De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 17 maart pagina 2

17 maart 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1238 dat eerstgenoemde zeer ernstig ziek en laatst genoemde o erleden was, een tijd ng die zelts de Hollandsche onverschilligheid, voor alles wat koloniën aangaat, een oogenblik aangreep Van den generaal van Heutsz zijn, sinds dien, goede berichten gekomen en 't laat zich aanzien dit bij 't verlies van n verdienstelijk amb, tenaar zich gelukkig nog niet dit van een tweede zal voegen. Maar ook het verlies van den wnd. assistentresident j'ir. von Schmidt auf Altenstadt is nog zwaar genoeg en indien in een weekblad als dit, dit feit dii»nt gememoreerd te worden dan i* diarbij natuurlek niet alleen sprake van het verlies voor zijne familie, van zijn direkte omgeving, voor wie het onberekenbaa" groot is, maar meer van dat voor onze Indische maat schappij, voor de Atjeuzaak waaraan hij met onverdroten ijver, met een groote mate ian kennis en met een bu'tengewonen takt vele jaren heeft gewerkt en waarvan hij eindelijk het slachtoffer is geworden. Want het gouvernement verl-est in v. Schmidt een zijner meeit verdienstelijke Indische amb tenaren, die nog veel voor de toekomst neloofde. Uitstekend op d : hoogte van Indische bestuursaangelegeiiheden in 't algemeen en niet min der van land en volk vjor zoover 't Insulinde betrof, was hij dat nog in 't bijzonder wat Atjeh en het Aijehs.he volk aangaat. Van 1892 t'.rt 1895 vermlde hij onder het toen heerschende stelsel byna drie jaar met den meesten ijver en toewijding het ambt van ge westelijk secretaris, hetgeen slechts afgebroken werd toen hij medio 1895 wegens ziekte naar Holland ging. Li 1897 daarvandaan terugge keerd werd hij eerst secretaris van de residentie Ternate en O. om echter al sp ied g, toen dezs betrekking weer op Atjeh openkwarn, als zoo danig op ieuw daarheen overgeplaatst te v/orden. Hoewel dit geheel in overeenstemming was met zijn wenschen, werd hij door den toenmaligen gouverneur aldaar idet met open armen ont vangen en dit is te begrijp ;n als we nagaan t'at eerst kort te voren geneel gebroken was met het stdsel, waar onder von Schmidt vro gcr drie j »ar lang gediend had. Maar zooveel te meer pleit 't zojwel voor hem als voor den gouverneur, daf, toen 't bieek hoe von Schmidt met zijn kennis van de A jehsche toestanden een uitnemende werkkracht was, deze tegenzin spoedig plaats maakte voor wederzijdsche waar deering en een baaienwerking ontstond waarvan de vruchten ain de Atjeh zaak ten goede zijn gekonen. Maar niet alleen dat von Scbmidt op deze wijze waar het civiele bestuurs- aangelegenheden betrof in sommige opzichten de rechterhand was van den gouverneur, nog veel meer was hij de vraag baak voor allen op Atjeh die met het civiele gedeelte vin het eenhoofdig bestuur aldaar op d' een of andere wijze iets te maken hadden. Van den met het burgerlijk bestuur belastten officier, tot den geringsten Cbineeschen Toko houder toe, klopten allen zoo noodig bij hem aan oin voorlichting en steun, en niemand, die de bskende secretaris kamer van de kantor besaav" op Koeta Ralje verliet, die niet een woord van lof had voor de wijze waarop deze verleend waren. Geen wonder dan ook dat toen door de promo'ie van v. Rijn v. Alkemade tot resident van Palembang da betrekking van assistentresident van de onderboorigheden van Atjeh open kwam, von Schmidt door den generaal van Ileutsz als zoodanig met succes werd aan bevolen. Maar deze verdiende onderscheiding zou tevens zijn doodvonnis znn, want het Ijjdt geen twijfel of von Smidt die in zijn nieuwe betrekkii-g den tocht naar Samalangan (dat tot zyn gebied behoorde) zou meemaken, heeft daar of op weg daarheen de Kiemen opgedaan van de op Atjeh meer en meer veldwinnende typhus-ziekte. Mogen de Nederlanders die terecht huldebrengsn aan de Transvaalsche boeren, en zich bet lot aantrekken van de slachtoffers van den Transvaalschen strijd, er ook eens om denken dat de Atjeh-orrlog nog nut uit is en óók nog zijn slachtoffers eir,cht; al moge deze laatste strijd niets zijn in vergelijking van dien in Zuid Afrika, voor Hollanders, toch zou een weinig meer belangstelling in dien oorlog op Noord Sumatra en voor zijn slachtoffers niet over dadig zijn. Utrecht, 7 Mrt. 1901. C. B. De ontslag-aanvraag van den Burgemeester. Burgemeester Yening Meinesz heeft onherroepelijk het besluit genomen af te treden als burgemeester van Amsterdam. Daar zullen maar weinig Amsterdammers zijn, die dat niet betreuren. De heer Meinesz vond, als opvolger van mr. v. Tienhoven, een zeer moeilijke taak te vervullen, maar bleef daarbij geenszins beneden de van hem gekoesterde verwach tingen. Bekwaam, eerlijk, ernstig en ijverig wijdde hij zijn groote kracht aan het bestuur der gemeente en won de hoog achting ook van velen, die zich niet in zijn richting bewogen. Te meer zal men zijn heengaan betreuren, nu de oorzaak daarvan in een verschil met den Minister - en natuurlijk ook met een deel van den Raad ten opzichte eener wetsuitlegging is gelegen; in naam : maar inderdaad een verschil aangaande de toepassing van meer humaniteit bij het uitdeelen van straf. De vraag toch, dat er voor de vele honderden politieagenten en brandweer mannen, een straffenstelsel door den Raad, bij verordening, zou worden aangewezen, opdat er grooter billijkheid zal kunnen worden betracht, en dus ook de controle op dat straffen meer onder het bereik van den gemeenteraad mocht komen, was er een van humanitairen aard. Beter recht voor een zoo groot getal vol strekt afhankelijken te willen ; beter recht, dan onder een autocratisch bestuur als dat van politie en brandweer verwacht kan worden; dubbel jammer dat mr. Vening Meinesz heengaat, wijl hij zulk een wensen meent te moeten weerstaan. Zeker hij is overtuigd dat de wets uitlegging van den Minister onjuist is; edoch, daarvoor draagt Z.Exc. en niet de burgemeester de verantwoordelijkheid; en wat de vrees voor ondermijning van zijn gezag bij de politie en dat van B. en W. bij de brandweer betreft de strafverbetering was dan toch van zooveel gewicht, dat zij een proefneming waardig mocht worden geacht. Ons dunkt, de ontslagname van den ook door ons bijzonder gewaardeerden burge meester om de^e reden, kan den Riad niet strekken tot een verwijt. En nu doet zich de moeilijkheid voor een waardig opvolger voor mr. Vening Meinesz te vinden. Een man, even be kwaam, even eerlijk, ernstig, ijverig en krachtig. Iemand even vermogend, is zeker niet noodig, maar toch, het bezit van fortuin, zal men wel weder tot voorwaarde stellen dit behoort, naar 't schijnt, nu eenmaal zoo. Amsterdam verkeert daardoor in ongun stige omstandigheden. Het heeft in dezen tijd veel meer behoefte aan een man van intellect, van practischen zin, voortvaren/! van aard, sterk sprekend van karakter, dan aan iemand van patricische afnomst en vermogen, al zoude dit alles te sam/n vereenigd de beste aanbevel n g zijnZeker zou het o. i. wenschelijk wezen, dat het optreden als burgemeester van Amsterdam, den minder bemid leider, waaronder dan toch naar verhouding de beste krachten worden gevonden, gemak kelijker werd gemaakt. Dit zou, bij de bijzonder groote beteekenis die de Hoofdstad, ook voor het Rijk het ft, niet alleen een gemeente-, maar ook een Rijksbelang zijn. Maar ook al ware de gemeente zelve daarom tot het uitkeeren van een hrmger jaargeld verplicht, wat wil dit zeggen bij de groote stoffelijke nadeelen, welke een burgemeester van Amsterdam, die niet de rechte man op de rechte plaats is, der hoofdstad kan berokkenen ? Briefen uit utrecht, door JAN VAN 'T STICHT. Dat onze stad vroeger nog wel eens de ttad der kerkhoven" genoemd werd, geschiedde niet ten onrechte, want al de pleinen waarop Protestantsche kerken staan (vroeger aan de Katholieken behoord hebbende) dragen dien naam. En bo endien hebben we nog een straat ook, die Oudkerkhof heet (welke benaming gerechtvaardigd is geworden door geraamten en gedeelten er van, d'e daar voorheen bij het graven van riolen gevonden moeten zijn) en eo'i plein onder den naam van Piedikheereu Kerkhof, die herit.nert nat daar vroeger eej klooster stond. Zoo naderen wij, met de drie openbare be graafplaatsen mee die in den mond des volks altijd nog kerkhof heeten heel dicht aan het dozijn en dus is het niet onverdiend dat men de hoofdstad van 't Sticht de stad der kerkhoven" noemt. Maar men tiad met dien naam eigenlijk iets anders op het oog. Men gebruikte htm meer als spotnaam eh wilde er mede te kennen geven hoe ontzettend doodsch en stil, hoe weinig hier te doen was. Nu, dat mag vóór een kwait eciuv e; daarom trent nog waar geweest zijn, tegenwoordig is dat i,iet meer het geval. Er is hier \eel, zeer veel te doen", zooveel, Cat wie vanallts gebruik wil maken wel een Amsterdamsche beurs tot zijn be-chikki g mocht h>-bben. T<vee, soms driemaal in de week komedie; de opera bezoekt ons in den regel otn de veer ien dagen ; concerten vast twee of driemaal 's weeks in Tivoli van Hutschenruijter; bovendien i.og concerten van beroemdheden in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen; tal van par ticuliere gezelschappen en v< reeni^ingen, die voirtdurend feestavonden geven, zoodat bij Zomerdijk in de Maliebaan naast eiken avond de dansmuziek weerklinkt. ^S'een, er is hier voor alle klassen der maatschappij tegenwoordig overvloedig te doen". Maar vraag nu de besturen dier komedie's, opera's en concerten eens of zij ook gei oeg te doen" hebben ... en tet antwoord zal nu juist niet bevredigend klinken. Zij zijn trouw op hun post, maar het publiek ontbreekt meestal. Het is tusschenbeide treurig om bijvoorbeeld zoo'n leege komediezaal aan te zien. En de tooneelgeze.'schappen doen toch waarlijk hun best genoeg om den smaak vai het publiek te treffen. Zij probeeren het met allerlei genres. Maar den eenen keer zeggen de kran ten dat het te" schuin was en het tooueel op die wijze niet voldoet aan zijno roeping om tot de veredeling des volk-* mede te werken en den anderen keer btweren zij dat het te lUuw was. Ze hebban altijd wat aan te merken dat hoort bij 'c vak en houden door hunne deskundige" voorlichting de lui uit den sciouwburg. Allemaal praatjes! Ik ben zeker dat de toaneeldirecties best de proef op de som Z3iulen ku .'.ien leveren, dat men hier nu juist niet zoo erg preutsch geworden is, als men het vaderland wel zou willen doen gelooven. Laten zij maar eens een klassiek stuk geven, waar ook wel eens schuine'' dingen in voorkomen, en ik wed dat de ko medie tot den nok toe volzit. I)e deftigste moeders en de fatsoenlijkste dochters heb ik zien genieten bij een opvoering van Mjlièrc's Yrtk; en wat scholen ze blozend weg achter hare waaieis, die echter niet hare van't lachen schuddende echouders en boezems vermochten te verbergen, wanneer dat aardige misvei stand van den vrek, die, den schaker van zijne dochter voor den dief van zijn kistje met goud houdende, dezen angstig vraagt: je bent er immers nog niet aan geweekt V" wanneer dat misverstand de geheele zaal doet daveren van een gullen, vroolijken lach! En de jonge dames durfden, als de waaier weggenomen was. alleen maar de heel goeie kennissen in 't par terre aan te kijken en ze deden dat met een verlegen glimlachje .... dat de heel goeie kennissen op zijn juiste waarde wisttn te schatten ! Och kom, laten we toch van onze maat schappij geen huichelaars-kweekerij maken ! Zoolang het niet tot de zeden en gewoonten behoort om de vrouwen en meisj 's weg te stoppen achter dichte sluiers en hooge muren en haar te doen bewaken door onschadelijke" oppassers zoolang zij nog vrij rondloopen en hooren en zien óók wat minder schoon en liefelijk is en wat minder welluidt zoolang wij dus a'lemaal heel goed weten waar of Abraham den mosterd haalt zoolang is het nogal vrij kindi rachtig om, als er toch geen platheden of viezigheden op het tooneel worden gezegd of gedaan, den schouwburg te vermyden uit vrees dat de goede zeden door een aardige dubbelzinnigheid zouden kunnen geschaad wor den. Die goede zeden moeten er dan wel erg dun op zitten als ze door zoo'n enkel tochtje kunnen wegwaaien en die houden het in 's werelds wederwaardigheden en tekort komingen dan toc'i niet lang uit! Maar aan dat alles hebben het dozijn kerk hoven in onze stal g»en schuld De stad h cft zicii in de laatste jaren zoo naar alle zijden uitgebreid dat men best eenige uren kun nndtlolnn zonder den voet ook maar op een enkel kerkhof gezet te hebben. I) .dl ofschoon het aantal kerkhoven stabiel blijft, het gotal kerken neemt en.stig toe. En d;e hiibb :n LOJ altijd z.io'n groote aantrekkings kracht, dat de besturen daarvan zich i ooit o/er f-leclit he/ioek hebben te bekeen. Min is zóó overtu gd van het nul" der kerken, da' een bouwond-rijmer een g oot stuk gron i voor een icrraiii, dat hij in rxp'.oita'irf brHcht, aan een kerkbestuur voor het bouwen va;i een k'rk ten geschenke gat. Intusschen, da' kerkbestuur hè(t nu wel den. grond, ma\r geld om de keik te b.uiwen, dat va'i de v om?! gemeente: aren moet komen, is er nog niet zoodat d-3 bewoners van de hui en van den ondernemer dnor zijn icyaal geschenk nog niet veel gebaat zijn. l'e kerken Z"Ue zijn hier ouk niet de < orzaak dat het bier doodscii en stil is. Integend-jel, m;,i zou kunnen b."weren <iaf. zij wel ejus wat lui.Irnc'itiger zijn d in ,,'uen'geen" aan genaam is. Maar de Kerk. dat is een oudi waarheid, stoort z'ch niet aan menigeen, die denkt alleen aan zich zelve. En zóó worden dan ook de ind usdei kenden" des morgens al heel vn.ej uit hun slaip gewekt, door klokgchii (Ut de viomei ter keike roept, die evenwel als zij dan r o.; ni«t op zijn b piald te laat komen. \'oo dmigeen, die <r van houdt k'iiikt liet heel plechtig als Zondags morgens al il e Koorrr.cbe en dereforrneerde kerken l.uiine klepels laten klinken, maar ik voor mij heb het altijd heel wat poëtischer gevonden als ik zoo'n enkel klokje van een Kerkje in de duinen" hoorde kleppen, dan al dat geboembam in een drukke stad. En dan nog dat luiden bij het begraven ! ok al iets moois op een dorp, waar een pair uienschen in een jaar b 'graven worden! Maar in een stad! 's Maandags of den dag na andere feestdagen, hls de doodgravers niets te doen gehad hebber, wel daa heeft de klepel geen oogenblik ru,t! Als men wat dicht bij zoo'n begraafplaats woont, dan is dat luiden voor iemand, die onder zijn werk liet liefst maar nut aan den dood denk1, erg hinderlijk. Soda U Er zijn onder onze industrieelen verstan dige zoowel als onverstandige. Ik bedoel niet als menschen, maar als industrieelen. Er zijn er voor wie de studie der economie niet zonder vrucht is geweest. En zelfs ook dezulken die een flink sociaal stuk gezet hebben in de lappendeken van ons natio naal bedrijfsleven. Dat is een fïisch kleurtje in dat op menig plaatsje wel wat vale en kale samenstel, bij welks aanschouwen de vroolijkste gcvoc! 'iis j,\i jiltijd vóóraan staan. Eu juist omdat, dat wat frisschigheid geeft, zijn wij zoo licht vanzins er meer waarde aan te hechten dan eigenlijk wel gepast zou zijn. Een van die meest op den voorgrond tredenden onder onze verstandige irdustrieelen is de directeur dnr Delftsche Gist en Hpiritusfabriek de heer J. ('. van Marken, van wiens hand wij een boekje, ter bespre king kregen 'l i dat een gereeile aanleiding is om over die bovengenoemde waardeering eena wat nauwkeuriger na te denken. Een nadereq'ial licatie is daarvoor noodig van het begrip «verstandig industrieel"; ik wil daarmede ramelijk dit zeggen, dat zulk een verstandig genoeg geweest is in te zien, dat hfct behartigen van de belangen der arbeiders was in het belang zijner industrie. De uitkomsten op verschillende buitenlandsche fabrieken verkregen met den harigen arbeidsdag bijvoorbeeld, uit komsten zoo gunstig, dat iiet niets ie erg is als men onverstandig noemt hen, die de beteekenis van die verkorting niet willen erkennen; de resultaten hier en daar ge bleken van de betaling van degelijke lootien, die een algemeene vtrbptering van de gesteldheid der arbeiders ten gevolge hebben en van nojr. zooveel dingen nu er. die alle zijn voor enkelen een aanwijzing g?'weest om te sturen in dezelfde ikihiino;. En niet /.onder ook zelf succes daarmede te hebben. Men kan immers op twee wijz<n iie productiviteit van den arbeid verhoogen. Door langt-r gebruik te maken van de productie-werktuigen en door die werk tuigen zelf' te verbeteren. De oude methode is de et-rsle en de/.e maakte tu.-schen de li'venlooze en de levende, werktuigen «reen vtTschil. Hoc langer de arbeidt r bli i-t' arbeiden hoe met-r in; voorbracht en vooral lioi-vccl grooter het verschil was lusschen zijn arbeidsproduct en zijn loon. Dat was de meest eenvoudige beschouwing; en'daaiMiu ook zoo vastgegroeid in de voorstelling, dat de tweede methode lael wat moeite heeft in toepassing te: komen. JS'iet wut de levenlooze arbeidsmiddelen betreft. Daarin werd en wordt bijna dage lijks verbetering gebracht. Maar d'e vet bete ring van het arbeidt-middel dat de mensch zelf is, daaraan dacht men niet, voordat die menschzelf erom begon te vragen. liet voordeel is dan ook veel moeilijker in te zien. Wordt de arbeider door korter werktijd, beter loon en diensvolgens betere voeding, kleeding, behuizing en onderrich ting, wel in het algemeen van veel grooter werkkracht, van meer ijver, toewijding en behendigheid, dan blijft de vraag nog of' wat men eenerzijds wint, niet door de grootere uitgaven weer verloren gaat. En dit is ook zeker wel het geval bij arbeid, waar het op de persoonlijkheid van den arbeider weinig aankomt, waar een uitge breide arbeidsverdecling bijv., de te ver richte laak tot een zeer eenvoudige en machinale heeft teruggebracht. Maar dit is niet het geval bij anderen arbeid, die ook maar eenig overleg, nadenken en handigheid eischt: daar opent de betere gesteldheid van den arbeider een nieuwe mogelijkheid tot verbetering van het product, tot inten siever maken der productie. En op den duur is deze verhooging der productiviteit beter Ij L'organisation Sociale dans l'Industrie par .1. C. van Marken. Deuxièrne Edition revue et augmenlóe. Impriruerievan Marken. Delft 1000. en veiliger dan die door verlenging van den arbeidsduur. De arbeiders zijn immers menschen, vatbaar voor uitputting en een maal is de grens bereikt, die bovendien steeds lager moet worden gesteld tengevolge van de krachtsvermindering der geheele klasse, zoo die steeds arbeidt op den hoogsten mogelijkheidsgrens der menschelijke kracht. Er is nog een nadeel, die van het in verzet komen der zoo grof uitgebuite arbeiders. Hoe meer hun exploitatie op het spits gedreven wordt, hoe meer zij verstompen wel is waar, maar ook hoe gevaarlijker hun verzet wordt, omdat het meer gelijk gaat worden aan het wilde en ruwe dierlijke. D.t alles voorkomt de industrieel, die zijn arbeiders als menschen beter laat leven, die tracht hen zooveel mogelijk ie ontwik kelen en materieel in behoorlijken doen te brengen. Hij is in staat zijn productiviteit te verhoogen, en heeft met zijn arbeiders, die het dan toch zoo goed hebben als arbeiders het in deze maatschappelijke ver houdingen hebben kunnen, allicht minder spoedig een cotjllict. Voor dit laatste is zelfs een kleine vermindering der winst geen te groote opoffering. Zoo is het geval nog al grof gestold. Want inderdaad zullen er wel geen werk gevers zijn. die hunne berekening zoo opmaken. Wij leven in een tiid immers van veel en velerlei beweging. De, arbeiders in alle iiidustrieela landen, georganiseerd voor een deel.eischen met klem van redenen hun aandeel in den rnaalschappelijken rijkdom door hen voortgebracht de weten schap geeft aan heel veel van dieredenen, ook zonder het vaak te bedoelen, deze sanctie. Eu als in elk tijdperk waar zoo hevig de klagsenbelangeri met elkaar in botsing komen, is ( r een sterk ontwikkeld sentiment, dat met de verdrukten medelijden heeften rie verdrukkers beklaagt, omdat zij ver drukken muiten. Dit laatste wijst aan in welke kla-se deze gevoeligen toch nog blijven behoortn, en in die klasse is het dan ook even onmogelijk me,t scherpe lijnen af te scheiden, waar het gevoel eindigt en de wetenschap begint, als om dit te doen waar deze laatste overgaat in het klassebelang. In een p°rsoon kan men beurtelings en tegelijk alle drie aanwezig vinden zonder dat men weet welk van de drie bii eenig besluit der doorslag geven zal. En daarom ook zal men bij de verstandige industrieelen nooit kunnen bepalen of zij alleen bestuurd zijn door de belangsredemeriiig boven opgesteld. Allerminst is dat het geval bij den heer van Marken. Wetenschap en sentiment vooral zijn een groote factor bij al hetgeen hij deed en doet. Men kan het hem daarom ook bezwaarlijk ten kwade duiden als men meent, dat het belang weer eens wat meer gesproken heeft. Hij brengt ons zoodoende in een moeilijk parket, wan neer hij zijn werk ter beoordeeling geeft. De achting voor den wetenschappelijke!! gevoelsman komt in strijd met de aan merking op den groot industrieel. Maar dit vooropstellend, mag men veilig dezen laatste laten hooren als men den eerste intact laat. Wat de heer v. Marken gedurende ;!() jaren niet on verpoosden ijver gedaan heeft om van zijn fabriek een modeifabriek te maken is een braaf stuk werk, dat de ver gelijking niet wat van dien aard in het buitenland te zien is, best kan doorstaan. Wat men erover indit boekje vindt geeft ervan een duidelijk en volledig gedocumen teerd overzicht, dat zich door de nette uit voering aangenaam lezen doet en ook inderdaad den gewenschten indruk achterlaaf, dat de sociale organisatie in de industrie Ien voordeele komt van allen die erin betrokken zij:i. Maar de keerzijde van de medaille laat zich niet verdonkeremanen. Het verschijnen van het boekje zelf, dat toch eigenlijk zoo sterk de gedachte aun industrieele reclame opwekt, laat, dit al niet toe liet spijt, ons wel eenigszins voor den liter v. M. dat hij zoo zijn eigen werk komt a.'inpiijzen alsof hij aan zijn fabrikaat daardoor een zekere haul-gout wil geven. De sociaal-ethicus en de handelsman doen elkaar geen goed. En dan is de keerzijde deze, die te vinden is in de spreuk der geheele instelling: ->de fabriek voor allen, allen voor de fabriek.« Het eerste is de sociale organisatie, het tweede de ii-dustriecle txploilaiie. En eene exploihilie van inderdaad modern raffine ment. \Vant die gchccle sociale organisatie, dat stelsel van verzekeringen, wonmgverzorging, opvoedingszorg enz. enz. hoeft, toch geen ander gevolg dan een afhankelijk maken van den arbeider van den werk gever in de hoogste mate. In onze tegen woordige verhoudingen is dat zelfs dooi' mede oordeeien der arbeiders niet te ver helpen omdat steeds de economische afhat.kelijkheid blijft beslaan. Het systeem moge in speciale gevallen goed \vci ken, als ,-v.-teem is ht-l toch nu l hel hoogste belang van d f n ;:ri)eider: zij;; volkomen mensch wezen, in .-nijd. liet scheidt, den arbeider van zijn klasse genooien en brengt hem tegen ',M! en dank in ten afgesloten kleine gioep, die de veihe!ti;ig (K-r lgemeyne arbeiders-beweging niet kent tn niet mag kun.en. De niodelfabritk begaat daardoor aan de aibeiders ten zedehjken moord. Immers het doel van hel ai ht-idersleven is niet het .dien voor de fabriek" maar (ie fabriek voor aller leven, wut nog iets anders is dan de-'fabriek voor allen-van het devies! Hoe materieel goed een aantal arbeiders het ook hebben kan, hoe tevreden zij ook zijn mogen, toch is deze sociale organisatie uit den booze omdat ze den strijd dei' geheele arbeidersklasse naar betere levens voorwaarden, geducht verzwakt. Want ze /et op een bepaalde plaats een grens en de verbeteringen, die de arbeiders wenuchen zijn juist daardoor verbeteringen, dat zij geen grens hebben. Zoo ziet men, dat men slechts zal kunnen wenschen dat, alle fabrieken niodelfabrieken waren, indien het belang medebrengt aan den wonsch der arbeiders op een gegeven oogenblik verdere inwilliging te weigeren, Maar, dat zij dan ook van het, hooger standpunt lang zoo mooi niet zijn, als zij wel lijken. Dit is evenwel een zeer nuttige kant ervan, dat zij in concreto laten zien, dat menige arbeiders-eiseh reeds nu best uit voerbaar is. En zoo levert dit boekje het zijne ruimschoots aan dergelijk materiaal. De frisKche roode lap iu de bon te lappen deken is dus werkelijk heel weinig mér dan het werk van een scherpziend indus trieel, scherpziend ook waar het betreft het belang van die klasse, op wie een heele roode deken toch maar denzelfden invloed blijft hebben als op een stier in 't weiland. H. MtiiiiiiitiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiutiiiiiiMni Beuoit, t Wederom is een der groote meesters ons ontvallen. Peter Bènoit, de beroemde Vlaamsche componist is Vrijdag 8 Maart, 's morgens om half vijf na een langdurig lijden in den ouderdom van 67 jaren bezweken. E«n groot figuur is met hem heen gegaan ! Een man met een krachtige, domineerend persoonlijkheid een kunstenaar, die streed voor zijn landstaal, in een tijd dat geen musi cus uit Vlaanderen dacht aan een eigen Vlaamsche kunst, in een tijd waarin men voor het Nederlandsen slechts minachting over had en spot! Gelukkig is dat nu arders geworden heel anders! Maar voor een niet gering gedeelte is dat juist te danken aan Bènoit. Den 17en Augustus 1834 werd hij geboren te Harelbeke in Vlaanderen. Reeds vroeg openbaarde zich zijn muzikale aard en hij be hoefde niet veel tegenstand te overwinnen om zijn vader over te halen, hem riet als school meester te doen opleiden, gelijk aanvankelijk het plan was, maar hem naar Brmsel te zen den onder de leiding van den beroemden musicoloog en theoretiker F. J. Fetis. Deze zag in den jorgen Bènoit al ras zijn buitengewonen aanleg en legde alles a«n den dag dien zoo sos'd mngelijk t« ontwikkelen. In Ib57 behaalde Henoit aan het Brusselsche Conservatoire den J'ri.i' de Home met de cintate Ie meurtre d'Abel". In tegenstelling met de tot dan toe meestÉl gevolgde gewoonte om nasr Italiëte gaan, besloot Bènoit zijn stipendium te gebruiken om in Duitschland L°ipzig, Dresden, Praag, Weenen zijne studiën voort te zetten. Keeds het feit, dat hij zich bewust was, daar heen te moeten gaan, pleit voor den scherpen blik dien Bènoit destijds reeds bezat. Het vaderland van Schumann en Wagner het land d^t een Bach en een Beethoven had voortgebracht zou den jongen en ernstigen kunstenaar meer bieden dan het knd, hetwelk zijn Palestrina verloochende tn onder de duitsche kunstenaars placht te rang-chikken. Van bui tengewoon grooten invloed op zijn toekomst is dan ook Benoit's verblijf in Duitschlar.d gewee<t. Maar toch heeft 2ijne originaliteit er ni'it onder geleden en geenszins is Bü,:oit een navolger geworden Cer straks opgenoemde kunstenaars. J-i den eers'en tijd, na zijn terugkeer uit Duitschland, trad zyn vlaamsche zin nog niet op den voorgrond. Il?t w ren hoofdzakelijk iransche teksten, die hem aanspoorden tot de compos'tie, o a. Ie rui r/cs Aulnts, een za,"gsj)"l dat ook te Brussel werd uil gevoerd. Xijne (,>nu<li'ilut/ie rtlii/inne'' is een werk van grooter beteekenis Zijn vroejere leermeester Fétis zegt van hom, met liet oog op deze compositie hèjeune artisïe marche d:un unc voie ipii est la sienne et n'accepte uas l'autori',éde la traditio >. La fugue du ('n'-lu est un oeuvre cic m»i re, eii Ion remïrijuo partout une force de conct p'ion tl es rare". In l H b L' werd Behoit kapelmeester te Parijs aan het Ttéitre de< boutfes pirisii-ns" hetwelk dojr den operetter.c.miponir-t Olionbach gehuurd \v;is o:n zijn vruolijke wijsjcs aan den man te brei gen. Ais een voorbeeld van goede versiandhou ling (u-scatn kapelmeester en orcbe.itluden, moge di ;nen het feit, dat de laa sten ge iuremii; de tus chonbedrijï'en der operettes /'eh bezig hielden nirt het doornimen \au onoit's <t>i<tnlnlot/it! rclii/icine ir. den caveau"' o.'der het theater. In lh(>7 stichtte Bcnoit te Antwerpen de Vlaamsche Muziekschool", eene inrichting d e den meester Hei was gelijk niets anders ter wereld. Voor een paar jaren had hij het voorrecht, na tal van vergeefsche pogingen en bittere teleur stellingen, zijn inrichting gepromoveerd te zien tot Koninklijk Conservatorium". Buitengewoon groot is het aantal leerlingen dat door Bènoit is gevormd. Ik wil slechts noemen de componisten: jan Blockx, Emil Wambach. Frank v. d. Stuckeir, Edward Blaes, Lodewijk Mortelinans, den ook hier te lande bekenden diri gent Edward Keuwels enz. enz. Maar niet al leen op zijne leerlingen oefende Bènoit grooten invloed uit, ook F. A. Gevaert, van Gheluwe, (ius!ave Kuberti. Willem de Mol e a. begonnen op zijn voorbeeld in de Vlaamsche taal te, componeeren en schonken der muzikale wereld werken, die als een groote aanwinst voor de muziekhtteratuur mogen beschouwd worden. Aanvankelijk was het vooral de dichter Ernmanuel Hiel, wiens poëzie grooten induik maakte op Bènoit. De Jknder-Licdekens van Hiel werden door onzen meester getoonzet'', zooals onze zuidelijke broeders zeggen, en met veel bijval begroet. Hiel zelf was er zóó zeer mede ingenomen, dat hij een oratorium voor Bènoit componeeide Lucifer", welk werk bij zijne eerste uitvoering te Brussel een schitterenden triomf behaalde. Later werd de Lucifer" door Heinze op ee;i der Vincentiusconcerten alhieiuitgevoerd. Als ik mij goed herinner was dit het eerste werk van der vlaamschen toon

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl