Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1235
was de beursprijs op 123 pet. vastgesteld. De
hoogste koers ter beurze was heden 123 'A pet.
In den hoek der fabriekswaarden vind ik
onder de weinige variatie's, een verzwakking
van de noteering der
Wester-Suikerraffinaderjjaandeelen. Over 1900 zal vermoedelijk geen
dividend worden uitgekeerd. Wat verdiend
is zou voor afschrijving worden gebruikt. De
vooruitzichten voor 1901 zouden evenwel gun
stig zijn laat dit den aandeelhouders tot
eenige troost zijn.
Onder de petroleumwaarden begint de konink
lijke weer een beetje de vorst, d. w. z. de voorste
te worden. De noteering der vorige week van
355 a 357 klom tot 380 a 389. De Perlaksche
pijpleiding zou gereed gekomen zijn; de ruwe
olie zou nu niet meer in schepen, maar recht
streeks naar de raffinaderij gevoerd worden.
Hoogere productiecyfers zouden worden ver
wacht. Wie zon het niet gaarne hopen ? 't Is
meer dan ijjd. Jammer dat de overleden direc
teur de gunstige wending van zaken, door hem
voorbereid, niet heeft mogen beleven.
In de mynbouwgroep zag het er in den
laatsten tijd nog al bemoedigend uit E«n bui
tengewoon gunstige uitzondering kan voor de
aandeelen Soetnalata geconstateerd wnrden.
Vóór 14 dagen was de koers 157 il 159. de
vorige week 205 tot 220 en thans 222 i 230.
Eedenen? De Soemalata zou met de Ned.
Handelm pij een veelbelovend contract hebben
aangegaan. Kennis is macht, maar kapitaal
is soms grooter kracht en dat heeft de Ned.
Handelm. pij in ruime mate te harer beschik
king.
Geen prettige boodsc lap brengt de r.oteering
van de Maxwell. De G pet. certificaten gingen
van 65% tot GOK terug. Van verkoop en
nog wel van voordeeligen verkoop schijnt zelfs
nog geen sprake geweest te zijn !
D. STWTEB.
_
ymnilHUinmiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiMimiimmiimiiimiii»
HEITSJELS
De man zander
Naar hit Dmtsch
van FBITS REUTER
Of het volgende feit de eenige dringende
oorzaak is geweest, of slechts een aanleiding
te meer tot de aansluiting van Mecklenburg bij
de op 15 Juli 1851 gesloten zoogenaamde
Gothaer conventie, over de wederzijdsche over
name van uitgezetten," willen wij in bet
midden laten, daar het eigenhjk volkomen
onverschillig is, door welke voorbeelden de
ellendige toestand der Duittche domicilie-toe
standen voor het eerst duidelijk aan het licht
is gekomen. Het is voldoende, dat dergeljjke
gevallen en zij kwamen maar dl te dikwyls
voor aan het denkbeeld van n onverdeeld
Duitech vaderland een flinken stoot hebben
gegeven, en dat het komische element, gelegi n
in de heftige nota's en dreigende demons!ratiea,
waarmee machtige regeeringen zichzelf en
elkaar om nietige bagatellen lastig v&llen,
verre wordt overtroffen door het tragische van
het lof, dat den onbesclermden onderdaan
Jiilins Pniüelman Hroimncijor.
'sGravenhage, 12 Febr. 1001.
Hooggeachte Heer Brommeijer!
U zult zeer ze
ker geraadpleegd
zijn, toen de rege
ling van
plechtigen feestelijkheden
bij gelegenheid
van het huwelijk
onzer geëerbie
digde koningin
tot stand kwam.
Vergun mij
daarom u met en
kele vragen lastig
te vallen, hopen
de, dat uwe zoo
zeer bekende wel
willendheid mij
gunstig zal zijn.
Te eerder ga ik
er toe over mij
tot u te wenden,
wetende uwe uit
gebreide kennis
senkring in de
onmiddellijke om
geving van H. M.
u van alles op de hoogte doet zijn. nu al
gemeen hier ter stede beweerd wordt, dat
de feestelijkheden door , maar ook voor
namelijk voor den hofkring en hunne
vriendjes geregeld werden.
Ter zake:
1. Waarom voor heen-en terueweg naar
en van de kerk dezelfde route genomen?
Is er een oogenblik aan gedacht dat vele
neringdoenden een duitje verdienen, wan
neer de stoet bij hen langs trekt; of dat
geld aan de armen ten goede kan komen,
als opbrengst van het verhuren der plaatsen:
zooals de firma Lipman en Kracht heeft
gedaan (f 300).
