Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1238
dat eerstgenoemde zeer ernstig ziek en laatst
genoemde o erleden was, een tijd ng die zelts
de Hollandsche onverschilligheid, voor alles wat
koloniën aangaat, een oogenblik aangreep
Van den generaal van Heutsz zijn, sinds dien,
goede berichten gekomen en 't laat zich aanzien
dit bij 't verlies van n verdienstelijk amb,
tenaar zich gelukkig nog niet dit van een
tweede zal voegen.
Maar ook het verlies van den wnd.
assistentresident j'ir. von Schmidt auf Altenstadt is nog
zwaar genoeg en indien in een weekblad als
dit, dit feit dii»nt gememoreerd te worden dan
i* diarbij natuurlek niet alleen sprake van het
verlies voor zijne familie, van zijn direkte
omgeving, voor wie het onberekenbaa" groot is,
maar meer van dat voor onze Indische maat
schappij, voor de Atjeuzaak waaraan hij met
onverdroten ijver, met een groote mate ian
kennis en met een bu'tengewonen takt vele
jaren heeft gewerkt en waarvan hij eindelijk
het slachtoffer is geworden.
Want het gouvernement verl-est in v. Schmidt
een zijner meeit verdienstelijke Indische amb
tenaren, die nog veel voor de toekomst neloofde.
Uitstekend op d : hoogte van Indische
bestuursaangelegeiiheden in 't algemeen en niet min
der van land en volk vjor zoover 't
Insulinde betrof, was hij dat nog in 't bijzonder
wat Atjeh en het Aijehs.he volk aangaat. Van
1892 t'.rt 1895 vermlde hij onder het toen
heerschende stelsel byna drie jaar met den
meesten ijver en toewijding het ambt van ge
westelijk secretaris, hetgeen slechts afgebroken
werd toen hij medio 1895 wegens ziekte naar
Holland ging. Li 1897 daarvandaan terugge
keerd werd hij eerst secretaris van de residentie
Ternate en O. om echter al sp ied g, toen dezs
betrekking weer op Atjeh openkwarn, als zoo
danig op ieuw daarheen overgeplaatst te v/orden.
Hoewel dit geheel in overeenstemming was met
zijn wenschen, werd hij door den toenmaligen
gouverneur aldaar idet met open armen ont
vangen en dit is te begrijp ;n als we nagaan
t'at eerst kort te voren geneel gebroken was
met het stdsel, waar onder von Schmidt vro gcr
drie j »ar lang gediend had. Maar zooveel te
meer pleit 't zojwel voor hem als voor den
gouverneur, daf, toen 't bieek hoe von Schmidt
met zijn kennis van de A jehsche toestanden
een uitnemende werkkracht was, deze tegenzin
spoedig plaats maakte voor wederzijdsche waar
deering en een baaienwerking ontstond waarvan
de vruchten ain de Atjeh zaak ten goede zijn
gekonen.
Maar niet alleen dat von Scbmidt op deze wijze
waar het civiele bestuurs- aangelegenheden betrof
in sommige opzichten de rechterhand was van
den gouverneur, nog veel meer was hij de vraag
baak voor allen op Atjeh die met het civiele
gedeelte vin het eenhoofdig bestuur aldaar op
d' een of andere wijze iets te maken hadden.
Van den met het burgerlijk bestuur belastten
officier, tot den geringsten Cbineeschen Toko
houder toe, klopten allen zoo noodig bij hem
aan oin voorlichting en steun, en niemand, die
de bskende secretaris kamer van de kantor
besaav" op Koeta Ralje verliet, die niet een
woord van lof had voor de wijze waarop deze
verleend waren.
Geen wonder dan ook dat toen door de
promo'ie van v. Rijn v. Alkemade tot resident
van Palembang da betrekking van
assistentresident van de onderboorigheden van Atjeh
open kwam, von Schmidt door den generaal
van Ileutsz als zoodanig met succes werd aan
bevolen. Maar deze verdiende onderscheiding
zou tevens zijn doodvonnis znn, want het Ijjdt
geen twijfel of von Smidt die in zijn nieuwe
betrekkii-g den tocht naar Samalangan (dat tot
zyn gebied behoorde) zou meemaken, heeft
daar of op weg daarheen de Kiemen opgedaan
van de op Atjeh meer en meer veldwinnende
typhus-ziekte.
Mogen de Nederlanders die terecht
huldebrengsn aan de Transvaalsche boeren, en zich
bet lot aantrekken van de slachtoffers van den
Transvaalschen strijd, er ook eens om denken
dat de Atjeh-orrlog nog nut uit is en óók nog
zijn slachtoffers eir,cht; al moge deze laatste
strijd niets zijn in vergelijking van dien in Zuid
Afrika, voor Hollanders, toch zou een weinig
meer belangstelling in dien oorlog op Noord
Sumatra en voor zijn slachtoffers niet over
dadig zijn.
Utrecht, 7 Mrt. 1901. C. B.
De ontslag-aanvraag van den
Burgemeester.
Burgemeester Yening Meinesz heeft
onherroepelijk het besluit genomen af te
treden als burgemeester van Amsterdam.
Daar zullen maar weinig Amsterdammers
zijn, die dat niet betreuren.
De heer Meinesz vond, als opvolger van
mr. v. Tienhoven, een zeer moeilijke taak
te vervullen, maar bleef daarbij geenszins
beneden de van hem gekoesterde verwach
tingen. Bekwaam, eerlijk, ernstig en ijverig
wijdde hij zijn groote kracht aan het
bestuur der gemeente en won de hoog
achting ook van velen, die zich niet in
zijn richting bewogen.
Te meer zal men zijn heengaan betreuren,
nu de oorzaak daarvan in een verschil
met den Minister - en natuurlijk ook
met een deel van den Raad ten opzichte
eener wetsuitlegging is gelegen; in naam :
maar inderdaad een verschil aangaande
de toepassing van meer humaniteit bij het
uitdeelen van straf.
De vraag toch, dat er voor de vele
honderden politieagenten en brandweer
mannen, een straffenstelsel door den Raad,
bij verordening, zou worden aangewezen,
opdat er grooter billijkheid zal kunnen
worden betracht, en dus ook de controle
op dat straffen meer onder het bereik van
den gemeenteraad mocht komen, was er een
van humanitairen aard.
Beter recht voor een zoo groot getal vol
strekt afhankelijken te willen ; beter recht,
dan onder een autocratisch bestuur als dat
van politie en brandweer verwacht kan
worden; dubbel jammer dat mr. Vening
Meinesz heengaat, wijl hij zulk een wensen
meent te moeten weerstaan.
Zeker hij is overtuigd dat de wets
uitlegging van den Minister onjuist is;
edoch, daarvoor draagt Z.Exc. en niet de
burgemeester de verantwoordelijkheid;
en wat de vrees voor ondermijning van
zijn gezag bij de politie en dat van B. en
W. bij de brandweer betreft de
strafverbetering was dan toch van zooveel
gewicht, dat zij een proefneming waardig
mocht worden geacht.
Ons dunkt, de ontslagname van den ook
door ons bijzonder gewaardeerden burge
meester om de^e reden, kan den Riad
niet strekken tot een verwijt.
En nu doet zich de moeilijkheid voor
een waardig opvolger voor mr. Vening
Meinesz te vinden. Een man, even be
kwaam, even eerlijk, ernstig, ijverig en
krachtig. Iemand even vermogend, is zeker
niet noodig, maar toch, het bezit van
fortuin, zal men wel weder tot voorwaarde
stellen dit behoort, naar 't schijnt, nu
eenmaal zoo.
Amsterdam verkeert daardoor in ongun
stige omstandigheden. Het heeft in dezen
tijd veel meer behoefte aan een man van
intellect, van practischen zin, voortvaren/!
van aard, sterk sprekend van karakter,
dan aan iemand van patricische afnomst
en vermogen, al zoude dit alles te sam/n
vereenigd de beste aanbevel n g
zijnZeker zou het o. i. wenschelijk wezen,
dat het optreden als burgemeester van
Amsterdam, den minder bemid leider,
waaronder dan toch naar verhouding de
beste krachten worden gevonden, gemak
kelijker werd gemaakt. Dit zou, bij de
bijzonder groote beteekenis die de Hoofdstad,
ook voor het Rijk het ft, niet alleen een
gemeente-, maar ook een Rijksbelang zijn.
Maar ook al ware de gemeente zelve daarom
tot het uitkeeren van een hrmger jaargeld
verplicht, wat wil dit zeggen bij de groote
stoffelijke nadeelen, welke een burgemeester
van Amsterdam, die niet de rechte man
op de rechte plaats is, der hoofdstad kan
berokkenen ?
Briefen uit utrecht,
door JAN VAN 'T STICHT.
Dat onze stad vroeger nog wel eens de
ttad der kerkhoven" genoemd werd, geschiedde
niet ten onrechte, want al de pleinen waarop
Protestantsche kerken staan (vroeger aan de
Katholieken behoord hebbende) dragen dien
naam. En bo endien hebben we nog een straat
ook, die Oudkerkhof heet (welke benaming
gerechtvaardigd is geworden door geraamten
en gedeelten er van, d'e daar voorheen bij
het graven van riolen gevonden moeten zijn)
en eo'i plein onder den naam van Piedikheereu
Kerkhof, die herit.nert nat daar vroeger eej
klooster stond.
Zoo naderen wij, met de drie openbare be
graafplaatsen mee die in den mond des
volks altijd nog kerkhof heeten heel dicht
aan het dozijn en dus is het niet onverdiend
dat men de hoofdstad van 't Sticht de stad
der kerkhoven" noemt. Maar men tiad met
dien naam eigenlijk iets anders op het oog.
Men gebruikte htm meer als spotnaam eh
wilde er mede te kennen geven hoe ontzettend
doodsch en stil, hoe weinig hier te doen was.
Nu, dat mag vóór een kwait eciuv e; daarom
trent nog waar geweest zijn, tegenwoordig is
dat i,iet meer het geval. Er is hier \eel,
zeer veel te doen", zooveel, Cat wie vanallts
gebruik wil maken wel een Amsterdamsche
beurs tot zijn be-chikki g mocht h>-bben. T<vee,
soms driemaal in de week komedie; de opera
bezoekt ons in den regel otn de veer ien
dagen ; concerten vast twee of driemaal 's weeks
in Tivoli van Hutschenruijter; bovendien i.og
concerten van beroemdheden in het Gebouw
voor Kunsten en Wetenschappen; tal van par
ticuliere gezelschappen en v< reeni^ingen, die
voirtdurend feestavonden geven, zoodat bij
Zomerdijk in de Maliebaan naast eiken avond
de dansmuziek weerklinkt. ^S'een, er is hier
voor alle klassen der maatschappij tegenwoordig
overvloedig te doen".
Maar vraag nu de besturen dier komedie's,
opera's en concerten eens of zij ook gei oeg
te doen" hebben ... en tet antwoord zal nu
juist niet bevredigend klinken. Zij zijn trouw
op hun post, maar het publiek ontbreekt meestal.
Het is tusschenbeide treurig om bijvoorbeeld
zoo'n leege komediezaal aan te zien. En de
tooneelgeze.'schappen doen toch waarlijk hun
best genoeg om den smaak vai het publiek
te treffen. Zij probeeren het met allerlei
genres. Maar den eenen keer zeggen de kran
ten dat het te" schuin was en het tooueel
op die wijze niet voldoet aan zijno roeping
om tot de veredeling des volk-* mede te werken
en den anderen keer btweren zij dat het
te lUuw was. Ze hebban altijd wat aan te
merken dat hoort bij 'c vak en houden
door hunne deskundige" voorlichting de lui
uit den sciouwburg. Allemaal praatjes! Ik
ben zeker dat de toaneeldirecties best de proef
op de som Z3iulen ku .'.ien leveren, dat men
hier nu juist niet zoo erg preutsch geworden
is, als men het vaderland wel zou willen doen
gelooven. Laten zij maar eens een klassiek
stuk geven, waar ook wel eens schuine''
dingen in voorkomen, en ik wed dat de ko
medie tot den nok toe volzit. I)e deftigste
moeders en de fatsoenlijkste dochters heb ik
zien genieten bij een opvoering van Mjlièrc's
Yrtk; en wat scholen ze blozend weg achter
hare waaieis, die echter niet hare van't lachen
schuddende echouders en boezems vermochten
te verbergen, wanneer dat aardige misvei stand
van den vrek, die, den schaker van zijne
dochter voor den dief van zijn kistje met goud
houdende, dezen angstig vraagt: je bent er
immers nog niet aan geweekt V" wanneer
dat misverstand de geheele zaal doet daveren
van een gullen, vroolijken lach! En de jonge
dames durfden, als de waaier weggenomen was.
alleen maar de heel goeie kennissen in 't par
terre aan te kijken en ze deden dat met
een verlegen glimlachje .... dat de heel goeie
kennissen op zijn juiste waarde wisttn te
schatten !
Och kom, laten we toch van onze maat
schappij geen huichelaars-kweekerij maken !
Zoolang het niet tot de zeden en gewoonten
behoort om de vrouwen en meisj 's weg te
stoppen achter dichte sluiers en hooge muren
en haar te doen bewaken door onschadelijke"
oppassers zoolang zij nog vrij rondloopen
en hooren en zien óók wat minder schoon en
liefelijk is en wat minder welluidt zoolang
wij dus a'lemaal heel goed weten waar of
Abraham den mosterd haalt zoolang is het
nogal vrij kindi rachtig om, als er toch geen
platheden of viezigheden op het tooneel worden
gezegd of gedaan, den schouwburg te vermyden
uit vrees dat de goede zeden door een aardige
dubbelzinnigheid zouden kunnen geschaad wor
den. Die goede zeden moeten er dan wel
erg dun op zitten als ze door zoo'n enkel
tochtje kunnen wegwaaien en die houden
het in 's werelds wederwaardigheden en tekort
komingen dan toc'i niet lang uit!
Maar aan dat alles hebben het dozijn kerk
hoven in onze stal g»en schuld
De stad h cft zicii in de laatste jaren zoo
naar alle zijden uitgebreid dat men best eenige
uren kun nndtlolnn zonder den voet ook maar
op een enkel kerkhof gezet te hebben.
I) .dl ofschoon het aantal kerkhoven stabiel
blijft, het gotal kerken neemt en.stig toe. En
d;e hiibb :n LOJ altijd z.io'n groote aantrekkings
kracht, dat de besturen daarvan zich i ooit
o/er f-leclit he/ioek hebben te bekeen.
Min is zóó overtu gd van het nul" der
kerken, da' een bouwond-rijmer een g oot
stuk gron i voor een icrraiii, dat hij in
rxp'.oita'irf brHcht, aan een kerkbestuur voor het
bouwen va;i een k'rk ten geschenke gat.
Intusschen, da' kerkbestuur hè(t nu wel den.
grond, ma\r geld om de keik te b.uiwen, dat
va'i de v om?! gemeente: aren moet komen, is
er nog niet zoodat d-3 bewoners van de
hui en van den ondernemer dnor zijn icyaal
geschenk nog niet veel gebaat zijn.
l'e kerken Z"Ue zijn hier ouk niet de <
orzaak dat het bier doodscii en stil is.
Integend-jel, m;,i zou kunnen b."weren <iaf. zij wel
ejus wat lui.Irnc'itiger zijn d in ,,'uen'geen" aan
genaam is. Maar de Kerk. dat is een oudi
waarheid, stoort z'ch niet aan menigeen, die
denkt alleen aan zich zelve. En zóó worden
dan ook de ind usdei kenden" des morgens
al heel vn.ej uit hun slaip gewekt, door
klokgchii (Ut de viomei ter keike roept, die
evenwel als zij dan r o.; ni«t op zijn b piald
te laat komen. \'oo dmigeen, die <r van
houdt k'iiikt liet heel plechtig als Zondags
morgens al il e Koorrr.cbe en dereforrneerde
kerken l.uiine klepels laten klinken, maar ik
voor mij heb het altijd heel wat poëtischer
gevonden als ik zoo'n enkel klokje van een
Kerkje in de duinen" hoorde kleppen, dan
al dat geboembam in een drukke stad. En
dan nog dat luiden bij het begraven ! ok al
iets moois op een dorp, waar een pair
uienschen in een jaar b 'graven worden! Maar in
een stad! 's Maandags of den dag na andere
feestdagen, hls de doodgravers niets te doen
gehad hebber, wel daa heeft de klepel geen
oogenblik ru,t! Als men wat dicht bij zoo'n
begraafplaats woont, dan is dat luiden voor
iemand, die onder zijn werk liet liefst maar
nut aan den dood denk1, erg hinderlijk.
Soda U
Er zijn onder onze industrieelen verstan
dige zoowel als onverstandige. Ik bedoel
niet als menschen, maar als industrieelen.
Er zijn er voor wie de studie der economie
niet zonder vrucht is geweest. En zelfs ook
dezulken die een flink sociaal stuk gezet
hebben in de lappendeken van ons natio
naal bedrijfsleven. Dat is een fïisch kleurtje
in dat op menig plaatsje wel wat vale en
kale samenstel, bij welks aanschouwen de
vroolijkste gcvoc! 'iis j,\i jiltijd vóóraan
staan. Eu juist omdat, dat wat frisschigheid
geeft, zijn wij zoo licht vanzins er meer
waarde aan te hechten dan eigenlijk wel
gepast zou zijn.
Een van die meest op den voorgrond
tredenden onder onze verstandige
irdustrieelen is de directeur dnr Delftsche Gist
en Hpiritusfabriek de heer J. ('. van Marken,
van wiens hand wij een boekje, ter bespre
king kregen 'l i dat een gereeile aanleiding
is om over die bovengenoemde waardeering
eena wat nauwkeuriger na te denken.
Een nadereq'ial licatie is daarvoor noodig
van het begrip «verstandig industrieel";
ik wil daarmede ramelijk dit zeggen, dat
zulk een verstandig genoeg geweest is in
te zien, dat hfct behartigen van de belangen
der arbeiders was in het belang zijner
industrie. De uitkomsten op verschillende
buitenlandsche fabrieken verkregen met
den harigen arbeidsdag bijvoorbeeld, uit
komsten zoo gunstig, dat iiet niets ie erg
is als men onverstandig noemt hen, die de
beteekenis van die verkorting niet willen
erkennen; de resultaten hier en daar ge
bleken van de betaling van degelijke
lootien, die een algemeene vtrbptering van
de gesteldheid der arbeiders ten gevolge
hebben en van nojr. zooveel dingen nu er.
die alle zijn voor enkelen een aanwijzing
g?'weest om te sturen in dezelfde ikihiino;.
En niet /.onder ook zelf succes daarmede
te hebben. Men kan immers op twee wijz<n
iie productiviteit van den arbeid verhoogen.
Door langt-r gebruik te maken van de
productie-werktuigen en door die werk
tuigen zelf' te verbeteren. De oude methode
is de et-rsle en de/.e maakte tu.-schen de
li'venlooze en de levende, werktuigen «reen
vtTschil. Hoc langer de arbeidt r bli i-t'
arbeiden hoe met-r in; voorbracht en vooral
lioi-vccl grooter het verschil was lusschen
zijn arbeidsproduct en zijn loon. Dat was
de meest eenvoudige beschouwing; en'daaiMiu
ook zoo vastgegroeid in de voorstelling,
dat de tweede methode lael wat moeite
heeft in toepassing te: komen.
JS'iet wut de levenlooze arbeidsmiddelen
betreft. Daarin werd en wordt bijna dage
lijks verbetering gebracht. Maar d'e vet bete
ring van het arbeidt-middel dat de mensch
zelf is, daaraan dacht men niet, voordat
die menschzelf erom begon te vragen.
liet voordeel is dan ook veel moeilijker
in te zien. Wordt de arbeider door korter
werktijd, beter loon en diensvolgens betere
voeding, kleeding, behuizing en onderrich
ting, wel in het algemeen van veel grooter
werkkracht, van meer ijver, toewijding en
behendigheid, dan blijft de vraag nog of'
wat men eenerzijds wint, niet door de
grootere uitgaven weer verloren gaat. En
dit is ook zeker wel het geval bij arbeid,
waar het op de persoonlijkheid van den
arbeider weinig aankomt, waar een uitge
breide arbeidsverdecling bijv., de te ver
richte laak tot een zeer eenvoudige en
machinale heeft teruggebracht. Maar dit is
niet het geval bij anderen arbeid, die ook
maar eenig overleg, nadenken en handigheid
eischt: daar opent de betere gesteldheid
van den arbeider een nieuwe mogelijkheid
tot verbetering van het product, tot inten
siever maken der productie. En op den duur
is deze verhooging der productiviteit beter
Ij L'organisation Sociale dans
l'Industrie par .1. C. van Marken. Deuxièrne
Edition revue et augmenlóe.
Impriruerievan Marken. Delft 1000.
en veiliger dan die door verlenging van
den arbeidsduur. De arbeiders zijn immers
menschen, vatbaar voor uitputting en een
maal is de grens bereikt, die bovendien
steeds lager moet worden gesteld tengevolge
van de krachtsvermindering der geheele
klasse, zoo die steeds arbeidt op den hoogsten
mogelijkheidsgrens der menschelijke kracht.
Er is nog een nadeel, die van het in verzet
komen der zoo grof uitgebuite arbeiders.
Hoe meer hun exploitatie op het spits
gedreven wordt, hoe meer zij verstompen
wel is waar, maar ook hoe gevaarlijker hun
verzet wordt, omdat het meer gelijk gaat
worden aan het wilde en ruwe dierlijke.
D.t alles voorkomt de industrieel, die zijn
arbeiders als menschen beter laat leven,
die tracht hen zooveel mogelijk ie ontwik
kelen en materieel in behoorlijken doen te
brengen. Hij is in staat zijn productiviteit
te verhoogen, en heeft met zijn arbeiders,
die het dan toch zoo goed hebben als
arbeiders het in deze maatschappelijke ver
houdingen hebben kunnen, allicht minder
spoedig een cotjllict. Voor dit laatste is
zelfs een kleine vermindering der winst
geen te groote opoffering.
Zoo is het geval nog al grof gestold.
Want inderdaad zullen er wel geen werk
gevers zijn. die hunne berekening zoo
opmaken. Wij leven in een tiid immers
van veel en velerlei beweging. De, arbeiders
in alle iiidustrieela landen, georganiseerd
voor een deel.eischen met klem van redenen
hun aandeel in den rnaalschappelijken
rijkdom door hen voortgebracht de weten
schap geeft aan heel veel van dieredenen,
ook zonder het vaak te bedoelen, deze
sanctie. Eu als in elk tijdperk waar zoo hevig
de klagsenbelangeri met elkaar in botsing
komen, is ( r een sterk ontwikkeld sentiment,
dat met de verdrukten medelijden heeften
rie verdrukkers beklaagt, omdat zij ver
drukken muiten. Dit laatste wijst aan in
welke kla-se deze gevoeligen toch nog
blijven behoortn, en in die klasse is het
dan ook even onmogelijk me,t scherpe lijnen
af te scheiden, waar het gevoel eindigt
en de wetenschap begint, als om dit te
doen waar deze laatste overgaat in het
klassebelang. In een p°rsoon kan men
beurtelings en tegelijk alle drie aanwezig
vinden zonder dat men weet welk van
de drie bii eenig besluit der doorslag
geven zal. En daarom ook zal men bij de
verstandige industrieelen nooit kunnen
bepalen of zij alleen bestuurd zijn door
de belangsredemeriiig boven opgesteld.
Allerminst is dat het geval bij den heer
van Marken. Wetenschap en sentiment
vooral zijn een groote factor bij al
hetgeen hij deed en doet. Men kan het
hem daarom ook bezwaarlijk ten kwade
duiden als men meent, dat het belang weer
eens wat meer gesproken heeft. Hij brengt
ons zoodoende in een moeilijk parket, wan
neer hij zijn werk ter beoordeeling geeft.
De achting voor den wetenschappelijke!!
gevoelsman komt in strijd met de aan
merking op den groot industrieel. Maar
dit vooropstellend, mag men veilig dezen
laatste laten hooren als men den eerste
intact laat.
Wat de heer v. Marken gedurende ;!()
jaren niet on verpoosden ijver gedaan heeft
om van zijn fabriek een modeifabriek te
maken is een braaf stuk werk, dat de ver
gelijking niet wat van dien aard in het
buitenland te zien is, best kan doorstaan.
Wat men erover indit boekje vindt geeft
ervan een duidelijk en volledig gedocumen
teerd overzicht, dat zich door de nette uit
voering aangenaam lezen doet en ook
inderdaad den gewenschten indruk
achterlaaf, dat de sociale organisatie in de
industrie Ien voordeele komt van allen die
erin betrokken zij:i. Maar de keerzijde van
de medaille laat zich niet verdonkeremanen.
Het verschijnen van het boekje zelf, dat
toch eigenlijk zoo sterk de gedachte aun
industrieele reclame opwekt, laat, dit al niet
toe liet spijt, ons wel eenigszins voor den
liter v. M. dat hij zoo zijn eigen werk
komt a.'inpiijzen alsof hij aan zijn fabrikaat
daardoor een zekere haul-gout wil geven.
De sociaal-ethicus en de handelsman doen
elkaar geen goed.
En dan is de keerzijde deze, die te vinden
is in de spreuk der geheele instelling: ->de
fabriek voor allen, allen voor de fabriek.«
Het eerste is de sociale organisatie, het
tweede de ii-dustriecle txploilaiie. En eene
exploihilie van inderdaad modern raffine
ment. \Vant die gchccle sociale organisatie,
dat stelsel van verzekeringen,
wonmgverzorging, opvoedingszorg enz. enz. hoeft, toch
geen ander gevolg dan een afhankelijk
maken van den arbeider van den werk
gever in de hoogste mate. In onze tegen
woordige verhoudingen is dat zelfs dooi'
mede oordeeien der arbeiders niet te ver
helpen omdat steeds de economische
afhat.kelijkheid blijft beslaan. Het systeem
moge in speciale gevallen goed \vci ken, als
,-v.-teem is ht-l toch nu l hel hoogste belang
van d f n ;:ri)eider: zij;; volkomen mensch
wezen, in .-nijd. liet scheidt, den arbeider
van zijn klasse genooien en brengt hem
tegen ',M! en dank in ten afgesloten kleine
gioep, die de veihe!ti;ig (K-r lgemeyne
arbeiders-beweging niet kent tn niet mag
kun.en. De niodelfabritk begaat daardoor
aan de aibeiders ten zedehjken moord.
Immers het doel van hel ai ht-idersleven is
niet het .dien voor de fabriek" maar (ie
fabriek voor aller leven, wut nog iets anders
is dan de-'fabriek voor allen-van het devies!
Hoe materieel goed een aantal arbeiders
het ook hebben kan, hoe tevreden zij ook
zijn mogen, toch is deze sociale organisatie
uit den booze omdat ze den strijd dei'
geheele arbeidersklasse naar betere levens
voorwaarden, geducht verzwakt. Want ze
/et op een bepaalde plaats een grens en de
verbeteringen, die de arbeiders wenuchen
zijn juist daardoor verbeteringen, dat zij
geen grens hebben.
Zoo ziet men, dat men slechts zal kunnen
wenschen dat, alle fabrieken niodelfabrieken
waren, indien het belang medebrengt aan
den wonsch der arbeiders op een gegeven
oogenblik verdere inwilliging te weigeren,
Maar, dat zij dan ook van het, hooger
standpunt lang zoo mooi niet zijn, als zij
wel lijken.
Dit is evenwel een zeer nuttige kant
ervan, dat zij in concreto laten zien, dat
menige arbeiders-eiseh reeds nu best uit
voerbaar is. En zoo levert dit boekje het
zijne ruimschoots aan dergelijk materiaal.
De frisKche roode lap iu de bon te lappen
deken is dus werkelijk heel weinig mér
dan het werk van een scherpziend indus
trieel, scherpziend ook waar het betreft het
belang van die klasse, op wie een heele roode
deken toch maar denzelfden invloed blijft
hebben als op een stier in 't weiland.
H.
MtiiiiiiitiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiutiiiiiiMni
Beuoit, t
Wederom is een der groote meesters ons
ontvallen. Peter Bènoit, de beroemde
Vlaamsche componist is Vrijdag 8 Maart, 's morgens
om half vijf na een langdurig lijden in den
ouderdom van 67 jaren bezweken.
E«n groot figuur is met hem heen gegaan !
Een man met een krachtige, domineerend
persoonlijkheid een kunstenaar, die streed
voor zijn landstaal, in een tijd dat geen musi
cus uit Vlaanderen dacht aan een eigen
Vlaamsche kunst, in een tijd waarin men voor het
Nederlandsen slechts minachting over had en
spot!
Gelukkig is dat nu arders geworden heel
anders! Maar voor een niet gering gedeelte
is dat juist te danken aan Bènoit.
Den 17en Augustus 1834 werd hij geboren
te Harelbeke in Vlaanderen. Reeds vroeg
openbaarde zich zijn muzikale aard en hij be
hoefde niet veel tegenstand te overwinnen om
zijn vader over te halen, hem riet als school
meester te doen opleiden, gelijk aanvankelijk
het plan was, maar hem naar Brmsel te zen
den onder de leiding van den beroemden
musicoloog en theoretiker F. J. Fetis. Deze
zag in den jorgen Bènoit al ras zijn
buitengewonen aanleg en legde alles a«n den dag
dien zoo sos'd mngelijk t« ontwikkelen.
In Ib57 behaalde Henoit aan het Brusselsche
Conservatoire den J'ri.i' de Home met de cintate
Ie meurtre d'Abel". In tegenstelling met de
tot dan toe meestÉl gevolgde gewoonte om nasr
Italiëte gaan, besloot Bènoit zijn stipendium
te gebruiken om in Duitschland L°ipzig,
Dresden, Praag, Weenen zijne studiën voort te
zetten. Keeds het feit, dat hij zich bewust was,
daar heen te moeten gaan, pleit voor den
scherpen blik dien Bènoit destijds reeds bezat.
Het vaderland van Schumann en Wagner
het land d^t een Bach en een Beethoven had
voortgebracht zou den jongen en ernstigen
kunstenaar meer bieden dan het knd, hetwelk
zijn Palestrina verloochende tn onder de duitsche
kunstenaars placht te rang-chikken. Van bui
tengewoon grooten invloed op zijn toekomst is
dan ook Benoit's verblijf in Duitschlar.d
gewee<t. Maar toch heeft 2ijne originaliteit er
ni'it onder geleden en geenszins is Bü,:oit een
navolger geworden Cer straks opgenoemde
kunstenaars.
J-i den eers'en tijd, na zijn terugkeer uit
Duitschland, trad zyn vlaamsche zin nog niet
op den voorgrond. Il?t w ren hoofdzakelijk
iransche teksten, die hem aanspoorden tot de
compos'tie, o a. Ie rui r/cs Aulnts, een
za,"gsj)"l dat ook te Brussel werd uil gevoerd. Xijne
(,>nu<li'ilut/ie rtlii/inne'' is een werk van grooter
beteekenis Zijn vroejere leermeester Fétis
zegt van hom, met liet oog op deze compositie
hèjeune artisïe marche d:un unc voie ipii
est la sienne et n'accepte uas l'autori',éde la
traditio >. La fugue du ('n'-lu est un oeuvre
cic m»i re, eii Ion remïrijuo partout une force
de conct p'ion tl es rare".
In l H b L' werd Behoit kapelmeester te Parijs
aan het Ttéitre de< boutfes pirisii-ns" hetwelk
dojr den operetter.c.miponir-t Olionbach gehuurd
\v;is o:n zijn vruolijke wijsjcs aan den man te
brei gen. Ais een voorbeeld van goede
versiandhou ling (u-scatn kapelmeester en
orcbe.itluden, moge di ;nen het feit, dat de laa sten
ge iuremii; de tus chonbedrijï'en der operettes
/'eh bezig hielden nirt het doornimen \au
onoit's <t>i<tnlnlot/it! rclii/icine ir. den caveau"'
o.'der het theater.
In lh(>7 stichtte Bcnoit te Antwerpen de
Vlaamsche Muziekschool", eene inrichting d e
den meester Hei was gelijk niets anders ter wereld.
Voor een paar jaren had hij het voorrecht, na
tal van vergeefsche pogingen en bittere teleur
stellingen, zijn inrichting gepromoveerd te zien
tot Koninklijk Conservatorium".
Buitengewoon groot is het aantal leerlingen dat
door Bènoit is gevormd. Ik wil slechts noemen de
componisten: jan Blockx, Emil Wambach. Frank
v. d. Stuckeir, Edward Blaes, Lodewijk
Mortelinans, den ook hier te lande bekenden diri
gent Edward Keuwels enz. enz. Maar niet al
leen op zijne leerlingen oefende Bènoit grooten
invloed uit, ook F. A. Gevaert, van Gheluwe,
(ius!ave Kuberti. Willem de Mol e a. begonnen
op zijn voorbeeld in de Vlaamsche taal te,
componeeren en schonken der muzikale wereld
werken, die als een groote aanwinst voor de
muziekhtteratuur mogen beschouwd worden.
Aanvankelijk was het vooral de dichter
Ernmanuel Hiel, wiens poëzie grooten induik
maakte op Bènoit. De Jknder-Licdekens van
Hiel werden door onzen meester getoonzet'',
zooals onze zuidelijke broeders zeggen, en met
veel bijval begroet. Hiel zelf was er zóó zeer mede
ingenomen, dat hij een oratorium voor Bènoit
componeeide Lucifer", welk werk bij zijne
eerste uitvoering te Brussel een schitterenden
triomf behaalde. Later werd de Lucifer" door
Heinze op ee;i der Vincentiusconcerten
alhieiuitgevoerd. Als ik mij goed herinner was dit
het eerste werk van der vlaamschen
toon