Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
: 1238
philosophie, zyne beschouwingen geeft over
de machten van het bestaan;
»Een is er die aanzet, beroert, de schokken
geeft... hoe haar ta noemen ? geest,.. Ie
génie de la vie, par exemple... maar daar is
die andere, die alles wil bestendigen, eindigen,
l'intelligence... Nauw geeft de een beweging,
subitement l'autre se dresse, slaat het willende
in haar sterke handen ... Bon ... doch be
dachtzaam ... fatalement trop ... houdt zij het
aan den grond vast... Bon ... mais voila
encore une fóis Ie mouvement fax ...
Als er wordt beweerd, dat in den schilder
Van Looy ien schryver kan herkend worden
en omgekeerd, dan zou nader preciceerend
gezegd kunnen worden: in zyn proza ontdekt
men de visie van den schilder, in zy'n schil
derijen de gedachte van den schrijver.
Maar met al deze gevolgtrekkingen moeten
we toch, zooals ik hierboven reeds zei, in
dachtig blyven, dat van Looy als schilder toch
ook deugdelijk beteekenis heeft. Er zyri hier
verschillende werken die getuigen, dat er
stonden zyn waarin hy zich zonder vooropzet
van een al te gewikte strekking met volle
overgave aan de kunst van schilderen om
haar zelve, geeft, als zyn arbeid vordert door
het voortdurend ontdekken van nieuwe ver
rassingen. En dan ontwikkelt hij een ver
bazende kracht. Dan levert hy werkstukken
waarin hy zich onwrikbaar vastklampt aan de
meest verborgen bewegingen die zyn oog in
de verschijning van een brok natuur kan
naspeuren; schilderyen die in kleur geslepen
schynen op graniet, eerder dan gepenseeld op
het buigzame doek. Zijn volharding kan dan
wel van y'zer genoemd worden, zyn bevatte
lijkheid voor een oneindigheid van
kleurdétails nooit bezwymend in uitputting; dan
vult hy een groot vierkant geheel met
OostIndische kers, of een wijden voorgrond met
een weelderig bloembed m n gamma van
paars; maar dat zyn juist de thema's waar
mee hy, door immer aangepeesden arbeid, de
meest verbazingwekkende proeven van zyn
schilderstalent geleverd heeft. Men denkt
daarbij even aan een bloemstuk van Roelandt
Savery.
Zoo blijft ook »Avondbrood" hoezeer dan ge
steund door vreemde invloeden, een scbildery
tusschen zijn oeuvre van kloek gehalte, en
heeft zyn massieve kleur in andere dingen
soms meer substantie, dan die by Courbet.
Maar voornamelyk toch is Van Looy te
genieten in zyn teekeningen, uitgezonderd die,
welke in een teekenklas-aehtige factuur met zwart
krijt, op al te gewilde wijze een sujet uitzeggen.
Maar de frisdche met kleur verlevendigde
teekening» Appel bloesein"dei.loedryke impressie
vai een straat met vlaggen, de fijne indicatie's
van zonlicht spelingen in een bosch, doen ons
dra de tamheid van die andere vergeten. En
tallooze krabbels en schetsen komen dan in
't gevolg; verschillende geven in een klein
bestek met matige zwartkrytlyntjes een illusie,
voller uilgezongen vaak, dan de doorzwoegde
groote werken, die daarop soms gebouwd zyn.
Daar zyn zeer compleete dingen by; maar
toch ook wel weer lynteekeningen, die al te
onverhoeds ontsnapt zyn aan een zeer geoefende
hand. Onder de studie's van de maaiers is in
zyn ongedwongenheid van pose No. 77 wellicht
nog de beste. Van de reizen veel meegebracht
zyn er verder een menigte schetsen, en daar
onder bevinden zich zooveel luchtige krabbels,
by?. het schui'je met al die menschen op den
walkant, en daaronder die mooi gesloten en
gave teekening, ('k geloof het dek van een
schip, dicht bevolkt) die wel 't duidelykst de
de openbaring kunnen brengen van een
geniaalaangelegde, als Van Looy in zyn geheele kunst
uiting werkelyk is.
W. STEENHOFÏ.
Prenten.
We ontvingen ter aankondiging den catalogus
van een collectie prenten, die'21?22 Maart a.s.
zal geveild worden, en tot aan Woensdag
geëxposeerd zal zyn in »Pulchri Studio" te
's Gravei hage. De collectie is nog al uitgebreid
en zoowel oude als nieuwe meesters zyn daarin
vertegenwoordigd. Daar zijn houtsneden van
Dürer, Cranach, Hieronymus Bosch, prenten van
verscheidene beroemdheden in de oud-Holl.
graveerkunst als Blooteling, Galle, Delft', de Gheyn,
Goltzius, (fan deze de bekende serie van twaalf
prenten, die, aaneengevoegd, verbeelden den
ly'kstoet van Prins Willem I), Jacob Cornelisz, Lucas
van Ley.ien, Matham, Suyderhoet, Visscher e.a ;
maar ook litographiën van Daumier, Gericault;
HHmmlIllllllllllllllinlIlmlttlMIIIHIIHIIIIIHIIIIIIIIMlnlIIIIMIIIUIIIIIIIII
op en legt het op de tafel; hij kijkt met studie toe).
Hu. Je beeft.
Zu IK deck er niet aan.
Hu. Ik heb 't gezien.
Zu. Je verbeeldt het je.
Hu. Nee nee ik heb 't gezien. Je
beefde toen je 't boek op de tafel Jegde.
Zu, (keert zich driftig om) Nu, geloof dan
wat JB wilt I En laat me met rust alsjeblieft,
anders komen we rooit weg.
HIJ. Denk je dat ik onder die omstandig
heden uit ga ?
Zu. Wat zeg je ?
Hu. Ik blijf thuis.
Zu. Je zult wel wijzer wezen.
Hu. Ik bén niet wyzer.
Zu. Dan ga 'k alleen.
Hu. Naar hém zeker.
Zu. Wie hém?
Hu. Werther.
Zu. Hendrik, nu waarschuw ik je. Maak
me als-jebliefc niet kokend. ? Je bent onuit
staanbaar! Welken hoed zou 'k opzetten?
Hu. Kan me niet schelen.
Zu. Krijg de hoedendoos 's uit de kast.
Hu. Krijg 'm zelf.
Zu. Goed, ik zal 'm wel krijgen. (Neemt.
de doos uit de wandkast, laat de deur daarvan
openstaan, past den hoed voor den spiegel.)
Hu, (zucht) He, hel
Zu. Hoe staat die?
Hu. Goed.
Zij. Kry'g die andere doos eens.
Hu, (voor de kast) Deze ?
Zu. Nee, die andere, daar boven.
Hu, (geeft de doos aan) Hier, pak aan.
Zu, (past op) Hoe staat me deze?
Hu. Prachtig! Subliem!
Zu. Nu geen gekheid.
Hu. Ik maak geen gekheid. Hy staat prachtig.
Zu, (zet den anderen hoed op) Of deze?
Hu. Staat ook goed.
Zu. Ik word niet wy'zer van je. Welke staat
nu beter, die of die? (past om de beurt beide
hoeden op.)
Hu, Ze staan allebei goed. Ze staan je
allerliefst da! Maar maak af.
Zu. Ik dacht dat je niet meer ging.
Hu. Ik? Wie heeft dat gezegd?
Zu. Jy.
Hu. O, dan heb ik me vergist.
Zu. Dus deze ? (past weer een van de hoeden
etsen van Fortuny, Goya, Bracquemond, Jules
de Goncourt, Fragonard, behalve nog enkele
oorspronkelijke teekeningen en verscheidene
reproductie's. Dit al is nog maar een losse
greep uit den grooten hoop, waarby nog wel
vermeld mag worden een prent van Marten
Schöngauer, die als een zeer zeldzaam exem
plaar wordt aangeduid. Enkele nummers zyn
in den catalogus gereproduceerd, en de op
merkelijkste daarvan is een prent van Lucas
van Leyden, voorstellend Christus aan het
volk vertoond. Voor de verzamelaars is hier
dus allicht wat van hun gading te vinden.
W. S.
Libre estülip.
1?31 Maart.
Achtste »uitzet« kan men in goed
Nederlandsch zeggen; »tentoontoonstelling« is plech
tiger en vele Vlamingen spreken en schryven:
»Ekspozisie«. Leve de vrijheid! Men kieze;
als men maar niet onverstaanbaar wordt. »Libre
esthétique» verstaat de schryver dezes slechts
half. De Engelsche behangers en verwers
spreken tegenwoordig veel van »esthetic style«,
hetgeen zooveel zeggen wil als byeensteiling
van lijnen en kleuren, waaraan het oog der
twintigste eeuw niet gewoon is; esthetic schy'nt
in de plaats getreden niet alleen van conven
tioneel, doch ook van harmonisch. Dat mag
eene zonderlinge dwaling schynen, maar Libre
esthétiqtte trekt er werkdadig partij voor.
Maar, sakkerloot, 't is als ware het eene
nieuwe ontdekking, dat de schoonheid of't
esthetische in de natuur op velerlei wyze en
vry kan en mag worden uitgedrukt.
Dat is geene kunstrichting; dat is een bluf,
een woordenspel, evenals hbre pensee en zoo
vele andere zoogenaamde libertés, 1) die elk
een bezit.
't Is eigenaardig, dat op de lange lijst der
protecteurs, de leden van het beroepshof het
sterkst vertegenwoordigd, als ware het oordeel
onverbiddelijk geveld over de waarde der Libres
esihéticiens, en dat geen andere kunstenaars op
de lijst voorkomen dan de (groote) violist,
Ysaie, behalve enkele «hommes de lettres».
Wat daarvan de oorzaak moge wezen, is voor
de waarde van de »ekspozisie« onverschillig.
Hier worden niet alleen, in 560 nummers,
schilderen, teekeningen en dergelijke vertoont;
men vindt er ook goud- en zilverwerk, cera
miek, enz., bijvoorbeeld van L'Amstelhoek te
Amsterdam, Auguste Feys, te Brussel,
kristalwerk, boekbanden, enz.
De eerste blik door de zalen geworpen, ver
raadt ons al dadelyk dat de meeste inzenders
nog niet afgeweken zyn van den weg, welke
voor de »esthétiqtie« een waarlyk verderfelijke
is, namely'k de zucht, om met zoo weinig
teekening (goede teekening) als mogelijk is de
meeste bontheid van kleuren te doen schitteren,
er. van de andere zijde in het bijwerk nu
weer eene onachtzaamheid te toonen die de
begoocheling der lijnen volstrekt verhindert,
of achtergronden te schilderen, die door hunne
gepomtilleerde aanmatiging het voorgestelde
beeld als vernietigen
Het spreekt van zelf dat hierop gelukkige
uitzonderingen bestaan. Maar velen, welke den
ingeslagen weg niet wilden volgen, hebben zich
by deze gelegenheid terug gehouden.
Naar de uitgebreidheid zijn de werken van
Canstat.tijn Meunier, beeldhouw- en schilder
werk Les mineurs ? en Dems Le Christ aux
enfants met een paar andere, b.v. van den
zelfde 9 portretten, levensgroot op een enkel
doek Hommage a Cèzanne in de eerste
plaats te noemen.
Wij kennen den talentvoüen Meunier van
ouds en stellen zy'n beeldwerk van gezond
realisme in nauwkeurige teekening boven zijn
schilderwerk, waaraan ('t is zonderling!) de
teekening wel eens faalt en waaraan de kleur
toch meer schaadt dan baat.
De franschman kan ons met zijne »Laat de
kinderen tot mij komen" niet boeien, al is
het nog zoo goed gemeend. Eene groote figuur
in eene soort van licht grijze morgerjapon,
diep voorover gebogen naar een kinderkop,
daarvoor een naakt kindeke, gezeten op den
grond, in een veld, waar een groep personen,
met neigend hoofd, maar zonder uidrukking
rond staat; dan in verste verte een hoop
1} Libre entree wordt in Libre esthétique niet
toegestaan; men betaalt twee franken iuclusive
een klein 12' brochuurtja van 45 half
volgedrukte bladzyden.
op, staat zich lang voor den spiegel te bekijken,
s .t dan den anderen op, legt den eersten in
de doos en zet die weg )
Hu, (gaat lui in den hingen stoel liggen,
rekt zich uit, staat op, loopt neuriënd heen
en weer.)
Zu. Zeg man!
(stilstaande). Ja?
Jij bent ook gauw door je verdriet heen.
Verdriet ?
Weet je wat ik geloof?
Wat geloof je ?
Och niets.
Dat is niet veel.
Je geeft niets meer om me.
Hoe kom je daarbij ?
Ik heb 't al lang gemerkt, je bent veel
Hu,
Zu.
Hu.
Zu
Hu.
Zu.
Hu.
Zu.
Hu.
Zu.
onverschilliger dan vroeger.
Hu, (ironisch). Wél l
Zu, (bijna weenend). Ja, wel!
HIJ, (aanhalig). Maar poes, hoe kom je erbij?
Zu. Blijf van me af! Ik wil je
aanhaligheden niet. Sinds we getrouwd zijn, ben je
heel anders geworden, heel anders. Je houdt
niet meer van me.
Hu. Maar... .
Zu. Hou je mond maar. Nee, kom niet
aan me! Denk je, dat ik 't niet gezien heb?
En daar straks dan.
Hu. Daar straks?
Zu. Zie je, jij bent het al weer heelemaal
vergeten. Als je van me gehouden hadt, zou
je 't zoo gauw niet vergeten zijn. Zóó verdenk
je me van ontrouw en 't volgende oogenblik
zit je te zingen. (huilt) O ik ben zoo on
gelukkig! ik ben zoo ongelukkig!
Hu. Maar maar wat wou je dan ?
Zu. Wat ik wou ? Je hadt razend moeten
wezen, kokend, wanhopig. Je hadt me moeten
vermoorden, vernielen, doodschoppen van jaloe
zie. Je hadt me rekenschap moeten vragen,
niet maar uit de aardigheid, maar zooals een
man zijn vrouw rekenschap vraagt, die hij ver
denkt. Als je van me hield, hadt je een scène
gemaakt, dat de buren bij elkaar geloopen
waren om te zien wat er gebeurde. Je hadt
me in huis opgesloten en was uitgegaan om
den man te zoeken, dien j e dacht dat.... Maar
nee, niets daarvan! Een storm in een glas
water, en nog geen vijf minuten later zit je
te zingen. Je houdt niet van me je
houdt niet van me! O-o-o-o! (snikt).
kindertjes in zondagskleederen, bij wie de
perspectief (?) de kleinheid niet verontschul
digt, de zon grillig met plakaten door de
bladeren schietend on aan het geheel den
samenhang ontnemend, alles geschilderd in
zedigen, zachten toon, in vrij goede teekening
en levensgrootte, 4 kwadraat meter, zoodanig
is de schilderij van Maurice Denis, waarnevens
(o, kiesch gevoel) opgehangen is van denzelf
den meester een »baigneuses", paarsch en geel,
alle begoocheling van het groote werk storend.
Voorzeker onder de portretten zijn er een
zeker getal, welke geene inspanning toonen
om oorspronkelijk te schijnen. In 't algemeen
zyn zij met eene zekere gematigdheid behan
deld ; dit geldt vooral van de beeltenissen
geleverd door den Parijzenaar (?) Theo van
Rysselberghe, die er een twaalftal leverde,
namely'k manskoppen. Doch hy vervaardigde
ook ander werk met verblindende pointillage
als achtergrond, bonte zeilen op eene geele
zee, enz. enz. Van de vrouwenportretten zyn
er enkele aannemelijk, doch de meeste dames
toonen eene vettige huid, die men zou willen
afwasschen, zoo bij voorbeeld die van Henri
Huklenbrok, doch in vuilheid van huid wordt
züovertroffen door haren buurman uit Genève
(Hodler) in zijn Reveil, eene naakte mans
figuur op halve grootte, vry vies.
't Is ook onverklaarbaar, hoe, gelijk in Leiden,
sommigen aan hunne vrouwenportretten bont
gespikkelden achtergrond geven, die de laatste
fijnheid der figuur vernietigt. Geel, rood en
blauw doet zich Denis Knfant Jéius voor, als
een blad uit een kinderen-prentenboek.
Onder de landschappen is het. onmogelijk
het werk van Claus voorbij te .uien. .. Het
minst pritentieuse doek (128) 'Hei gesloten
boerenhuis wekte het meest ons medegevoel.
Zijn grootste werk is De oude (reusachtige) eik,
krachtig, ja zelfs majestueus, doch wij kunnen
in dat schelle geel -en rood, de verlichting
door de zon (waarvoor Claus gehuldigd wordt)
niet terug vinden, evenmin als wij de blauw
in blauw gespikkelde schildering van den be
kenden H. E. Cross kunnen bewonderen.
Het tentoongestelde vaatwerk, meest naar
oude modellen, verdient voor de factuur onze
erkentelijkheid, doch biedt weinig nieuws, de
gouden en zilveren sieraden, ketens, spangen,
enz. enz. zyn alsmede te prijzen, wegens den
arbeid, maar als stijl staan zij beneden peil.
Men zoekt naar nieuwe vormen, maar heeft
van harmonie geen recht begrip. Men kan van
de Munchener Secessionisten nog veel leeren, al
was het ook maar uit de portretten van Stuck.
Leuven, België. P. ALBERD. THUM.
'imiiiiiiimiimi
Boet en T
De Gids
In de Gids een breed-uitgewerkte schets van
Stijn Streuvels: het boeren-leven langs de wegen,
het stoere werken op 't veld, het op en neer
gaan met paarden, het naarstig ploeteren onder
gloeiende zon aantrekkelijk mooi werk, zuiver
van eigen aandoening-, mooi vaa sfeer, een rijke
woordendracht, zinnen die zwellen, zwellen even
als in 't voorjaar de knoppen, de vruchten aan
de boomen en waarbij dan nog komt een
eerlijke observatie, voorwaar geen geringe kwa
liteiten ! Maar, maar, in deze schets, evenals
in al zijn werk blijven zij a fouten, fouten welis
waar gering tegen zooveel deugden, maar die
op den duur zich znllei iaten gelden.
Wat is de auteur gelukkig, die naast lof en
waardeering, ter rechter tijd zijn deel bekomt
van dieptr gaande, juister slaande, desnoods
nijd'ge toets! Dat sterkt en maakt den geest
scherp!
Er zijn zooveel mooie talenten geschaad door
overmatige hulde en al mag men aannemen, dat
Streuvels' gaven over-vloedig genoeg zulleu
blijken om de gebreken te beschaduwen, toch
doe t het nu al pijnlijk aan te ontwaren, dat hij
zich maar laat vlotten. Zijn werk wint wel in
lengte, wel in breedte, maar niet in diepte. Br
is wei glans, rnaar geen lijn en geen binten,
slechts fragmentarisch-mooi. Dtze schets is er
weer een bewijs van. Ik heb tot mijn spijt
hier geen ruimte tot arguuienteeren. Wellicht
later!
Dan in de au.: een aantal verzen van Carel
Scharterj, uit zijn !e verschijnen de Aarde
der Symöolen"; een waardeereude beschouwing
van prof. A. G. vau Hamel over de frausclie
bewerking van 't oude Tribtan en Yseult-verhaal
van Joseph Bédier en ook een vervolgstuk
(het wordt zoo langzamerhand een zeer
omvangUIMIIIIJIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIMKM
Hu, (troostend). Maar kindje
Zu. Weg zeg ik je, weg met je schijnheilig
heid! Ik laat me niet langer trappen! Ik laat
me niet langer a's 'n kind behai delnn ! Dat
is uit. Ik bim je vrouw en ik verlang dat je
me respecteer1.
Uu. Dat doe ik.
Zu. Nee, dat doe je niet. Als je me ver
denkt van ontrouw, zul je doen wat iedere
man doet in zoo'n geval. Dat vorder ik van
je, dat is mijn recht.
Hu. Is dat je recht?.... Een raar recht,
dunkt me.
7u. En anders hou je niet van me.
Hu. Maar. ... is 't dan waar?
Zu, (itoedend) Of 't waar is? Ook dat
nog! Xee na i'irlijk is 't niet waar. Natuurlijk
niet. Maar dat weet. jij toch niet, hè, hèV dat
weet jij toch niet. Jy verdenkt me toch, niet
waar? Jij ziet toch dat boek, die Werther,
en jij denkt er toch het jouwe van! En als ik
je zeg, dat 't onzin is, dan geloof je me toch
niet, wel? Zoo doet geen rechtgeaard man.
Je beleedigt me met je goedgeloovigheidl
Sta me niet zoo aan te kijken!
Hu, (stupide) Ik begryp er niets van.
Zu. Nee natuurlijk begrijp jij me niet.
't Zou wel wonder wezen als je me begreep.
Nooit heb j; me begrepen, nooit. Dat komt
omdat ik niets iLeer voor je ben, omdat ik je
onverschillig ben. Ontken 't niet, ik weet het
wel. De aardigheid is er al lang af bij je. En
dan drie maanden getrouwd! Zooveel geld
had ik toch niet.
Hu. Geld?
Zu. Natuurlijk, je houdt niet van me, je
hebt me genomen om mijn geld, om dat beetje
geld wat ik had. Had ik maar niets gehad,
dan had iemand tenminste nog van me gehou
den om mijzelf.
Hu. Die Werther zeker.
Zu. Zeker, nu moet je de schuld nog op
mij gooien. Beul!
IIu. De schuld op jouw gooien? Wie heeft
er schuld van ons beide! Maar als je denkt
dat ik 't langer verdraag, heb je 't mis. Kort
en goed, wat is er van aan.
Zu. Waarvan ?
Hu. Van die geschiedenis met dat boek.
Zu. Heel handig! En met wie bedrieg
jij me ?
IIu. Ik ?
rijke studie) vaa dr. W. G. C. Byvanck over de
Hamlet, eigenlijk over de geheele Shakespsare,
de veranderingen in den tekst, het omwerken
van zijn drama's en daarmede in verband de
eigen veranderingen in den dichter, zooals
dr. Bijvanck die ziet.
Een zeer symphathiek opstel is er van den
artistiek-aaugelegden R. P. J. Tutein Nolthenius,
die drie werken bespreekt over Nederlandsche
oudheden en wel dat van G. van Arkel en
A. W. Weismann over Noord-Holland, van J.
A. Mulock Houwer, over oud-Deventer en van
Mr. J. C. Overvüorde oude gebouwen Dordrecht.
Er huist in dezeu iugeuieur een deugdelijk
kunstgevoel en ook een Hollandsen hart, al
schimpt hij zija landgeuooten wel eens de
waarheid.
Aan het eind van dit eerste opstel, wat nog
door een tweede zal wor.ien gevolgd, een opstel
met stuwkracht f rin, doet hij een beroep op de
vrouwen *an 't Guoi, op de vrouwen van Neder
land, ooi aan te koopt n //Het Tiompenhuis",
als dat ter veiling komt, tot ten
herinneringshu s aan onze zeehelden, eveua s in Amerika de
damts of Mount-Vernon" deden, die aankochten
en trouw onderhouden Let hoog op den heuvel,
aan de Puntomac-rivier, gelegen buitenverblijf
van Washington, waarlangs geen schip vaart
zouder etn eertsaluut te brengen.
Dat. Tronip nburg te vullen niet wat overbleef
van onze zee glorie, waar bij OLS de meeste helden
op wtiuig mter dan graftcekens kuunen wijzen.
Dat Troaipenburg tevens, als het ongerepte
woonhuis vau een onzer grootste admiralen,
arme Tromp, zoo onbegrepen, slechts i aar waarde
geschat buiten Nedeiland, door de vijanden van
ons gemeentebest, wien zijn slagen nog jeuken,
dat buis teirenseen voortreffelijk voorbeeld, zegt
de heer Noltheuius, uit den besten tijd onzer
bouwkunst.
Dan is er nog van den heer A. A. W.
Hubrecht een opstel over de mutatie-theorie van
Prof. Hugo de Vries, eu waai in wordt omlijnd
welke ophelderingen diens arbeid ons gebracht
heeft en wat nog onbeslist overbleef.
In de Letterkundige Kroniek wordt bespro
ken ,Heuri Borel's Vlindertje," waarbij het
woord Haagsche roman weer een veertje moet
laten. Mr. J. N. van Hall geeft den heer
Borel den raait om voor ernstig werk zich tijd
te geven, opdat het een laager leven beschoren
zij dan een vlinderleven.
Mr. Heiiri Viotta bespreekt //Histoire de la
Musique en Hollande van AlOert Soubies," het
deel van 't gruote werk over de ontwikkeling
der toonkunst, wat door de Erantche Academie
werd bekroond en dus voor ons naast het
muzika e ook van nationale interesse.
* *
*
De Nieuwe Gids.
We zijn gewoon geraakt //De Nieuwe Gids"
in zijn laatste reeksen als een tijdschrift van
dichters te zien, zóó zelfs dat we ons al ver
bazen als er nu eens wat veel proza in
voorkomt. Men kan nog zoo op gewoonte en
konventie schelden, ze heeft je toe'i altijd te pakkiu.
J. Keddiiigius opjat het proza met een niet
volkomen-klare, maar toch wel goed-geziene en
goed-gevoelde, aargeduifde schets van jongens
in hun groen-periode.
Van Jeanne R-yneke van Stuwe een gedeelte
van een schets, of van een roman, LOg niet na
te gaan en waardoor dus ook een meeuiug
moet worden opgeschort.
Dan een gedeelte van het drama van Hora
Adeina's Een dissonant."
Een klein mooi brok proza, een brokstuk op
zicazelf, het lezen waard, is dat gedeelte uit
//Geertje" van Johau de Meester;
dadelijkdoend, heel fijn, die aanvoeliuger, van Geertje
voor dien mijnheer zuivere analyse.
Kloos' proza richt zich o?er Eiiuoreit", liet
primitieve drama, op 't coi!gres te Dordreclit
opgevoerd, nu verschenen als eerste werk in
de reeks //Van alle tijden", oudtT redactie van
C. G. Kaakebeen en Jan Ligthart. Men moet,
zegt Kloos, deze echt-primitieve, deze diep-in
hoogst ernstig gemeende, n aar voor den
hedendaagscliea geest h.cr-en-daar een
heel-kleiEt.kje komieke kunst in geeuen deele zien, en
allerminst beoordeelcn met ous mojerue begrip
eu gevoel. Want dan lijkt zij wel wat onbe
holpen en onbenullig, ten halve droog en ten
halve ouuoozel, zouder veel verheffing of diepte.
De meuacüehjke geest is in u l die eeuwen, zou
men zeggen, heel wat veruimd, verbreed en
verhoogd. Maar laten wij weer eens een
oogenblik, worden, wat wij in ons eigenlijke, ons
diepste biniieust toch altijd blijven en
eeuwigduurzaam z ij n, laten wij voor ons eigen
immiii iiniiiiiiiiiiim
Zu. Ja jij 'k Weet er alles van.
Uu. Dan hoet je niet ineer te vragen.
Zu. Is 't soms niet waar? Eerst heb je
geflirt met Anna Langerhuizen, en toen met
Kuos Everwijn, en toen met Nelly Iloogendoorn.
Ja, ik ken je liefjes wel, ik weet wat voor
vlinder je geweest bent. Maar die hadden
heelemaal niets, en toen heb je mij maar ge
nomen ....
I u O ja ....
Zu. Ooi mijn geld. En dan heb je na
tuurlijk nog een portie onbikenden op je kerf
stok. Je bent een Don Juan geweest vóór je
trouw-n, en nu, denk je dat ik geloof dat 't
uit is? Bah! (opeens heel lie/tig) Je bedriegt me !
Hu. Jij bedriegt mij !
Zu. Je bedriegt me! Je gaat 's avonds
allén uit, met vrienden zeg je, jawel. Je
hebt kaartavondjes, waar il niet komen mag,
heerenpartijtjes met verboden toegang voor
dames. Verleden week bleef je tot drie uur
in den nacht weg, omdat je een vriend tegen
gekomen was. 'n Gek die 't gelooft.
Hu. Die goeie Jansen !
Zu. Zoo, had dien goeien Jansen dan hier
gebracht. Je bedriegt me ! Je bedriegt me !
Hu. En jij mij, dan zijn we quitte.
Zu Dat .... dat lieg je !
Hu. Ik zou je beleedigen als ik 't dacht.
Zu. Je .... je .... O-o-o-o wat ben ik
ongelukkig !
Hu. Hoor eens even, die kuren van jou
vervelen me. K eed je aan en ga mee. Ze zit
ten op ons te wachten.
Zu. 'k GJi niet de deur uit.
Hu. Ga dan niet !
Zu. 'k Ga ook niet ! (zet haar hoed af)
Hu. Hemeltje doe nu niet die boel at, an
ders duurt 't nog een uur vóór we klaar zijn.
Zu. 't Kan me niet schelen ! 't Kan me
niet schelen. Ik lilijf hier; ik ga niet weg.
(houdt htt hoofd met de handen vast) O, ik
word gek, ik word gek !
Hu. (staat een oogenblik besluiteloos, komt
dan met een glas water aandragen) Hier, drink
wat, Marie ! Marietje ! Toe poppetje drink eens
wat. (woedend) Laat staan dan ! Hen ik eigen
lijk niet mal ? Jij bent de schuld van alles.
Laat jij je niet door onbekende heertjes boeken
als touvernir geven. En dan nog wel zulke
boeken .... zulke .... (gooit het weer ni/jdig
op den grond) zulk tuig ! zulke verliefde
apengenoegen, weer eens worden kinderen,
menschenkinderen, zonder eenige statie van aan
geleerd-weten, van wijs-redeneerende
iLtelligentie, zonder eenige bevooroordeeling, welke ook
en lees dan den Esmoreit.
Tusschen dit proza, zijn verzen van Kloos
en een enkele van den nieuwen dichter J. H.
de Veer.
* *
#
Elzevier's Maandschrift,
In ^Elzevier" een verrassing, een nog
verstokengebleven schets van den zoo vroeg over
leden S. G. van der Vijgh Jr., mooi, pittig,
kleurig werk, maar nog met de
onbeholpenheden (vooral herhalingen) van den beginner.
Hoe is deze schets hier blijven liggen, terwijl
zijn werk verzameld en uitgegeven werd onder
de hoede van zijn vriend Henri M. Dekking?
Wist die er niets van af en wist Elzevier niet,
dat de bundel zou verschijnen ? Het is nu maar
te hopen, dat het boekje spoedig mag zijn uit
verkocht, zoodat bij tweeden druk deze schets
zal kunnen gevoegd worden. Zij hoort in
die serie Werkers".
Van J. Tersteeg een essay-achtige schets
Storm en Drang." Uit elkaar geslagen,
verpieterd" of zoo iets zou beter zijn geweest,
want van storm eu drang is maar heel weinig
te merken, Het is een wereldwijsheid en een
wereldsmart van wat ben je me. Het grofste
liefde-egoïsme van den verpieterden man, die
zelfs niets meer geven kan, alles van de vrouw
maar vraagt en als dat niet gaat dan met
blufferig, melancholisch gezicht wat zit te schet
teren, de monocle op zijn oogen, op de oogen
waarmee hij toch niets ziet, zichzelf interessant
vindend. Het is voor den auteur maar geluk
kig, dat het van '97 gedateerd is, want nu er
meerdere frischheid over onze vlakten komt,
wordt voor onzen nuchteren geest zoo'n
wouldbe wereldsmart-dandy een-en-al bespotting.
Over de bouw en het samenstel dezer schets
is het beste maar niets te zeggen, want de
auteur zal zelf niet gelooven, dat een mijnheer
achter een kdïiehuistafeltje zulk een meterlange
oratie gaat houden en juist omdat hier
(Zie vervolg op pag. 7.)
MIIIIIIIHMIIIIIIMlrllllllltllMIIHIIIIIIIIIIMIIIItHllllllllllllllllltllllllllllllll
40 cents per regel.
iiiniiiiimiililiiiiiiiMMMllllllliiiliiiiiliiiilliiilllHiiiilimiiiiiliiliili
TRADEMARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOPMAXS & KKIIXIRR,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Piano-, Onel- en Mnzieta
MEYllOOS «fc KALSHOVEH,
Arnhem, Zoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
il. STOlfli's
27 maal bekroonde
Vischgereedscliappen'
verzending.
Ilesiilfir/.strasxe l»,
in alle 1 il u c li e n.
soorten. Jlijk cie'illimtreerde catalogus.
ges.chiedeni^jes ! Versta je dat, dat zul je niet
doen als je mijn vrouw bent ! Ik heb geen
derdeman in mijn huishouden noodig, ik duld
geen vet liefde pottenkijkers over mijn vloer.
Versta je dat ? Ilè? En zeg me nu deksels
gauw wie 't is, deksels gauw alsjeblieft. Ik zal
dat heer je wt'l vinden, ik zal hem weten te
vii den, dat beloof ik j^. Daar heb je me dan
razend als je me razend hebben wilt. 'k Zal
je laten zien, dat ik een man ben, een man
zooals jij 'm hebben wil, die zijn eer verdedigt.
't Is uit tui-senen ons, versta je dat ? Uit !
Zu (richt het Itoo/d op) Wat zegje daar ?
Herdrik !
IIu. Nomers. Zet je hoed op en ga mee.
't Is hall negen.
Zu. (annyeda(in) Hendrik !
Hu. Ja, stil nu maar. Maak wat af.
Zu. Mijn oogen zijn zoo rood.
Hu. Bet ze uit.
Zu.. 'k Blijf liever thuis. Toe man . . .
Hu. Als we thuis blijven, krijgen we ruzie.
Maak nu maar voort.
Zu. Ja. Dus de bruine hoed? -- Geef
me tnijn mantel uit de kast. (voor den spiegel).
'k Zie er zoo geécbaiiffeerd uit! En mijn
haren! Heb je 'm?
Hu. Ja, hier.
Zu. Kan 't zoo?
Hu. Best, wil ik je helpen?
Zi.i. Ja, -?zoo (als hij Itaar aan
den mantel helpt, bii'f/t zij 't hoofd
achterocer en yeeft Jiein een km.) Mannie !
Hu. Ja.
Zu. Ben je nog boos op me?
Hu. (Ge< f t haar een kii>.) Zoet nu maar.
(hij trekt zijn jas aan, zet zijn hoed op).
Zu. Nu mijn handschoenen nog.
Hu. Doe die buiten maar aan.
Zu. Doe je 't licht uit?
Hu. Ja, ook al. (gaat op een stoel staan)
Ben je klaar?
Zu. Dadelijk. Zou 'k een voile voordoen?
Hu. (wordt kregel) Nee, je kunt 't wel
zonder gordijn. Klaar?
Zu. (bij de deur) Ja.... (doet een stap
naar binnen).
Hu. Wat wou je nog?
Zu, (aarzelend) Dat.. . dat boek oprapen.
Hu, (nijdig) Nee! (blaast de lamp uit, slaat
in 't heengaan de deur hard dich').