Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
: 1236
Het is daar gewoonte, als de middernachtsklok
met zy'n twaalf slagen den Isten Mei heeft
ingeluid, dat de Mei-graaf op zy'n troon stijgt
en zegt:
Naar de wei van den Mei
nou roep ik den naam
van de hij" en de ,,zij"
die ik paar hier te saam;
als een paar
voor n jaar
tot den volgenden Mei
voor ronk eu Kermis overal
in hut en huis, in steeg en stal ....
Dan is weer elk paartje vrij
behalve zij, natuurlijk,
die trouwen, echt, schriftuurlijk.
Het zou wat veel plaatsruimte vergen, in
dien ik een beschrijving gaf van de handeling.
Men begrypt uit bovenstaand citaat echter al,
dat er een reeks aantrekkelijke tooneeltjes te
vormen zy'n, uitermate geschikt voor een roman
tische opera. De heer Coenders heeft er
blijkbaar naar gestreefd, zijn stuk tot een voor allen
genoegelyk en bevredigend einde te voeren ;
want de deugd in den vorm van een eerly'ken,
rondborstigen herder en een schoone, minnelijke
jonkvrouw van edelen huize wordt beloond
en de ondeugd, verpersoonlijkt door eea
»leelijken rooien verraaier" wordt gestraft. Hoe
tragisch zou de ontknooping niet geweest zyn,
indien graaf Reimar eenige oogenblikken te
laat gekomen ware en de beul zijn hardvochtig
werk reeds voltrokken had, kort vóór het
oogenblik van 's graven verschijning,
zoodat dan ook de opofferende daad van jonk
vrouw Clara te vergeefs geschied zou zijn. Hoe
bitter zouden dan de omstanders het noodlot
niet betreurd hebben van twee zielen, die el
kander in liefde toebehoorden en die wreedelij k
van elkaar moesten worden gerukt ! Edoch,
voor een populair volksstuk is het beter zóó !
Eene korte opheldering over de genealogische
familieomstandigheden van de hoofdpersonen
had overigens de auteur wel mogen geven.
Hoe zit dat nu eigenlyk in elkaar? Hebben
nu Benno en Clara denzelfden vader gehad?
Vermoedelijk zal de heer Coenders graaf Reimar
wal twee broeders toegedacht hebben!
Zooals ik hierboven reeds zeide, is er gele
genheid voor aardige tooneeltjes en de schrijver
van het tekstboek heeft ook inderdaad daarvan
partij getrokken. Het verhaal laat zich zeer
aangenaam volgen, jammer maar dat de taal niet
beter gekuischt is en dat men voortdurend
stuit op gewrongen zinwendingen, meestal ter
wille van rijm of rhythmus.
Over het geheel geloof ik het tekstboek
van »Darthula" van denzelfJen schryver en
door den heer S. v. Milligen gecomponeerd,
hooger te mogen stellen, ondanks dat ook daar
enkele germanismen voorkwamen in den zin
bouw Er zat toch een zekere voornaamheid
in, die ik bier menigmaal miste en die toch,
ondanks het landelijke dezer »volksopeia",
zeer zeker goed te pas had kunnen worden
gebracht.
Ieder die het vorige dramatische werk van
Mart. J. Bjuman heef l gezien en gehoord zal
moeten erkennen dat de componist een geheel
anderen weg heeft betreden. »Da Tempeliers"
is op den ouden leest geschoeid en in «Het
Meilief van Gulpen" vindt men gebruik ge
maakt van het «Laitmotiv"; men vindt er een
meer ontwikkelde orchestbehandeling, een
betere declamatie in de zangstemmen in het
kort, men kan er uit opmaken, dat de com
ponist heeft ingezien, dat de eischen die men
in onzen tyd aan een opera stellen mag en
moet op modernen grondslag dienen te berusten.
Ik geloof dat men den heer Bouman volkomen
geluk mag wenschen met de verandering, die
er in zy'ne ideën heeft plaats gevonden. Hij
heeft thans den eenigen j uisten weg ingeslagen.
Heeft h\j echter ook het eindpunt van dien
weg bereikt ? Dat wil zeggen heeft hij al de
dramatische situatiën en den gemoedstoestand
der handelende personen op schoone, pakkende
wyze geschilderd, zoodat niet alleen de muziek
grootere bekoorlijkheid byzet aan het geheel,
maar in zekeren zin ook dient tot schraging
en ontwikkeling der handeling ? Tot mijn
leedwezen kan myn antwoord niet in geheel
bevestigenden zin luiden. Ik wil probeeren
na te gaan, in welk opzicht de kracht van den
componist niet geheel toereikend was en daarna
met waardeering tevens gewagen van die mo
menten waar het hem mocht gelukken thans
reeds een goede uitwerking te verkrygen.
Maakt men gebruik van het »Leitmotiv'' dan
dient dit in de eerste plaats, door zy'n karakter
en stemming weer te geven den persoon of
de handeling die het moet symboliseeren; in
de tweede plaats moet het zulk eene
»praegnance" hebben, dat men het overal duidelyk
kan herkennen, dat het dus den invloed dien
men het wil toekennen, ook inderdaad ver
vullen kan.
Goed zou ik willen noemen de motieven van
Toon, van Clara van moeder Marga en het
»Verslagenheidsmotief". Deze allen geven zeer
juist weer de stemming die zij beoogen. On
voldoende acht ik de motieven van den graaf
van Gulpen en van Rollo. Onbegrijpelijk echter
en geheel onverklaarbaar ac it ik het gemis
van een sprekend motief van den hoofdpersoon.
Immers dat is toch Benno, de herder? Ook
Marie had steeds getypeerd moeten worden,
door een thema hetwelk zooveel mogelijk haar
karakter muzikaal illustreerde!
Wat nu aangaat de wijze waarop de componist
zijne «leitmotieven" heeft aangewend zoo moet
ik bekennen dat niet steeds de praegnance
van hun optreden groot genoeg is om het mo
tief in het vereischte licht te brengen. Ge
deeltelijk is dit de schuld van de instrumen
tatie, die vaak verdrukt datgene, wat duidelijker
aan den dag had moeten komen, gedeeltelijk
ook van de bewerking die de motieven niet
annonceert of hun optreden niet voldoende
sousligneert. Echter en met byzonder ge
noegen wil ik het erkennen bij het vorderen
van het werk, en wel speciaal in de derde acte,
kwam er gaandeweg verbetering te dien opzichte.
Dan is my nog opgevallen dat de componist
in de lyrische passages, waar nu niet juist
motieven worden te pas gebracht, meer
phantasie, meer ry'ke melodische eigenschappen had
moeten ontwikkelen.
Bepaald tegengevallen zy'n mij de koorgroepen
in de eerste eu laatste bedryven. Ik had ge
dacht dat de componist van »de Tempeliers"
hier wel wat byzonders zou gepresteerd hebben.
Noch aan klankschoonheid, noch aan melo
dische vinding zy'n my deze bijzonder
belangry'k voorgekomen. Beter vond ik het gesteld
met de voorbijtrekkende koren van jonge
mannen en meisjes (3e tafereel). Heeft de
componist hier gebruik gemaakt van
Limburgsche liederen?
Na dit gezegd te hebben is het m\j een waar
genoegen onverdeeld te kunnen prijzen de
inleiding der tweede acte, de scène tusschen
Marga en Benno in de derde acte bij hun eerste
wederzien en de liefdes-episode tusschen Benno
en Clara! Hier gaf de componist werkelijk diep
gevoelde muziek van groote kracht en drama
tische waarheid. Daarmede kan men Bouman
van harte gelukwenschen.
Indien ik my'ne opmerkingen niet terugge
houden heb, dan is het omdat ik in Bouman
iemand zie, die wat voelt voor onze dramatische
kunst en die zeer zeker een derde opera gaat
componeeren. De componist, die helaas door
ziekte verhinderd was (inderdaad een tragisch
lot!) de première van zijne opera by' te
wonen, zal vermoedelyk, zoodra hij in de
gelegenheid is zijn werk te hooren en te zien,
zelf wel de licht- en de schaduwzijden ont
dekken van zy'n werk. Moge hij daarmede
zijn voordeel doen. Ik heb groote verwachtingen
van Bouman's volgende dramatische compositie.
Den heer Peter Raabe komt alle
erkentelykheid toe voor de energie en sympathie, waar
mede hij het muzikale gedeelte van het werk
verzorgd heeft. Hij wist er den gang in te
brengen en ook de massa's in het rechte spoor
te houden.
De heer Jos. Ty'ssen, als Benno, stak in zang
en spel hemelhoog uit boven alle andere mede
werkenden. Waarlijk een componist mag zich
gelukkig1 achten zijn hoofdrol in zulke handen
te weten. De heer Ty'ssen was van het begin
tot het einde even frisch van stem en totaal
meester van de situatie.
Mevr. Engelen zong als alty'd zeer mooi,
maar toch geloof ik dat het wezen van Clara
noch voor haar temperament, noch voor haar
stem bijzonder geschikt is. Beter lag den
heer Engelen de partij van den graaf, evenzoo
ook den heer Alexanders die van Rollo. De
heer v. d. Iloeck speelde de party van
valschen Toon zeer realistisch en goed in den toon.
Mej. Bakels »zong" de moederrol met zeergoede
en tendeele krachtige stem. Slechts meer vast
heid van toon en grooter duidelykheid in de uit
spraak trachte zij nog te bereiken. Echter
vooral niet minder zorg moet mej. Bakels
besteden aan grime en mimiek. Ook Mej. Linden,
die als Marie een goed figuur maakte, dient
haar spel nog te ontwikkelen. Me dunkt hier
had de regie wel wat meer mogen ingry'pen !
De heeren v. Weenen, Ilauling, Koster en
Kapper zongen de kleinere rolletjes met meer
of minder goed welslagen; echter
allerongelukkigst klonken de kleine partijtjes uit het
koor. Dat had anders moeten zy'n!
Intusschen de Nederlandsche opera heeft weer
eens een oorspronkelijk Nederlandsch werk opge
voerd. Dit dient te worden aangemerkt als
een daad van groot belang. Moge een talrijk
bezoek haar streven beloonen en tevens haar
aanmoedigen voor de toekomst.
Tot mijn leedwezen was ik door de opvoe
ring van het »M-)ilief van Gulpen", die dit
maal eens niet werd uitgesteld, verhinderd de
uitvoering by' te wonen der
»0ratoriumvereeniging", welke onder leiding van den heer Ant.
Tierie en met medewerking van mej. Kappel
en de heeren Rogmans en Zalsman, Brahms'
»Deutsehes Requiem" en Mendelssohn's
»Walpurgisnacht" heeft ten gehoore gebracht.
Ten slotte wil ik nog even vermelden dat
de heer Ernesto Cjnsolo Donderdag 21 dezer
in het Concertgebouw, een voor ons nieuw
piano-concert gespeeld heeft van G Sgambati;
een werk met onbetwist meesterschap geschreven,
doch misschien van ietwat te langen adem in
de beide Allegro's, maar met een prachtig lang
zaam middengedeelte. De heer ('onsoio, reeds
een goede bekende hier ter stede, iiad een groot
succes vooral met zijne kleinera stukken. Het
orchest onder leiding van den heer Mengelberg
speelde zeer schoon de riante symphonie van
Goetz en de prachtvol klinkende Akademische
Fest-ouverture van Brahms.
ANT, AVERKAMP.
mnmiiitmiiiiiniiiiiiiMHiiiiiiimiiiiMiiiiimiimiiiiiiiitmiiiiiiiiiHHiii
Onfler den St. Maarten.1'
Wij gaan met ons huisraad beslist den goeden
weg op; in de laatste maanden heb ik her
haalde malen modern werk gezien dat zooveel
beter was dan dat, wat men hier jaren geleden
maakte, dat een vooruitgang, en zelfs een snelle
niet is te ontkennen.
Nu weer zag ik het koperwerk van een jong
bouwkundig ingenieur, den heer J. A. I'ool^Jz ,
die te Zalt-Bommel een werkplaats opgericht
heeft, waar hij meubelen en huisraad maakt,
en welke werkplaats, gelegen zijnde onder den
toren die hoog boven 't stadje uitsteekt,
den naam gekregen heeft van Onder den
St. Maarten".
Het waren kleine voorwerpen van rood en
geel koper, die mij ter bezichtiging gesteld
werden, aschbakjes, vaasjes, potjes, theeketels
enz. De h3er Pool tracht mooie dingen te
maken door in zijne werklieden den iust te
kwecken tot hooger opvoeren van het ambacht,
en tot nat leggen van eigen karakter in het
werk.
Eenige gedreven koperen bakjes toonden dat
langs dezen weg misschien mettertijd zeer veel
bereikt kan worden.
Mettertijd en misschien!
Mettertijd omdat de werkplaats nog van
zeer jongen datum is, zoodat hetgeen daar
gemaakt wordt, hoewel aanmerkelijk beter dan
wat we gewoon zijn rondom ons te zien, toch
de sporen draagt van het nog niet hebben van
diévolheid van kunnen en diédiepheid van
willen, die wij in or.s huisraad moeten ont
moeten, opdat het voor ons worde een aan
leiding van voortdurend genot.
Misschien omdat het zulk een ondernemende
kracht als den heer Pool, juist bij het begin
van z'n or.deriieming, aan hulp en steun niet
mag ontbreken wil hij slagen, en het krijgen
of niet kry'gen van zooiets zeldzaams als steun,
juist voor iemand die begint, zeer onzeker is.
Maar opmerkelijk is het. hoe ik hier weer
een voorbeeld vond vaa een jongen man, die
tijdelijk de bouwkunst terzijde gaat stellen om
zich toe te leggen op de kleinkuntt, omdat hij
meent zich dan vrijer te kunnen bewegen en
beter te kunnen slagen in wat hij zich voor
stelt, zonder genoodzaakt te zij a diégevoelens
in te boeten, die noodig zy'n om werken van
kunst te maken.
Bonw- eji Sierknnst,"
Op de eerste aflevering van den tweeden
jaargang van het tijdschrift van dezen naam,
dat is, op het nummer van Januari 1899, volgden
geen verdere nummers, totdat dezer dagen,
ongeveer twee jaren te laat, plotseling de tweede
en de derde aflevering mij gewerden, waarmede
nu het e»rste halfjaar van den tweeden jaar
gang compleet is.
Het schijnt dus met deze uitgave niet
bizonder te vlotten.
De eerste der gezonden afleveringen bevat
veertien platen met afbeeldingen van oude
munten uit Griekenland, Zuid Italië, Sicilië,
Syrië, Egypte enz., van 700 tot 50 vóór Christus;
een interessante collectie voorzien van een
omschrijving, door H. J de Doaipierre de
Chaufepié.
De tweede is geheel gewijd aan reproducties
van die bizondere Assyrische beeldhouwwerken
die het bezoek aan de benedengalerijen "an het
Lonvre, maken tot een der vele kunstgenietingen,
die de Fransche hoofdstad aanbiedt.
Gelukkig vond ik er ook reproducties bij
van een brok van dit basrelief, waar drie
mannen een gedooden leeuw op de schouders
dragen ; 'n zeer mooi stuk van een der vele
bekende Assyrische jachttafereelen.
Of het met de uitgave van Bouw- en
Sierkunst" zal lukken '?
De mij toegezonden laatste aflevering was
niet zonder tekortkomingen ; zij bevatte alleen
een Hollandschen en geen Franschen tekst en
de omslag was wel een duim te kort afgesneden.
Z ilke teekenen kunnen bedriegen, doch
voorhands wil het mij voorkomen, dat nu deze
halve jaargang voltooid is, de verdere uitgave
wel eens achterwege kon blijven.
Zou dit tijdschrift, dat niet eens zoo heel
erg ver zich afwendt van ket gewone, zoo im
populair zijn, dat het zich niet kan bedruipen ?
Zou voor zulk een uitgave Nederlaid reeds
te klein zijn ?
En zou soms ook nu weer blijken dat voor
een wat betere, wat minder burgerlyke en wat
serieuzer plaatuitgave dan die der populaire
Hol andsche pariodieken in Nederland geen
publiek is ?
Moge uit de voortzetting der uitgave spoedig
het tegendeel blijken i
* *
*
f ijze yan Aanbesteding.
In de vergadering van Architectura et
Amicitia" van 12 Sept. 19JO sprak de architect
Joseph Cuypers over onze aanbestedingen" en
het laatste deel der door hem genomen conclu
sies luidde: Het sluiten van overeenkomsten
met de verschillende ambachten blijft technisch
de meest gewenschte toestand, hoewel admini
stratieve moeilijkheden daaruit voortvloeien.
Bij uitgebreide bouwwerken trede een uitvoerder
(aannemer) op als organiseerend administratief
element tusschen de leidende directie en de
leveranciers van materialen en de ambachts
lieden."
En in een recente vergadering van patroons
werd een motie in behandeling genomen die
luidde:
e vergadering van de R. K.
Patroonsveresniging Gildsnbimd" afd. Amsterdam,
gehouden den 8sten Februari 19 )l;
Geeft als haar gevoelen te kennen, dat
de tegenwoordige wijze van aannemen tot
schade strekt zoowel van uitbesteder als van
de onder den aannemar werkende patroons,
en zal daarom alle pogingen aanwenden, om
de idee in praktijk te doen overgaan, dat
b.v. bij aan te besteden werken ieder patroon
afzonderlijk voor zijn vak inschrijft en dat
een algemeene uitvoerder zal worden aan
gesteld, die de werkzaamheden, waarin de ver
schillende vakken samenloopen, zal regelen."
Om twee redenen komt het mij wenschelijk
voor de gedachten uitgedrukt in de conclu
sies en in de motie te steunen, eu wel, ten
eerste ter wille der billijkheid en ten tweede
ter WilU der kunst.
Het billykueidsmotief vindt zijn oorsprong
daarin, dat ieder architect in zijn praktijk ge
vallen beeft bijgewoond waarbij door faillisse
ment of by het aanbieden van een onderhandsch
accoord door den hoofdaannemer,aan oppassende
kleine bazen slechts enkele percenten uitgekeerd
werden, van het bedrag waarvoor zij hard ge
werkt hadden en wat hun eerlijk toekwam.
Waarom moet ieder architect die hart
heeft voor de onder hem werkenden zich afge
vraagd hebben waarom veranderen wij der
gelijk-; toestanden niet en zorgen er voor dat
de leveranciers, die tot onze volle tevredenheid
werkten, en hun werk toch eigenlijk maakten
voor onzen bouwheer, de gelden ontvang-n die
zij bij de aanneming van het werk meenden te
kunnen bedingen ?
Waarom moeten de leveringen indirect ge
schieden aan den bouwheer en direct aan
den hoofdaannemer, waardoor bij finantiecl
onvermogen van dezen laatste, de leverancier
dupe wordt van de te lage aanneming van
vroegere werken, waarmede hij dikwijls niets had
uit te staan P
Tegen dergelijke onbillijkheden kan m. i.
voldoende gewaakt worden door bet in praktijk
brongen van voorschriften die er toe leiden,
dat ieder patroon kan inschrijven voor het hem
toetevertrouwen onderdeel, en hij zich chis, in
tegenstelling van wat nu gescüiedt, contrac
tueel verbindt tegenover den bouwheer of diens
gemachtigde.
Ter wille van de bouwkunst zou ik een der
gelijke regeling voorstaan omdat, als het waar
is dat het bouwvak als kunstvak op een lager
standpunt is gekomen dan waarop het eeuwen
geleden stond, dit voor een groot deel is toe te
schrijven aan dat innig rotte .systeem van uit
besteding, dat lijnrecht in strijd is met het
bevorderen en kweeken van kunst.
Immers, het is niet mogelijk dat er ooit van
ware bouw kunst sprake zal zijn, zoolang de
architect gescheiden is van den werkman door
twee financieele dammen, die samenwerking
tusschen beiden ondoenlijk maken ; zoolang de
wrrkman arbeidt niet voor en onder den ar
chitect, maar het werk aanneemt van zijn
patroon, dio zicti fhantieel verbindt tegenover
den hoofdaannemer, terwijl deze laatste zich
weer bg contract verbindt tegenover den
bouwheer.
Het zal nu eenmal niet mogelijk blijken te
zijn dit syiteem van aangenomen werk grondig
te wijzigen, zonder te stuiten op diepingrijpende
sociale kwalen. Het systeem is een uitvloeisel
van onze maatschappelijke verhoudingen en
van den geest die in onze maatschappij thans
voorzit,
Maar zeker is het, dat als de onderaannemers
zich direct in verbinding stellen met den
bouwheer of diens gmiachtigde, zonder finan
cieel gebonden te zijn aan den hoofdaannemer,
n van die twee dammen verbroken zal zijn,
en waardoor de kans om \)o\ivkunstwerken te
krijgen juist tweemaal grooter zal zijn geworden.
J. E. VAN J>ER PEK.
Hillegom, 19 Febr. 1901.
BöcKin Q?er Remtamlt.
In het uitstekende Duitsche tijdschrift Die
Zukunft geeft de redacteur M. Harden een
interessant essay over den grooten kunstenaar,
die onlangs op hoogen leeftijd in Italiëover
leed. Van een Duitsch artistiek standpunt
mag zelfs deze arbeid van den begaafden
leider van dit blad belangrijk genoemd worden.
Voor ons Hollanders, die een fijner gevoel
voor kleur bezitten dan de Duitschers en
Zwitsers, blijft Bó'^klin slechts een hoogst be
gaafd kunstenaar, maar een middelmatig schil der.
Er ligt tusschen zijne werken en ons eene te
breede klove. Te interessanter is het daarom
Bösklin's oordeel te vernemen over den grooten
Ilollandschen ziener, die meer en meer als het
sterkste schildertalent aller tijden beschouwd
wordt.
«Bij het componeeren moet men nooit van
het schilderachtige erfakt uitgaan, maar steeds
van de zaak zelve en vooral zorg dragen dat
deze duidelyk en natuurlijk tot werkelijkheid
wordt. Bij het dichten zouda men zeker niet
van het uiterlijke, van de versmaat uitgaan,
maar goed toezien of zij bij de idee past ja
dan neen . .. Vergelijkt men Tizian, die alty'd
een kunstenaar was uit n stuk, met
Rembrandt, zoo blijkt de Hollander te zijn een
klein talent, dat hoofdzakelijk zy'n kunst in
de technitk zocht" ...!!!
Böiklin heeft dus nooit Rambrandt's diepen
zielenblik begrepen, die bij elk portret in
onwrikbare harmonie met zijne meesterlijke
techniek is. Zulke ontboezemingen doen den
Zwitser Böeklin kennen, en wy begrijpen nu
te beter, waarom zijne schilderyen ons meestal
zoo zeer afstooten.
J. H. S.
De firma Goudeket & Co , Rokin 50, expo
seert deze week een kapitale schilderij van
Anton Beek, genaamd «Het Stainhuis van
Oranje".
tMiuilllliiiiiiiiiiiumi
BOEKAANKONDIGING
Verzoekschrift van den Ilranderabond te
Schiedam aan de Tweede Kamer der
Staten Generaal in zake. indirecte
beschermiixj van
Het is een eigenaardig geval, waarop dit
adres de aandacht vestigt; in Nederland worden
ongeveer 7t<0 duizend hectoliters aicohol van
50 pCt. f.terkte gestool t, en voornamelijk in
de branderijen te Schiedam en tot voor korten
tijd uit koren getrokken.
Een tiental jiren geleden is men echter
begonnen ook hier te lande spiritus te bereiden
uit melasbG, een stroop, die als bijproduct
achter blijft bij de bereiding van suiker uit
beetwortelen. Vroeger werd door de suiker
fabrikanten hier te lande deze melasse vooral
gezonden naar Frankrijk, waar zy sedert lang
voor de sphitusiabricage gebezigd werd. Sedert
eenige jaren wordt echter daar te lande een
hoog inkomend recht van deze melasse geheven,
zoodat de invoer zoo goed als gesloten is en
de fabrikanten in Nederland geen uitweg meer
konden vinden voor de groote hoeveelheden
melasse. did bij de uitbreiding der
suikerfabricage steeds toer a n. Toen zijn zij begonnen op
het voetspoor van Frarikrijkzelf aleohol daaruit
te bereiden. In den beginne, toen slechts een
enkele fabrikant de zaak aandurfde, werden
slechts enkele duizende hectoliters ieder jaar
bereid; op dit oogenblik, nu de fabrikanten
een gezamenlijke iabriek te Bergen op Zoom
hebben opgericht, bedraagt de productie dezer
melassespiritus reeds ongeveer 25U,UOO
hectoliter of ' :; van de geheele hoeveelheid, die in
Nederland wordt voortgebracht, en in diezelfde
mate gaat do vervaardiging van den vroeger
uitsluitend uit graan verkregen alcohol achteruit,
zeer tot nadeel der branders te Schiedam. Op
zich zelf is dit zeker geen reden om de
lusscherkornst der regeering te vragen; er is
echter hierbij een bijzondere macht in het spel,
namelijk een voorrecht aan de suikerfabrikanten
door de belastingwetten toegekend.
Om de concurrentie raet liet buitenland vol
te houden, waar de beetwortelsuikerindustrie
eveneens bescherming geniet, wordt ook aan
de suiker-fabrikanten hier te land i een niet
onaanzienlijke premie verleent. De exploitatie
kosten in hun bedrijf worden natuurlijk rnet
het bedrag dezer premie verminderd; zij is
echter als een noodzakelijkheidsmaatrcgel in
het leven geroepen om t'e suikerindustrie
staande te houden ; de spiritus uit de melasse,
zoo betoogen de adressanten, wordt verkregen
uit suiker, die daatin is achtergebleven en
wanneer nu niet deze suiker er verder wordt
uitgetrokken, maar daarvan spiritus wordt ge
maakt, komt dus een deel der bovengenoemde
premie ten goede aan deze spiritusiabricage.
Daartegen nu komen de Schiedamscbe branders
op en verlangen dat aan dezen voorsprong der
melasse stokers boven de graanstokers een
einde worde gemaakt ; zij achten het te meer
noodig en billijk, omdat tegenwoordig door de
suikeriabrik juten met opzet en omdat zij in
deze spiritusfabricage meer voordeel zien, veel
meer suiker in de molasse wordt achtergelaten
dan vroeger en niettegenstaande de
hedendaagsche techniek hen in staat zou stellen de
melasse bijna geheel te ontsuikeren. De
brandersbond wijst er op, dat in andere landen om
deze onbillijkheid tegen te gaan, de vervaar
diging van melassespiritus door de regeering
is beperkt en verzoekt daarom ook in Neder
land beperkende maatregelen ; in zijn adres
geeft hij verschillende minder of meer doelma
tige middelen aan en verzuimt niet door tal
van voorbeelden toe te iiclren, welk een ont
zaglijke sch»de het brandersbedrijf te Schiedam
ondervindt door deze concurrentie der
melassestokers, die alleen daartoe in staat zijn gesteld
door de protectie, welke zij genieten door de
eigenaardige suikerwetgeving.
De zaak verdient zeer zeker de aandacht
van regeering en volksvertegenwoordiging in
hooge mate en al schaart men zich ook met
de geheelonthouders onder de leuze : Sluit
Schiedam ! niemand zal goedkeuren, dat zij
triomfeert tengevolge van eenzijdige protectie
om er voor in de plaats te stellen: Opent
Bergen op Zoom !
BE.
Schetsen en Beelden, door M. A. PERK.
Met portret van den schrijver. Haarlem,
H. D. Tjeenk Willink en Zoon. 1900.
De opstellen, in dezen bundel verzameld,
zy'n al vroeger verschenen in tijdschriften.
De schrijver wilde ze daarin niet spoorloos
laten verdwijnen, wat zeer licht geschieden
kan, maar ze nog eens brengen onder de oogen
van het publiek, by wijze van afscheid aan
vrienden en goede bekenden. Zy'n portret
is er by'gevoegd; het lijkt sprekend.
Het feit, dat de heer Perk rnear dan 40
jaren predikant was, en geruimen tijd president
van de Synode der Nederl. Harv. kerk is
natuurlijk van invloed geweest op de keuze
van zy'n onderwerpen en de wyze van behan
deling, maar heeft niet geschaad aan zy'n ver
mogen om 't goede te waardeeren, waar hij het
vond en met de meeste welwillendheid rond
te zien in andere kringen, dan waarin hij
gewoon was te verkeeren.
Hy' vertelt gezellig en gedetailleerd, wat hy'
heeft opgemerkt, ook wat hy heeft gegeten en
hoe hy heeft geslapen in het
Trappistenklooster, dat hem een etmaal gastvrijheid
verj leende Het zijn meer feiten dan indrukken
die de auteur meedeelt.
Zoo is 't ook in de twee volgende opstellen:
»de Palestynsche reisherinneringen" en de
sWeselsehe feesten op den 7 Aug. 1896." Bij
de inwyding der Verlosserskerk te Jeruzalem
en de feesten te Wesel was de heer Perk ais
officieel persoon tegenwoordig. Hij kwam dus
in aanraking met de hoofdpersonen en kon
alles goed zien. Hij kuste de Duitsche keizerin
de hand te Jeruzalem, en dronk te Wesel uit
uit een der monumentale bekers; welk laatste
voorbeeld gevolgd werd door zy'n ainbtgenooten
en alle aanwezigen, totdat de bekers geheel
geledigd waren. »Dat dit bij de herinnering
aan het verleden niet zonder aandoening ge
schiedde spreekt haast van zelf."
De heer Perk heeft een goed humeur en een
uitstekende gezondheid. De slechte wegen in
Palestina benemen hem niet de rechte stemming
om het natuurschoon te bewonderen en de
vermoeienissen van de reis verhinderen hem
niet met groote devotie de plaatsen te bezoe
ken, waaraan voor een christen zulke schoone
herinneringen verbonden zijn.
De »Hairige oorlog" is een historische studie,
waarin wordt geschetst een verwoede twist
onder de gereformeerde predikanten der
zeventiende eeuw. De lezing van dit opstel is
niet zeer geschikt om de achting voor die
heeren te verhoogen, die naar aanleiding van
de vraag of een predikant lang haar mag
dragen elkander de vinnigste hatelijkheden
toevoegden. Maar hen aan de bespotting pry's
geven van een later geslacht is volstrekt niet
de bedoeling van onzen auteur die overigens
voor de komische zijde van het geval wel
oogen heeft. Hij wil doen opmerken, dat wy
min of meer vooruitgegaan zy'n, en althans
over gewichtiger zaken disputeeren dan over
kapsels. Ook wordt door den president der
Synode uit het behandelde deze les getrokken,
dat de eenheid der kerk noch de vroomheid
harer dienaars voldoende worden gewaarborgd
door eenheid van belydenis en trouw aan de
kerkleer.
In de drie volgende opstellen worden met
groote pieteit, ingenomenheid en bewondering
herdacht: Prins Hendrik der Nederlanden,
gestorven in 1878, Piiotos Tsavellas de
»voorlooper en wegbereider van Griekenland's weder
geboorte" en Louis Ranc, de
«Zssentwintigjarige bloedgetuige" die voor de zaak van het
Protestantisme in Frankrijk onder Lodewijk
XIV het leven liet.
Zijn deze «Schetsen en Beelden" uitgegeven
bij wijze van afscheid, wij erkennen, dat elke
groet van iemand, die meer dan 40 jaren dienst
heeft, een afscheidsgroet kan zy'n; maar de
heer Perk is jong genoeg van hoofd en
hart, om nog een bundeltje te verzamelen.
Zijn vrienden en vereerders houden zich zeer
zeker aanbevolen. v. H.
Oranje- JVassau MecWewotirg Schwerin
Gedenkboeft. Amsterdam, Van Holkema en
Warendorf 19Jl.
Van het gedenkboek zag de 2e aflevering
het licht met den Huwelijkszang »Liefdes-ont
waken" gedicht door B. ter Haar Bz. en ge
toonzet door A. M. van Beuge. De kolonel
F. de Bas geeft inArauxio-Nassova-Oltotritia"
een zeer belangryk artikel omtrent de dynastie
van de Obotriten, den hoofdstam [der Wenden,
waaruit Hertog Hendrik stamt.
Het ontworpen alliantie-wapen inkleuren
uitgevoerd -?en vele illustratiën luisteren ook
deze atlivering op, terwijl de uitvoerige
stamtafels door historici, en in 't bijzonder door
genealogen, zeer zullen worden gewaardeerd.
Veiling-?Limburg Stirum".
Wij ontvingen van de firma Burgersdijk &
Niermans te Leiden den catalogus van eene
veiling, welke van 11 18 Maart a.s. door hen
zal gehouden worden. Hij bevat voor het
grootste gedeelte de uitgebreide en kostbare
slotbibliotheek afkomstig van »Het Huis te
Warmond" en nagelaten door graaf Leopold
van Limburg Stirum-Warmond, kamerheer van
Hare Majesteit de Koningin in buitengewonen
dienst. De catalogus is pi. m. 3100 nrs. groot
en bevat werken op alle gebied. Een van de
voornaamste rubrieken is die over geschiedenis
en aardrijkskunde. Deze vermeldt tal van
zeldzame en gezochte werken in fraaie exem
plaren, oude reizen, plaatsbeschrijving, zeld
zame werken over Amerika, Aziëen Afrika;
1_!05 nrs., eene uitgebreide verzameling. Hierop
volgt eene reeks fraaie werken over geslacht
en wapenkunde en numismatiek. Verder de
taal- en letterkunde en klassieke philologie
(pi. m, 1000 nrs) theologie, philosophie en
rechtsgeleerdheid.
Eene kostbare afdeeling is die over kunst,
met tal van geïllustreerde werken, waarbij
zeer fraaie, uit de 17e en 18a eeuw,
prachtwerken over aardrijkskunde, reisbeschrijvingen
enz. Daarop volgen kleinere afdeelingen op
het gebied der wia- en natuurkunde, bestaande
meest uit standaardwerken.
Tot slot komt eene afdeeling handschriften
en autografen, waarbij gety'deboeken, interes
sante geschiedkundige handschriften, brieven
uit de jaren 1570 77, brieven van Boerhave e. a.
Benevens eene kleine verzameling munten en
penningen.
Het geheel vormt eene zeer belangrijke
veiling. Men zie de annonce in dit blad.
o/faclamw.
40 cents per regel.
HiiiintiiiniiiiMiiniHllMiliiiiiiiinuiiiiiMiiiiiiiiliiiiiiiiniiiiiimiiHmilll
Piano-, Orpl- ei MHZietaM
MEYROOS & KALSHOVEN,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Builen.