Hoeveel meer menschen hadden dan onze
feliefde koiiingin op dien gewichtigen dag
uiineu zien; hoeveel minder waren er
geweest, die op straat hadden gestaan,
zonder hart en oog te hebben kunnen ver
gasten aan het grootsche schouwspel?
Zeg nu niet, omdat een koets door acht
paarden getrokken geen kleine wendingen
kan maken, dat is immers onzin.
2. Waarom bestond de eerewacht alleen
uit mannen uit adellijke? uit den hofkring
en vriendjes?
Orareden zich geen anderen hebben aan
geboden? Eén wenk, meneer Brommeijer,
en de keuze zou zoo ruim zijn geweest,
dat men had kunnen spreken van een
eerewachtde natie vertegenwoordigende. Ter
loops, hebt u meegewerkt aan de keuze van
het costuum voor deze jeunesse dorée? Leken
wel Hongaren !
Allen te zaam, te paard, was het een
mooi geheel, wel te weten stilstaande; in
draf gaven meerdere ruiters te kennen
op een gespannen voet met de eischen der
rijkur:st te zijn. Individueel te voet was
het costuum veel te somber voor geleider
van een bruidspaar.
3. Wat is vanwege het bruidspaar voor
het volk gedaan ?
Oho, geen critiek op hetgeen H. M. al of
niet deed, roept u uit.
treft. Kortom, de zaak zou belachelijk zijn, als
zy niet zoo treurig was.
In het jaar ISfO of '51 werd op het land
goed Kaseke (Kitsch), district Deratnin,
VoorPommeren, een zekeren daglooner Schuit, Meier
of Muller, door den inspector P. de huur opge
zegd, met de bijvoeging, dat hij vóór St. Jan
van hetzelfde jaar zijn woning moest verlaten.
Krischan (Christian) Schuit geeft op den vast
gestelden dag aan den inspector te kennen, dat hy
ondanks al zijn m(eite geen nieuw tehuis had
km nen vinden. Dat gaat mij niets aan," zegt
de inspector. Je huur is bijtijds opgezegd, de
woning is voor een ander bestemd, dus je
wordt op straat gezet." Volkomen in orde!
Het gebeurt, en op een mooien Juni-dag
zit Krischan Schuit met zijn vrouw en zeven
kinderen te midden van zijn aardsche bezittin
gen op straat, boven zich den wijden hemel, om
zich heen de donkre nach'."
Maar dat gaat toch niet, daar moet iets aan
gedaan worden. Krischan Schuit meldt zich aan
bij den landraad te Demmin en klaagt hem
zyn nood.
Hoe lang heb je in Kaseke gewoond?"
vraagt de landraad. Negen jaar," is het
antwoord. Waar heb je vroeger gewoond ?"
Gewoond heb ik voor dien tijd eigenlijk ner
gens, ik ben zoo maar over de grens gegaan
en toen ben ik in Kasch getrouwd" Dan
ben je dus een Mecklenburger." Ja, ik
ben uit de buurt van Ivenack, uit Basepobl."
Ben je dan genaturaliseerd?" Ikweet
niet wat dat is." ,Dan hebben wij niets met
je te maken, dan moet je maar weer terug
naar Basepohl."
Het bevel wordt gegeven, en Krischan Schuit
wordt met vrouw en kinderen, met zak en pak
opge'aden en over de grenzen ge reden naar
Basepohl, een landgoed van graaf Flessen tot
Ivenack. Hij meldt zich aan b\j den inspector
D.: Goeien dag, mijnheer, daar ben ik weer."
Wie ben je en wat wil je ?" Ja mijn
heer, ik ben de zoon van den ouden Jochem
Schuit en ik heb in Ka->ch gewoond, maar de
Pruisen willen mij daar niet langer houden en
hebben mij met vrouw en kinderen over
de grenzen gebracht." Zoo? Dus je
hebt ook rog een vrouw en kinderen? Hoe
lang woon je dan al in Pruisen ?" Negen
jaar." Houd je dan vooral hier maar niet
op, hoor! Ga maar geiuw weer op den wagen
zitten, waarmee je hier bent gekomen. We
Beren ja hier niet op." Krischan Schuit
klimt dus weer op den wagen en rijdt terug
naar Kaseke. Ziezoo, mijnheer," zegt hij
tot den inspector P. wat nu?" Ja,
wat nu !" krijgt hij ten antwoord, ik neem
je hier niet weer aan." Nu, dan zal ik
maar weer eens naar mijnheer den landraad
stappen," zegt Kriscban en gaat naar Dem
min. Ziezoo, mijnheer, nu ben ik weer
hier," zegt hij tot den landraad. Dat zie
ik," krijgt hij ten antwoord, maar hier blijf
je niet, p moet weer over de grenzen."
Ja, dan is er niets aan te -,erhelpen," zegt
Krisc' an Schuit, laat zich met zijn familie en
zijn tagage weer op'aden, neemt afscheid van
Kiiseke en hoort alleen nog, dat de inepector
P. den koetsier bevel geeff, zijn vrachtje over
de brug van het gremkanaul te brengen, en
daar laadt je den rommel af en rijdt dadelijk
weer terug, zoodat de kerel niet weer mee
Het is immers niet aan haar adres dat
wij zulks mogen wijten ; de voorlichters zijn
verantwoordelijk. De koninklijke gift aan
de armen zal veel moeten goed maken.
4. Waarom werden voor aide ceremonie
meester in de kerk ik meen vijf en twin
tig alleen officieren gekozen?
rn reden deze gewend zijn orde en
regelmaat te handhaven ? Maar hooggeachte
heer, hoe verantwoordt u dan, dat er offi
cieren van de schutterij bij waren ? Wie
heeft deze ceremoniemeesters aangewezen ?
Behoorden zij ook tot de vriendjes?
5. Wie heeft het aantal te bezetten plaat
sen in de kerk bepaald ? Zeker zouden een
vijftig menschen meer bij de plechtigheid
tegenwoordig hebben kunnen zijn, zoo
kaarten waren uitgegeven voor de zooge
naamde blinde plaatsen.
Daar vandaan was niets te zien ? De
inzegening door den prediker niet, dat is
waar, maar wel het binnenkomen van het
koninklijke bruidspaar, een groot gedeelte
van het gevolg, men kon daar het koor
hooren en den prediker verstaan, men kon
een indruk van het geheel krijgen.
Daar de banken niet amphitéatersgewijze
in de kerk staan, zoo hebben toch velen
niet gezien, en had men zulk een plaats
van onwaarde geacht, men zou nog de helft
van het aantal plaatsen hebban kunnen
verminderen.
0. Waarom kregen de gepensioneerde
generaals wel en tal van gepensioneerde
civiele autoriteiten geen uitnoudigiug voor
de kerk ?
Orn de plechtigheid door uniformen op
te luisteren? De meesten waren in rok, uit
gebrek aan een passend costuum; niet te
verwonderen, want, verscheidenen brachten
het in den werkelijkeu dienst nog niet tot
kolonel, en klommen in hun rustenden
staat tot generaal op. Bescheiden autori
teiten, meneer Broiumeijer.
7. \Velken indruk hebben die Pruisische
militairen van ons officiert-korps, gekregen.
Op de partijen aan het hof' zijn onze mili
tairen niet uitgenoodigd, behalve het Mili
taire Huis, en deenkeien aan de deputaties
toegevoegd. Naar ik las hebl>en de offi
cieren van do grenadiers en jagers, en van
de huzaren hunne Duitsche collega's een
diner aangeboden. Aangenaam KH\ dat den
gastheereu zijn geweest, te hebben kunnen
vernemen van hunne gasten hoe de hof'
partijen waren. Zelfs de commandant van
het keurkorps schit'erde op die feesten
steeds door zijne afwezigheid.
Ik zag in 't voorbijgaan al die vreemde
officieren met de Oranje Jv,,ssau op de borst,
naast vele andere decoraties.
Een buurman van mij in de volksmenigte,
zei; dat onze militairen zoo weinig kruisjes
hebben, maar dat die buitenlanders ook
veel flinker waren, en met meer verdienste.
Hij scheen er meer van te weten. De kolonel
van de grenadiers heeft, niet eens een
Nederlandsche orde, vetteldc hij mij. Ik heb
er geen verstand van, linljes zijn lintjes
van zooveel cent de meter, dat laat, me kou l,
maar dat is zeker, uwe Tdéièse zou ver
rukt zijn geweest met een van die garde
officieren te hebben mogen dansen; nette
en flinke kerels, en een keurig uniform.
De Haagsche hoffiihige jonge dames waren
niet verrukt; er was op de hofpartijen
gebrek aan cavaliers.
Hooggeachte heer Bromrneijer, ge zult ver
stoord zijn over deze vragen, en ik mag
terug kan komen." Zoo geschiedt het; vlak
achter het Pruisische Grammentiner bosch,
loopt het grenskanaal; aan den overkant daar
van, op de Basepohler markgronden, worden
de goederen afgeladen, de wagen rijdt weg, en
Krischan Schuit heeft ruimschoo's gelegenheid
om op iijn doode gemak den Mecklenburgschen
steiranhemel te bezichtigen, evenals vroeger
den Pruisischen Dit begint hem echter al
gauw te vervelen, of hij vindt er niets bijzon
ders aan te zien, in ieder geval, hij meldt
zich weer aan bij den inspec'or D. in Bisepohl,
met de woorden: Ziezoo, mijnheer, nu ben ik
weer hier, en mijn boeltje ligt allemaal aan
dezen kant van de grens." Daar zal het
niet lang blijven liggen,'' zegt de irspector,
neemt eenige manschappen mee en laat den
heelen boel weer op Pruisisch gebied overgooien.
Dit voorval bracht natuurlijk een massa pen
nen in beweging, en eene flinke hoeveelheid
nota's werden heen en weer over de grenzen
gewisseld, en gedurende dien tijd werd Krischan
Schult's huisraad ook heen en weer over de
grenzen gezet. Zelfs het overbrengen onder
geleide van een Pruisischen gendarme miste
zijn doel, tengevolge van de onvermoeide waak
zaamheid van den inspector D,, die aan de
spits van een afdeeling daglooners zich met
goed gevolg tegen dezen maatregel verzette.
Maar Krischan Schuit? O, die was er goed
af; die lag met de zijr.en gedurende het mooiste
gedeelte van het jaar in het frissche, groene
bosch. De opperhoutvester te Grammentin voelde
zich bewogen en gaf hem verlof, van hout en
graszoden een hutje te bouwen; de bewoners
van den omstreek ondersteunden hem met aard
appels, hij zocht en kreeg werk bij het oogster,
de vrouw en kinderen pleegden etruikrooverij,
wel is waar niet met geweld, doch alleen vragen
derwijs, en overvielen eerzame, welgedane
reizigers met een vreeselijke beschrijving van
hun vaderlandloozen toestand.
Zooals reeds gezegd is. bevond Krhchan
Schuit zich heel wel hitrbij, en wij gelooven
vast dat hij, als vrij man en onafhankelijk
arbeider, in deze Dui'sche politie-idylle onder
vogelgezarg en bladergeruisch de schoonste
drie maanden van zijn leven doorbracht; maar
de dagen der gelukkigen zijn geteld ter
zelfder tijd, toen de correspondentie-hemel der
grensautoriteiten in zooverre opklaarde, dat het
riddergoed Basepohl beslist weigerde, den
uitgeworpene met vrouw en kinderen op te nemen,
betrok de hemel boven het Grammentiner bosch
met zware regenwolken, de vogelmuziek trok
af, en de herfststorm gierde door de toppen
der oude beuken. Krischan Schuit kon het in
zijn Samojeedscb. zomerpaleis niet langer uit
houden en ging weer naar den lat draad te
Demmin: Mijnheer, daar ben ik weer",
en sprak den dringenden wensch uit, van zijn
bivouac naar een behoorlijk winterpaleis te
worden overgebracht. De landraad zag het
dringende en het rechtvaardige van dien wensch
in, en zou in verlegenheid zijn geraakt, als het
door de doelmatigheid der Duitsche politie
verordeningen niet ten esnenmale onmogelijk
was, dat een Duitsch gemeente-bestuur in
verlegenheid zou kunnen ot mogen komen. De
taaiheid der Mecklenburgsche ridderschap ten
opzichte van domicilie-aangelegenheden had hij
beproefd, misschien was het mogelijk dat
het groot hertogelijk domein zich inschikkelijker
IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIiniUIMIMUIIIIIIIIIIIIIIIIIMnilllllMlllllllllllllllllltlH
dankbaar zijn zoo ge mijn brief tot het
einde hebt gelezen, doch stap eens een
oogenblik van uw hoog standpunt af', heb
geen vrees dat ge uw plaats niet terstond
weer kunt innemen.
Bepraat met uwe hooge vrienden, al zij
het kort, deze grieven, wellicht zal dan bij
andere regelingen van nationale feesten,
meer gedacht worden aan de luiden, die
slechts het voorrecht mogen hebben hunne
koningin uit de verte te zien.
Vraagt ge: »zijn uwe vragen grieven?''
Ja, grieven, niet van mij alleen, uw
onderdanigen dienaar, maar van velen, zeer
velen.
De geheele bruiloft was een hofparlij,
dat is hier algemeen het oordeel; en toch
was 't, naar hetgeen de correspondent van
de Figaro- schreef: »le peuple neerlandais
marie sa fille".
Met de meeste hoogachting heb ik de eer
te zijn,
Uice dicnsticiiligc
H.UiEXAAK.
* *
*
Hoe langer hoe meer kornen de lezers
van »de Groene" me lastig vallen met hun
opmerkingen en vragen ; de meesten op
vieienden toon, maar soms ook ul.-i echte
kribbebijters met biise woorden, die als een
zwerm insecten op me worden losgelaten,
en die me wt.rkeli.jk pijn zouden doen, in
dien ik ze niet wist weg te blazen of dood te
meppen vóór ze mijn huid hebben geraakt.
Keu voorbeeld geef' ik hier boven. Die
'Hagenaar" zoo sc'mjft hij, maar 't is
natuurlijk een Hegenaèi1 behoort tot het
valsehe ras van vleiers, met de bedoel ing
om zich door vriendelijke woordjes toegang
te verschaffen, en me dan te prikken en te
bijten. Vol venijn zit zijn body ; xijn be
doeling is eenvoudig, moduidelijüte maken
dat ik z. i. geen knip voor mijn neus waard
ben, als invloedrijk man, die me-da de
holt'i'esten orgiiijiswrdo, e;. ..io's /DU hem
aangenamer zijn dan dat ik me met zijn
praatjes inliet en me niet Ir'rn afgaf,
om later op de Witte als hij ten min
ste. want je kunt dat nooit weten, geen
toonbank heeft en dus de Witte f'ahig
is-niet den noodigen bluf' tienmaal op een
middag of avond, aan ik weet niet hoeveel
kale jakhalzen, met, of zonder ecu uniform
aan, tegelijk te vertellen : -jawt-1 ik heb
met Brommeijer gecorrespondeerd." Xu,
daar blijft hij natuurlijk koud van.
Ik laat dus zijn praatjes voor hetgeen
zij zijn ; maar om een enkelen keer een
exempel te stellen, stond ik mijn uitgever
toe dat pedant heer eens het woord
te verleenen in mijn kolommen, zoo on
geveer om dien pochhans de gelegenheid
te geven, een lijkrede op zichzelf als
bediller te houden, waarbij verder geen
commentaar noodig is.
Opmerkelijk echter vond ik het, dat juist
bij deze reeks van ijel'tngecrdr. grieven, de
eenige grief is over het hoofd gezien, welke
werkeli.ik zij 't dan ook in ulle beschei
denheid en gematigdheid door een vader
lands- en koninginlievend Nederlander had
kunnen worden te berde gebracht, ware hij
op de hoogte van de zaak geweest. Ik be
doel de gebleken impotentie van den
Nederlandschen adel om de zest.ig wapens bij
elkaar te krijgen, noodig om den rand van
het vloerkleed te vullen, waarop Hare
Majesteit met Hertog Hendrik bij de
huvertocnde. Kri.'chan Schuit werd dus ontvoerd
uit zijn zomer optrekje, hij werd met vrouw
en kinden n opgeladt-n, naar Demmin gereden
en vandaar, vergezeld van twee gendarmes,
om aan de zaak meer nadruk bij te zetten,
over de oostelijke grens van Mecklenburg in
het groothertogelijk district Dargun gebracht.
De gendarmes Ijverden Krischan Schuit en
hun schriftelijke instructies af en reden weg :
Goddank, dien kerel zijn wij kwijt!"
Maar zou gauw gaat het niet. De
groothertogilijke beambten zeiden: Wat drommel
gaat die kerel ons aan ? hij ma^ duizendmaal
een Mecklenburger zijn, als hij niet uit het
domein geboortig is, kunr.en wij ons met die
zaak niet bemoeien ; de vent behoort aan de
ridderschap ; weg met hem, daarheen, vanwaar
hij is gekomen."
De heeren hadden gelijk; want Mecklenburg
bestaat uit drie gedeelten: groothertogelijk
domein, ridderschap en steden, die 01 der elkaar
vice versa de wettelijke bepalingen betreffende
het domicilie handhaven met nog meer energie
d«n tegenover een vreemden staat. .Maar de
heeren treffen het ook: het toeval wild?., dat
op dien dag vanwege de tajwsmarkt twee
Mecklenburgsche gendarmes in het vlek Dargun
aanwezig waren. De gendarmes werden besteld,
de familie Schuit werd weer opgeladen en over
de Pruisische grenzen gezet.
En naar men zegt, moet daar nu het hoogst
bedroevende teit zijn voorgevallen, dat tusschen
de gewapende macht van twee bevriende Staten
op de grenzen een kleine schermutseling plaats
vond, tengevolge waarvaii de Mecklenburgsche
gendarmes hun Pruisische collega's dwongen,
de familie Schuit weer mee naar Demmin te
temen, waar vader Schuit zich voor de vijfde
iraal bij den Landraad aanmeldde met de
woorden: Zie zoo, mijnheer, daar ben ik
weer."
Zoo'n schandaal was toch te erg. Het bureau
van den Landraad te Demmin had al zyn
pijlen verschoten, en alle waren machteloos
afgestooten op het drievoudige pantser der
Mecklenburgsche wettelijke bepalingen be
treffende het d micilie. De zaak moest ia
andere banden worden gesteld, in handen der
Eegeering.
De Pruisische Regeering maakte nu werk
van de zaak en vroeg aan de Mecklenburgsche
welke wettelijke bepalingen in Mecklenburg
geldig waren voor de raar Pruisen veihuisde
en daar niet genaturaliseerde landskinderen.
Het antwoord luidde, dat iedereen, die twee
jaar of langer afwezig was geweest, ot in het
Duitenland een eigen huishouden had opgericht,
beschouwd werden als uitgetreden uit het
staatsverband. En vroeg Pruisen verder
onder welke voorwaarden verkrijgen vreemde
lingen het recht van domicilie in Mecklenbarg?
Wanneer zij vijftien jaar onafgebroken op n
en dezelfde plaats hebben doorgebracht, luidde
het antwoord.
Dat was toch een te groote wanverhouding,
de Pruisische Regeering drorg aan op meer
gelijkheid in deze verhoudingen, en om me.r
nadruk te geven aan hun eiscb, dreigde zij,
in geval van niet-inwilliging, alle over de grenzen
getrokken en niet genaturaliseerde
Meckler.burgers, eventueel met vrouw en kinderen, te
verbannen en en naar hun geboorteland terug
te zenden. Kr werden dan oak werkelijk langs
iliiiiiiiiiiiiiHiimiiiiiiiiiiiiiminiinniiitimiiiiiiliiiiiiiiHiiHUiHiiitMMl
welijksinzegening in de kerk zouden neer
knielen. Aardig, juist dat denkbeeld was niet
van mij uitgegaan, en bij de uitvoering had
Snouckaert van Schauburg er mij buiten
willen houden, al moest hij dan ook later,
toen hij in de knel zat, erkennen, dat het
een onvergeeflijke fout was geweest, »den
puiksten vertegenwoordiger van het Neder
landsen, sentiment en intellect te
vernegiigeeren bij h*t in toepassing brengen van
een zoo subliem idee." 't Geval was, dat
er geeu zestig wapens van adellijken, bereid
om mede te werken, te vinden waren; met
zes en vijftig was de voorraad uitgeput...
en wat nu... want zestig moesten er wezen ?
't Spreekt, van zelf, toen de zaak zoo ver
was en Snouckaert en de dames melde
handen in 't haar zaten goede raad
was duur .... daar moest »de heer
Brornmerjer" er aan te pas komen. Weldra ver
schenen de briefj> s, aan mij, aan mijn
vrouw en aan Thérèse. Mijn lieve hemel,
wat een geparfumeerde correspondentie!!
Ei-n week lang was mijn kantoor er van
doortrokken als een apotheek ; alleen veel
lijner en zachter; midden in den vtii.'ter
snoof ik bij mijn kachel de rozen- eii
re.-ó.Jageuren op, als stond ik in mijn tuin na een
regenbuilje in Juni; en bij Théiè-e op haar
kamer, zoodra zij haar schn)ibureau heeft
openstaan, komt liet je nog zoo tegen. Want
dt: correspondentie was spoedig alleen in
haar hai.den. Kiifi'i, ze had er het meest
den tijd voor. En wat een kroontjes <>;.> 't
postpapier, en ook op de aeiiter/n van het
enveloppe, soms no.jy eens apart boven dat
van 't wapentje in lak. Maar wat was de
(iuae>tie? Dn hof-archivaris wilde wi-ten
de geheele grer.s onderzoekingen ingesteld naar
de niet ger aturaliseerde Mtcklenburgerp, en
de Regeerirg kwam tot de gevolgtrekking, dat
er ongeveer dertig a veertig duizend personen
waren, die allen volgens de Mecklenburgsche
wetten het recht van domicilie in hun vroegere
woonplaats hadden verloren en in Pruisen er
no^ geen hadden vei kregen, en die dus, in
geval men hen over de grenzen zond, a's
personen zond r domicilie naar het Mecklenburgsche
Staatswerkhuis hadden moeten worden gebracht.
Zulk een groote menschenma-i'a kon ecbter
zeifs het alles behalve kleine Wallenstein-slot
te GtHtrow, dat tot Staatswerkhuis is gepro
moveerd, niet bevatten. MeckJenburg moest
zich schikken in liberalere bepalirgen op het
domicilie tegerover Pruisen, zooals bij de
Guthaer conventie werd besloten. Doch in z\jn
eigen ingewanden blijft de oude hardnekkige
verstopping voortduren, en van een levendige
en verblijdende stofwisseling tusschen domein,
ridderschap en landschap is geen sprake.
En Kri&chan Schuit ? K u, diens lotgeval
len zijn na het bovenstaande gemakkelijk te
begrijpen. Mecklenburg moest zich er in schik
ken, Krischan Schuit terug te nemen, maar
verzette zich met hand en tand tegen de op
neming van zijn vrouw en kindf ren, als geboren
Pruisen. De familie werd dus voorloopig ver
deeld, vrouw en kindtren bleven in Pruisen
en Krischan Schuit werd over de Mecklen
burgsche grenzen gezet. Eindelijk met succes.
Het landgoed Basepohl weigerde hem op
tenemen, waartoe het ook voltrekt niet verplicht
was; in het domein en in de steden weid hij
natuurlijk nog veel mii der aangenomen, en
zoo was hij dan voor de wet een landlooper
zonder te huis, die in het Staatswerkhuis be
hoorde, waarin hij dan ook eindelijk terecht
kwam.
Of hij later een ander onderkomen heeft
gevonden, en of hij w?er met zyn gezin
vereet igd ip, weten wij niet. Wij hebben het ver
haal alleen maar verteld, zooals het in dien
tijd dagelijks werd besproken, door de tallooze
pew nen, die tengevolge van hun eigen toestand,
welke veel overeenkoirst vertoonde met dien
van Krischan, een leverdig be'ang erin stelden.
Later heeft men beweerd, dat Krischan Schulc
een deugniet was geweest, maar verandert
dat iets aan de zaak zelf? En al was hij een
tcorbeeld van deugd en braafheid geweest,
zou hij dan toch riet in denzelfden toestand
zijn gekomen?
BERICHT.
Wegens gebrek aan plaatsruimte moeten
enkele ingezonden stukken tot de volgende
week bl\jven liggen.
RED.
wat ik hem kon adviseeren, om de (J tot,
OH te maken, -- en eigenlijk gai hi] mij
te verstaan, of ik op mij zou w!ll>n ix-men
vier families aan te wij/.t-n, d'm dan wel
niet van adel waren, maar van genoeg snünt
en aanzien om hun wapen bij de /es
env ij f lig te voegen, zonder dat dezen er '(oor
oi/leoi! /.ouden kunnen wolden. Dit ,-:.f'
een briefwisseling, waarvan dr.: quinu^sciis
was, dat ik bij hoo'.'v, gratie, om.lat. litt
een geschenk aan H. M. zou zijn, trenond
van mijn wapen gebmik te mak. n. .. lenvijl
ik verder nog drio burgers noem.U-, die
in aanmerking zouden kunnen komen, wier
namen ik echter hier niet herhaal, daar
hel voor hen niet aangenaam kan zijn,
door mijn naam Ie worden blindgoscheiioii.
Zooveel is zeker, dat do drie anderen
dadelijk hebben toegebeton, alsof hun een
hemelsche gunst ware toebedacht, nu zij,
op een vloerkleed, naast de blazoenen van
den heuschen adel, hun molentjes, torentjes,
sikkels en ik weet, niet wat voor luig m-':er,
in dien rand hebben mogen borduren. Maar
met mijzelf had dat toch voeten iu de aard.
Tot mijn niet geringe verbazing kostte
het nog al moeite baron Snouckaert aan
't, verstand te brengen, dat ik mijn acht
baar wapen, door Thetose op dat vloerkleed
te werken, wel beschikbaar wilde stellen,
om Hare Majesteit en Hertog Hendrik een
dienst te bewijzen, maar dat het een groote
toegeeflijkheid van mij was, te samen met
zes en vijftig van die geusurpeerde
reputatiön op n lijn me te laten plaatsen.
»Je moet niet vergeten, schreef ik, dat die
zes en vijftig wapens een corps van
onbeduidendheden vertegenwoordigen, die alleen
iiiilliiiiiiliiiiiiiliiiiiiniiiHiiiiMiiimiimiitmiiiiHiititiiiiiiiiiifiiiiiiiMiir
door mij en de drie burgerfamilies, welke
ik je heb aangewezen, een beetje worden
opgefrischt, daar een adellijk wapen meestal,
denk maar eets aan die groote menigte
van adellijk grut, waarmee je voor den dag
moet komen, een stukje historie represen
teert, maar weinig minder akelig om ie
onthouden, dan de lotgevallen van een
aandeel Amsterdamsche Kanaalmaat
schappij of een blauwe Griek.
Daarom, zoo luidde mijn conditie, moest
mijn wapen geplaatst worden buiten den
rand; vlak onder of naast die van
Wilhelmina en Hendrik, opdat er althans later
geen sprake van zou kunnen zijn, dat een
Brommeijer zich had verlaagd om zich me t
allerlei lui teencanaillteren, die op zijn best
bruikbaar zijn voor het verrichten van
inproduktief' ambtenaars- of soldatenwerk,
of voor het vervullen van dienstbetrekkingen
aan het Hof."
Op de vriendelijkste wijs werd mijn schrij
ven beantwoord ; men begreep volkomen
dat ik mijn reserves maakte maar....
zoo werd mij onder 't oog gebracht »nu
wij te doen hebben met een kring van per
sonen, dio zich nut onderscheiden door
ware veidiensten, doch hun beteekenis
ontleenen aan iets uiterlijks als een l i tel
ot wapen, is voorzichtigheid geboden, zullen
niet deze feestviering en dat cadeau aan
leiding geven lot ergerlijke, uitingen van
gevoeligheid en jalouzie. Het,
vloeikleedcomiió was reeds tamelijk gemelijk gestemd,
toen het in een schrijven van uw dochter,
iiKJufvrouw Tfcéiè-p, moest lezen, dat (Je
ze-tig wapens van Neetlands grootste man
nen en vrouwen, die op eeniff gebied den
lande de hoogste diensten hadden bewezen,
voor de bruid en den bruidegom
ongi-twijItld veel meer beteekenis zouden hebben
gehad, dan een staalkaait, van patrooi tjts.
die, hoe fraai ook van klmr en teckt'ninjr,
niet veel meer dan een vierkai t, van
iidelheid konden vormen, waarboven H. M op
ha..r bruidsd:',^, en dat nog wel in de kei k
en voor het oog des Heeien, kwam te
shüiii! O:n kort te gaan, iia vee! vijven
en zessen gaf ik in zoover toe, dat ik voor
mijzelf en de drie, anderen een plaats
tusschen de zoogenaamd eertte adellijke
geslachten ei>chte, beslist weigprer.de me
te contentoeren met een volgen op het
adellijk kriel, of een weggeborgen worden
in et n hoek. Kn zoo is't iian ook gei-f hud.
Heb ik aldus meegewerkt om liet
Vloi-rklecd-comitéuit den brand te lulden,
Thérèse, ik zeg 't me t trots, htef't ook een
belangrijk aandeel aan het slagen g' had.
Hoe 't mogelijk was, dat gravinnen,
haronr.essen en freules zich zoo konden
vtrgissen, ik weet 't niet, maar zeker is het,
liat zij het heele effect, met het vloerkleed
beoogd, bijna tot nul, of erger nog, tot minus
zooveel, hadden gereduceeid.
Verbeeld je, toen Théièse, den d«g vóór
het trouwen, het maaksel voor z:ch z^g,
bleek haar, dat het fond. waarop H. M. /.ou
komen te etaan, van wil pelucht--, was. Wat
zij toen verder heeft gedaan, past n,ij met
hier te vertellen, maar een feit is hef, ilai ....
ik zal maar zeggen.... met gcedkeurn g van
H. M., liet wit in rood is veranderd,
zoodat de (rouwjapon van Wilhelmina terwijl
Zij op het vloerkleed stond, volkomen tot
haar recht kwam- Dat is nu maar een
staaltje van hetgeen een burj;ertamilit deed
om den adel op streek te helpen. Is het
soms niet genoeg?