van den neer van Daventer de EereschuM op de pi oppen komt, alsof wij zonder scQuld aan Indiêniet evengoed verpüctu zouden zy'n te doen wat daar nuodig blijkt! Een pracatig professoraal-opstel is er van den heer A. G. vau Hamel over de wetenschappelyke beoefji.ing der moderne letter kunde, (lees wereld-litteratuur). Het opstel verklaart de vruchten van Ailard Piersons onderwys en we lezen daann o. m. dat er jaren zijn omgegaan, waarin Pierson doceerde voor twee en drie leerlingen (notabene), maar toch! hier bomt het profebsorale om den hoek zou'n JeersKel is verdienstelijk voor 't fokken van docenten en a.s. profeosors. Mej. Geertruida Carelsen treedt met een opsttl over Fontane, mede in de ry van hen, die zooals Paap zoo karakteiistieu-jolig be titelde : »uit IJaute?Goeihe?Vondelen gaan". Zoo'n enkel opstelletje, al staat er niets in wat we al niet in dagbladcorrespoudeuties konden lezen, kan, omdat het gemoedelijk gaschreven werd, er nog wel mee door. Als net daar nu maar hij blyic. Dr. W. G. C Bijvanck vervolgt zijn studie over da Hamlet. Mt'. Bcrnard Gewin bepleit het nut va» arbeiders-kolomen als «Hat Hougeland" bij Beekbergen. Kr glipt door int be toog een verdacht-christeiijk diaadje. Van den bedelaar wordt gesproken, dat ze levend buiten God eii godsdienst, opgaan in leugen en bedrog. Alsof da praktijk al niet lang heeft bewezen, dat bedelaars met het preadicaat van te leven volgers 's Heeren wegen, wel de sluwste hui chelaars blijken. Het onderwerp zelf verdient evenwel algemeene belangstelling. Een verademing in de vele zakelijke op stellen geeft de sonr.ettenreeks van Helene Lapidoth- S warth. Ziehier eenige subtiele regels van een mistbeschry'ving: in een mistbeschiy'ving: Een zilvermuur van maaudoorvlot.n mist Verrijst rondom mij in de grijze laan; Doeb wijkt die \v;md wanneer ik flink spontaan, Hem, tred voor tred, mijn reehten weg betwist. huisvrouw ben geweest, noch dat ik altijd volmaakte dienstboden heb gehad. In de eerste plaats heb ik ondervonden van hoe groot belarg het is, dat een jorg meisje, wam eer zij in het huwelijk (reedt, colkomen bekend is met alle huisselyke bezigheden (tiet grofste wJik niet uitgezonderd); daardoor kan zij juist beoordeeier, wat van hare dienstbode kan worden gevergd ien opzichte n van den aard harer bezigheden n den tijd daarvoor banooJigd, waarna zij kan eifchen, dat de opgegeven taak naar behooren en op tijd worde at'gemaakt. Verder oefene eene jonge vrouw zich, haar huiselijke taak iederen dag niet opgewektheid te verrichten, ile dienstbode zal dan minder gelegenheid hebben een l:oos humeur te toontn (en in dat geval behoeft een huisvrouw dat ook niet te verdragen). Ontstaat een slecht humeur door eene licha melijke ongesteldheid, dan kan men trachten door geduld en tact, zoo noodig met een ge neesheer, den vijand te bestrijden; is het ten gevolge eer.er ontevreden gemoedsstemming et helpen geene vermaningen, dan is het beter zich van eene andere dienstbode te voorzien; op die manier moet zij dan leeren. 0;n geen aanleiding te geven tot brutaliteit bij eene dienstbode zorge de huisvrouw vooral rtc itaurdig te zijn; wanneer zij meent te moeten berispen, laat het nooit zijn tengevolge van een vermoeden, al is de schijn tegen; zeg liever niets \óór er zekerheid bestaat omtrent het verzuim of de fout, en laat ook nooit eigen prikkelbaaiheid oorzaak zijn van eene, dan meestal onverdiende, terechtwyzing. Tegenwoordig wordt er en met rec/it geklaagd over de onzinnige weelde in de kleeding van de dienstboden, nergens anders uit voortko mende dan uit de zucht om meer te willen schynen dan men is. Hoeveel dames geven, helaas! daarin aan hare onderhoorigen het voorbeeld, terwijl zij als echt beschaafde vrouwen moesten toonen dat het geluk niet afhangt van de vermeerdering van de stoffelijke behoeften, maar dat het alleen bestaat, wanneer men, ieder in zijn stand, eenvoudig en waar In de letterkundige kroniek woidt besproken Van Eeden's boek »Van de koele meren des doods", in het tooneel-overzicht «Schevichavan's Schipbreuk" en Heyerman's «Op hoop van zegen." In een noot verweert zich mr. Van Hall, tegen de beschuldiging van Heyermans, die hem, mr. Van Hall, in «Da Jonge Gids" had uitgemaakt voor weerhaan en draaikolk. Hy mag, zegt hem mr. Van Hall, de hand wel in eigen boezem steken, errmèaanduidend dat Heyermans zelf een weerhaan is, want, al scheldt DU' nu «De Gids" uit voor een verza melplaats van de phraseologjje der bourgeoisie, toch achtte hy dat tydschnft goed genoeg om zy'n schetsen by een groot publiek in te leiden. Deze jeremiade lezende, denkt men onwille keurig : «Ojh ja, ondank is't loon der braven", maar vermoedelijk zal geen auteur als hij wat naar een tydschrift inzendt, bedenken dat hy zich daarmede bindt ! Volgt nog: muziek-overzicht door Henri Viotta, een causerie over Richard Wagner's verblijf in Zwitserland, het buitenlandsch over zicht, dat nuchter en zeer zuiver gesteld Victoria's leven en de daarmee gelijk-gaande regeer-periode bespreekt. * * * De Nieuwe Gids. Esn strak-omly'nde natuur-impressie by het gaan door een woud, en dan het zien van bayadères-verbeeldingpn, visioenen, een mooi brok proza van mtj. M. Antink, opent de afl. Dan een paar sonnetten van S. Iliddingius; een bespreking van de Antigone door dr. H. J. Boeken; eenige liefde-sonnetten van Willem Kloos; vervolg van «een Dissonant" door J. Hora Adema en het begin van het tweede deel van den Rntterdamschen roman «Gaertje" van Johan de Meester. V. H. de Veer debuteert met een paar son netten (zomer- en winterbeschrijving), gelukkig nu eens in anderen klank, mooi van eenvoudzuivere observatie ongezocht en vlot van gang. Hier is het winter-sonnet: Hoog op de kant, waar 't riet is weg^esehoven, Ligt bomijs, Avit, vol blazen, klein ee. groot Ken lage zon schijnt mat oranje-rood, En sleeiits mijn sehaatislng komt de stilte storen. Die polder ginds lijkt witte wol, met ooren. Zwart zijn de hoeven en een moleusloot Ligt donkerblauw in 't witte veh!, als vlood Een be-k \an inkt uit giüdsehen stompen toren, Dat is een molen, lot een sloomgemaal Verknoeid door mens.-beu, die bij renten zweren Ik zet weer af en baaivang voor den wind. - - Wat is een menscb in eenzaamheid een kind -Ik lijk \vel bang want als gei lengt-M si-beereii Mijn voeti-n voort, «-esrhoiid met rmklend staal. In de litteraire kroniek bespreekt Kloos Siyn Streuvels en zegt, dat geen Nederlandsch scnrijver zoo direkt-weg-aangesloten bij het inwaarheid-werkelijk ziuide, zoo zonder tusschenwand van ikheid of reflectie, in echt onmiddellyk contact is met de r.aluur als deze Vlamirg. * * * De Arbeid. In «de Arbeid" tw^e scheti-jes van de twee ling-dames Lucie en Mathilda de Vries, het eerste van Lucie onbeduidend, het tweede heel mooi en teer van de opdringende en de elkaarverdringende dingen in het abstrakte wezen van versteenende menschep ; hier een vrouwije, verstard in 't ongeluk, aldoor d'er man nog ziei.de in 't wezen van den eikenboom, en dan, als de boom wordt omgehakt, voor haar gehalhicineerden blik ziende alleen die boom, niet meer haar man en van schrik daarvan stervend. De novelle «Aangenomen en verlaten", door Gjrard van Eckerer, in all. '2 begonnen, vindt nu zijn slot. Hat blijkt consientieus werk te zijn. Verzen zyn er van Victor de Meyere; G. W. Lindeyer, Adolf Herckenrath, Remy Bockstael en van W. Estor. Van W. van Doorn eenige miniatuurljes en vrije pantoemime, die, volgens een noot der redactie geplaatst wor den als reactie o^ de Ik-heidspoezie. Hier volgen een paar regels ervan: Neuzig toeten, uit den treuren, Oempa's op hun koopren monden; Moord en doodslag zal gebeuren l Kalend huilen twintig honden. In de deukig koop'ren monden Smijt de herfst zijn dorre blaren ? Klokken, wijven, oempa's honden Zouden satan zelf vervaren ! Elsevier. Met het vermelden eens achteraan te be ginnen kan ook zy'n nut hebben. Daar toch achteraan, bijna verscholen, in de afl staat een schetcje van een debutante, van mevr. Fred. Rompel-Koopman, een kafferschets uit Afrika. Heel aardig is hier het suggestieve, lidwoordweglatende van Ary Prins tot naief-kafferHollandsch verwerkt. Wie doet zooiets eens ten opzichte van onze blauwe jongens in Indië? Van P. Valkbcff het begin van een novelle »Een Weerzien", waarvan de taal goedverzorgd, artistiek zelf?, maar de conceptie, te oordeelen naar dit eerste gedeeltfi, te medidatief is en de indruk verzwakt. Max Rooses bespreekt de Antoon v. Dyck's, in de Ermitage te Petersburg. Van II. J Robbers een artikel over het Binnengasthuis te Amsterdam, nou net goed voor een goedkoop tydschrift. De tentoonstelling van de Vereeniging «Oost en West", gaf dr. Aeg. W. Timmermans ge legenheid een beschouwing, door vele illus traties verduidelykt, te geven van Indische kunst-ny verheid, de schilder van de maand is Paul Rink, tan publieke gevoerd door den beer P. A. Haaxaaan Jz., die Rink vooral laat uit komen in 't milieu van zy'n verblyfpiaats Hattem, al houdt de schilder, behalve deze plaats, zoowat overal nog ateliers. Van Hé:ène Lapidoth?S«rarth twee teermooie sonnetten. De extra prentdruk, een auto-lype, is naar Willem Maria «Onder de Wilgen." Onder boekrubriek wordt besproken twee kinderboeken: »Uit het Wonderland", met teekeningen van Vaarzon Morel, en «Handge klap", gtïllustreerd door mej. N. Bodenheim. Over beiden oordeelt Lipidoth zeer gunstig. Onze kinderen, zegt hij, leven in een gelukkige periode. * # * Nederland. Een allerleukste bijdrage '«Zeewaldensche Feestplannen", aansluitend bij allen die hun humor ontleenden aan de vele feest-comité's, een humor-ader die bij ons nog rykelyk schijnt te vloeien, npent de afl., de gelukkige auteur is Joh. H. Beem. Dan een vervolg-gedeelte van mevs. la Chapelle Roobols roman «Voor 't oog van de Wereld" ; een klein, over-gevoelig schetsje, van Hanna en een uitpluizery van een vergeten, naar den uitpluizer zelf meent, on beduidend drama «Dièajk en Dorothé," van Samuel van Hoogstraten. (Zie vervolg pag. 7.) l zich voordoet, met weinig behoeften voor zich zelf, en in veel te zijn voor onze omgeving. Door zulk een voorbeeld zijn de dienst boden meer gebaat dan door een hoog loon, veel uitgaansuren en minimum arbeid. Wanneer eene huisvrouw voor Laar taak be rekend is, zal zij vai.zelf een plichtsgetrouwe dienstbode waardeeren, omdat zij weet wat er toe hoort om in het kleire iederen dag ge trouw te zijn ; wederzijdsche achting zal het gevolg zijn en waar die bestaat zijn tien ge boden overboding. Na het bovenstaande gelezen te hebben zal misschien menigeen zeggen : »diis alles komt er maar op aan hoe ?merronir is;" en die deze conclusie maakt, heeft in hoofdzaak begrepen, wat ik bedoelde; want moeten wij als huis vrouwen niet de meerdere zijn in bekwaamheid en ondervinding en zijn wij door die voor rechten dan ook niet verplicht om onze dienst boden te leeren en te leiden ? doch dan heeft eene huisvrouw van zelf het recht goerle dienst boden te eifchen die we loon geven naar hare bekwaamheden, die met genoegen kunnen wer ken in ons huis, waardoor zij een zorgenvrij leven hebben, maar die ons ook geen wetten kunnen stellen, en wij behoeven niet te dulden veeleischende, onbekwame dagdieven waarvan ik mij somtijds niet kan begrijpen hoe eenige vrouw ze in haar huis duldt. Al het bovengeschrevene zou ik met vele bewijzen kunnen staven, doch dat zou te lang worden voor een weekbladartikel; misschien heb ik toch al te veel van de plaats ingenomen die de geachte Redactie beschikbaar heeft; dus wil ik ten slotte noch dit ne alle huisvrouwen ten sterkste aanbevelen als het middel om niet bedrogen uittekomen bij het huren van eene dienstbode; n.m. naar waarheid getuigen te geven van degene, die uw huis verlaat, dan zullen de goeden de betrekking krijgen, die haar toekomt, en de slechten zullen met schade en schande misschien langzamerhand leeren. Mevr. v. D. W. Den Haag, Februari l!)0l. * * cïlzclamw. 40 cents per regel. IIIIIIIIIIIMIIIIIIIttlllmiMlllllltllllllllllllllllllllllllllllltlllMIIIIIIIIIII II 2.4O l i en hooger 4 Meter! Franco en j vrij van invoerrechten toegezonden ! Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde ,,IIenneberg-Zy<Ie" van 45 et. (ot II I1.1O per Meter. G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Kofl.), Zürich. Piano-, Oriel- ei i JIEYROOS «k UALSIIOVEN, Arnhem, Koningsplein. ; VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. i Repareeren Stemmen Ruilen. De 10 geboden voor het dienstmeisje. l Gij zult niet stelen, noch geld, noch linnengoed, noch eten wegnemen en gij zult uw meester's goed zuiniglijk gebruiken. '_'. Gij zult riet brutaal zijn tegen uw mevrouw of de overige huisgenooten, zult niet luisteren aan de deur, en gewillig uw werk doen. .".. Gij zult zindelijk zijn en hoeken en riggels behoorlijk reinigen; ook zult gij nut slordig zijn op uw kleeren en uw lichaam be hoorlijk reinigen. 4. (!ij zult het eten niet bederven, het nitt laten aanbranden, niet te zoutig maken en er geen haren in laten vallen. f). Gij zult geen zoogenaamde vrijers heb ben : slechts een eerlijke verkeering zult gij hebben en uw jongen van de deur houden. (i. Gij zult geen tante?, vriendinnen, nichtjes of wat dies meer zij in huis halen ; want gij bedoelt daarmede slechts een middel te hebben om eten en goed mee te geven. 7. Gij zult op tijd thuis komen en niet op vijf' minuten later weggaan zien ; ook zult gij niet een uur wegblijven wanneer ge even bij den kruidenier op den hoek moet wezen. 8. Gij zult niet luieren, en de schoon maakster door praatjes van haar werk houden ; noch zult gij praatjes maken met het meisje van hiernaast of van de overy. il. Gij zult voorzichtig omgaan met den huisboel van uw meester: geen schotels, glazen of kopjes breken en geen krassen maken in de meubelen. 10. Gy zult gas- of waterkraan behoorlijk sluiten en daarmede omgaan alsof gij gas en water zelf moest betalen. X. 1. Gij zult, omdat gewoonte wel handig maar niet altijd bekwaam maakt, grondig leeren kennen en kunnen wat tot uw werkkring be hoort ! 2. Gy zult na bespreking der wederzydsche

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl