De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 24 maart pagina 3

24 maart 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1239 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. En daarbij, zijn werken doen zich op vernie tigende wijzs gelden voor alle kunstuiting in zy'n nabijheid; op vernietigende, tiet op hin derlijke wijze. Het is er me nu niet om te doen, 't weer eens voor het recht van deze zoo algemeen miskende kunst op te newen, of verbitterde kunstminnaars tot zachtzinniger gestemdheid daartegenover te brengen. Myn vaste overtuiging is, dat de grcote beteekenis van Vincent zich zelf zal handhaven, en de algemeene erkenning daarvan zal winnen, naarmate de publieke hevattelykhpid voor kunstuiting zuirerder wordt. Want dit is wel zijn grootste fout, dat hij nooit in 't minst is bedacht geweest zich in te richten bij zijn arbeid, in het vooruitzicht (e zullen verschijnen voor de wereld. Hij beeft het publitk rnhkend, het publiek miskent hem. Maar, met dit aanloopje, wüde ik eigenlijk probeeren een balletje op te werpen voor een aangelegenheid van zakelijken aard. Op die tentoonstelling in Uirecht, bleek het me, dat de prijzen van Vit cent's werken aanmerkelijk gestegen zijn. Er komt das al meer vraag nasr ! En zoo kan het gaan gebeuren, dat zyn werken eirdelyk verspreid raken. Nu echter nog een groot gedeelte van Vincent's nalaten schap bijeengegaard is, kan de geheele ver snippering nog voorkomen worden. Van over heidswege zal daartoe wel geen stap gedaan worden ; dat kan men in de verste virte niet verwachten. Maar hier is nu toch gelegenheid voor een Maecenas om een bijzonder lof felijke daad te verrichten en waarbij nog niet zoo'n enorm kapitaal gemoeid zal zijn. Een bijeengebrachte collectie werken van Vin cent van Go. h, 't zij in een afzonderlijk gebouw, 't zij als een afarte afdeeling onder dak ge bracht in een bestaand museum, dus alty'd gemakkelijk toegangbair, kan zoowel voor kuns'enaars als voor kunstminnaars nog zeer veel heil stichten, 'k Hoop in die tneening ui' t alleen te staan en ook niet in mijn geuitte wensen. W. S. Kistzaal van Goift TEEKEMNGEN UIT SPANJE DOOB GERABD MULLEE. Het is een veifijnd genot, plotseling uit de grauwe attnoapheer van de Heerengracht, op een guren Maartschen ochtend met afwisselende hagelbuien en windvlagen, zich verplaatst te voelen in het zonnige Zuiden van Sparje, gezien als in een vizioen van louter licht en schittering, door een Hollandsen schilder. Dit ondervond ik dezer dagen, toen ik in het atelier van Garard Muller, genoeg be kend als figuurschilder, hem leerde kennen als landschapscbilner en wel juist als den vertolker van die ige hoekjes van het oude Moorsche Sparje, de tuinen en parken van het Alcazar en het Alhambra. Na een verblijf in Algeriëwas Gerard Muller voorbereid om die fraaie overblijfselen van den Moorschen bloeitijd weer te geven. Onlangs bracht hij er dan ook maanden door, beginnende met Sevilla en de oevers van de Guadalquivir. IHiHlIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIMIMMMIIMIIIIIIIIIIIillinUIIIIIIIII M'GERBI. Uit het Frantch VAN CAMILLE PERT. lederen marktdag, van den dageraad af, ging luitenant Lucien Brun aan de deur van zijn wit huUje zitt^r, nog .steeds niet verzadigd van de indrukken die Algiers in de lente aan de pas aangekomenen biedt. De zon, nog vej borgen, zond een mat licht uit, violet-achtig aan den heuvel, geen windzuca'je bewoog de zoele lucht dis bezwangerd was met den eenigszins scherpen gi ur van de witte papavers, waarmede de grond in de buurt van Aïn Ttfli in massa bedekt was. Troepjes ezels en paarden, met groenten en fruit beladen, kwamen langzaam de zig-zag paden van den weg af, terwijl hun silhouetten zich grijs aftetk^nden tegen den vagen schijn van den joegen morgen. Toen verscheen de zor. met iè;e wolkjes om zich heen. Het stoffige plein kreeg leven over z ch, het caféder oificiereu werd geopend, trompetsignalen schetterden uit een voormalige moskee, die voor kazerne diende; vrouwen, half gesluierd met een slip van haar haïck, haastten zich haar watervoorraad op te doen, \óór de tontein bestormd werd door de Arabieren van de vlakte en hun beesten. Weldra kwamen de lastdieren van alle kanten in draf aan, zwa'r beladen met vruchten, groenten, kippen, gei;j=s, en b)V-en op zat een fluitende en gest'cuteerende Arabier. Alles girg snel in zijn werk onder oen ont zettend geraas en groote verwarring. Met hun bruine bewegelijke handen legden de verkoop rs zorgvuldig de weinige groenten neder op ge verfde korfjes van alfa, terwijl sinaasappels en vijgen in het stof rolden, in gezelscnay van pakjes magere kippen die met de poolen ajn elkaar gebonden waren. Toen gleden joden tusschen de groepjes door, a!Ur!e! kleine voorweten uitstallend op ou-ie tapijten. Hun oogen volgden angstig de kleinste twist der Arabieren, die zoo dikwijls, zij wisten het, op de plundering hunner gebato natie uitliep. Soms zette Lucien zijn schildersczel neer om het bonte tafereel vóar hem te schetsen: het gewirwar der menigte onder het gouden licht der nu geheel verrezene zon, de vreemde tronies der kooplui, gewikkeld in hun gehavende bournous, de schitterende kleuren der uitge stalde stoffen en der op den grond liggende vruchten. Doch daar tegenover hem, in 't caféde i'aris, haalden zijn kameraden, bij hun absintli en vermouth gezeten, de schouders op. Lucien Brun V' dat was een poseur, een verongelukt artist, geen militair, maar naar Algiers ge komen evenals een tourist, om schetsen te maken en prullen van de negers te koopen. Op een Woensdag, terwijl de zon de lieden van de markt joeg, kwam een der kooplui, zijn paard achter zich aan trekkende, naar Lucien toe: Wil je een bediende? Neem mij dan..." Lucien keek op en zag een grooten man, heel jong, met een lenig lichaam, gewikkeld in een groven bruinen bournous. Zijn hoofd werd beschut door een lösen hsïck, welks uiteinden een zachte schaduw wierpan op zijn hoekig gelaat met zachte schitterende oogen. Hij ging voort: Je kunt me geld geven als je 't wilt. Je Hier begon hij zy'n reeks studies van aspec ten van buiten, gevende in deze de wallen en de tuinmuren, de terrassen en de fonteinen die ! deze verwaarloosde en bouwvallige Arabische ; paleizen omringen. j Bijna altijd zy'n monumenten als het Alhambra ', zelf de onderwerpen geweest van de composities ' die zy inspireerden. ] Gerard Muller zocht sijn sujetten in hun j omgeving, in het historische landschap dat hen zoo harmonisch omringt en begeleidt. Zoo by Ssvilla zijn het gezichten op en van de terrassen van het Alcazar, poorten en witte muren, paviljoenen omgeven door rozen en palmen, met bijna altijd in de verte, als een «leitmotiv" dat telkenskomt opdagen, de elegante en geestige toren van de Giralda. Gratada is veel moorscher. De statige wallen, de grootsche poorten van het Alhambra zyn hier gelukkig gekozen en deze teekeningen geven minder bekende kanten te zien van dit prachtige lustalot der Islami tische Vorsten. Naast de Puerta Judiciaria zien wy de Tuinen der Sultanen, de bekende Patio de lo» Laones, de zaal de los Hermanos, maar vooral, en dit is wel het k&rakteristieke van deze teekenin gen, de binnenpleinen en de fonteinen, de met azulfjo's bedekte banken en tuinmuren, de weelderige en romantische plantengroei, die deze parken maakt tot Eden-achtige lust hoven, wellicht eenig in de wereld. De meeste dezer teekeningen zy'n niet ge stoffeerd en deze afwezigheid van figuren geeft iets melancolisch en statigs dat wel overeenkomt met de verlatenheid van die uitgestorven pa leizen en parken. Slechts een enkel maal komen voor kleine sprookjes-achtige meisjes, spelend op de treden der trappen of der fonteinen, als kleine vlin ders fladderend in die tuinen. Gerard Muller heeft in deze teekeningen, waarvan de motieven met smaak en zorg ge kozen zijn, meermalen met succes weergegeven de blank-bloede, ttèi- gere-flacteerde schaduwtinten, zoo zuiver tii.telend in de limpide, kristallyne atmospheer van dit Zuiden, brjLa het Oosten, waartegen geastig en voornaam de met licht besprenkelde takken van niyrten en jasmijnen, of de zware massa's der cypressen en der eeuwenoude, kronkelende stammen der oranjeboomen zich fantastisch en geheimzinnig afteekenen. Waarom gaan niet meer hollandsche schil ders in don vreemde werken? Er is zoo veel nog te zien en te maken in de wereld, zooveel meer dan wilgen, slootjes en molens, deze altijd even mooi en aantrekkelijk, maar reeds zoo heerlijk begrepen en bezongen door talrijke meesters, van Ruysdael tot de Marissen en Gabriel en Weissenbruch. En, heel natuurlijk, een hollandsch schilder brengt elders zijne hollandsche visie en op vatting mede, zijn aangeboren begrip van toon, en maakt hierdoor reeds alleen veel origineelere werken dan de meestal inderdaad decadente schilders van zuidelyke landen. Pu. Z. Aannemer of ditroeriler? houdt van wandelen, welnu, ik zal je 't land laten zien, hier, daar, overal." En hy' wees naar de bergkammen, het dal, den horizon van zand naar het zuiden. Lucien had volstrekt geen bediende iioodig, zijn oppasser was hein voldoende, maar hij bedacht dat deze Arabier een uitstekend gids zuu zijn op z(jn zwerftochten, en bij ram hem aan. Van dien avond af sliep M'Gerbi in het huis van den officier, uitgestrekt op een mit, den haïck der zijn bruine borst getrokken. Na verscheidene maanden van tochten en gesprekker, ha f in 't Fransen, half in 't Arabisch gevoerd, bego men de j >nge lieden vetl vriend schap voor elkaar te voelen. M'Gerbi toonde grooie genegenheid voor den officier, die hem zoo geheel anlers behandelde dan di overigen 't deden, zouder eenige aanmatiging of toonen van superiorheit, Lucien hield van het origineele, het exo tisme van zijn v. iend, zijn korte zinnen, zijn volslagen onbekendheid met de beschaafde wereld, zijn dikwijls juiste denkbeelden. Hij bewonderde zyn Atriliaanscbe schoonheid, e aangebortn gratie zijner gebaren en huudingen, wanneer hij, tegen kussens geleund, droomde. en zijn vingers een vreemden r ytbmus sloegen, ot wel wannetr bij zich te paard wierp, lenig, vlug, galopeerende over de vJakte, bijna staande op zijn beugel, het dier aanhitsend met gefluit en geschreeuw. Toch was hun gemeenschappelijk leven niet zonder wolken. Soms bouten hun beide rassen, en zij moesten ontnuchterd bemerken hoezeer zij oo zekere punten verschilden. M'Gerbi stal. De boekjes van Luciens huis waren vol kleine voorwerpen, die de; Arabier bij iedere gel. genheid met verrukking ont vreemdde, sooals sigaretten, messen, putlooojes, ijzerwerk van allerlei aard. Op de bedreigingen tn smeekingen van Lncien antwouriie M'Gerbi slechts glimlachend: Maar ik neem nie'.s van jou weg." Uat was waar, hj had eene vereering voor alles wat aan zy'a vriend toebehoorde, en bij zou zelfs innig gelukkig zijn geweest als deze ziju buit met hem had willen deelan. Op een zekeren morgen maakte M'Gerbi den luitenant vroeg wakker. Kom." En. op zijn gelaat blonk een kinder lijke uitdrukking van geheiraz.nnigheid. Lncien volgde hom gewillig, daar de Arabier hem op zulke tochten altijd da een of andere merkwaardigheid van zijn land toonde. Hu.ten stonden de paarden gezadeld. M'Gerbi sprong op 't zijne en rende weg, zijn metgezel met een gebaar tot zich roepende. Langer dan een uur reden zij over bergpaden die Lucien niet kende. Op den bodem der vallei was Aï:i-T<rli zichtbaar, omgeven d-jor groen. I1 aar 't Noorden klommen de toppen van den Djebel-Arhonat op, soms a's muren en onvruc'.ittia'e rotspijlers, en dan weer bedekt met velden van bloemen. Toen het pad eindelijk verdween tusschen steile rotsmuren beving Lucien een angstig gevoel in die volstrekte eenzaamheid. Waar brengt gij me heen V' had hij reeds tweemaal tevergeefs gevraagd. Ei even dooi Hitsten sornb- re geschiedenissen van Arabisch verraad zijn brein. Plotseling hield M'G^rbi zijn paard in en beduidde den luitenant dit ook te doen. Zij waren in een nauwen doorgang tusschen de roken waarachter het pad plotseling verdween. Dit geheel, hevig geel getint, werd overstraald door een helderen, intens indigo gekleurden hemel. De Arabier maakte de piarden vast, toen, zijn band leggend op Lnciens schouder, zeide bij met de Oostersche teedetheid van zijn toon en blik : Luister, ik houd van je, 'e bent mijn broeder. Ik zal je mijn huis laten zien.:' Mijn artikeltje in het nummer van 3 Maart 1901 wordt bestreden. Ik beweerde dat de wijze van aanbesteding van bouwwerken, zooals j die thans gevolgd wordt om deze beide redenen i afkeurenswaard is : 1. dat zij aar/leiding g?eft tot het niet uitbetalen van onder-aannemers als de hoofd-aannemer failliet gaat of een onderhandsch accoord aanbiedt, en 2. dat zjj j de bouwkunst benadeelt. j De Redactie van De Aannemer het orgaan } van de Nederlandschen Aannemersbond tracht die meening te bestrijden in het nummer van haar weekblad van 12 Maart 1001 Ik zal dat artikel hier niet overnemen en er zelfs niets uit aanhalen. De behandeling der zaak is niet principieel en de weerlegging j schetterend en vaak zonder zin. Een kleer maker, een electricien, de architect Berlage, de wethouder Blooker en Louise uit Vorsten school worden opgeroepen en geciteerd ooi de meeningen dier Redactie kracht by te zetten. Het artikel eindigt met een zin als deze: »Als alle aannemers en onder aannemers zullen zy'n verdwenen, zullen alle Nederlandsche archi tecten Michel Angelo's en de Ktyser's worden !" Op zoo'n onzin ben ik niet gawoon te repliceeren. Wie er lust in heeft de bestrijding van myn artikeltje te lezen, weet waar hij het vinden kan. Echter wil ik op de zaak zelve wel wat dieper ingaan. Hetgeen ik voorsta is het toevertrouwen der uitvoering van een bouwwerk aan een uit voerder, die een bepaald percentage ontvangt van den bouwsom. Daar het honorarium der architecten een zeker percentage bedraagt van dien som, zie ik geen reden, waarom dit by da uitvoerders ook niet het geval zon kunnen zijn. Het bedrag dat de architect voor zijn werk zaamheden bedingt is bekend. De soliede architecten houden zich geheel of bijna geheel aan de »honorarium-tabel voor bouwkundige werkzaamheden" zooala die is vastgesteld door de Maatschappij tot bevordering der B mwkunst op 31 Mai 1888 en herzien is op 31 Mui 1895. In die tabel is alles te vinden wat betrekking heeft op het honoreeren van de werkzaamheden van den architect. Waarom is het onmogelijk dat de aannemers een dergelijke tabel vast zouden stellen? Een ernstige reden daartegen bestaat er niet. De oorzaak waarom de Redactie van Ds Aannemer mij bestrijdt is gelegen in den angst dit de aannemers spoedig aan den dijk gezet zouden worden, een angst die zeer overdreven is als men bedenkt dat het wijzigen van sociale kwalen uiterst langzaam en geleidelijk gaat. Ik begrijp zeer goed dat er voor de aan nemers in het algemeen iets vreemds in gelegen is volgens vooraf bepaalde condities hun salaris te ontvangen. Zy achten zich kooplieden en maken winst en verlies op een bouwwerk al naarmate het werk hun mee- of tegenvalt. Zy zyn dit van hun jeugd af gewoon en hebben Zeer geroerd antwoordde de jonge officier met een vasten handdruk. Hij kende Afrika nu genoeg om de waarde dezer onverwachte gunst te beseffen. Zijn huis, dat is het in térieur, de vrouwen, dit geheele bijzondere leven dat de nederigste Arabier zoo ji'oersch onttrekt aan de oogen der vreemdelingen, en d;t alles zou de genegenheid van M'Gerbi voor hem ontsluieren. Op enkele passen afstands van de plaats waar zij stonden, vormde het terrein plotseling een diepte, op weiker bodem men MGcjrbi's woning bemerkt-% klein, laag, v^n jjedi oogden grijzen modder opgebouwd, e.'i omgeven met trisc.h, door een uergbeekje besproeid struik gewas. Bij het geraas dat zij maakten langs het sternen pal dat r.aar beneden leidde, weer klonk gehuil en twee gt-le honden scha en dreigend uit. Maar dadelijk hield het geblaf op. Zij hadden bun meeseer herkend. Bij de door een grof t ipijt afgesloten deur zat een oud 3 vrouw in elkaar gehurkt. Zj wiegiie ecu slapend kinl in haar armen. Dat is raij'i nweiier." M'Gö:bi wees op haar. EQ het waggel je van 'c slapend kind aanrakend, zeide hij : en dit is mijn kind." Op dit oogenb ik verscheen een mojie jonge vrouw op den drempel Zij miaite een ge baar van s:hrik toen zij de.i vreemdeling zig en wilde wegvluchten, maar enkele woorden van M'Gerbi dtden Uiar stilstaan, zij kwam met langzame schreden terug, ernstig, zonder haar gelaat te bedekken, de oogcn gevestigd op Ij'icien. M'G.Tbi lachte goedhartig. Dit ii N'dab, de moeder van mi;'n j ingen." Toen werd zijn geiait donker en hy h"gon een snel gesprek in het Arabi>ch met de jja^e vrouw. Dikwijls kwam de naam Aïschka op hun lippen, met toorn uitge proken door M'Gfrbi en met irjinach'irg door N'dah. De oude sjrootmoedi'r op den grond bleet ia haar onverschil lige hun l i),.;. Uit bescheidenheid verwijderde Lncien zich en ging dwalen door de kleine paailj ;s tusschen het bebouwde terrein, verlangend naar do hchaduw van een dichte massa lag i li.iom.en niet ver van daar. Terwijl hij lar.gs een struik ging hlöe-f hij verrast staan vlak vo-jr feu lui uitgestrekte, in 't wit geklee Is vrouw, met edelgesteenten schitterend aa'ïha,r armen en boenen. Z'j richtte zich op den elleboog op en keek den vreemdeling zeer vrijmoedig aan. Zij bad het ronde gelaat, eigen aan somm ge stammen, tengere vormen, e;n bleek:: teint, nog witter door blanketsel. Haar wenkbrauwen en dogharcn waren zwart gemaakt m.-t kool. Zij verwelkom Ie den olli'ier in tamelijk zuiver Fransch : Ben je luitenant Brun V M'Gerbi spreekt d'kwijls over je."' Ben je dus ook zijn vrouw?' Zij glimlachte, waarbij h^ar scherpe witte tanden zichtbaar werden. Vecnien dagen geleden boeit hij mij gchuwii .... ik heet Aï-chka." Daarop, zonder op te staan, gat' zij den jongen man een teeken om naast haar te komen zitten, maar Lii'-ien, een bee'je in de war gebracht door dit tè;e ii-tète, bewoog zich niet Op 't zeilde oogenblik verscheen M'Gerbi. Hij maakte een gebaar van toorn toen hij de jonge vr.iuw nut onbedekt gelaat aan de voeten van den oiiicier zag liggen en door een schop deed hij haar opstaa/1. met vage vervloekingen in bet Arabisch. Zij vluchtte met hangend hoofd, met moeite haar snikken bedwingende. Lncien zei: Je bent niet erg lief voor je jonge vrouw!" M'Gerbi baalde de schouders op. Ik had haar niet moeten nemen, zie je. Zij was danseres, daar ginds te Constantire. nooit aan het vaststellen van een honorarium tabelsgea'ü'ze gedacht. En toch zou zulk een wijze van betaling hun niet schaden. Want omdat de concurrentie onder hen zeer groot is, is de winst betrekkelijk klein ge worden, zoodat ik spreek over toestanden in de groote steden er veel kans bestaat, dat, zelfs bij kleine tegenslaanders, de winst ingeboet wordt en het werk voor den aannemer met een r.adeelig saldo eindigt. Daarbij komt dat aan de kleine winsten, groote risico's verbonden zijn. De aannemer moet zich indenken in het bestek en in de teekeningen die niet door hemzeiven, maar door een ander gemaakt zijn. De gedachten over een bepaald bestek liggen vaak ver uiteen, getuige het verschil in de bedragen waarvoor de aannemers inschryven, welke verschillen vaak 2öpCt. van de aannemingssom bedragen. Hieruit blijkt dat de aannemer behalve als koopman, ook voor ean deel als speculant moet optreden. Zijn in een bestek de hoeveelheden niet berekend en gekubeard; zijn er geen prijzen uitgetrokken voor het koopen van bepaalde artikelen; staat er niet in vermeld dat alle hoeveelheden, alle kramerijen enzoovoorts en alle buitengewone zaken zullen verrekend worden volgens eenheidsprijzen en volgens stelposten, dan wordt het aannemen volgens zoo'n bestek een speculatie en in den regel een bron van twist waarvan de aannemer meestal de dupe is. Het komt mij onnoodig voor alle risico's die de ainnemer loipt te bespreken en in het licht te stellen. Vaak werkt hij zelf, persoonlijk, mede aan de uitvoering en komt aan het eind van het weik toch met een tekort uit. Er moet dus in die manier van werken een fout zitten. Nu zou men kunrci aanvoeren dit da fout gelegen was in de bestekken en in de ondui delijkheid van deze. Natuurlijk maakt niet ieder een even goed bestek; datis een kwestie van denken, van kunde, van wikken en wegen, wat ieder, die te goeder trouw is, dost over eenkomstig de hem ten dienste staande middelen. Maar zelf het be-.te bestek van den besten architect kan tot verkeerde opvatting aanleiding gever, omdat het niet is te voorkomen dat een zinsnede of een voorschrift voor tweeledige uit legging vatbaar zijn. Als ik nu zie hoe sommige aannemers die jiren lang onder besteksvoorwaarden werkten, steeds het eene werk over het andere aannamen, steeds te kort komend, steeds hun faillissement of hun accoord uitstellend tot ten slotte de onhoudbaarheid hun dwong hunne fiiantieele positie bloot te leggen , als ik zie, dat er onder die aannemers zijn, die voor zoover ik kan nagaan flink hij de zaken en oppassende lieden zijn, dan ligt toch de vraag voor de hand : Ware het niet betar dat deze mannen zich lieten betalen op de wijze als dit met architecten geschiedt, d. w. z. volgens een bepaalde tabel V Dat onder het stelsel van publieke uitbetliiiliiiiiiliiiiiiiiiiirMüiiiriiiriiiiHiniiiHiliilnlliiMilliiiiilllltil Het is een ....'' Hij zocut: ten .... h»-ks, ja een heks." Lucien glimlachte om liet onbeschrijfelijke j accent van verontwaardiging en kinderlijke overtuiging, wairiaad; M G '.rl»i hii'liia,'de: Ken htks, j i, ean heüb!'' Overigens, ondanks de \veinige minuten die hij bij de mooie Aï<chk-i had doorgebracht, j deelde Lucien volkjmen d^ msening van zijn vriend. Het was bijna middernacht. Een kleine lamp verlichtte de tafel waar Luc.en zat te schrijven. D.ior het venster der rez de chausüe, open in den stillen donkeren nacht, drong zoele lucht naar bin .en. EJII g.jlijke laag witte kalk bedekte de muren der kauitT waar Lucien hier en daar Wctnngekleurde tapijten lud opgehan gen. Over het kleine ij «eren bed lag een prachtig groen damast geborduurd met goud. Di grond was bedsitt met matten. Ken grijze geheel omsluierde gestalte kwam langzaam dojr het raam binnen, deed eenige schreden eu bleet stihiaan bij den jongen man die het hoofd ophief en niet bewoog toen hij e, f n vrouw bsmerkte. Zj ontleed ze h lang zaam van den groven haick die haar bedekte, en vertoonde zich in een wit gewaad, waarop zware weellerigj kleinoadië.i van goud en zilver, ingelegd met turkooizen, schitterden. Het was Ai'scha. Zij boog zich en legds hair blooten arm om den hals van den jo: gen man. ., 2?g niets,'1 II soirde zij. M'urer.l slaapt in zijn buis, bij . . . ." l!:j den naaai van zijn vrien I sid lords Lucien. Duidelijk zag hij voor zich de groo.e mooie gestalte van den Arabier, zijn blik vol ver trouwen, h:j hoorla zijn teedere stem zeggan: ik houd van je. j; bent mijn broeder .... En va-itb-jbluton duwde hij Aisehka van zicb at'. Ga heen. M'Ge.bi is mijn vriend." Ai-chka's o-igun wirden grootcr en schoten vor.ken als de e.Ie!-teenen in haar kapsel. 'ia, g;'.' herhaalde de luitenant zachtjes. maar op beslisten toon. Zij trok zich terug tot op den achtergrond der kamer. Neen. . . .'' stamelde zij. LIICI.M] stond op. Koro. g» heen '." Plotseling maakte zij een gebaar van spijt, was met ce.i sp ong bij het venster, en \e.d ween in den nacht. Toen Lucien, zeer verstoord over dit avontuur, naar bed gir.g, merkte hij dat zijn horloge verdwenen was. Het verlies op zichzelf was niet zeer groot, toch verbitterde deze rooi hem. Lij hield van bet arme on .Ie iling dat hij reods sedert zijn kinderjaren bij zich droeg. Nu"', zei hij bijwijze van troost, ik zal uc mooie AiSchka na dit bedrijf wel niet meor terugzien.1' Den volgenden morgen kwam M'G.-rbi de kamer binnen en bleet' plotseling stil staan, terwijl hij een voorwerp dat op d» n grond lag bskeek. Eea blos steeg naar Lucien's wangen. Het was de door Aiscbka vergeten haïck. Doch M'Gerbi ging rustig aan zijn werk. Lucien voelde behoefte hem het geval uit te loggen. Dat is van eene vrouw, die hier gisteravond binnen is gekomen. Jk heb haar weggestuurd." M'Gerbi lachte met al zijn witte tanden. Zij houden er niet van weggejaagd te worden. Je zult zien dat zij zich zal wreken." Eenigen tijd daarna werd M'Gerbi na een korte afwezigheid somber en gedrukt. Lucien had den dwazen inval van Aïschka vergeten, en bemerkt H M'Gerbi's verstrooidheid niet. Overi gens scheen deze haar weldra af te schudden en stelde een ver uitstapje voor. dat Lucien reeds sedert zijn aankomst te Aïr.-TelU aan lokte. Zij gingen vroeg in den morgen te steding de bouwkunst geschaad wordt, ook dat schynen de aannemers zelven nog niet te begrijpen en zulks ligt in de rede. De geestelyka waarde van een bouwwerk en dit wy»t ook op een groote tekortkoming in het bouwrak en tevens op de scheve positie die de aanne mer inr.eemt is een zaak waarmede hy zich niet bemoeid. Om die waarde bekommert hy zich allerminst; hij neemt het werk aan alleen ca uitsluitend oui er aan te verdienen. Nu staan zijne verdiensten in rechtstreeksck verband roet hetgeen er bezuinigd kan wordea op arbeidaloonen, op materialen enzoovoort». Dientengevolge moet elke verrichte arbeid en elk materiaal nagezien en gekeurd worder». Van den eersten baksteen af die op het terrein komt, worden alle materialen als hout, kailr, zand, tras, cement, pannen, lood. zink, spijker», ijzerwerk, behangsellinnen enz. tot in de kleinste onderdeelen gekeurd. Iedere keuring kan aan leiding geven tot geschil, en vaak zijn de materialen de bronnen van voortdurende oneenigheid tusschen aannemer en architect. En mag men dan nog in i rnst veronder stellen, dat onder zulke omstandigheden da geestelyke waarde van het werk, d. w. z. ds gedachte die de architect in het werk wil leggen niet geschaad wordt? Dankt men wer kelijk dat ruzie met den aannemer, dat bet voortdurende politie toezicht op materialen ea. op de, in aangenomen werk staande, arbeider?, dat da oneanighedtn tusschen aannemer en onder-aannemer, dat een dreigend ftillissameut met de onaangename gevolgen van dien, zonder nadeeligen invloed zijn op den geest die naar de gegevens van het ontwerp de uitvoerit'g tracht te leiden ? Zulks mag in ernst niet aangenomen worden ! En om nog iets te zeggen over de verhouding tusschen den architect en den werkman, welke bij aangenomen werk, volgens mij, een wan verhouding is: hoe wil men volhouden dat da architect directen invloed uitoefent op da<\ werkman (d. w. z. op het ambacht) als steeds tusschen hen beiden, de aannemer staat dia door samenwerking van architect en werkman in zijn beurs benadeeld kan worden? Die samenwerking toch geeft aanleiding tot een largzamer en meer overdachte wijze van werken dan men bij aanneming pleegt te volgen. Van welken kant ik de zaak ook bezien heb, telkens kwam ik tot de conclusie, dat de aannemer, werkende met groote risico's eti kans op kleine winst, moet vervangen worden door den uitvoerder werkend voor een vooraf vastgesteld honorarium. Da gevolgen van zulk een maatregel zouden er toe leiden : 1. dat de uitvoerders niet failliet konden. gaan; 2. dat de onder-uitvoerders alty'd uitbe taald werden ; 3. dat de uitvoering van het werk er beter door werd; 4. dat het ambacht er door verheven foa worden ; 5. dat de architect zich uitsluitend kon paard weg, doch daar hun do l ver af lag, verraste d : middag hen nog op weg in de dorre vlakte, onder de stakende stralen der zon. Lucien zweeg, droomend over de woestijn die hem aai.trok met hasr eentou^e uitgestrcktheden, baar zandhoozen, haur gevaren ei ontboezemi gen. M'Gerbi reed vo ruir, tegen zijn gewoonte stil, terwi,! zijn sp iren zich soais wreed drukten in de^ijden van liet verschrikte, do r de warmte ui gepute dier. Eindelijk verscheen de case. Struikgewas esi kurkeiken betwistten elfcander h.t water aan. hun voet, en aan het einde zag men de eerste dalelpilrnen der streek. De j jnge mini en stegen af en strikten zich in de schaduw der struiken uit, tei wijl d.i paarden dichtbij graasden. Twee uren lerliepen. Lucien sliep vast, M'Gerbi kei-k naar de verte, balend in licht. Eim'elyk st>ni de A'-abier op en ging lang zaam naar zijn vriend toe, terwijl hij be.n strak aankeek met ziju wijd < pon zwarie oogen. Met voorzorg bukte hy zich, zijn adem raakte liet gehat van den slapende aan ... toen ha ilde hij plotseling uit zijn gewaad een lang buigzaam eind k-d-r te voorschijn, en bond er in een seconde de polsen van den luitenant mee samen. Lucien werd wakker. Hei, wat?" zei hij nog onbewust. Maar ree Is nam d ?- ander hom op, wierp hem tegen eea boom, bord hem met nif-uwc touwen vast. . . DJ officier uitte een angstkreet: M'Gerbi' Zijn verward brein had nsii'velijks den tijd over verraai en hinderlaag te denken... MGerbi wierp zich met een sprong op hem, een dolk in de hand. Negen malen drong het mes nasr binnen en kwam «eer te voorschijn... een bloedgolf vloot uit do wonde, bet hooit! van den jongen man viel slap neer, met ver wilderden buk en voltrokken mont1 Toen hield de Arabier o\\ bekeek het lijk, terwijl zijn tanden als email uits'aken tusschen de balt' geopende lippen, een laatsten schijn van leven zoekend ... Eindelijk wierp hij zijn wapen weg en maakte het lichaam los. waarna hij liet voorzichtig op den grond legde, en er bij t eerhurkcnd"besrhouwde bij bet langen tijd, terwijl het bloed langzamerhand ophield uit de wonde te vloeien En plotseling ontsnapte een lange kreet zijn borst, zijn armen strekten zich uit, en hij wierp zich w^} het lichaam van zijn vriend en omhelsd D het wild. Den volgenden morgen hurkte M'Gerbi vreed zaam op den drempel van zijn buis en volgde niet onverschilligen blik zijn oude modder ei: X'dah die met moeite een zware vracht naar het einde van den tuin droegen waar een diepe kuil was gegraven. Op lut oogenb.ik dat zij het vormelooze pak in den kuil zouden werpen, bedacht N'dah zi<-h en schoof de plooien der stof op zij. Het blreke en misvormde gelaat van Aïsc ka werd zicht baar, omlijst door zwarte, met bloed vastgeplakte haren. N'dah nam van de hand der doode een zilveren ring dien zij aantrok, toen legde zij den sluier weer over het gelaat en volvoerde met de hulp der oude vrouw het begraven harer vroegeie gezellin. Toen zij klaar waren kwamen lij terug er gingen M'Gerbi zonder een -woord te spreken voorbij naar binnen. Nu hij alleen gebleven was haalde hij uit zijn gewaad het oude zilveren horloge dat aan Lucien had toebehoord, te voorschijn. Z er lang bleef bij het stom en onbeweeglijk bekijken. En een stroom van tranen vloeide uit zijn oogen, die de fijne bruine huid van zijn gelaat bevochtigde en neerviel op het kleine voorwerp, dat de oorzaak was van dezen dubbelen moord.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl