De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 24 maart pagina 2

24 maart 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1239 Want deze is ten minste nog gelocaliseerd, en staat localisatie d" r militie niet in den weg. Gene sluit ncalisatie der militie wettelijk uit; en bek i dat samentang wordt gebracht tusschri: de troepenafdeelingen in tweede-linie. Daarvan- is echter niet gerept. Zoolang niet de wil er is om rnet de nu beschikbare krachten en middelen onze weerbaarheid zoo hoog mogelijk op te voeren, zoolang baat het niet elk ontwerplegerwet toe te juichen, en den v*l te be treuren, mits het ontwerp slechts grooter geldelijke en persoonlijke offers vraagt. Wij blijven immer ia het moeras. Daar om blijvc de behandeling in 's Lands Vergaderzaal van eenige legerwet voorals nog achterwege. Want het zou meer er om gaan een vraagstuk vóór de verkiezin gen van de baan te schuiven, dan tot deugdelijke oplossing te brengen. De geriuge aandacht, die aan de ontwerplegerwetten is geschonken vóór zij in openbare beraadslaging zijn gekomen, laat daaromtrent geen twijfel. W. M. ENGELBERTS. Opöare VültetóblioMen, i. Mit dem Wissen komt das Denken, und rnit dem Denken der Ernst und die Kraft is die Meuge". ALEX VON HUMBOLDT. Een klein polemiekje, in 't begin der vorige maand over bovenstaand onderwerp gevoerd in het Hmdelsblud tusschen mr. Falkenburg, den bekenden statisticus, en den heer Bruinwold Kedel, den nieuw benoemden secretaris van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, geeft mij aanleiding, uitvoering te geven aan een reeds langer gekoesterd voornemen, om dit onderwerp eens meer aan de oppervlakte te brengen. Het, daar even genoemde, polemiekje kwam hierop neer. De heer Falk nburg, die ter be handeling van zijn wekelyksch onderwerp zijn keuze voor deze kwr hal laten vallen op het onlangs verschenen werk van dr. Err.st Schultze *) over de openbare volksbibliotheken in Europa en Amerika, en daaruit een zeer kort en .... zeer vluchtig resumégaf, vond aanleiding, tegelijkertijd op te merken, dat ook op het gebied der openbare volksboekerijen, instellin gen dus waarnaar men zoo licat gei.eigd is het intellectueele peil vai een volk at te meten, ons lar.d weer ichromelijk achteraan dreigt te kom^n: dat het vraagstuk der openbare bibli otheken zelfs in jaren tij-Js niet onder de oogen is gezien, nog veel minder ook maar iets in deze richting is tot stand gebracht. De heer Riedel v >nd hierin eene baleedigende miskenDJr.g van hetgeen 't Nut gedurende zijn reeds tal van jaren van bestaan ten opzichte d T volksbibliotheken heeft gedaan. Hij herinnerde er aan, dat het INut op talloos vele plaatsen bibliotheken heeft opgericht, waarvan een be trekkelijk druk gebruik wordt gemaakt. Hierop antwoordde mr. Fdlker.-burg, dat de Bildungs''Brbeid van 't Nut bij hem hooge waardeering vond, maar .... dat was niet wat hij met Volk'bibliotheken bedoelde, en dat was het evenmin, waarin de eigenlijke groote waarde der volksbib.iotheken ligt, en waardoor zij zich kenmerken. Die waarde ligt vooral in het openen van aparte gebouwen, door gemeenten of particulieren rnèt of zonder staatshulp ingerichr, waar het volk kan binnengaan, kan zitten, rustig kan zitten, waar er kundige be diend m en ambtena en zijn die den beginne ling terecht helpen, en vanwaar óók boeken mee naar huis genomen kunnen worden. Ik geloof, dat in deze kwestie geheel het gelijk' was aan de zijde van mr. Falkenburg. Datgene wat het Nut tot nu toe heeft gedaan heeft met eigenlijke openbare bibliotheken, of bet;'r gezegd: oponbare leeszalen, niets uit staande. In hoeverre zij er mee in verband gebracht kunnen worden, hoi p ik nader nog uiteen te zetten, maar waarhei,l i-*, dat de eigenlijke openbare volksleeszabn tot nu toe zoozeer t it Ai zeldzaamhede:i behooren, dat men goed doet, di zaak van gronds af aan te bespreken. Eerst de vraag: hoeft inderdaad de maat schappij belang bij eene vrij", zich zelf vor mende ontwikkeling der mawa, of maar van de besten dier massa? Men kan aan deze vraag nog een andere toevoegen: In hoeverre heeft de massa recht, met te deelen in de schatten van kennis en kunst, van dicht en proza en wetenschap? De brantwoorJing van de eerste vraag hangt ratuurlijk ten nauwste samen met de inzichten welke men heelt om trent de plaats die de arbeidende klasse in onze samenleving behoort in te nemen, en wc'ke rol z'j in da toekomst zal hebban te vervullon. Als men redeneert zooals ik onlangs een zeer bekend lid van Patrimonium hoorde uiteenzetten, dat ril. de arbei.lersstand door God is ingesteld, en dat hij zich ten taak moet stellen, in die rol te blijven, zonder streven naar hooger of zonder hoop op een beteren, meer rechtvaardigen bezitvorm dan behoeft er voor een hoogere verstandelijke en geestehj'ke en wetenschappelijke ontwikkeling, een ontwikkeling naar alle zijden, ook geen aandrang te bestaan. Maar wie toch ruimte van geest gscoeg bezit om te beseffen dat hier schatten liggen, die met betrekkelijk zoo geringe opoffering onder het bereik der massa kunnen worden gebracht die moet ook kunnen inzien, dat elke staat, elke stad, elke gemeente er belang bij heeft, dat zooveel mogelijk die massa intellectueel ontwikkeld wordt, door te lezen, te leeren, te onderzoeken. En het beste is voor het volk immers niet te goed! Waarom moet juist de mindere klasse, de arbeidende klasse, die toch zoo weinig vrijen tjjd heeft, zich ook rog bovendien behelpen met lectuur van inferieur soort, boeken en romans uit het jaar nul, ou tijdspiege's en stuiversmagazijnen met wonder verhalen, maatschappelijke beschouwingen en *) Freie ffentliche Bibliotheken, Volks bibliotheken und Lesehallen" door dr. Ernst Schultze. Stettin 1900 Ook ik ontleen aan dit belangrijke, met interessante afbeeldingen voor ziene werk enkele gegevens. zedepreeken, die op onzen modernen tijd ten eenenmale niét meer van toepaseirg zijn? Waarom moet ongehinderd en oiiaangevochren het veld vrijgelaten worden voor de ganz erstaunende" premie-romans, verschrikkelijke moord- en roof- ea misdaad-geschiedenissen, die ons dosn huiveren niet om de verha len" (welke willekeurig kannen worden uitge rekt tot in het. oneindige, of plotseling afge broken al naar de u'uge/er er voonleel in ziet), maar bij de gedachte, dat het volk zich daar mee geestelijk moet voeden? Waarom dit alles nu de vruchten van beteren aibaid zoo menigvuldig zijn, nu de goede lectuur zoo ontzaglijk ij vermeerderd, en rnet zoo weinig opoffering de beste arbeid ten nutte gemaakt kan worden aan allen? Uit onverschiilighe.d en bekrompenheid. Want a-iders moest men inzien, dat uit elk oogpunt de bevordering ook van dezen tak der volksontwikkeling voor de maatschappy van groot btlang is. De eigen waarde der massa, of van telkens en telkens grootere kern dier massa, wordt er door ver hoogd; het zedelijkheidsgevoel wordt er door versterkt, en het loopen in kroegen tegerge gaan; de liefde voor het schooue wordt erdoor ontwikkeld, de gezichtskring uitgebreid; het bevordert het nationaliteits-gevoel maar in geheel andere beteekenis dan door het hanteeren van verouderde wapenen het verhoogt een volk. Beide vragen, daar straks gesteld, moeten dus ongetwijfeld ten volle toestemmend beant woord worden. Meer dan ooit is er in onz;n tijd, met zijn snelle economische en politieke ontwikkeling, keunis nood'g bij de massa. Onweerstaanbaar is de dra ig, dia diiarheen voert, dat de arbeidersklasse, de kleine ambte naren, de onderwijzers, enz , geroepen wordt, mee te oordeelen en m e te spreken in het openbare leven; in de pers, ie vergaderingen, in 's lands- en der gemeenteraadzalen. Met deze snelle ontwikkeling der politieke toestanden heeft de volksontwikkeling geen gelijken tred gehouden, en bovendien; de schoolkennis is daarvoor ook nief voldoende. De besten en meest ontwikkelden uit de arbeidersklasse heb ben hun kennis nitt opgedaan door het tjjhooionderwijs, maar door de vrije studie. Miar met welk een ontzaggel.jke moeite en opoffering gaat dit dikwijls niet gepaard l Hoeveel arbei ders zijn er wel tiet, die inderdaad smachten om wat te weten, te leeren, te onderzoeken, maar die daartoe niet in de gelegenheid zijn, en door de niet verbroken ruwte van het dagelijksche leven als 't ware verschrompelen. Zelf arreider zynde, weet ik dat uit eigen aanschouwing en ondervinding. Voor ws nu beginnen over wat in ons eigen land in dat opzicht ontbreekt, moeten we eerst nagaan, hoe in aniere landen het bibliotheek(leeszaal-)wezen zlcii ontwikkelt heeft en het thans daarmee gesteld is. Na nurlijk niet met de boedoeling om het beste vooi beeld uit te zoeken en zeggen: zie, zóó kan het nu bijons óók zijn l Immers niet zelden komen buiten gewone omstandigheden in het spel, waarop volstrekt liet gerekend ma,; worden. Maar wanneer het vaststaat, d*t ons land in het achterste gelid staat of, om met Falkenburg te spreken, p'aats i.-meemt tusschen l hina en Japan , wor-.it het toe i wél tijd, te zien, of wellicht ook nacolyentucuurtinii', voorbeelden te vir.den zijn. Bjvenaan van a'le staten, wat de ontwikke ling van het bibliotheek weztn aangaat staat wel de kleine Aüieriktansclie staat Massacliusetts, met B iston a s hoo:dstad In L»47 bood de burgemeester dier s ad, Josua (^uïner, aan da stad f 12,U O aan, met de bepaling dat daarvoor een biblio heek gesticht z.m worden, en op voorwaarde, dat er van andere zijde nog ? 30,000 verzameld zou worden. Deze SOLU kwam. bijeen, mér zells. En toen in l«52 een zekere Jozua Uites aan zijn 3tal een enorme voorraad boeken vermaakte plus / 1-20,000 aan geld, werd er een openbare leeszaal opgericht van bijzondere grootte, met i ijna volmaaüte iLrichting. Toen op deze wij -;e eenmaal de stoot gegeven wa«, kwamen er meer en meer schen kingen in, zoowel in geld als in boeken, en kon de stad hare grootsche inrichting, diedeBates Hall genoemd werd, met alleen goed verzorgen, maar ook gedurig uitbreiden. Tüans telt deze inrichting 70U.UUÖuoekdceleu, op uitnemende wijze verzorgd en gecatalogiseerd. Het gebouv, grootscu van aanzien, heeft een groote leeszaal met 275 zitplaatstn. Bovendien zijn er in 10 verschillende gedeelten der stad kleine al'Jeelii.gen gevestigd. Fr is behalve deze cok nog nog een leetzaal van couranten en tijdschriften, ('e Lowes Hall''. Lbar liegen \o>r elkeen die er gebruik van wil maken 300 bladen en G.'iO tijdschriften, in alle taien en op alle gebied waarbij d»g aan dag weer duizenden hun meest Kcnotvolle uunje doorbrengen. Thans komt de ja.irlijksche verzorging van al d;e inrichtingen, met te samen niet mii.der dan 2G!(, zeg^e tweehonderd-negen-zestig bedienden, op honderd duizenden te stan.ii. Kn toch is er nim iier iemand in de raadszaal ut' uit het publiek, die tegen deze u.tgaaf zijn s'em verheft. Men kan het aantal bedienden die goed bezoldigd worden hoog noemen. Maar j-üst d;iii'door is het voor 't publiek zoo gemakkelijk, van de inrichting gebruik te maken. Hoe goed kennen wij niet de bibliotheken ten onzsnt, waar mon moet schrikken, den duiï'en bibliothecaris uit zijn rust te storen! Daar slaan de mannen en vrouwen de laa'sten in mir.stens evengroot aantal als de eersten gereed om u te helpen, een uitweg te vinden in deze duizendtallen. (ia kunt n dian;cerzetten, maar ge kunt het back ook mee naar buis nemen; naar ge ver kiest. Jir.st door bet groote aantal bedienden neemt het gebruik toe. En dat gebruik is met weinig l In l.SÏH '!)!) werden in Boston aan (!!,!)?;{ lezers I,'24f>,(s4v) boeken uitgedeeld! Van de 3-19 gemeenten in Mansachu^etts tellen er thans 342 een boekerij, welke voor alle inwoners gratis zijn opengesteld. In 189J werd een staatscommissie benoemd, met het doel te onderzoeken, in welke gemeente er nog geen openbare boekerij gevestigd was. Zulke gemeenden moest zij daartoe aanmoedi gen, en met 100 dollar steunen. En thans staat Massachusetts bovenaan ; thans zijn zijne bewoners trotsch op die stichtingen, die het geestelijke peil en de daarmee-kennis zoo heerlijk meewerken te verhoogen, die de vruch ten der beschaving verbreiden, en zoovelen in hun vrijen tijd gelukkig maken. Inderdaad. Massachusetts rcag trotsch zijn! De staat Illenois, met Chicago ah hoofdstad, is bezig baar na te volgen. Sedert ongeveer %% jaar bezit Chicago een groot, prachtig gebouw, 't welk aan de stad plm. '2 millioen dollar heeft gekost. Maar dan ook: welk een inrichting l Duizenden boekwerken, het schoonste en het beste! Illustraties, bladen, tijdschriften, gedichten! Daarin deelt de gansche bevolking. En hoewel men eerst vreesde, dat het gebouw te groot zou zijn in haar jongste jaarver slag zegt de commissie, dat dag aan dag de zalen gevuld zijn met bezoekers, die stil en kalm hun gang gaan, en zich zeer ordentelijk gedragen. De stal New-York, als nerveus-drukke stad zich wellicht minder leenend, staat niet boven aan. Zij telt een stads-leeszaal met 4'AJ,OJO boekteelen. Een (igenaardige inrichting is ook in den staat New-Yorkd« wandel bibliotheken: grootsche inrichtingen soms, die van dorp tot dorp kunnen worüen vervoerd en waarvan zeer veel gebruik wordt gemaakt. Nu hebben in Amerika tot de vorming der groste bibliotheken zeer veel bijgedragen de enorm; sommen, welke door de, millionairs voor dit doel zijn uitgegeven DJ ijierkoning Carnegie heeft zich daardoor zelfs grooten naam verworven. Hij begiftigde Pittsburg met een stadsbib iotheek van 10 -,000 doilar, en ook andere steden hebben of van hem, óf van an lere geldvorsten geproiïceerd Caniegie schreef indertijd: (Iet resultaat nrjner eigen beschou wing ov. r de vraag: Wat is bet beste ge-chenk, dat men een gemeente of stid k«m bieden?'' is, dat een vdje openbare bibliotheek de eerste plaats moet innemen!" Maar dit neemt toch niet weg, dat ook de stad- en dorp.besturen zich voor dit doel groote opofferingen getroosten, en jaarlijks terugkee.rer.de uitgaven gaarne d'a^en! Zoowel in New Ilampshire, als in Michichan, Indiana, Jowa, ConneC'icu', libode Island, overal heeft zicu dat bibliotheekwezen hoog ontwikkeld en dat strekt din Amerika en tot eere ! R'dam. S. (Wordt re tolgd). imtiiiiiititiiiiiimiHiiiitHiiiiiiiiiiliufiiHiiii Inziet in de Hoofdstad. Voorwaar, Amsterdam is wel te benijden geweest in de afgeloopen wsek. Felix Mottl, een der beroemdste dirigenten van den tegenwoordigen tijd, heeft een tweetal concerten gedirigeerd, die een grooten, diepen indruk hebben teweeg gebracht. Da voorname, edel gevoelende kunstenaarsnatuur van den dirigent en de intelligente, hoogst begaafde schare van musici uit ons Cjncertgebouworchest zie daar de factoren die een artistiek geheel hebben tevoorschijn getooverd, dat lederen rechtgeaarden wél ontwikkelden kunstvriend nog lang in het geheugen zal blijven ! Mottl is een dier dirigenten, die zonder het minste uiterlijk vertoon en zonder zich zelveu op den voorgrond te plaatsen, steeds een kunstwerk tot in zijn nerf weet te doorvorschen en het dan onopgesmukt weergeeft als reflexie van zijn eigen gevoel. Daarom is alle gezocht heid hem vreemd, daarom krijgt iedere repro ductie van hem een onweerstaanbare bekoor lijkheid, berustende op waarheid en overtuiging. Zelfs al is men het met den dirigent niet steeds in alle opzichten eens, men zal toch komen onder den invloed zijaer meeslepende, artistieke persoonlijkheid. Mottl is in werkelijkheid leerling van Wagner. Hij heeft de denkbeelden en de leeringen van Wagner in zich opgenomen omdat hij daarin klaar en duidelijk erkende, wat zija ziel onbe wust gevoelde. In dat opzicht staat hij op n lijn met Hans li'chter en den p:is ontslapen Hermanu L-m. Geheel terecht is dan ook dit drietal in B lyreuth steeds gevierd en geacht geweest op eene buitengewone wijze. B j de laatste «Festspiele." in 181M) mankeerde Mottl op het appel. De mokkende Achilleus had zich in zijn tent teruggetrokken. Het is voor de goede zaak in Biyfiuth te hopen, dat men zich een kracht als Mottl niet laat ontgaan. Van hem gaat de bezieling uit en de verheffing die het geheel wij'lirg geeft. En het is jaist de wijding, dio de geheimzinnige charme uitmaakt van B.iYi'euth. Als ik nu naga welk werk den giootsten indruk op mij gemaakt heeft door de leidirig van Mottl dan stel ik bovenaan het Voorspel van Wagner's «Meistertinger". Zooals Mottl het dirigeerde met zijn prachtig, gedecideerd hoof.ltempo en de heerlijke nuanceeringen in zijn rhythmiek, geheel en uitsluitend voortko mende uit het karakter der elkaar afwisselende motieven, wordt het voorspel een drama in het klein en dat moet het Meistersinger-voorspel ook zijn. Onbeschrijfelijk wordt dan de jubel in ons binnenste en geheel verklaarbaar wordt het dan, dat de toehoorder aan het slot den dirigent uitbundig toejuicht, in dezen tevens den componist eerrerde die door des dirigenten toover.itaf zoo duidelijk tot oris gesproken heeft. Doch ook het overheerlijke SiegfYied-iilyll, dat wonderbare geschenk, waarmede de meester bij de geboorte van zijn zoon Siegfried de wereld gelukkig maakte, kwam op een onna volgbaar poëtische wij/:e tot ons. /ij waren zoo leeder - die wijzen als uit een sprookje, zoo doorzichtig, zoo rein en puur het was n groot genot van het begin tot liet einde. En nu het Lohengrin-voorspel 'i Te lang zaam hoor ik rnij reed;; toevoegen van ver schillende kanten. Nog levendig herinner ik mij de eerste voorstelling van Lohengrin te Bayreuth op een zumernatniddiig in Juli ISii l Mottl dirigeerde en het voorspel nam hij toen even langzaam als thans. In de pauze na de eerste acte, bij alle kunstenaars en critici, die van heinde en verre saamgekomen waren, een ware »Eutii'ntung" over het langzame tempo van het voorspel, 's Avonds na alloop der voor stelling vernam ik van enkele der voornaamste orchestmusici, die het onder leiding van Wagner zelven gespeeld hadden, dat demeeaterhetevenzoo langzaam liet spelen ; de sleur echter, die verfoeilijke kanker, die knaagt aan het voort bestaan van elk ernstig kunstwerk dat over geleverd is aan de handen van onberoepenen, heeft er zich van meester gemaakt. Zeker is het echter dat Mottl met een buiten gewone soberheid, een grandiose uitwerking heeft bereikt. Wat een climax in de expositie van het thema en dat zonder eenige noe menswaardige versnelling van het teaipo ! DM is ook wat in het Tristan-voorspel zoo trof. De climax ligt reeds in het stuk zelf; geen accellerando kan hier meer bereiken dan Wagner gewild heeft. Niet minder schoon was de inzet van den ->Liebestod"; het geheele aangrijpende van de geweldige tragiek ^dezer scène kwam op bijzonder gelukkige wijze tot uiting. Van de andere werken die door Mottl werden gedirigeerd, mag vooral ook worden genoemd de «unvollendete Symphonie" van Schubert. Mooi was daarin het hoofdthema, het schuch tere optreden van het tweede thema in de violon cellen en de smaakvolle declamatie van klarinet, hobo en fluit in het tweede deel. Voorts de ouverture «Carnaval romain" van Barlioz met zijn schitterenden orchestklank. Mottl is trouwens d* dirigent die gelijk geen ander in Duitschland propaganda heeft ge maakt voor Berlioz. Lingen tijd was het Hoftheater te Carlsruhe de eenige »Bühne" der wereld waar »!es Troyens" van dien Franschen meester werd opgevoerd. Uit alle landen en niet het minst uit Frankrijk zelf, togen dan de Bsrlioz vereerders naar het Mekka der Badensche residentie, ooi daar te genieten van het werk van den grooten Franschman, dat in zijn vaderland werd genegeerd. Beethoven's Sisymphonie, zijne groote LQonore-ouverture en Weber's Euiyamhe-ouverture vormden de ove rige werken welke onder Mottl's leiding wer den ten gahoore gebracht. Zy' allen genoten een kerngezonde uitvoering wars van alle fffjcthfjig. Vooral de syuipbonie eenigszins «derb» in de opvatting! Op den eersten avond maakte Amsterdam kennis met een jong fransch violist Henri Marteau. Deze speelde een vioolconcert van den Scandinavischen componist Sindiiig, bene vens eenige fragmenten uit Bach's sonate voor viool-solo in E. Het concert van Sinding is modern in vorm en bouw. De verschillende onderdeelen loopen in elkaar en aan de motiefbewerking en instrumentatie is veel zorg be steed. Toch kon mij het concert niet geheel bekoren; ik had van een toondichter, die zoo'n mooie symphonie gecomponeerd heeft, iets anders verwacht; een grootscher en imponeerender werk. Het concert is wel dankbaar en melodieus; het heeft echter iedszoetelijks; af en toe zou men denken dat de componist der «Cavalleria rusticana» er peet over gestaan heeft. Dat nu heeft mij in hooge mate bevreemd van den krachtigen, mannelijken Sinding zoo als wij hem kennen uit zijne symphonie. Boven allen lof verheven is echter de wijze, waarop Marteau het concert gespeeld heeft; met schoonen, rijk geschakeerden toon enmetsourereine beheersching der techniek ! Evenzoo mooi was Bach. Sober in de uitdrukking en met waardigheid in stijl kwam deze grootmeester tot ons. Hoa ummer dat Murteau zich liet verlei den tot een toegifije an dan welk een toegift ! Op het tweede Mottl-concert zong 's diri genten gide »Dich theure Halle" uit Wagner's Tannhil'iser, een drietal liederen en de slotscène uit Wagner's «Tristan". Mevrouw Mottl heeft niet de dramatische steir, die noodig is om aan het laatste stuk volkomen recht te doen wedervaren; daartoe verlangt men een grooter, volumineuzer timbre. Beter past baar orgaan voor da jeugdige Elisabeth-partij uit Tannbiriser; daarin vol deed mevrouw Mottl dan ook het meest, te meer omdat de voordracht harer liederen, hoe intelligent overigens ook, in hooge mate ontsierd werd door detonatie. Dat is zeer j immer wijl uit alles bleek dat mevrouw Mottl de eigen schappen bezit om het artistiek gehalte van een stuk te vatten en weer te geven ; by betere behandeling van den adem zou dit euvel zeer zeker verdwynen ! Het voegt mij een woord van dank uit te spreken aan het Bestuur van het Concert gebouw, dat ons wederom kennis heeft doen maken met oen beroemd buiteniandsch dirigent. Wij hebben nu hier gehad Arthur Nikisch, Hicbard Strauss, Franz Wü'.lner, Hans Richter en thans Mottl l liet is bijzonder belangrijk en leerzaam die verschillende dirigenten eens van naderbij te leeren kennen. E;i ook mag het in hooge mate streelend voor ons 7ij i, dat ook zij kennis maken met ons voortrtü'ilijk orchest. Zeker zal de heer Mengelberg met groote voldoening gemerkt hebben hoe hoog hij Mottl zijn orchest staat aangeschreven. Dat mag hem met rechtrnatig-m trots vervullen. Xoo gaarne zou ik nu nog schrijven over hot C lecilia-concert van "21 dezer en de Dona teurs-repetitie die daaraan voorafging Eihter dit schrijven zou te omvangrijk worden. Ik wil alleen dus mededeelen, dat vooral het concert voor twee violen van B ica buiten gewoon warm werd ontvangen en dat de machtige klank der strijkin'-truaienten ook thans zijn uitwerking niet heeft gemist. In het volgend nummer koaa ik nader terug op de uitvoering. A.vr. Avi:i!K.\\ii'. Willem van Zuylen. Rotterdam, Maart Met Willem van Z'jylen is de m°est popu laire kunstenaar uit: bet laatste tijdvak lier negentiende eeuw heengegaan. (ïjen naam vond een weerklank als de zijne. Waar beeft van Z'iylen niet voorgedragen l Xaar de afgelegensie dorpen trok bij. Doch waar had men ook zonder die voordrachten niet van zijne aan trekkelijke verschijning, van d« bijzondere bekoring zijner kunst gehoord l Terecht heeft zijn groote kunstbroeder Dirk Haspels, van hem getuigd: »Door zijn manier van opkomen alleen had va'i Xuylen hot publiek meestal dadelijk gewonnen." Inderdaad, zooals hij «op kwam'" zoo was hij ' Wie herinnert zich hem niet in een zijner beste rollen, in » Vriend Fritz.'' Zoo levenslustig, zoo welgemoed n zoo goedhartig nis Vriend Fritz was Wiilem van Zuylen. Zijne goedhartigheid aarzelde nooit. Voor liefdiid'igheids-oralernemingen, waar de kunst bij te ]ii\s kon komen, was geen artiest goreeder te vinden dun bij. Jaren bing was bij de steun van eer. grooten kring rondom hem. Nu ontberen die allen beu:, maar blijft ook zijne weduwe zonder eenige middelen achter. Den onbezorgden goedbartigen kunstenaar heeft de vrees voor de toekomst zijner vrouw. in de laatste jaren dikwijls gefolterd ; hij heeft die toekomst niet kunnen verzekeren. Niet om een monument voor hem, wenden wij ons tot u. Maar vrijmoedig roepen wij uw steun in om voor de achtenswaardige vrouw, die hem eene zorgzame gade was, te kunnen doen, wat hém niet meer mogelijk is geweest. Wij richten ons tot heel het land. Heel het land liield van van Zuylen. Zóó kan er, hopen wij, een som bijeengebracht worden, groot ge noeg om voor Mevrouw van Zuylen, zoo mo gelijk eene lijfrente te koopen. Uit onze com missie zullen enkele leden voorde meest doel treii'mde belegging van het gelj zorg dragen. Alle bijdragen wordt men beleefd verzocht te zenden aan, of zullen worden geïnd tegen kwitantie door den heer C. van R>ssem Cz , penningmeester van de afjeeling Rotterdam van het Nederl. Tooneelverbond, Wijnhaven 40, Rotterdam. De Commissie: Hanri Dekking, A. F. Ebeling, P. D. van Eijsden, Jos. Jacobson, ,1. de Meester, J. Milders, G. van der Pot, A. II. Reckers, A. Robertson A.Wzn., C. van Rossum Czn., l'. A. Schipperus, C. A. P. van Stolk en II. Veder Jzn. Aütoon van lelie, In de kcmstzaal van B. L. Voskuil, op het Spui, heeft de h;er Antoon van Welie gele genheid gevonden zijn werk te exposteren. Ken nog onbekende sch Ider is deze Brabander, althans voor ons N;>ord-NederlMiders; voor zoover ik weet, vertoonde hij zijn werken neg niet op eenigerlei tentoonstelling. Toch zal zijn naim aan velen niet vreemd zijn; lijders de van Dijk-tentoonstelling in Antwerpen, ontstond daar ook een expositie Antoon van Welie, en door besprekingen in enkele bladen en tijd schriften zijn er geruchten van hem tot ons gekomen. En die waren over 't algemeen niet ongunstig voor de vestiging zijner reputatie. Daaruit kon ook verstaan worden, dat van Welie een kunstenaar is van hoog streven, een ideal st, en dat lijn werk een zinnebaeldende strekking heeft. Toen mij dan ook den cata'ogus in harden kwam, en ik op den omslag een zijner stukken gereproduceerd zag, voorstellend twee vrouwen volkomen en profiel, met lang uitgekamd haar, plechtig neerhangend bezijden het strenge gelaat, terwijl een diadeem om den schedel knelt, het lichaam (voor zoover dit te bemerken is) gehuld in een gewaad met stsrretjes, en eindelijk a's achtergrond een weide besp.kkeld met margerietjes, verderop een vijver met lotosbïoemen, en nog een bewolkte hemel, waaruit iets geheimzinnigs neerdraadt, dacht ik; dat is reeds een voorproefje van de ten toonstelling, by welke richting moet deze schilder nu weer oiider dak worden gebracht ? En dat hij zijl werk bepaald een koers uitstuurt, werd me al spoedig duidelijk. Bij kennisname der collectie, waarbij me ook bleek, dat het origineel van genoem ie repro ductie nog een van de beste dingen was, kwam ik tot het inzicht, dat, zoo er bij dezen schilder dan van eea richting sprake moet zijn, dit alleen zin heeft by de keuze van onierwerp. Want al die voorstellingen, met mooie namen als, Parnasia, Tristan en Isolde, Opaelia, Paolo en Francesca di Rimini, Verrukking, etc. zyn niet meer dan opgeprikie vertooningen, de looze uitkomsten van een u. lasi naar het ver hevene zich richtende arbstd. Deze kunst is onwaar; geen enkele van hare uitingen is van het gehalte, om deugdelijk het ontstaan te kunnen verantwoorden. Wellicht dat de schilder zich zelf niet van onwaarheid bewust is, en in volle gemoeJe meent een kuistenaar van edele neigingen en hooge uitzegging te zijn, maar daar hij naar ik maen, toen reeds door de groene j iren heen is, den tijd waarin men gaarne de onrijpe ge wassen van overprikkelde inbeelding met een vergeeflijk oog aanziet, zal het moeilijk wezen voor hem eens werkelijk in zich zelf te keeren. En vooral zoo hij van verschillende zijden lof ondervindt. Dan zal hy zich in nog tierder hou ling op zijn stokpaardje verheffen, en nog heel wat van die scea.es ten tooneele voeren. Want de sujetten-voorraad voor zulk een quasi abstracte kunst, voorwendend adel van gedachte en b jvenzinne ijke zienswijze, is niet spoedig uitgeput. En van da miJdele.i tot roonteering van ei; spektakel-stukken, kan men zich tegenwoordig welhaast een staalkaart verschaf fen. Tot typen in die wereld zijn het meest doeltreffend, sex<-l)oze wezens, met teringachI tige facie's en zieltogende uiuluikking (als da ; begeestering mo;t worden voorgesteld, bereikt men een Inoger efi'jct met een tikj; roso in de gelaatskleur de hals kin wit blijver) Linge, vermagerde handen met spichtig ver knipte nagels, fhiddeneeuwsche kostuum-i, vooral mee r-, ctite plooien, en dan een passende om geving van verlaten puken, vijvers (oin de) met zwanen en lotosbloemen, grasvelden (om de) met bloemetjes, etc. j Dio rue nu verdenkt den zin van dezs kunst 1 niet genoej;zaa a doorp-iild te hebben, of wel van eenzijdig te oordeelen, verwij-i ik naar de sch&tsen die hier geëxposeerd zijn en wei 't me;st i:aar die, aangeduid als voorbereidende studie voor eenige ? ^an die verhe.'en voorstellingen. Daarbij, ii ; het ook niet teekenoid, een nuchter vavj.; niet verleppende irissen (Pinksterblommen zegt het vo!k) wijiisch te b .-titelen als Stervende Iris" 't Maar di heer van Weüe heeft ook portretten g- xposeerd, en daar zal althans de dracht van zijn talent beter in na te speuren zijn. Maar och, ook hier i.s het duidelijk, dat hij ten schilder ij, die zich niet van vertoon bij zijn arbeid kan onthouden. Want werkelijk, met een gerust geweten kin verklaard worden dat in die statieus uitgcdo.schte li «uren, bijria of geheel ten voeten uit, op al te ondubbelzinnige wijze een vermeende meesterschap geëtakerd ligt. De buste p>rtretten zijn iets beter of liever : <!air is het eenige wat even goed is in zijn werk onder te vinden; ver-dr.Uende, koud en hard, \erheilen zich wel niet ver boven de pro iveri der P.-inturo B 'gaerts, maar enkele zijn daar toch aan te wijzen die van verdien sten blijk geven. K-MI ma .sportivt. en face, is met ; ernst doorwerkt, al zijn de kwaliteiten daarin niet opgevoerd tot de hoogte van Vetbs portretkuns'', ;iie hier Dlijkbaar ton voorbeeld was gesteld. J 0?>k een vrouweportret, van voor gezien, is droog i maar eerlijk van uitvoering. Het be.ite onder al i echt er, is een jonge-vrouweproli^1. Daar heeft de ] schilder zijn gelukkigste oogenblik gehad. In j geen. enkel ander stuk zijn de kleuren zoo gevoelig togen elktar gezet, het zwarten kanten '. kraagje, en het :,-londe haar, vormen bepaal.1 fijne pirtijen; en de geheele uitvoering heelt, juist op het kantje at van chique", een zeker i karakter van distinctie mogen behouden. Kn . hiermede verheugt liet mij toch iets goedi van ! van Welie te hebben kunnen zegden; hij had i echter beter gedaan een expositie van zijn kunst i voor zijn Noordelijke landgenooten achterwege te laten. W. S. Vincent. Een kleine tentoonstelling van zijn werken, schilderijen en teekeningen, gehouden door de vereeniging Voor de kunst'' te Utrecht, wordt vandaag of morgen gesloten. Van onpas schijnt het dus daarover nog wat te zeggen. Maar och, zelfs de langste beschouwingen tot voor lichting, zullen bij de kunst van Vincent toch maar een zeer geringe uitkomst hebben. Zoo ' ooit, dan is het wel voor zijne werken een hopelooze poging met woorden de onbevattelijkeu tot begrijpers te maken. Maar dit kan toch erkend worden, dat onder de vele ten toonstellingen die tegenwoordig zijn af te loopen (en zeer aantrekkelijke dikwijls), er geene als van hem in staat is den lankmoedigen gang van trouwe bezoekers te verstoren, of die macht heeft rustige kunstbeschouwers versteld te doen staan. En die daarbij niet raakt onder den magnetiseerenden invloed van z\jn uiting, blijft toch ondanks den prikkelende wrevel gekluisterd met zijn blik aan die rare dingen1'. Vincent schokt, met welke oogen men zijn arbeid ook aanzie.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl