Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1239
Want deze is ten minste nog
gelocaliseerd, en staat localisatie d" r militie niet
in den weg. Gene sluit ncalisatie der
militie wettelijk uit; en bek i dat
samentang wordt gebracht tusschri: de
troepenafdeelingen in tweede-linie. Daarvan- is
echter niet gerept.
Zoolang niet de wil er is om rnet de
nu beschikbare krachten en middelen onze
weerbaarheid zoo hoog mogelijk op te
voeren, zoolang baat het niet elk
ontwerplegerwet toe te juichen, en den v*l te be
treuren, mits het ontwerp slechts grooter
geldelijke en persoonlijke offers vraagt.
Wij blijven immer ia het moeras. Daar
om blijvc de behandeling in 's Lands
Vergaderzaal van eenige legerwet voorals
nog achterwege. Want het zou meer er
om gaan een vraagstuk vóór de verkiezin
gen van de baan te schuiven, dan tot
deugdelijke oplossing te brengen. De
geriuge aandacht, die aan de
ontwerplegerwetten is geschonken vóór zij in
openbare beraadslaging zijn gekomen, laat
daaromtrent geen twijfel.
W. M. ENGELBERTS.
Opöare VültetóblioMen,
i.
Mit dem Wissen komt das Denken, und
rnit dem Denken der Ernst und die
Kraft is die Meuge".
ALEX VON HUMBOLDT.
Een klein polemiekje, in 't begin der vorige
maand over bovenstaand onderwerp gevoerd in
het Hmdelsblud tusschen mr. Falkenburg, den
bekenden statisticus, en den heer Bruinwold
Kedel, den nieuw benoemden secretaris van
de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen,
geeft mij aanleiding, uitvoering te geven aan
een reeds langer gekoesterd voornemen, om
dit onderwerp eens meer aan de oppervlakte
te brengen.
Het, daar even genoemde, polemiekje kwam
hierop neer. De heer Falk nburg, die ter be
handeling van zijn wekelyksch onderwerp zijn
keuze voor deze kwr hal laten vallen op het
onlangs verschenen werk van dr. Err.st Schultze *)
over de openbare volksbibliotheken in Europa
en Amerika, en daaruit een zeer kort en ....
zeer vluchtig resumégaf, vond aanleiding,
tegelijkertijd op te merken, dat ook op het
gebied der openbare volksboekerijen, instellin
gen dus waarnaar men zoo licat gei.eigd is
het intellectueele peil vai een volk at te meten,
ons lar.d weer ichromelijk achteraan dreigt te
kom^n: dat het vraagstuk der openbare bibli
otheken zelfs in jaren tij-Js niet onder de oogen
is gezien, nog veel minder ook maar iets in
deze richting is tot stand gebracht. De heer
Riedel v >nd hierin eene baleedigende
miskenDJr.g van hetgeen 't Nut gedurende zijn reeds
tal van jaren van bestaan ten opzichte d T
volksbibliotheken heeft gedaan. Hij herinnerde
er aan, dat het INut op talloos vele plaatsen
bibliotheken heeft opgericht, waarvan een be
trekkelijk druk gebruik wordt gemaakt. Hierop
antwoordde mr. Fdlker.-burg, dat de
Bildungs''Brbeid van 't Nut bij hem hooge waardeering
vond, maar .... dat was niet wat hij met
Volk'bibliotheken bedoelde, en dat was het
evenmin, waarin de eigenlijke groote waarde
der volksbib.iotheken ligt, en waardoor zij zich
kenmerken. Die waarde ligt vooral in het
openen van aparte gebouwen, door gemeenten
of particulieren rnèt of zonder staatshulp
ingerichr, waar het volk kan binnengaan, kan
zitten, rustig kan zitten, waar er kundige be
diend m en ambtena en zijn die den beginne
ling terecht helpen, en vanwaar óók boeken
mee naar huis genomen kunnen worden.
Ik geloof, dat in deze kwestie geheel het
gelijk' was aan de zijde van mr. Falkenburg.
Datgene wat het Nut tot nu toe heeft gedaan
heeft met eigenlijke openbare bibliotheken, of
bet;'r gezegd: oponbare leeszalen, niets uit
staande. In hoeverre zij er mee in verband
gebracht kunnen worden, hoi p ik nader nog
uiteen te zetten, maar waarhei,l i-*, dat de
eigenlijke openbare volksleeszabn tot nu toe
zoozeer t it Ai zeldzaamhede:i behooren, dat
men goed doet, di zaak van gronds af aan te
bespreken.
Eerst de vraag: hoeft inderdaad de maat
schappij belang bij eene vrij", zich zelf vor
mende ontwikkeling der mawa, of maar van
de besten dier massa? Men kan aan deze
vraag nog een andere toevoegen: In hoeverre
heeft de massa recht, met te deelen in de
schatten van kennis en kunst, van dicht en
proza en wetenschap? De brantwoorJing van
de eerste vraag hangt ratuurlijk ten nauwste
samen met de inzichten welke men heelt om
trent de plaats die de arbeidende klasse in
onze samenleving behoort in te nemen, en wc'ke
rol z'j in da toekomst zal hebban te
vervullon. Als men redeneert zooals ik onlangs
een zeer bekend lid van Patrimonium hoorde
uiteenzetten, dat ril. de arbei.lersstand door
God is ingesteld, en dat hij zich ten taak moet
stellen, in die rol te blijven, zonder streven
naar hooger of zonder hoop op een beteren,
meer rechtvaardigen bezitvorm dan behoeft
er voor een hoogere verstandelijke en
geestehj'ke en wetenschappelijke ontwikkeling, een
ontwikkeling naar alle zijden, ook geen aandrang
te bestaan.
Maar wie toch ruimte van geest gscoeg bezit
om te beseffen dat hier schatten liggen, die
met betrekkelijk zoo geringe opoffering onder
het bereik der massa kunnen worden gebracht
die moet ook kunnen inzien, dat elke staat,
elke stad, elke gemeente er belang bij heeft,
dat zooveel mogelijk die massa intellectueel
ontwikkeld wordt, door te lezen, te leeren, te
onderzoeken. En het beste is voor het volk
immers niet te goed! Waarom moet juist de
mindere klasse, de arbeidende klasse, die toch
zoo weinig vrijen tjjd heeft, zich ook rog
bovendien behelpen met lectuur van inferieur
soort, boeken en romans uit het jaar nul, ou
tijdspiege's en stuiversmagazijnen met wonder
verhalen, maatschappelijke beschouwingen en
*) Freie ffentliche Bibliotheken, Volks
bibliotheken und Lesehallen" door dr. Ernst
Schultze. Stettin 1900 Ook ik ontleen aan dit
belangrijke, met interessante afbeeldingen voor
ziene werk enkele gegevens.
zedepreeken, die op onzen modernen tijd ten
eenenmale niét meer van toepaseirg zijn?
Waarom moet ongehinderd en oiiaangevochren
het veld vrijgelaten worden voor de ganz
erstaunende" premie-romans, verschrikkelijke
moord- en roof- ea misdaad-geschiedenissen,
die ons dosn huiveren niet om de verha
len" (welke willekeurig kannen worden uitge
rekt tot in het. oneindige, of plotseling afge
broken al naar de u'uge/er er voonleel in ziet),
maar bij de gedachte, dat het volk zich daar
mee geestelijk moet voeden? Waarom dit alles
nu de vruchten van beteren aibaid zoo
menigvuldig zijn, nu de goede lectuur zoo
ontzaglijk ij vermeerderd, en rnet zoo weinig
opoffering de beste arbeid ten nutte gemaakt
kan worden aan allen? Uit onverschiilighe.d
en bekrompenheid. Want a-iders moest men
inzien, dat uit elk oogpunt de bevordering ook
van dezen tak der volksontwikkeling voor de
maatschappy van groot btlang is. De eigen
waarde der massa, of van telkens en telkens
grootere kern dier massa, wordt er door ver
hoogd; het zedelijkheidsgevoel wordt er door
versterkt, en het loopen in kroegen tegerge
gaan; de liefde voor het schooue wordt erdoor
ontwikkeld, de gezichtskring uitgebreid; het
bevordert het nationaliteits-gevoel maar in
geheel andere beteekenis dan door het hanteeren
van verouderde wapenen het verhoogt een
volk. Beide vragen, daar straks gesteld, moeten
dus ongetwijfeld ten volle toestemmend beant
woord worden. Meer dan ooit is er in onz;n
tijd, met zijn snelle economische en politieke
ontwikkeling, keunis nood'g bij de massa.
Onweerstaanbaar is de dra ig, dia diiarheen
voert, dat de arbeidersklasse, de kleine ambte
naren, de onderwijzers, enz , geroepen wordt,
mee te oordeelen en m e te spreken in het
openbare leven; in de pers, ie vergaderingen,
in 's lands- en der gemeenteraadzalen. Met deze
snelle ontwikkeling der politieke toestanden
heeft de volksontwikkeling geen gelijken tred
gehouden, en bovendien; de schoolkennis is
daarvoor ook nief voldoende. De besten en
meest ontwikkelden uit de arbeidersklasse heb
ben hun kennis nitt opgedaan door het
tjjhooionderwijs, maar door de vrije studie. Miar met
welk een ontzaggel.jke moeite en opoffering
gaat dit dikwijls niet gepaard l Hoeveel arbei
ders zijn er wel tiet, die inderdaad smachten
om wat te weten, te leeren, te onderzoeken,
maar die daartoe niet in de gelegenheid zijn,
en door de niet verbroken ruwte van het
dagelijksche leven als 't ware verschrompelen.
Zelf arreider zynde, weet ik dat uit eigen
aanschouwing en ondervinding.
Voor ws nu beginnen over wat in ons eigen
land in dat opzicht ontbreekt, moeten we eerst
nagaan, hoe in aniere landen het
bibliotheek(leeszaal-)wezen zlcii ontwikkelt heeft en het
thans daarmee gesteld is. Na nurlijk niet met
de boedoeling om het beste vooi beeld uit te
zoeken en zeggen: zie, zóó kan het nu bijons
óók zijn l Immers niet zelden komen buiten
gewone omstandigheden in het spel, waarop
volstrekt liet gerekend ma,; worden. Maar
wanneer het vaststaat, d*t ons land in het
achterste gelid staat of, om met Falkenburg
te spreken, p'aats i.-meemt tusschen l hina en
Japan , wor-.it het toe i wél tijd, te zien, of
wellicht ook nacolyentucuurtinii', voorbeelden te
vir.den zijn.
Bjvenaan van a'le staten, wat de ontwikke
ling van het bibliotheek weztn aangaat staat
wel de kleine Aüieriktansclie staat
Massacliusetts, met B iston a s hoo:dstad In L»47 bood
de burgemeester dier s ad, Josua (^uïner, aan
da stad f 12,U O aan, met de bepaling dat
daarvoor een biblio heek gesticht z.m worden,
en op voorwaarde, dat er van andere zijde nog
? 30,000 verzameld zou worden. Deze SOLU kwam.
bijeen, mér zells. En toen in l«52 een zekere
Jozua Uites aan zijn 3tal een enorme voorraad
boeken vermaakte plus / 1-20,000 aan geld,
werd er een openbare leeszaal opgericht van
bijzondere grootte, met i ijna volmaaüte
iLrichting. Toen op deze wij -;e eenmaal de stoot
gegeven wa«, kwamen er meer en meer schen
kingen in, zoowel in geld als in boeken, en kon
de stad hare grootsche inrichting, diedeBates
Hall genoemd werd, met alleen goed verzorgen,
maar ook gedurig uitbreiden. Tüans telt deze
inrichting 70U.UUÖuoekdceleu, op uitnemende
wijze verzorgd en gecatalogiseerd. Het gebouv,
grootscu van aanzien, heeft een groote leeszaal
met 275 zitplaatstn. Bovendien zijn er in 10
verschillende gedeelten der stad kleine
al'Jeelii.gen gevestigd. Fr is behalve deze cok nog
nog een leetzaal van couranten en tijdschriften,
('e Lowes Hall''. Lbar liegen \o>r elkeen die
er gebruik van wil maken 300 bladen en G.'iO
tijdschriften, in alle taien en op alle gebied
waarbij d»g aan dag weer duizenden hun meest
Kcnotvolle uunje doorbrengen. Thans komt de
ja.irlijksche verzorging van al d;e inrichtingen,
met te samen niet mii.der dan 2G!(, zeg^e
tweehonderd-negen-zestig bedienden, op honderd
duizenden te stan.ii. Kn toch is er nim iier
iemand in de raadszaal ut' uit het publiek, die
tegen deze u.tgaaf zijn s'em verheft. Men kan
het aantal bedienden die goed bezoldigd
worden hoog noemen. Maar j-üst d;iii'door
is het voor 't publiek zoo gemakkelijk, van de
inrichting gebruik te maken. Hoe goed kennen
wij niet de bibliotheken ten onzsnt, waar mon
moet schrikken, den duiï'en bibliothecaris uit
zijn rust te storen! Daar slaan de mannen en
vrouwen de laa'sten in mir.stens evengroot
aantal als de eersten gereed om u te helpen,
een uitweg te vinden in deze duizendtallen.
(ia kunt n dian;cerzetten, maar ge kunt het
back ook mee naar buis nemen; naar ge ver
kiest. Jir.st door bet groote aantal bedienden
neemt het gebruik toe.
En dat gebruik is met weinig l In l.SÏH '!)!)
werden in Boston aan (!!,!)?;{ lezers I,'24f>,(s4v)
boeken uitgedeeld! Van de 3-19 gemeenten in
Mansachu^etts tellen er thans 342 een boekerij,
welke voor alle inwoners gratis zijn opengesteld.
In 189J werd een staatscommissie benoemd,
met het doel te onderzoeken, in welke gemeente
er nog geen openbare boekerij gevestigd was.
Zulke gemeenden moest zij daartoe aanmoedi
gen, en met 100 dollar steunen. En thans
staat Massachusetts bovenaan ; thans zijn zijne
bewoners trotsch op die stichtingen, die het
geestelijke peil en de daarmee-kennis zoo
heerlijk meewerken te verhoogen, die de vruch
ten der beschaving verbreiden, en zoovelen in
hun vrijen tijd gelukkig maken.
Inderdaad. Massachusetts rcag trotsch zijn!
De staat Illenois, met Chicago ah hoofdstad,
is bezig baar na te volgen. Sedert ongeveer
%% jaar bezit Chicago een groot, prachtig
gebouw, 't welk aan de stad plm. '2 millioen
dollar heeft gekost. Maar dan ook: welk een
inrichting l Duizenden boekwerken, het schoonste
en het beste! Illustraties, bladen, tijdschriften,
gedichten! Daarin deelt de gansche bevolking.
En hoewel men eerst vreesde, dat het gebouw
te groot zou zijn in haar jongste jaarver
slag zegt de commissie, dat dag aan dag de
zalen gevuld zijn met bezoekers, die stil en
kalm hun gang gaan, en zich zeer ordentelijk
gedragen.
De stal New-York, als nerveus-drukke stad
zich wellicht minder leenend, staat niet boven
aan. Zij telt een stads-leeszaal met 4'AJ,OJO
boekteelen. Een (igenaardige inrichting is ook
in den staat New-Yorkd« wandel bibliotheken:
grootsche inrichtingen soms, die van dorp tot
dorp kunnen worüen vervoerd en waarvan zeer
veel gebruik wordt gemaakt.
Nu hebben in Amerika tot de vorming der
groste bibliotheken zeer veel bijgedragen de
enorm; sommen, welke door de, millionairs voor
dit doel zijn uitgegeven DJ ijierkoning
Carnegie heeft zich daardoor zelfs grooten naam
verworven. Hij begiftigde Pittsburg met een
stadsbib iotheek van 10 -,000 doilar, en ook
andere steden hebben of van hem, óf van
an lere geldvorsten geproiïceerd Caniegie schreef
indertijd: (Iet resultaat nrjner eigen beschou
wing ov. r de vraag: Wat is bet beste ge-chenk,
dat men een gemeente of stid k«m bieden?''
is, dat een vdje openbare bibliotheek de eerste
plaats moet innemen!"
Maar dit neemt toch niet weg, dat ook de
stad- en dorp.besturen zich voor dit doel
groote opofferingen getroosten, en jaarlijks
terugkee.rer.de uitgaven gaarne d'a^en! Zoowel
in New Ilampshire, als in Michichan, Indiana,
Jowa, ConneC'icu', libode Island, overal heeft
zicu dat bibliotheekwezen hoog ontwikkeld
en dat strekt din Amerika en tot eere !
R'dam. S.
(Wordt re tolgd).
imtiiiiiititiiiiiimiHiiiitHiiiiiiiiiiliufiiHiiii
Inziet in de Hoofdstad.
Voorwaar, Amsterdam is wel te benijden
geweest in de afgeloopen wsek. Felix Mottl,
een der beroemdste dirigenten van den
tegenwoordigen tijd, heeft een tweetal concerten
gedirigeerd, die een grooten, diepen indruk
hebben teweeg gebracht. Da voorname, edel
gevoelende kunstenaarsnatuur van den dirigent
en de intelligente, hoogst begaafde schare van
musici uit ons Cjncertgebouworchest zie
daar de factoren die een artistiek geheel hebben
tevoorschijn getooverd, dat lederen
rechtgeaarden wél ontwikkelden kunstvriend nog lang
in het geheugen zal blijven !
Mottl is een dier dirigenten, die zonder het
minste uiterlijk vertoon en zonder zich zelveu
op den voorgrond te plaatsen, steeds een
kunstwerk tot in zijn nerf weet te doorvorschen
en het dan onopgesmukt weergeeft als reflexie
van zijn eigen gevoel. Daarom is alle gezocht
heid hem vreemd, daarom krijgt iedere repro
ductie van hem een onweerstaanbare bekoor
lijkheid, berustende op waarheid en overtuiging.
Zelfs al is men het met den dirigent niet steeds
in alle opzichten eens, men zal toch komen
onder den invloed zijaer meeslepende, artistieke
persoonlijkheid.
Mottl is in werkelijkheid leerling van Wagner.
Hij heeft de denkbeelden en de leeringen van
Wagner in zich opgenomen omdat hij daarin
klaar en duidelijk erkende, wat zija ziel onbe
wust gevoelde. In dat opzicht staat hij op n
lijn met Hans li'chter en den p:is ontslapen
Hermanu L-m. Geheel terecht is dan ook dit drietal
in B lyreuth steeds gevierd en geacht geweest
op eene buitengewone wijze. B j de laatste
«Festspiele." in 181M) mankeerde Mottl op het
appel. De mokkende Achilleus had zich in zijn
tent teruggetrokken. Het is voor de goede zaak
in Biyfiuth te hopen, dat men zich een kracht
als Mottl niet laat ontgaan. Van hem gaat de
bezieling uit en de verheffing die het geheel
wij'lirg geeft. En het is jaist de wijding, dio de
geheimzinnige charme uitmaakt van B.iYi'euth.
Als ik nu naga welk werk den giootsten
indruk op mij gemaakt heeft door de leidirig
van Mottl dan stel ik bovenaan het Voorspel
van Wagner's «Meistertinger". Zooals Mottl het
dirigeerde met zijn prachtig, gedecideerd
hoof.ltempo en de heerlijke nuanceeringen in zijn
rhythmiek, geheel en uitsluitend voortko
mende uit het karakter der elkaar afwisselende
motieven, wordt het voorspel een drama in het
klein en dat moet het Meistersinger-voorspel
ook zijn. Onbeschrijfelijk wordt dan de jubel in
ons binnenste en geheel verklaarbaar wordt
het dan, dat de toehoorder aan het slot den
dirigent uitbundig toejuicht, in dezen tevens
den componist eerrerde die door des dirigenten
toover.itaf zoo duidelijk tot oris gesproken heeft.
Doch ook het overheerlijke SiegfYied-iilyll,
dat wonderbare geschenk, waarmede de meester
bij de geboorte van zijn zoon Siegfried de
wereld gelukkig maakte, kwam op een onna
volgbaar poëtische wij/:e tot ons. /ij waren
zoo leeder - die wijzen als uit een sprookje, zoo
doorzichtig, zoo rein en puur het was n
groot genot van het begin tot liet einde.
En nu het Lohengrin-voorspel 'i Te lang
zaam hoor ik rnij reed;; toevoegen van ver
schillende kanten. Nog levendig herinner ik
mij de eerste voorstelling van Lohengrin te
Bayreuth op een zumernatniddiig in Juli ISii l
Mottl dirigeerde en het voorspel nam hij
toen even langzaam als thans. In de pauze na
de eerste acte, bij alle kunstenaars en critici,
die van heinde en verre saamgekomen waren,
een ware »Eutii'ntung" over het langzame tempo
van het voorspel, 's Avonds na alloop der voor
stelling vernam ik van enkele der voornaamste
orchestmusici, die het onder leiding van Wagner
zelven gespeeld hadden, dat
demeeaterhetevenzoo langzaam liet spelen ; de sleur echter, die
verfoeilijke kanker, die knaagt aan het voort
bestaan van elk ernstig kunstwerk dat over
geleverd is aan de handen van
onberoepenen, heeft er zich van meester gemaakt.
Zeker is het echter dat Mottl met een buiten
gewone soberheid, een grandiose uitwerking
heeft bereikt. Wat een climax in de expositie
van het thema en dat zonder eenige noe
menswaardige versnelling van het teaipo !
DM is ook wat in het Tristan-voorspel zoo
trof. De climax ligt reeds in het stuk zelf;
geen accellerando kan hier meer bereiken dan
Wagner gewild heeft. Niet minder schoon
was de inzet van den ->Liebestod"; het geheele
aangrijpende van de geweldige tragiek ^dezer
scène kwam op bijzonder gelukkige wijze tot
uiting.
Van de andere werken die door Mottl werden
gedirigeerd, mag vooral ook worden genoemd
de «unvollendete Symphonie" van Schubert.
Mooi was daarin het hoofdthema, het schuch
tere optreden van het tweede thema in de
violon cellen en de smaakvolle declamatie van
klarinet, hobo en fluit in het tweede deel.
Voorts de ouverture «Carnaval romain" van
Barlioz met zijn schitterenden orchestklank.
Mottl is trouwens d* dirigent die gelijk geen
ander in Duitschland propaganda heeft ge
maakt voor Berlioz. Lingen tijd was het
Hoftheater te Carlsruhe de eenige »Bühne" der
wereld waar »!es Troyens" van dien Franschen
meester werd opgevoerd. Uit alle landen en
niet het minst uit Frankrijk zelf, togen dan
de Bsrlioz vereerders naar het Mekka der
Badensche residentie, ooi daar te genieten van het
werk van den grooten Franschman, dat in zijn
vaderland werd genegeerd. Beethoven's
Sisymphonie, zijne groote LQonore-ouverture en
Weber's Euiyamhe-ouverture vormden de ove
rige werken welke onder Mottl's leiding wer
den ten gahoore gebracht. Zy' allen genoten
een kerngezonde uitvoering wars van alle
fffjcthfjig. Vooral de syuipbonie eenigszins
«derb» in de opvatting!
Op den eersten avond maakte Amsterdam
kennis met een jong fransch violist Henri
Marteau. Deze speelde een vioolconcert van
den Scandinavischen componist Sindiiig, bene
vens eenige fragmenten uit Bach's sonate voor
viool-solo in E. Het concert van Sinding is
modern in vorm en bouw. De verschillende
onderdeelen loopen in elkaar en aan de
motiefbewerking en instrumentatie is veel zorg be
steed. Toch kon mij het concert niet geheel
bekoren; ik had van een toondichter, die zoo'n
mooie symphonie gecomponeerd heeft, iets
anders verwacht; een grootscher en
imponeerender werk. Het concert is wel dankbaar
en melodieus; het heeft echter iedszoetelijks;
af en toe zou men denken dat de componist
der «Cavalleria rusticana» er peet over gestaan
heeft. Dat nu heeft mij in hooge mate bevreemd
van den krachtigen, mannelijken Sinding zoo
als wij hem kennen uit zijne symphonie. Boven
allen lof verheven is echter de wijze, waarop
Marteau het concert gespeeld heeft; met
schoonen, rijk geschakeerden toon
enmetsourereine beheersching der techniek ! Evenzoo
mooi was Bach. Sober in de uitdrukking en
met waardigheid in stijl kwam deze grootmeester
tot ons. Hoa ummer dat Murteau zich liet verlei
den tot een toegifije an dan welk een toegift !
Op het tweede Mottl-concert zong 's diri
genten gide »Dich theure Halle" uit Wagner's
Tannhil'iser, een drietal liederen en de slotscène
uit Wagner's «Tristan".
Mevrouw Mottl heeft niet de dramatische
steir, die noodig is om aan het laatste stuk
volkomen recht te doen wedervaren; daartoe
verlangt men een grooter, volumineuzer timbre.
Beter past baar orgaan voor da jeugdige
Elisabeth-partij uit Tannbiriser; daarin vol
deed mevrouw Mottl dan ook het meest, te
meer omdat de voordracht harer liederen, hoe
intelligent overigens ook, in hooge mate ontsierd
werd door detonatie. Dat is zeer j immer wijl
uit alles bleek dat mevrouw Mottl de eigen
schappen bezit om het artistiek gehalte van
een stuk te vatten en weer te geven ; by betere
behandeling van den adem zou dit euvel zeer
zeker verdwynen !
Het voegt mij een woord van dank uit te
spreken aan het Bestuur van het Concert
gebouw, dat ons wederom kennis heeft doen
maken met oen beroemd buiteniandsch dirigent.
Wij hebben nu hier gehad Arthur Nikisch,
Hicbard Strauss, Franz Wü'.lner, Hans Richter
en thans Mottl l liet is bijzonder belangrijk
en leerzaam die verschillende dirigenten eens
van naderbij te leeren kennen. E;i ook mag
het in hooge mate streelend voor ons 7ij i, dat
ook zij kennis maken met ons voortrtü'ilijk
orchest. Zeker zal de heer Mengelberg met
groote voldoening gemerkt hebben hoe hoog
hij Mottl zijn orchest staat aangeschreven. Dat
mag hem met rechtrnatig-m trots vervullen.
Xoo gaarne zou ik nu nog schrijven over
hot C lecilia-concert van "21 dezer en de Dona
teurs-repetitie die daaraan voorafging Eihter
dit schrijven zou te omvangrijk worden. Ik
wil alleen dus mededeelen, dat vooral het
concert voor twee violen van B ica buiten
gewoon warm werd ontvangen en dat de
machtige klank der strijkin'-truaienten ook
thans zijn uitwerking niet heeft gemist.
In het volgend nummer koaa ik nader terug
op de uitvoering.
A.vr. Avi:i!K.\\ii'.
Willem van Zuylen.
Rotterdam, Maart
Met Willem van Z'jylen is de m°est popu
laire kunstenaar uit: bet laatste tijdvak lier
negentiende eeuw heengegaan. (ïjen naam vond
een weerklank als de zijne. Waar beeft van
Z'iylen niet voorgedragen l Xaar de afgelegensie
dorpen trok bij. Doch waar had men ook
zonder die voordrachten niet van zijne aan
trekkelijke verschijning, van d« bijzondere
bekoring zijner kunst gehoord l Terecht heeft
zijn groote kunstbroeder Dirk Haspels, van
hem getuigd: »Door zijn manier van opkomen
alleen had va'i Xuylen hot publiek meestal
dadelijk gewonnen." Inderdaad, zooals hij «op
kwam'" zoo was hij ' Wie herinnert zich hem
niet in een zijner beste rollen, in » Vriend
Fritz.'' Zoo levenslustig, zoo welgemoed n
zoo goedhartig nis Vriend Fritz was Wiilem
van Zuylen. Zijne goedhartigheid aarzelde
nooit. Voor liefdiid'igheids-oralernemingen, waar
de kunst bij te ]ii\s kon komen, was geen
artiest goreeder te vinden dun bij. Jaren bing
was bij de steun van eer. grooten kring rondom
hem. Nu ontberen die allen beu:, maar blijft
ook zijne weduwe zonder eenige middelen
achter.
Den onbezorgden goedbartigen kunstenaar
heeft de vrees voor de toekomst zijner vrouw.
in de laatste jaren dikwijls gefolterd ; hij heeft
die toekomst niet kunnen verzekeren. Niet
om een monument voor hem, wenden wij ons
tot u. Maar vrijmoedig roepen wij uw steun
in om voor de achtenswaardige vrouw, die
hem eene zorgzame gade was, te kunnen doen,
wat hém niet meer mogelijk is geweest.
Wij richten ons tot heel het land. Heel het
land liield van van Zuylen. Zóó kan er, hopen
wij, een som bijeengebracht worden, groot ge
noeg om voor Mevrouw van Zuylen, zoo mo
gelijk eene lijfrente te koopen. Uit onze com
missie zullen enkele leden voorde meest doel
treii'mde belegging van het gelj zorg dragen.
Alle bijdragen wordt men beleefd verzocht
te zenden aan, of zullen worden geïnd tegen
kwitantie door den heer C. van R>ssem Cz ,
penningmeester van de afjeeling Rotterdam
van het Nederl. Tooneelverbond, Wijnhaven 40,
Rotterdam.
De Commissie: Hanri Dekking, A. F.
Ebeling, P. D. van Eijsden, Jos. Jacobson, ,1. de
Meester, J. Milders, G. van der Pot, A. II.
Reckers, A. Robertson A.Wzn., C. van
Rossum Czn., l'. A. Schipperus, C. A. P. van
Stolk en II. Veder Jzn.
Aütoon van lelie,
In de kcmstzaal van B. L. Voskuil, op het
Spui, heeft de h;er Antoon van Welie gele
genheid gevonden zijn werk te exposteren. Ken
nog onbekende sch Ider is deze Brabander,
althans voor ons N;>ord-NederlMiders; voor
zoover ik weet, vertoonde hij zijn werken neg
niet op eenigerlei tentoonstelling. Toch zal zijn
naim aan velen niet vreemd zijn; lijders de
van Dijk-tentoonstelling in Antwerpen, ontstond
daar ook een expositie Antoon van Welie, en
door besprekingen in enkele bladen en tijd
schriften zijn er geruchten van hem tot ons
gekomen. En die waren over 't algemeen niet
ongunstig voor de vestiging zijner reputatie.
Daaruit kon ook verstaan worden, dat van
Welie een kunstenaar is van hoog streven, een
ideal st, en dat lijn werk een zinnebaeldende
strekking heeft.
Toen mij dan ook den cata'ogus in harden
kwam, en ik op den omslag een zijner stukken
gereproduceerd zag, voorstellend twee vrouwen
volkomen en profiel, met lang uitgekamd haar,
plechtig neerhangend bezijden het strenge
gelaat, terwijl een diadeem om den schedel
knelt, het lichaam (voor zoover dit te bemerken
is) gehuld in een gewaad met stsrretjes, en
eindelijk a's achtergrond een weide besp.kkeld
met margerietjes, verderop een vijver met
lotosbïoemen, en nog een bewolkte hemel,
waaruit iets geheimzinnigs neerdraadt, dacht
ik; dat is reeds een voorproefje van de ten
toonstelling, by welke richting moet deze
schilder nu weer oiider dak worden gebracht ?
En dat hij zijl werk bepaald een koers
uitstuurt, werd me al spoedig duidelijk.
Bij kennisname der collectie, waarbij me ook
bleek, dat het origineel van genoem ie repro
ductie nog een van de beste dingen was, kwam
ik tot het inzicht, dat, zoo er bij dezen schilder
dan van eea richting sprake moet zijn, dit
alleen zin heeft by de keuze van onierwerp.
Want al die voorstellingen, met mooie namen
als, Parnasia, Tristan en Isolde, Opaelia, Paolo
en Francesca di Rimini, Verrukking, etc. zyn
niet meer dan opgeprikie vertooningen, de
looze uitkomsten van een u. lasi naar het ver
hevene zich richtende arbstd.
Deze kunst is onwaar; geen enkele van hare
uitingen is van het gehalte, om deugdelijk
het ontstaan te kunnen verantwoorden.
Wellicht dat de schilder zich zelf niet van
onwaarheid bewust is, en in volle gemoeJe
meent een kuistenaar van edele neigingen en
hooge uitzegging te zijn, maar daar hij naar
ik maen, toen reeds door de groene j iren heen
is, den tijd waarin men gaarne de onrijpe ge
wassen van overprikkelde inbeelding met een
vergeeflijk oog aanziet, zal het moeilijk wezen
voor hem eens werkelijk in zich zelf te keeren.
En vooral zoo hij van verschillende zijden lof
ondervindt. Dan zal hy zich in nog tierder
hou ling op zijn stokpaardje verheffen, en nog
heel wat van die scea.es ten tooneele voeren.
Want de sujetten-voorraad voor zulk een quasi
abstracte kunst, voorwendend adel van gedachte
en b jvenzinne ijke zienswijze, is niet spoedig
uitgeput. En van da miJdele.i tot roonteering
van ei; spektakel-stukken, kan men zich
tegenwoordig welhaast een staalkaart verschaf
fen. Tot typen in die wereld zijn het meest
doeltreffend, sex<-l)oze wezens, met
teringachI tige facie's en zieltogende uiuluikking (als da
; begeestering mo;t worden voorgesteld, bereikt
men een Inoger efi'jct met een tikj; roso in
de gelaatskleur de hals kin wit blijver)
Linge, vermagerde handen met spichtig ver
knipte nagels, fhiddeneeuwsche kostuum-i, vooral
mee r-, ctite plooien, en dan een passende om
geving van verlaten puken, vijvers (oin de) met
zwanen en lotosbloemen, grasvelden (om de)
met bloemetjes, etc.
j Dio rue nu verdenkt den zin van dezs kunst
1 niet genoej;zaa a doorp-iild te hebben, of wel van
eenzijdig te oordeelen, verwij-i ik naar de sch&tsen
die hier geëxposeerd zijn en wei 't me;st i:aar die,
aangeduid als voorbereidende studie voor eenige
? ^an die verhe.'en voorstellingen. Daarbij, ii
; het ook niet teekenoid, een nuchter vavj.;
niet verleppende irissen (Pinksterblommen zegt
het vo!k) wijiisch te b .-titelen als Stervende
Iris" 't
Maar di heer van Weüe heeft ook portretten
g- xposeerd, en daar zal althans de dracht
van zijn talent beter in na te speuren zijn.
Maar och, ook hier i.s het duidelijk, dat hij
ten schilder ij, die zich niet van vertoon bij
zijn arbeid kan onthouden.
Want werkelijk, met een gerust geweten kin
verklaard worden dat in die statieus
uitgcdo.schte li «uren, bijria of geheel ten voeten uit,
op al te ondubbelzinnige wijze een vermeende
meesterschap geëtakerd ligt.
De buste p>rtretten zijn iets beter of liever
: <!air is het eenige wat even goed is in zijn
werk onder te vinden; ver-dr.Uende, koud en
hard, \erheilen zich wel niet ver boven de
pro iveri der P.-inturo B 'gaerts, maar enkele
zijn daar toch aan te wijzen die van verdien sten
blijk geven. K-MI ma .sportivt. en face, is met
; ernst doorwerkt, al zijn de kwaliteiten daarin
niet opgevoerd tot de hoogte van Vetbs
portretkuns'', ;iie hier Dlijkbaar ton voorbeeld was gesteld.
J 0?>k een vrouweportret, van voor gezien, is droog
i maar eerlijk van uitvoering. Het be.ite onder al
i echt er, is een jonge-vrouweproli^1. Daar heeft de
] schilder zijn gelukkigste oogenblik gehad. In
j geen. enkel ander stuk zijn de kleuren zoo
gevoelig togen elktar gezet, het zwarten kanten
'. kraagje, en het :,-londe haar, vormen bepaal.1
fijne pirtijen; en de geheele uitvoering heelt,
juist op het kantje at van chique", een zeker
i karakter van distinctie mogen behouden. Kn
. hiermede verheugt liet mij toch iets goedi van
! van Welie te hebben kunnen zegden; hij had
i echter beter gedaan een expositie van zijn kunst
i voor zijn Noordelijke landgenooten achterwege
te laten.
W. S.
Vincent.
Een kleine tentoonstelling van zijn werken,
schilderijen en teekeningen, gehouden door de
vereeniging Voor de kunst'' te Utrecht, wordt
vandaag of morgen gesloten. Van onpas schijnt
het dus daarover nog wat te zeggen. Maar
och, zelfs de langste beschouwingen tot voor
lichting, zullen bij de kunst van Vincent toch
maar een zeer geringe uitkomst hebben. Zoo '
ooit, dan is het wel voor zijne werken een
hopelooze poging met woorden de
onbevattelijkeu tot begrijpers te maken. Maar dit kan
toch erkend worden, dat onder de vele ten
toonstellingen die tegenwoordig zijn af te
loopen (en zeer aantrekkelijke dikwijls), er geene
als van hem in staat is den lankmoedigen gang
van trouwe bezoekers te verstoren, of die macht
heeft rustige kunstbeschouwers versteld te doen
staan. En die daarbij niet raakt onder den
magnetiseerenden invloed van z\jn uiting, blijft toch
ondanks den prikkelende wrevel gekluisterd met
zijn blik aan die rare dingen1'. Vincent schokt,
met welke oogen men zijn arbeid ook aanzie.