Historisch Archief 1877-1940
. 1240
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR
A°. 1901.
EELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Eet auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar ........... mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 31 Maart.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitsehland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLÏ' MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
INHOUD.
VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Een nieuwe
partij. II. (Slot) Incompleet aan bemanning bij de
vloot, door N. J. Een dag op de tribune der
Tweede Kamer, door dr. Ph. Kooperberg. Vrij
zinnige democratenbond, (Ingez.), door C. J. J. H
v. Kempen. Een Keizerlijke improvisatie. Een
stem uit den vreemde, door Edw. B. K. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Sociale lektunr, door H.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofd
stad, door Ant. Averkamp. Vroegere versierin
gen, door Tanio. Kunst, door P. H. Veen.
Volledige werken, door X. Y. Z. De bruidstyd
van Annie de Boogh, door Herman Robbers, beoor
deeld door Th. P. FEUILLETON: De drie
Pretendenten, door W. E. Norris. I. RECLA
MES. VOOR DAMES: Brieven vaa Von Bismarck,
door Parvas. De Rozengas", door A. G.-d. W.
Allerlei, door Caprice. Ingezonden.
FINANCIEELE EN OECONOMJSCHE KRONIEK, door
D. Stigter. SCHAAKSPEL. SCHETSJE:
Tusschen de sneeuwbergen, door G. van Hulzen.
ALLERLEI. INGEZONDEN. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
llliliiiiiliiiiiHiiiiiilliiimiiiiiiiniiiiMiiiiiiiiiiiiMiiitiiHiiiiiii
A
Ayra*^::,Een nieuwe party.
II. (Slot.)
De Vrijzinnig-democratische partij, zoo
als zij te Utrecht geconstitueerd werd,
legt, behalve waar zij zich voor de urgentie
van algemeen mannen- en vrouwen-stem
recht verklaart, een beginselverklaring af,
welke, evenals haar naam, alleen een be
paalde zin en beteekenis heeft, voor hen, die,
gelijk de Alkmaarsche afgevaardigde, kun
nen zeggen: »ze weten wel wat wij willen."
Nu dit eenmaal zoo is, moet het ver
kiezingsprogram ons nader inlichten.
Dit luidde, na de vermelding van de
grondwetsherziening, om te komen tot al
gemeen kiesrecht en een democratische
samenstelling der Eerste Kamer als
volgt:
»1. Verplichte verzekering tegen ziekte,
invaliditeit en ouderdom.
2. Wettelijke regeling van het arbeids
contract.
3. Herziening der Armenwet.
4. Naasting van de spoorwegbedrijven en
exploitatie daarvan door den Staat.
5. Verbetering van den rechtstoestand
der vrouw."
Uitgezonderd de ietwat onverwachte
urgentieverklaring van spoorweg-naasting,
vindt men op dit geheele lijstje niets
bijzonders, dat de nieuwe partij van de
Liberale Unie onderscheidt.
De verplichte verzekering, de regeling
van het arbeidscontract, de herziening der
armenwet, de verbetering van den rechts
toestand der vrouw . .. men leest ze allen
reeds in het urgentie-program der Liberale
Unie van 1896.
Aangaande deze maatregelen heette het
toen al, dat de candidaten »met volle over
tuiging de urgentie daarvan moesten er
kennen."
Maar zijn dan nu misschien de maat
regelen, welke men beeft voor te staan en
die men op den voorgrond plaatst, duidelijker
omschreven, nog stelliger urgent verklaard?
Och hemel, neen! Integendeel, zelfs de rich
ting, waarin men ten opzichte dier her
vormingen wil gaan, wordt met geen enkel
woord aangewezen.
» Verplichte verzekering tegen ziekte,
invaliditeit en ouderdom."
Door den Staat? In hoeverre? Voor
den arbeider alleen of voor allen ? Voor
welk bedrag, op welken leeftijd? Met het
doel om den invalieden of afgewerkten
daglooner, zijn bedeeling hem te verzekeren,
of om hem een onbezorgd leven te ver
schaffen ?
De verzekering, hier bedoeld, is een
geldkwestie. Ware zij dat niet, ze zou
zeker reeds zijn ingevoerd. Waarom nu
niet eenige inlichting verstrekt, ten bewijze
dat men iets meer wenschte dan de
Liberale-Unie-democraten, bij wie men het niet
langer kon uithouden? B.v. verplichte
verzekering enz. waartoe allereerst zal
worden besteed, de volle opbrengst van
den jeneveraccijns en van de staatsloterij.
Had men iets dergelijks, althans een bedrag
van millioenen genoemd, die men daar
voor wilde bestemmen, niemand zou in
twijfel kunnen verkeeren omtrent de be
doeling van zulk een paragraafje, maar
neen, geen woord; zoodat het zelfs hier
alweder is: »kom, ze weten wel wat wij
willen!"
Hetzelfde geldt van de herziening der
armenwet, die ook deze vrijzinnige demo
craten in 1896 urgent hebben verklaard,
terwijl mr. Borgesius c.s., met het gedoogen
dier vrijzinnige democraten, duizenden on
gelukkige mannen, vrouwen en kinderen,
onder een schandelijke armenwet maar
liet honger lijden, als ware er volstrekt
geen haast bij, nu eindelijk dezen
nietkiezers eenige humaniteit te betoonen!
En wat in 1896 nog urgent heette:
maatregelen ter behartiging van de ont
wikkeling van Landbouw, Veeteelt, Han
del en Nijverheid, schijnt het nu in 't
geheel niet meer te zijn!
Opmerkelijk over belastingen geen
woord.
Hoe aan de gelden te komen, gevor
derd voor de verbetering der sociale toe
standen, ter bevordering van de bronnen
van volkswelvaart, ter vereffening van de
rekening met Indië, en tot het aanvaarden
door Nederland van de lasten, die Indi
voor onxe defensiebelangen draagt, zie
hier vragen, waarmee de nieuwe
Vrijzinnigdemocratische partij zich het hoofd niet
breekt. Besnoeiïng van de uitgaven voor
de oude weelderige staatshuishouding, in
tal van onderdeelen, zelfs het woord be
zuiniging is haar vreemd.... Een wij
ziging der ministerieele departementen, het
vereenigen bv. van Oorlog en Marine onder
n hoofd; het instellen van een depar
tement van Landbouw, of van Nijverheid
en Handel, en een departement van
den Arbeid; het opheffen van tal van
overbodige gezantschapsposten; het ver
beteren van het consulaatwezen, dit alles
ligt vooreerst buiten haar bestek. Zij denkt
't is haast niet te gelooven alleen
aan Spoorwegriaasting, als ware dat nu
eigenlijk het grootste belang, hetwelk de
nieuwe partij, op materieel gebied, voor
Nederland te bereiken had!
Men heeft dat genoemd het stokpaardje
van den Heer Treub. Nu, al is het ons
stokpaardje niet, ook wij meenen, dat in
die richting we ons hebben te bewegen.
Maar is dit nu het punt, dat wij thans
als het meest belangrijke aan de orde
moeten stellen, als ware de concurreerende
spoorwegmaatschappijen het roofgedierte,
dat aan Nederlands welvaart knaagt!
Ach, als de Heer Treub en zijn kindeke,
de vrijzinnig-democratische partij, die, naar
het schijnt, pardoes lust heeft gekregen
met hem dat ros te berijden, eens een
ander beestje hadden gekozen, om hun
proefrit te maken op economisch terrein.
Intusschen, haastiger en slordiger zal wel
nimmer een nieuwe partij zijn gesticht met
een beginselverklaring en een verkiezings
program, dan deze vrijzinnig-democratische
vereeniging. Koloniën ganschelijk vergeten.
De defensie, met haar vragen: leger of
vloot, militieleger of algemeenen oefen
plicht, neutraliteits-defensie of landsverde
diging, vestingstelsel of veldleger niet
vermeld; scheiding van Staat en kerk in
het midden gelaten; over onderwijs, hooger,
middelbaar, lager- en vakonderwijs o.a.
over de reeds tientallen van jaren noodig
geachte opheffing van twee der drie Uni
versiteiten geen syllabe. De hervorming
van het Notariaat tot een bezoldigd staats
ambt men zou zoo meenen, Treub'a
hartewensch zij is, in zijn oog, neg niet
urgent! Voor alle mogelijke stoffelijke be
langen is er voorloopig niets te doen ; zelfs
de invoerrechten blijven buiten bespreking.
Denkt daarvan wat gij lust. is de leus.
Wij hebben geen tijd ons daarmee in te
laten. De partij moet binnen een half
etmaal er zijn. Sluit u maar aan ! Gaat met
ons uit kiezen, en dan, nadat we ons
vereenigd hebben... een breeder program!
Waarlijk 't was geen wonder, dat 14
van de 120 aanwezigen, dit wat te kras
vonden . .. maar ze waren ter vergadering
gekomen als vrijzinnige democraten, »ze
wisten wel wat ze wilden!" en zaten
eenmaal in de fuik!
En nu komen de liberale
kiesvereenigingen, zoo maar in haar geheel, zich aan
sluiten. Waarom dan ook niet? Om het
program van de Vrijzinnige democratische
partij, gelijk het hierboven js gegeven, te
kunnen onderschrijven, behoeft men zich
niet ernstig te onderzoeken. Daar kan
elke «vrijzinnige" zich naar schikken, die
niet schrikt van de toekomst-muziek: de
vrouw, in de politiek, gelijk bedeeld als
de man, en grondwetsherziening urgent, zij
er ook niet het geringste uitzicht op de
vervulling van dezen wensch langs den
weg van parlementaire actie. Ieder toe
tredende weet wel, dat het gevaar niet
van de kiesrecht-kwestie dreigt, waarvan
het program zelf het onbereikbare onder
stelt; maar dat het om de vijf puntjes is
te doen, die, uitgezonderd de
spoorwegnaasting, in hun algemeenheid voor nie
mand ter wereld, tenzij voor een naris
conservatief, bezwaar kunnen opleveren ;
en, natuurlijk of de Staat spoorwegexploi
tant wordt, het zal onzen vrijzinnigen demo
craten, op een enkele uitzondering na, een
zorg zijn!!
De deuren staan dus zeer wijd open.
Of echter het »Pax intrantibus" met
recht boven die deuren gebeiteld zal mogen
worden wij betwijfelen het zeer.
Reeds zag men bij de nieuwe Partij ter
opname zich aanmelden, een Vereeniging
te Amsterdam, met een program, in hoofd
zaak ontleend aan dat van den «Radicalen
Bond." En daar de heer Treub lid is van het
hoofdbestuur der Vrijz. Dem. partij en tevens
voorzitter van de Amsterdamsche ietwat
Radicale Vereeniging, schijnt men het er
voor te mogen houden, dat het verzacht
radicale program van de laatste, ook dat
van de eerste worden zal; indien al
thans de vele toegetreden liberale
kiesvereenigingen er niet tegen zullen hebben,
dit Amsterdamsche radicaal getinte eitje
uittebroeden.
Let men voorts op de namen der
bestuursleden van de beide groepen:
voor de Vrijzinnigen democratische Party:
H. Snijders (Middelburg), C.V.Gerritsen
(Amsterdam), prof. mr. M. W. F. Treub
(Amsterdam), prof. mr. W. L. P. A.
Molengraaff (Utrecht), C. A. Zelvelder
(Heerenveen), F. Mol (Den Haag), mr.
Z. van den Bergh (Amsterdam), P. W. J.
van Hassel (Utrecht), mevr. A. W. L.
Versluys?Poelman en voor de Vrijz.
Dem. Vereeniging: Mr. M. W. F. Treub,
mr. J. C. Post, A. Barnstein, Th. M.
Ketelaar, dr. Aletta, H. Jacobs, G. A.
Aalderink, mr. H. J. Tasrnan, J. Mussert, J.
Kok; zoo ziet men, dat het oude radicale
element daarin de overhand heeft, en dat
twee dezer radicalen, door met beide licha
men in nauwe betrekking te staan: de
heer Treub persoonlijk, en de heer Ger
ritsen, door Mevrouw Gerritsen dr. Alletta
Jacobs, den band tusschen Partij en Ver
eeniging nog versterken.
Zoo bestaat er dus alle kans, als de radi
calen van vroeger dagen niet al te zeer van
kleur verschoten zijn, dat de Vrijzinnige
Democratische Partij, een verjongde, een
weinig naar de mode verkapte Radicale
Bond zal worden. Maar hoe zij dan,
als het haar waarlijk ernst zal blijken te
zijn, met haar democratische eischen, met
haar zorg voor de misdeelden, met haar
politiek in feilen strijd met de egoïstische
neigingen der bezittenden geheele scha
ren van Liberale Unie-mannen vreedzaam
ruet zich zal kunnen doen samenwonen
en samenwerken wie die het begrijpt?
Zooals de Vrijz. Dem. partij nu, zonder
behoorlijke voorbereiding, als ware '< alleen
maar voor een speciale verkiezingscampagne,
is te voorschijn geroepen, schijnt ons haar
toekomst zeer onzeker.
Deze fout harer wording zal allicht
zich wreken, en leiden tot politiek bederf.
Van den aanvang af zal het samenvoegen
van onbeproefde, sterk van elkaar afwij
kende, elementen, haar een onrustig be
staan geven, als eene die balanceerend
tusschen rechts en links ... tusschen libe
ralisme en radicalisme, steeds op haar val
zich moet voorbereiden. Wil zij tot
een gezond leven komen, dan zal zij, indien
dat nu niet meer kan, na aöoop van de
verkiezingscampagne een program dienen
te maken, zonder vooze algemeenheden,
welke maar al te veel doen denken aan
boerenbedrog; iets, gelijk men weet, vooral
in verkiezingsdagen zeer gewild en beoe
fend. Laat zij dit na, dan behoeft men
toch waarlijk geen profeet te zijn, om te
vóórzien welke verwarring er spoedig moet
komen, en hoe smadelijk ook het eind van
deze nieuwgeborene zal zijn.
Geen koorddanserij, radicalen, gelijk zoo
langen tijd de Kerdijk-partij dat heeft
beproefd !
Incompleet aan bemanning
bij de vloot.
Reeds meer dan eens is den Minister
van Marine in de Tweede Kamer gewezen
op het incompleet aan bemanning bij onze
vloot en voornamelijk aan
machinekamerpersoneel, waardoor het onmogelijk zal
blijken te zijn onze vloot geheel te
mobiliseeren. Een maatregel daartegen genomen,
't instellen van de Marine-reserve kan
zoo goed als geheel mislukt beschouwd
worden, voornamelijk weer wat betreft
't machinekamer-personeel.
Mijns inziens zal hierin ook geerie ver
andering te brengen zijn, zoo lang de
hoofdoorzaak van deze kwaal niet zal zijn
weggenomen. En om de hoofdoorzaak hier
in weinige woorden zoo beknopt mogelijk
en toch duidelijk uit een te zetten, dient
dan ook dit schrijven.
Door Marine-Machinisten is reeds dik
wijls in verschillende bladen, o. a. De
Telegraaf', 't verloop van hen eenigszins
toegelicht. En de oorzaken, die hieraan
ten gronde liggen zijn ook geldig voor
't algeheele verloop bij de Marine en
't incompleet aan bemanning.
Voornamelijk : 't Militairisme, zooals dat
opgevat wordt door de Marine-Officieren,
is de hoofdoorzaak. Reeds door den heer
Staalman is den Minister zeer dikwijls
gewezen op mis-toestanden bij onze vloot
en door diens bemoeiingen zijn reeds
enkele grieven weagenomen.
In 't algemeen kan de bemanning van
een oorlogschip gesplitst worden in twee
deelen: 1. Etat-Major en 2. Alles wat
daar beneden is, onderofficieren en minderen
j d. i. het volk. De Etat-Major wordt bijna
j altijd gevormd uit personen, die met de
| levenstoestanden en de behoeften van 't
j volk totaal niet op de hoogte zijn en juist
1 hierin schuilt het kwaad.
! Beschouwde nu elke Marine-Officier 't
als zijn plicht, zich geheel met de eigen
aardigheden en levensbehoeften van 't
onder zich hebbende personeel eigen te
maken, dan zou er als 't ware een band
gevormd worden tusschen Officieren en
minderen, die, wanneer 't tot tijden van
actie zou komen, den minderen een gevoel
van vertrouwen zou geven in hunne
Officieren.
Eilaas, juist dit, de hoofdzaak gebeurt
nooit
't Leven aan boord tusschen officieren
en minderen is geheel geïsoleerd.
't Gevolg daarvan is een ontevreden
' geest, die altijd aan boord heerscht. En
: welke nog verhoogd wordt door talrijke
\ kleingeestigheden, waarmede de minderen
geplaagd worden door verscheidene offi
cieren, die door op dergelijke manier op
te treden, zich verbeelden uitstekend hun
nen dienst te doen. Over al deze klein
geestigheden zich te beklagen is onmogelijk,
aangezien het zeer moeielijk is dergelijke
grieven zoo nauw te omschrijven, dat deze
den vorm van eene klacht aannemen.
Enkele dingen wil ik hier toch even
: opnoemen: b. v. Bij 't passagieren gaan l)
van 't volk, eerst iedereeen aan een nauw
keurig onderzoek te onderwerpen of alles
wel precies model" is zonder de minste
afwijking, en elke zondiging hiertegen
: te straffen, terwijl 't idee uniform" er
, volstrekt niet onder zou lijden, wanneer
men in kleinigheden den smaak van den
betreffenden persoon liet gelden.
j Verder 't dikwijls weigerend beslissen
1 op permissie vragen, dikwijls alleen voort
spruitende uit 'n opvatting van den dienst
als: je bent niet voor je plezier in dienst"
e. a., terwijl dit juist zoo'n vergoeding
zou zijn voor al dien tijd, die buitenslands
: wordt doorgebracht.
; 't Kleingeestige veelal aangaande 't niet
':. salueeren" bij passeeren van meerderen,
j al gebeurt 't ook veel, dat de gewone
ver' ontschuldiging van niet gezien te hebben"
! wel degelijk waar is, terwijl 't zeer dikwijls
: voorkomt, dat een saluut van een mindere
of geheel niet, of zoodanig wordt
beant! woord, dat 't nog grievender is, dan 't niet
j beantwoorden.
Al dergelijke dingen en voornamelijk
't altijd vreeselijk uit de hoogte behandelen
door de officieren den minderen aange
daan en ontelbare kleingeestigheden meer,
die niet te omschrijven zijn, doch, die
iedere mindere steeds weer ondervindt,
geven 't volk een tegenzin in den dienst.
Wanneer de officieren en vooral de
eerste officier, die nog boven den comman
dant zijn invloed doet gevoelen, humaan
zijn en vele klei', e overtredingen of door
de vingers zien, of slechts door ver
maningen deze tegengaan en eenigszins
vertrouwelijk met 't volk omgaan, heerscht
er aan boord van een schip bijna altijd
een aangename geest. Doch wanneer 't
l tegendeel 't geval is, heerscht er steeds
' eene gedrukte stemming en een
onaangei name geest, die zich dan ook in vele
l gevallen uit in daden.
! Sommige van de lezers zullen misschien
! dan ook wel gehoord hebben van 't groote
j aantal deserticn, die plaats hadden te
Buenos-Aires van de Van Speijck, toen
deze in 1S9(> naar Indi«' is gegaan.
Wanneer men zich meer in
Marinekringen bewoog zou men den onaangenamen
geest kennen, die er heerschte onder't volk
van De Gelderland toen deze j.l. zijn reis
naar Indiëaanving, den geest onder't volk
van H r. Ms. \Villielmiua, toen deze op
Delegoabaai lag in '05 of' '96 en 't aantal
desertiën, dat ook toen plaats had. Daar
tegenover staat soms de aangename stem
ming aan boord van schepen in de wateren
van Atjeh, waar uit den aard der zaak
't leven van Etat-Major en volk meer in
eenvloeit.
Wie zich overtuigen wil van deze waar
heden, vrage maar eens aan een mindere!
Wanneer men dan ook een uit 't volk
hoort is 't steeds: »nog zoovele jaren of
maanden voor pensioen of voor
diensteindiging."
En toch zal men wel vragen, hoe komt
het dan, dat er nog steeds zoovele
bijteekenen ?
De voornaamste factor daarvan is
'tpenxioc.ii. en verder 't moeilijke voor b.v.
') In vrijen tijd naar den wal gaan.
onderofficieren als konstabels, schippers,
botteliers, ziekenoppassers, e.a. om in 't par
ticuliere leven een werkkring te vinden,
zonder te veel financieel achteruit te gaan.
't Verloop hieronder is dan ook niet groot.
Evenwel 't rnachinekamerpersoneel is
beter in de gelegenheid om met succes in
't particuliere leven over te gaan. Vandaar
't groote verloop en de moeilijkheid om
hierin te voorzien. Ook zouden we hier
't feit kunnen noemen, dat de Marine
machinisten nog gevoeliger zijn voor zulke
behandelingen, aangezien deze dikwijls uit
kringen komen, waar zij of door enkele
familiebetrekkingen of door hun onderwijs
op H. B. S. reeds in kennis kwamen met
jongelui, die zij naderhand in hun leven
weer ontmoeten als officier.
Ik vergat nog 'n zeer voorname grief
op te noemen, nl. de rechtspraak. Hier
over nog uit te weiden vind ik minder
noodig, daar hier reeds zooveel over is
geschreven.
Resumeerende kom ik tot de volgende
conclusie: 't Incompleet aan bemanning
der vloot is slechts tegen te gaan:
1°. Wanneer de Marine-officieren zich
meer met de bemanning bezig houden en
hunne behoeften leeren kennen.
2°. Wanneer de kleingeestigheden ge
heel achterwege gelaten zullen worden
en dit zal 't geval zijn, wanneer sub l
genoemde meer betracht wordt.
3°. Wanneer de rechtspraak geheel
gewijzigd en thans geldende bepalingen
van dien aard worden gemaakt, dat een
commandant niet zooveel macht kan uit
oefenen, terwijl ook een klacht van een
mindere met veel minder bezwaren dan
nu 't geval is, kan ingediend en onder
zocht worden. In 't kort: wanneer er niet
meer 't idee bestaat: »dat er voor den min
dere toch geen recht is te krijgen."
Zoolang deze veranderingen niet plaats
hebben zal het den Minister nooit geluk
ken, noch door tractementsverhooging, noch
door pensioen vermeerdering of andere maat
regelen de bemanning der vloot compleet,
te krijgen en den geest daarvan te ver
beteren. 4 N. J.
Een dag op de tribune der
Tweede Kamer
Het is nu bijna twee jaren geleden, dat
in de Tijdspiegel door mij werd aangetoond
»dat ons Parlement in de laatste 25 jaren
niet naar behooren en vooral niet naar
den eisch des tijds de volksgezondheid heeft
behartigd."
Sedert dien tijd werd door de Regeering
een ontwerp van wet ingediend, regelende
het Staatstoezicht op de volksgezondheid,
ter vervanging van het bestaande genees
kundig staatstoezicht, welk laatste geen
veelzijdige beschouwing der hygiënische
vraagstukken" en geene juiste waardeering
van de nieuwere inzichten in de toegepaste
gezondheideleer waarborgt." De bij deze
wet bedoelde nieuwe organisatie zal ten
taak hebben, niet alleen het waken over
de handhavingen uitvoering der thans reeds
onder het Staatstoezicht ressorteerende
wetten, doch ook van nieuwe wettelijke
regelingen, zooals die betreffende de
volkshuisvesting, betreffende schadelijke
verontreinigingen der openbare wateren,
betreffende den verkoop van schadelijke
levensmiddelen enz.
Ziedaar dus in het forum der volks
vertegenwoordiging een onderwerp aange
bracht, waaraan de leden, die zich de
belangen der volksgezondheid evenzeer als
alle andere belangen dienen ter harte te
nemen, thans hunne beste krachten kunnen
wijden en waarbij zij kunnen toonen dat
het hun ernst is eenigszins goed te maken,
wat in de laatste kwart-eeuw door hen
zoo schromelijk is verzuimd.
Nadat door woord en geschrift van
onderscheidene zijden het wetsontwerp was
besproken en beoordeeld, verscheen later
een, ten gevolge van gemeen overleg
tusschen den Minister van Binnenlandsche
Zaken en eene commissie van voorbereiding
uit de Kamer, gewijzigd, veel verbeterd
wetsontwerp, dat op 14 Maart jl. in open
bare behandeling zou worden genomen.
Voor allen die de zaak der volksge
zondheid ter harte gaat en sedert jaar en
dag reikhalzend uitzagen naar verbetering
in de bestaande, gebrekkige of slechte
toestanden, vormde genoemden datum een
zeer gewichtig moment. Nog meer echter
voor hem, die zich bovendien ten taak
heeft gesteld regelmatig na te gaan, hoe
in ons Parlement zaken, de openbare
hygiëne betreffende, worden ontvangen en
behandeld.
Ik toog dus jl. Donderdag tijdig naar
het Binnenhof, in het naar ik meende,
vrij goed gemotiveerde vooruitzicht, dat deze
tocht waarschijnlijk wel eenige dagen achter
elkaar zou moeten worden ondernomen.