De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 24 februari pagina 8

24 februari 1901 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1235 was de beursprijs op 123 pet. vastgesteld. De hoogste koers ter beurze was heden 123 'A pet. In den hoek der fabriekswaarden vind ik onder de weinige variatie's, een verzwakking van de noteering der Wester-Suikerraffinaderjjaandeelen. Over 1900 zal vermoedelijk geen dividend worden uitgekeerd. Wat verdiend is zou voor afschrijving worden gebruikt. De vooruitzichten voor 1901 zouden evenwel gun stig zijn laat dit den aandeelhouders tot eenige troost zijn. Onder de petroleumwaarden begint de konink lijke weer een beetje de vorst, d. w. z. de voorste te worden. De noteering der vorige week van 355 a 357 klom tot 380 a 389. De Perlaksche pijpleiding zou gereed gekomen zijn; de ruwe olie zou nu niet meer in schepen, maar recht streeks naar de raffinaderij gevoerd worden. Hoogere productiecyfers zouden worden ver wacht. Wie zon het niet gaarne hopen ? 't Is meer dan ijjd. Jammer dat de overleden direc teur de gunstige wending van zaken, door hem voorbereid, niet heeft mogen beleven. In de mynbouwgroep zag het er in den laatsten tijd nog al bemoedigend uit E«n bui tengewoon gunstige uitzondering kan voor de aandeelen Soetnalata geconstateerd wnrden. Vóór 14 dagen was de koers 157 il 159. de vorige week 205 tot 220 en thans 222 i 230. Eedenen? De Soemalata zou met de Ned. Handelm pij een veelbelovend contract hebben aangegaan. Kennis is macht, maar kapitaal is soms grooter kracht en dat heeft de Ned. Handelm. pij in ruime mate te harer beschik king. Geen prettige boodsc lap brengt de r.oteering van de Maxwell. De G pet. certificaten gingen van 65% tot GOK terug. Van verkoop en nog wel van voordeeligen verkoop schijnt zelfs nog geen sprake geweest te zijn ! D. STWTEB. _ ymnilHUinmiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiMimiimmiimiiimiii» HEITSJELS De man zander Naar hit Dmtsch van FBITS REUTER Of het volgende feit de eenige dringende oorzaak is geweest, of slechts een aanleiding te meer tot de aansluiting van Mecklenburg bij de op 15 Juli 1851 gesloten zoogenaamde Gothaer conventie, over de wederzijdsche over name van uitgezetten," willen wij in bet midden laten, daar het eigenhjk volkomen onverschillig is, door welke voorbeelden de ellendige toestand der Duittche domicilie-toe standen voor het eerst duidelijk aan het licht is gekomen. Het is voldoende, dat dergeljjke gevallen en zij kwamen maar dl te dikwyls voor aan het denkbeeld van n onverdeeld Duitech vaderland een flinken stoot hebben gegeven, en dat het komische element, gelegi n in de heftige nota's en dreigende demons!ratiea, waarmee machtige regeeringen zichzelf en elkaar om nietige bagatellen lastig v&llen, verre wordt overtroffen door het tragische van het lof, dat den onbesclermden onderdaan Jiilins Pniüelman Hroimncijor. 'sGravenhage, 12 Febr. 1001. Hooggeachte Heer Brommeijer! U zult zeer ze ker geraadpleegd zijn, toen de rege ling van plechtigen feestelijkheden bij gelegenheid van het huwelijk onzer geëerbie digde koningin tot stand kwam. Vergun mij daarom u met en kele vragen lastig te vallen, hopen de, dat uwe zoo zeer bekende wel willendheid mij gunstig zal zijn. Te eerder ga ik er toe over mij tot u te wenden, wetende uwe uit gebreide kennis senkring in de onmiddellijke om geving van H. M. u van alles op de hoogte doet zijn. nu al gemeen hier ter stede beweerd wordt, dat de feestelijkheden door , maar ook voor namelijk voor den hofkring en hunne vriendjes geregeld werden. Ter zake: 1. Waarom voor heen-en terueweg naar en van de kerk dezelfde route genomen? Is er een oogenblik aan gedacht dat vele neringdoenden een duitje verdienen, wan neer de stoet bij hen langs trekt; of dat geld aan de armen ten goede kan komen, als opbrengst van het verhuren der plaatsen: zooals de firma Lipman en Kracht heeft gedaan (f 300). Hoeveel meer menschen hadden dan onze feliefde koiiingin op dien gewichtigen dag uiineu zien; hoeveel minder waren er geweest, die op straat hadden gestaan, zonder hart en oog te hebben kunnen ver gasten aan het grootsche schouwspel? Zeg nu niet, omdat een koets door acht paarden getrokken geen kleine wendingen kan maken, dat is immers onzin. 2. Waarom bestond de eerewacht alleen uit mannen uit adellijke? uit den hofkring en vriendjes? Orareden zich geen anderen hebben aan geboden? Eén wenk, meneer Brommeijer, en de keuze zou zoo ruim zijn geweest, dat men had kunnen spreken van een eerewachtde natie vertegenwoordigende. Ter loops, hebt u meegewerkt aan de keuze van het costuum voor deze jeunesse dorée? Leken wel Hongaren ! Allen te zaam, te paard, was het een mooi geheel, wel te weten stilstaande; in draf gaven meerdere ruiters te kennen op een gespannen voet met de eischen der rijkur:st te zijn. Individueel te voet was het costuum veel te somber voor geleider van een bruidspaar. 3. Wat is vanwege het bruidspaar voor het volk gedaan ? Oho, geen critiek op hetgeen H. M. al of niet deed, roept u uit. treft. Kortom, de zaak zou belachelijk zijn, als zy niet zoo treurig was. In het jaar ISfO of '51 werd op het land goed Kaseke (Kitsch), district Deratnin, VoorPommeren, een zekeren daglooner Schuit, Meier of Muller, door den inspector P. de huur opge zegd, met de bijvoeging, dat hij vóór St. Jan van hetzelfde jaar zijn woning moest verlaten. Krischan (Christian) Schuit geeft op den vast gestelden dag aan den inspector te kennen, dat hy ondanks al zijn m(eite geen nieuw tehuis had km nen vinden. Dat gaat mij niets aan," zegt de inspector. Je huur is bijtijds opgezegd, de woning is voor een ander bestemd, dus je wordt op straat gezet." Volkomen in orde! Het gebeurt, en op een mooien Juni-dag zit Krischan Schuit met zijn vrouw en zeven kinderen te midden van zijn aardsche bezittin gen op straat, boven zich den wijden hemel, om zich heen de donkre nach'." Maar dat gaat toch niet, daar moet iets aan gedaan worden. Krischan Schuit meldt zich aan bij den landraad te Demmin en klaagt hem zyn nood. Hoe lang heb je in Kaseke gewoond?" vraagt de landraad. Negen jaar," is het antwoord. Waar heb je vroeger gewoond ?" Gewoond heb ik voor dien tijd eigenlijk ner gens, ik ben zoo maar over de grens gegaan en toen ben ik in Kasch getrouwd" Dan ben je dus een Mecklenburger." Ja, ik ben uit de buurt van Ivenack, uit Basepobl." Ben je dan genaturaliseerd?" Ikweet niet wat dat is." ,Dan hebben wij niets met je te maken, dan moet je maar weer terug naar Basepohl." Het bevel wordt gegeven, en Krischan Schuit wordt met vrouw en kinderen, met zak en pak opge'aden en over de grenzen ge reden naar Basepohl, een landgoed van graaf Flessen tot Ivenack. Hij meldt zich aan b\j den inspector D.: Goeien dag, mijnheer, daar ben ik weer." Wie ben je en wat wil je ?" Ja mijn heer, ik ben de zoon van den ouden Jochem Schuit en ik heb in Ka->ch gewoond, maar de Pruisen willen mij daar niet langer houden en hebben mij met vrouw en kinderen over de grenzen gebracht." Zoo? Dus je hebt ook rog een vrouw en kinderen? Hoe lang woon je dan al in Pruisen ?" Negen jaar." Houd je dan vooral hier maar niet op, hoor! Ga maar geiuw weer op den wagen zitten, waarmee je hier bent gekomen. We Beren ja hier niet op." Krischan Schuit klimt dus weer op den wagen en rijdt terug naar Kaseke. Ziezoo, mijnheer," zegt hij tot den inspector P. wat nu?" Ja, wat nu !" krijgt hij ten antwoord, ik neem je hier niet weer aan." Nu, dan zal ik maar weer eens naar mijnheer den landraad stappen," zegt Kriscban en gaat naar Dem min. Ziezoo, mijnheer, nu ben ik weer hier," zegt hij tot den landraad. Dat zie ik," krijgt hij ten antwoord, maar hier blijf je niet, p moet weer over de grenzen." Ja, dan is er niets aan te -,erhelpen," zegt Krisc' an Schuit, laat zich met zijn familie en zijn tagage weer op'aden, neemt afscheid van Kiiseke en hoort alleen nog, dat de inepector P. den koetsier bevel geeff, zijn vrachtje over de brug van het gremkanaul te brengen, en daar laadt je den rommel af en rijdt dadelijk weer terug, zoodat de kerel niet weer mee Het is immers niet aan haar adres dat wij zulks mogen wijten ; de voorlichters zijn verantwoordelijk. De koninklijke gift aan de armen zal veel moeten goed maken. 4. Waarom werden voor aide ceremonie meester in de kerk ik meen vijf en twin tig alleen officieren gekozen? rn reden deze gewend zijn orde en regelmaat te handhaven ? Maar hooggeachte heer, hoe verantwoordt u dan, dat er offi cieren van de schutterij bij waren ? Wie heeft deze ceremoniemeesters aangewezen ? Behoorden zij ook tot de vriendjes? 5. Wie heeft het aantal te bezetten plaat sen in de kerk bepaald ? Zeker zouden een vijftig menschen meer bij de plechtigheid tegenwoordig hebben kunnen zijn, zoo kaarten waren uitgegeven voor de zooge naamde blinde plaatsen. Daar vandaan was niets te zien ? De inzegening door den prediker niet, dat is waar, maar wel het binnenkomen van het koninklijke bruidspaar, een groot gedeelte van het gevolg, men kon daar het koor hooren en den prediker verstaan, men kon een indruk van het geheel krijgen. Daar de banken niet amphitéatersgewijze in de kerk staan, zoo hebben toch velen niet gezien, en had men zulk een plaats van onwaarde geacht, men zou nog de helft van het aantal plaatsen hebban kunnen verminderen. 0. Waarom kregen de gepensioneerde generaals wel en tal van gepensioneerde civiele autoriteiten geen uitnoudigiug voor de kerk ? Orn de plechtigheid door uniformen op te luisteren? De meesten waren in rok, uit gebrek aan een passend costuum; niet te verwonderen, want, verscheidenen brachten het in den werkelijkeu dienst nog niet tot kolonel, en klommen in hun rustenden staat tot generaal op. Bescheiden autori teiten, meneer Broiumeijer. 7. \Velken indruk hebben die Pruisische militairen van ons officiert-korps, gekregen. Op de partijen aan het hof' zijn onze mili tairen niet uitgenoodigd, behalve het Mili taire Huis, en deenkeien aan de deputaties toegevoegd. Naar ik las hebl>en de offi cieren van do grenadiers en jagers, en van de huzaren hunne Duitsche collega's een diner aangeboden. Aangenaam KH\ dat den gastheereu zijn geweest, te hebben kunnen vernemen van hunne gasten hoe de hof' partijen waren. Zelfs de commandant van het keurkorps schit'erde op die feesten steeds door zijne afwezigheid. Ik zag in 't voorbijgaan al die vreemde officieren met de Oranje Jv,,ssau op de borst, naast vele andere decoraties. Een buurman van mij in de volksmenigte, zei; dat onze militairen zoo weinig kruisjes hebben, maar dat die buitenlanders ook veel flinker waren, en met meer verdienste. Hij scheen er meer van te weten. De kolonel van de grenadiers heeft, niet eens een Nederlandsche orde, vetteldc hij mij. Ik heb er geen verstand van, linljes zijn lintjes van zooveel cent de meter, dat laat, me kou l, maar dat is zeker, uwe Tdéièse zou ver rukt zijn geweest met een van die garde officieren te hebben mogen dansen; nette en flinke kerels, en een keurig uniform. De Haagsche hoffiihige jonge dames waren niet verrukt; er was op de hofpartijen gebrek aan cavaliers. Hooggeachte heer Bromrneijer, ge zult ver stoord zijn over deze vragen, en ik mag terug kan komen." Zoo geschiedt het; vlak achter het Pruisische Grammentiner bosch, loopt het grenskanaal; aan den overkant daar van, op de Basepohler markgronden, worden de goederen afgeladen, de wagen rijdt weg, en Krischan Schuit heeft ruimschoo's gelegenheid om op iijn doode gemak den Mecklenburgschen steiranhemel te bezichtigen, evenals vroeger den Pruisischen Dit begint hem echter al gauw te vervelen, of hij vindt er niets bijzon ders aan te zien, in ieder geval, hij meldt zich weer aan bij den inspec'or D. in Bisepohl, met de woorden: Ziezoo, mijnheer, nu ben ik weer hier, en mijn boeltje ligt allemaal aan dezen kant van de grens." Daar zal het niet lang blijven liggen,'' zegt de irspector, neemt eenige manschappen mee en laat den heelen boel weer op Pruisisch gebied overgooien. Dit voorval bracht natuurlijk een massa pen nen in beweging, en eene flinke hoeveelheid nota's werden heen en weer over de grenzen gewisseld, en gedurende dien tijd werd Krischan Schult's huisraad ook heen en weer over de grenzen gezet. Zelfs het overbrengen onder geleide van een Pruisischen gendarme miste zijn doel, tengevolge van de onvermoeide waak zaamheid van den inspector D,, die aan de spits van een afdeeling daglooners zich met goed gevolg tegen dezen maatregel verzette. Maar Krischan Schuit? O, die was er goed af; die lag met de zijr.en gedurende het mooiste gedeelte van het jaar in het frissche, groene bosch. De opperhoutvester te Grammentin voelde zich bewogen en gaf hem verlof, van hout en graszoden een hutje te bouwen; de bewoners van den omstreek ondersteunden hem met aard appels, hij zocht en kreeg werk bij het oogster, de vrouw en kinderen pleegden etruikrooverij, wel is waar niet met geweld, doch alleen vragen derwijs, en overvielen eerzame, welgedane reizigers met een vreeselijke beschrijving van hun vaderlandloozen toestand. Zooals reeds gezegd is. bevond Krhchan Schuit zich heel wel hitrbij, en wij gelooven vast dat hij, als vrij man en onafhankelijk arbeider, in deze Dui'sche politie-idylle onder vogelgezarg en bladergeruisch de schoonste drie maanden van zijn leven doorbracht; maar de dagen der gelukkigen zijn geteld ter zelfder tijd, toen de correspondentie-hemel der grensautoriteiten in zooverre opklaarde, dat het riddergoed Basepohl beslist weigerde, den uitgeworpene met vrouw en kinderen op te nemen, betrok de hemel boven het Grammentiner bosch met zware regenwolken, de vogelmuziek trok af, en de herfststorm gierde door de toppen der oude beuken. Krischan Schuit kon het in zijn Samojeedscb. zomerpaleis niet langer uit houden en ging weer naar den lat draad te Demmin: Mijnheer, daar ben ik weer", en sprak den dringenden wensch uit, van zijn bivouac naar een behoorlijk winterpaleis te worden overgebracht. De landraad zag het dringende en het rechtvaardige van dien wensch in, en zou in verlegenheid zijn geraakt, als het door de doelmatigheid der Duitsche politie verordeningen niet ten esnenmale onmogelijk was, dat een Duitsch gemeente-bestuur in verlegenheid zou kunnen ot mogen komen. De taaiheid der Mecklenburgsche ridderschap ten opzichte van domicilie-aangelegenheden had hij beproefd, misschien was het mogelijk dat het groot hertogelijk domein zich inschikkelijker IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIiniUIMIMUIIIIIIIIIIIIIIIIIMnilllllMlllllllllllllllllltlH dankbaar zijn zoo ge mijn brief tot het einde hebt gelezen, doch stap eens een oogenblik van uw hoog standpunt af', heb geen vrees dat ge uw plaats niet terstond weer kunt innemen. Bepraat met uwe hooge vrienden, al zij het kort, deze grieven, wellicht zal dan bij andere regelingen van nationale feesten, meer gedacht worden aan de luiden, die slechts het voorrecht mogen hebben hunne koningin uit de verte te zien. Vraagt ge: »zijn uwe vragen grieven?'' Ja, grieven, niet van mij alleen, uw onderdanigen dienaar, maar van velen, zeer velen. De geheele bruiloft was een hofparlij, dat is hier algemeen het oordeel; en toch was 't, naar hetgeen de correspondent van de Figaro- schreef: »le peuple neerlandais marie sa fille". Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn, Uice dicnsticiiligc H.UiEXAAK. * * * Hoe langer hoe meer kornen de lezers van »de Groene" me lastig vallen met hun opmerkingen en vragen ; de meesten op vieienden toon, maar soms ook ul.-i echte kribbebijters met biise woorden, die als een zwerm insecten op me worden losgelaten, en die me wt.rkeli.jk pijn zouden doen, in dien ik ze niet wist weg te blazen of dood te meppen vóór ze mijn huid hebben geraakt. Keu voorbeeld geef' ik hier boven. Die 'Hagenaar" zoo sc'mjft hij, maar 't is natuurlijk een Hegenaèi1 behoort tot het valsehe ras van vleiers, met de bedoel ing om zich door vriendelijke woordjes toegang te verschaffen, en me dan te prikken en te bijten. Vol venijn zit zijn body ; xijn be doeling is eenvoudig, moduidelijüte maken dat ik z. i. geen knip voor mijn neus waard ben, als invloedrijk man, die me-da de holt'i'esten orgiiijiswrdo, e;. ..io's /DU hem aangenamer zijn dan dat ik me met zijn praatjes inliet en me niet Ir'rn afgaf, om later op de Witte als hij ten min ste. want je kunt dat nooit weten, geen toonbank heeft en dus de Witte f'ahig is-niet den noodigen bluf' tienmaal op een middag of avond, aan ik weet niet hoeveel kale jakhalzen, met, of zonder ecu uniform aan, tegelijk te vertellen : -jawt-1 ik heb met Brommeijer gecorrespondeerd." Xu, daar blijft hij natuurlijk koud van. Ik laat dus zijn praatjes voor hetgeen zij zijn ; maar om een enkelen keer een exempel te stellen, stond ik mijn uitgever toe dat pedant heer eens het woord te verleenen in mijn kolommen, zoo on geveer om dien pochhans de gelegenheid te geven, een lijkrede op zichzelf als bediller te houden, waarbij verder geen commentaar noodig is. Opmerkelijk echter vond ik het, dat juist bij deze reeks van ijel'tngecrdr. grieven, de eenige grief is over het hoofd gezien, welke werkeli.ik zij 't dan ook in ulle beschei denheid en gematigdheid door een vader lands- en koninginlievend Nederlander had kunnen worden te berde gebracht, ware hij op de hoogte van de zaak geweest. Ik be doel de gebleken impotentie van den Nederlandschen adel om de zest.ig wapens bij elkaar te krijgen, noodig om den rand van het vloerkleed te vullen, waarop Hare Majesteit met Hertog Hendrik bij de huvertocnde. Kri.'chan Schuit werd dus ontvoerd uit zijn zomer optrekje, hij werd met vrouw en kinden n opgeladt-n, naar Demmin gereden en vandaar, vergezeld van twee gendarmes, om aan de zaak meer nadruk bij te zetten, over de oostelijke grens van Mecklenburg in het groothertogelijk district Dargun gebracht. De gendarmes Ijverden Krischan Schuit en hun schriftelijke instructies af en reden weg : Goddank, dien kerel zijn wij kwijt!" Maar zou gauw gaat het niet. De groothertogilijke beambten zeiden: Wat drommel gaat die kerel ons aan ? hij ma^ duizendmaal een Mecklenburger zijn, als hij niet uit het domein geboortig is, kunr.en wij ons met die zaak niet bemoeien ; de vent behoort aan de ridderschap ; weg met hem, daarheen, vanwaar hij is gekomen." De heeren hadden gelijk; want Mecklenburg bestaat uit drie gedeelten: groothertogelijk domein, ridderschap en steden, die 01 der elkaar vice versa de wettelijke bepalingen betreffende het domicilie handhaven met nog meer energie d«n tegenover een vreemden staat. .Maar de heeren treffen het ook: het toeval wild?., dat op dien dag vanwege de tajwsmarkt twee Mecklenburgsche gendarmes in het vlek Dargun aanwezig waren. De gendarmes werden besteld, de familie Schuit werd weer opgeladen en over de Pruisische grenzen gezet. En naar men zegt, moet daar nu het hoogst bedroevende teit zijn voorgevallen, dat tusschen de gewapende macht van twee bevriende Staten op de grenzen een kleine schermutseling plaats vond, tengevolge waarvaii de Mecklenburgsche gendarmes hun Pruisische collega's dwongen, de familie Schuit weer mee naar Demmin te temen, waar vader Schuit zich voor de vijfde iraal bij den Landraad aanmeldde met de woorden: Zie zoo, mijnheer, daar ben ik weer." Zoo'n schandaal was toch te erg. Het bureau van den Landraad te Demmin had al zyn pijlen verschoten, en alle waren machteloos afgestooten op het drievoudige pantser der Mecklenburgsche wettelijke bepalingen be treffende het d micilie. De zaak moest ia andere banden worden gesteld, in handen der Eegeering. De Pruisische Regeering maakte nu werk van de zaak en vroeg aan de Mecklenburgsche welke wettelijke bepalingen in Mecklenburg geldig waren voor de raar Pruisen veihuisde en daar niet genaturaliseerde landskinderen. Het antwoord luidde, dat iedereen, die twee jaar of langer afwezig was geweest, ot in het Duitenland een eigen huishouden had opgericht, beschouwd werden als uitgetreden uit het staatsverband. En vroeg Pruisen verder onder welke voorwaarden verkrijgen vreemde lingen het recht van domicilie in Mecklenbarg? Wanneer zij vijftien jaar onafgebroken op n en dezelfde plaats hebben doorgebracht, luidde het antwoord. Dat was toch een te groote wanverhouding, de Pruisische Regeering drorg aan op meer gelijkheid in deze verhoudingen, en om me.r nadruk te geven aan hun eiscb, dreigde zij, in geval van niet-inwilliging, alle over de grenzen getrokken en niet genaturaliseerde Meckler.burgers, eventueel met vrouw en kinderen, te verbannen en en naar hun geboorteland terug te zenden. Kr werden dan oak werkelijk langs iliiiiiiiiiiiiiHiimiiiiiiiiiiiiiminiinniiitimiiiiiiliiiiiiiiHiiHUiHiiitMMl welijksinzegening in de kerk zouden neer knielen. Aardig, juist dat denkbeeld was niet van mij uitgegaan, en bij de uitvoering had Snouckaert van Schauburg er mij buiten willen houden, al moest hij dan ook later, toen hij in de knel zat, erkennen, dat het een onvergeeflijke fout was geweest, »den puiksten vertegenwoordiger van het Neder landsen, sentiment en intellect te vernegiigeeren bij h*t in toepassing brengen van een zoo subliem idee." 't Geval was, dat er geeu zestig wapens van adellijken, bereid om mede te werken, te vinden waren; met zes en vijftig was de voorraad uitgeput... en wat nu... want zestig moesten er wezen ? 't Spreekt, van zelf, toen de zaak zoo ver was en Snouckaert en de dames melde handen in 't haar zaten goede raad was duur .... daar moest »de heer Brornmerjer" er aan te pas komen. Weldra ver schenen de briefj> s, aan mij, aan mijn vrouw en aan Thérèse. Mijn lieve hemel, wat een geparfumeerde correspondentie!! Ei-n week lang was mijn kantoor er van doortrokken als een apotheek ; alleen veel lijner en zachter; midden in den vtii.'ter snoof ik bij mijn kachel de rozen- eii re.-ó.Jageuren op, als stond ik in mijn tuin na een regenbuilje in Juni; en bij Théiè-e op haar kamer, zoodra zij haar schn)ibureau heeft openstaan, komt liet je nog zoo tegen. Want dt: correspondentie was spoedig alleen in haar hai.den. Kiifi'i, ze had er het meest den tijd voor. En wat een kroontjes <>;.> 't postpapier, en ook op de aeiiter/n van het enveloppe, soms no.jy eens apart boven dat van 't wapentje in lak. Maar wat was de (iuae>tie? Dn hof-archivaris wilde wi-ten de geheele grer.s onderzoekingen ingesteld naar de niet ger aturaliseerde Mtcklenburgerp, en de Regeerirg kwam tot de gevolgtrekking, dat er ongeveer dertig a veertig duizend personen waren, die allen volgens de Mecklenburgsche wetten het recht van domicilie in hun vroegere woonplaats hadden verloren en in Pruisen er no^ geen hadden vei kregen, en die dus, in geval men hen over de grenzen zond, a's personen zond r domicilie naar het Mecklenburgsche Staatswerkhuis hadden moeten worden gebracht. Zulk een groote menschenma-i'a kon ecbter zeifs het alles behalve kleine Wallenstein-slot te GtHtrow, dat tot Staatswerkhuis is gepro moveerd, niet bevatten. MeckJenburg moest zich schikken in liberalere bepalirgen op het domicilie tegerover Pruisen, zooals bij de Guthaer conventie werd besloten. Doch in z\jn eigen ingewanden blijft de oude hardnekkige verstopping voortduren, en van een levendige en verblijdende stofwisseling tusschen domein, ridderschap en landschap is geen sprake. En Kri&chan Schuit ? K u, diens lotgeval len zijn na het bovenstaande gemakkelijk te begrijpen. Mecklenburg moest zich er in schik ken, Krischan Schuit terug te nemen, maar verzette zich met hand en tand tegen de op neming van zijn vrouw en kindf ren, als geboren Pruisen. De familie werd dus voorloopig ver deeld, vrouw en kindtren bleven in Pruisen en Krischan Schuit werd over de Mecklen burgsche grenzen gezet. Eindelijk met succes. Het landgoed Basepohl weigerde hem op tenemen, waartoe het ook voltrekt niet verplicht was; in het domein en in de steden weid hij natuurlijk nog veel mii der aangenomen, en zoo was hij dan voor de wet een landlooper zonder te huis, die in het Staatswerkhuis be hoorde, waarin hij dan ook eindelijk terecht kwam. Of hij later een ander onderkomen heeft gevonden, en of hij w?er met zyn gezin vereet igd ip, weten wij niet. Wij hebben het ver haal alleen maar verteld, zooals het in dien tijd dagelijks werd besproken, door de tallooze pew nen, die tengevolge van hun eigen toestand, welke veel overeenkoirst vertoonde met dien van Krischan, een leverdig be'ang erin stelden. Later heeft men beweerd, dat Krischan Schulc een deugniet was geweest, maar verandert dat iets aan de zaak zelf? En al was hij een tcorbeeld van deugd en braafheid geweest, zou hij dan toch riet in denzelfden toestand zijn gekomen? BERICHT. Wegens gebrek aan plaatsruimte moeten enkele ingezonden stukken tot de volgende week bl\jven liggen. RED. wat ik hem kon adviseeren, om de (J tot, OH te maken, -- en eigenlijk gai hi] mij te verstaan, of ik op mij zou w!ll>n ix-men vier families aan te wij/.t-n, d'm dan wel niet van adel waren, maar van genoeg snünt en aanzien om hun wapen bij de /es env ij f lig te voegen, zonder dat dezen er '(oor oi/leoi! /.ouden kunnen wolden. Dit ,-:.f' een briefwisseling, waarvan dr.: quinu^sciis was, dat ik bij hoo'.'v, gratie, om.lat. litt een geschenk aan H. M. zou zijn, trenond van mijn wapen gebmik te mak. n. .. lenvijl ik verder nog drio burgers noem.U-, die in aanmerking zouden kunnen komen, wier namen ik echter hier niet herhaal, daar hel voor hen niet aangenaam kan zijn, door mijn naam Ie worden blindgoscheiioii. Zooveel is zeker, dat do drie anderen dadelijk hebben toegebeton, alsof hun een hemelsche gunst ware toebedacht, nu zij, op een vloerkleed, naast de blazoenen van den heuschen adel, hun molentjes, torentjes, sikkels en ik weet, niet wat voor luig m-':er, in dien rand hebben mogen borduren. Maar met mijzelf had dat toch voeten iu de aard. Tot mijn niet geringe verbazing kostte het nog al moeite baron Snouckaert aan 't, verstand te brengen, dat ik mijn acht baar wapen, door Thetose op dat vloerkleed te werken, wel beschikbaar wilde stellen, om Hare Majesteit en Hertog Hendrik een dienst te bewijzen, maar dat het een groote toegeeflijkheid van mij was, te samen met zes en vijftig van die geusurpeerde reputatiön op n lijn me te laten plaatsen. »Je moet niet vergeten, schreef ik, dat die zes en vijftig wapens een corps van onbeduidendheden vertegenwoordigen, die alleen iiiilliiiiiiliiiiiiiliiiiiiniiiHiiiiMiiimiimiitmiiiiHiititiiiiiiiiiifiiiiiiiMiir door mij en de drie burgerfamilies, welke ik je heb aangewezen, een beetje worden opgefrischt, daar een adellijk wapen meestal, denk maar eets aan die groote menigte van adellijk grut, waarmee je voor den dag moet komen, een stukje historie represen teert, maar weinig minder akelig om ie onthouden, dan de lotgevallen van een aandeel Amsterdamsche Kanaalmaat schappij of een blauwe Griek. Daarom, zoo luidde mijn conditie, moest mijn wapen geplaatst worden buiten den rand; vlak onder of naast die van Wilhelmina en Hendrik, opdat er althans later geen sprake van zou kunnen zijn, dat een Brommeijer zich had verlaagd om zich me t allerlei lui teencanaillteren, die op zijn best bruikbaar zijn voor het verrichten van inproduktief' ambtenaars- of soldatenwerk, of voor het vervullen van dienstbetrekkingen aan het Hof." Op de vriendelijkste wijs werd mijn schrij ven beantwoord ; men begreep volkomen dat ik mijn reserves maakte maar.... zoo werd mij onder 't oog gebracht »nu wij te doen hebben met een kring van per sonen, dio zich nut onderscheiden door ware veidiensten, doch hun beteekenis ontleenen aan iets uiterlijks als een l i tel ot wapen, is voorzichtigheid geboden, zullen niet deze feestviering en dat cadeau aan leiding geven lot ergerlijke, uitingen van gevoeligheid en jalouzie. Het, vloeikleedcomiió was reeds tamelijk gemelijk gestemd, toen het in een schrijven van uw dochter, iiKJufvrouw Tfcéiè-p, moest lezen, dat (Je ze-tig wapens van Neetlands grootste man nen en vrouwen, die op eeniff gebied den lande de hoogste diensten hadden bewezen, voor de bruid en den bruidegom ongi-twijItld veel meer beteekenis zouden hebben gehad, dan een staalkaait, van patrooi tjts. die, hoe fraai ook van klmr en teckt'ninjr, niet veel meer dan een vierkai t, van iidelheid konden vormen, waarboven H. M op ha..r bruidsd:',^, en dat nog wel in de kei k en voor het oog des Heeien, kwam te shüiii! O:n kort te gaan, iia vee! vijven en zessen gaf ik in zoover toe, dat ik voor mijzelf en de drie, anderen een plaats tusschen de zoogenaamd eertte adellijke geslachten ei>chte, beslist weigprer.de me te contentoeren met een volgen op het adellijk kriel, of een weggeborgen worden in et n hoek. Kn zoo is't iian ook gei-f hud. Heb ik aldus meegewerkt om liet Vloi-rklecd-comitéuit den brand te lulden, Thérèse, ik zeg 't me t trots, htef't ook een belangrijk aandeel aan het slagen g' had. Hoe 't mogelijk was, dat gravinnen, haronr.essen en freules zich zoo konden vtrgissen, ik weet 't niet, maar zeker is het, liat zij het heele effect, met het vloerkleed beoogd, bijna tot nul, of erger nog, tot minus zooveel, hadden gereduceeid. Verbeeld je, toen Théièse, den d«g vóór het trouwen, het maaksel voor z:ch z^g, bleek haar, dat het fond. waarop H. M. /.ou komen te etaan, van wil pelucht--, was. Wat zij toen verder heeft gedaan, past n,ij met hier te vertellen, maar een feit is hef, ilai .... ik zal maar zeggen.... met gcedkeurn g van H. M., liet wit in rood is veranderd, zoodat de (rouwjapon van Wilhelmina terwijl Zij op het vloerkleed stond, volkomen tot haar recht kwam- Dat is nu maar een staaltje van hetgeen een burj;ertamilit deed om den adel op streek te helpen. Is het soms niet genoeg?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl