De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 31 maart pagina 3

31 maart 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1240 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gevonden heeft, die voor dit tweede succes belooft. Want de boeken hangen tezeer samen, zijn tezeer de twee kanten van eenzelfde zaak, om niet als noodzakelijk voorop te zetten, dat op de boekenkast hopen wij ook het helaas nog schaars bezette boekenrekje in menige arbeiders woning! die het eerste draagt al vanzelf ruimte voor het tweede wordt gemaakt. Wij kunnen dan ook met onze aankondiging kort zijn, waar door de «Geschiedenis" n van de degelijke ineenzetting en behande ling der stof' n van de vertaling, reeds een indruk gevestigd is die de beste aan beveling voor dit werk moet wezen. Daarom slechts even op het karakter van beide boeken in hun onderling verband gewezen. De «Geschiedenis" geeft ons, zooals de naam verwachten doet een breed en gedocumenteerd overzicht van een eeuw van strijden, van afwisselenden achter- en vooruitgang, van dat treffend deel der algemeene arbeidersbeweging dat in de Engelsche Trade Unions zulk een eigenaardigen en sterk uitkomenden vorm heeft aangenomen. Wij zien den reuzenstrijd. Maar de «Theorie en Praktijk" leeren ons dieper zien. Daarin ontvouwt zich voor on s het gestadig, onvermoeid arbeiden van de enkelen; hoe en waarom zij dit deden in de banen waarvan ons de geschiedenis vertelt; wij leeren hoe die groote bonden werken en bestuurd worden, hoe de theorieën zich Tiebben gevormd uit de praktijk en deze beheerscht wordt wederom door de theorie. Dit is de organisatie. Wij krijgen hier de volgende hoofdeelen: de bouw; de func ties ; de theorie. De eerste onderverdeeld in : begin der democratie, vertegenwoordigende instellingen; eenheid van bestuur; betrek kingen der vereenigingen onderling. Het deel der functies is het grootst, natuurlijk. Wij vinden daar hoofdstukken gewijd aan: wederkeerige verzekering; collectief arbeids contract; scheidsgericht; wettelijke beschik king; standaardloon; normaal arbeidsdag; arbeiders-hygiène; nieuwe arbeids processen en nieuwe machines; werkloosheid; leer lingwezen; vrouwenarbeid. Van de theore tische hoofdstukken geven de titels zulk een beeld natuurlijk niet, als wij hier krijgen van den rijken inhoud, en van de leer zaamheid voor wie de arbeidersbeweging kennen wil, niet alleen maar ook voor wie daarin practisch werkzaam is. Dit boek is minder direct imponeerend dan het voor gaande, maar het heeft op den duur nog grooter beteek^nis voor de praktijk deivakbeweging. Het is te hopen, dat het in ons land ook vooral velen der daaraan arbeidende arbeiders mag bereiken. Het is voor hen eigenlijk onmisbaar. En voor alle anderen, die in deze dingen belangstellen evenzeer. * * Is Staatspensioen voor allen mogelijk? door PERIO. Men zou geneigd zijn deze vraag eenvoudig-weg met de wedervraag te beant woorden: Is Staatspensioen voor allen noodig? ware het niet, dat de buitenge wone ijver, waarmede Perio en zijne mede standers, bestuursleden van de Ned. Bond > voor Staats-Pensioneering, telkens die vraag toch weder herhalen, ons noopte bij een kritiek niet zoo aan den buitenkant en min : of meer afkeerig te blijven staan. Er is een ijver en een nobelheid van hart door welke i men onwillekeurig in een zachter stemming komt. Of dit die beroemde vertedering des harten" is, zou ik niet durven zeggen, maar wel weet ik dat ze mij deze bespre king al langer dan behoorlijk is deed uit- j stellen. Maar nu moet het er van komen, zij het ook kort. Is staatspensioen voor allen mogelijk ? vraagt Penp, en ik zeide reeds dat ik hem j met een vriendelijken glimlach zou willen antwoorden: a propos is het wel noodig? i Want daarover mogen wij het wel eerst i hebben. Die vraag is belangrijker dan IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII DE DRIE PRETENDENTEN BOOR W. E. NORRIS. Mij was het geluk beschoren George Pope te introduceeren by lady Gladys Lyndon. Al wat men met Pope doet zelts wanneer men hem bij zich ten eten heeft als hij, ten minste, zoo goed is uw uitnoodiging aan te nemen moet men eenigszins als een eer beschouwen, en daar hij reeds een macht van kennissen heeft, komt hij er rond voor uit dat het nu genoeg is. Evenwel, toen ik hem vertelde dat lady Gladys, een vurig bewonderaarster van zijn werken, gaarne kennis zou maken, was hij zoo beminlijk een avond af te spreken. We dineerden dus met ons allen in het Berkeley restaurant, en gingen daarna naar de comedie. Gladys te beschrijven als een enthousiaste bewonderaarster van Pope's romans en kritie ken, zou wat gewaagd zijn; in allen geval, zij had ze gelezen en was nieuwsgierig hoe hij persoonlyk was en hoe hij er uitzag. Zelve het voorwerp eener algemeene bewondering zijnde, wat met een zoo mooi meisje en uit dien stand wel niet anders kon voelde ze zich aange trokken tot al wat boven het gewone niveau uitblonk; misschien de reden waarom ze mij verzocht mijn beroemden vriend met haar in kennis te brengen. Ik inviteerde Hawley er ook, een scherpzinnig jong advocaat, eerstens uit vriendschappelijkheid tegenover hem, maar ook, ik wil 't wel bekennen, omdat ik op mjjn ouden dag het gemanoeuvreer van het vrouwelijk geslacht, en den stillen naijver van haar slacht offers onderling, wel eens mag gadeslaan. Ik wist van te voren dat Gladys aan tafel veel werk zou maken van Pope, wat ze trou wens deed tot stille ergernis en woede van mijn anderen gast. Wel was hij vrij wat ouder dan zy', maar ondanks zijn kale kruin en de grijze haren, die al in zijn baard beginnen door te schemeren, is hij nog altijd enfant chéri bij de dames, en kan hij, als hij wil, alleraardigst met ze omgaan. Zoo het scheen viel hij bij Gladys Lyndon in den smaak ; ook zette hij in het oog vallend zijn beste beentje bij haar voor. Vertel me toch eens," fluisterde de oude lady Lyndon, Gladys' moeder, toen ik haar hielp met haar avondmantel, wat is dat voor 'n man, en wat heeft hij gedaan ? Hij heeft zoo iets patroniseerends over zich !" Lady Lyndon is een stil, goedhartig menschje, oppervlakkig lijkt. De mogelijkheid is on dergeschikt daar zij toch gevonden moet worden als de noodzakelijkheid gebleken is. Is die gebleken ? Het pensioenstelsel is in de tegenwoordige maatschappijverhou ding een herstel van gedaan onrecht, een afbetaling van te weinig uitgekeerde beloo ning, zoodra door maatschappelijke oorza ken die belooning zelf uitblijft. Dit is dus slechts noodig waar het maatschappelijk onrecht bestaat en dat is zeker niet bij »allen". De samenleving als al te zeer ingericht in het belang van de bezitters der economische macht pleegt slechts aan de niet-bezitters een onrecht, dat zij herstellen moet. Nu kan men strijden over de vraag' waar de klasse der niet-bezitters zich van die der bezitters scheidt, maar men begaat een onrecht aan de eersten door ook de laatsten in een pensioen te doen deelen. Iets geheel anders is de vraag of in een zekere zij het ook verre toekomst de staatspensioneering van alle leden eener samen leving na een bepaalden leeftijd, nadat zij hun arbeid ten bate der gemeenschap heb ben volbracht, niet de eenige en juiste weg zal wezen. Die vraag behoort echter in een gedachtenkring waarmede zich nu bezig te houden droomen en utopiën maken is. A Is er geen bezitters meer zijn zullen in de huidige beteekenis, behoeft er geen van het pensioen te zijn uitgesloten. Maar Pirio spreekt wat ook blijkt uit de stelling zijner vraag over dit oogenblik. En voor dit oogenblik brengt zijn plan niets dan verwarring, omdat het met zijn menschlievenden schijn toch theoretisch onjuist is gebaseerd, bovenal omdat het niet uitgaat van de werkelijkheid, die bezitters en nietbezitters tegenover elkaar stelt De laatsten moeten op de eersten hun Staatspensioen veroveren. En dan gaat het niet aan de eersten nog extra te beloonen. De Engelsche f steller van een plan zooals dat van Perio, ioth, heeft dat ook langzamerhand ge merkt en is er dan nu ook van afgestapt. Dat is een duidelijke vingerwijzing voor dezen ijverigen strijder en zijn makkers. * * * Een week in de Kolonie te Blaricum, door HENEIETTE HENDRIX. Cohen Zonen, Amsterdam. Dit is rechtuit een onaangenaam boekje. Niet alleen om de onbenullige kletspraat over het leven in de kolonie, maar bovenal, om pagina's als deze, die ik afschrijven wil. Mej. H. heeft 's morgens boonen ge trokken, kruipende langs den grond en zich daarbij gevoeld: «zooals een koe zich moet voelen die graast", en gaat nu's mid dags wat wandelen en schrijft dan: (pag. 16) »Ik zag over het land, in vakken verdeeld, zooals het er uitziet in dienst van den Landbouw (?!) En niet meer onverschillig zag ik het aan. Nu ik in de aarde gewerkt heb, zal ik nooit meer bebouwd land onverschillig voorbijgaan. Want ik heb mij dicht bij de Aarde gevoeld. Ik heb mij in onmiddelijke aanraking gevoeld met de Natuur. (Jawel, als een koe die graast.) Ik had wel gewandeld buiten in de velden, maar dan hadden de zooien van mijn laarzen alleen de Aarde geraakt. Ik had mij wel eens buiten neergelegd op mijn rug om te rusten, maar dan bewees de Aarde mij een dienst. Nu heb ik op mijn knieën door de Aarde gekropen en met mijn handen heb ik de Aarde aangeraakt, en ik heb de Aarde geholpen in haar daad van vruchtbaar zijn, 3e groote daad waarin zij in haar oneindige goedheid altijd bezig is. (Boonentrekken nl.) Zoo moet Vincent van Gogh ook de aarde fevoeld hebben, anders had hij haar niet unnen weergeven met zoo intense liefde." Ik geloof, dat Vincent van Gogh, als hij dergelijke woorden had moeten lezen, de schrijfster er van met zijn stoere werkershanden op minder aangename wijs zou hebben doen kennis maken, iiiiiiiiiiiiiiiiliiiliiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilfc die altijd onder de plak van haar verwende dochter heeft gestaan en zich liefst op een behoorlijken afstand houdt van sommigen van haar dochter's vrienden. Ik vertelde haar dat Pope een schrijver was, die naam maakte, en dat, wat het patroniseerende aangaat, hij er alle recht toe had. Zijn tijdgenooten hadden hem op een voetstuk gezet. En wat betreft hetgeen hij gedaan had, hij had boeken ge schreven, die, omdat ze te hoog stonden voor het groote publiek, slechts door een beperkt aantal lezers genoten worder.; bij hem echter | was het niet zoozeer de vraag wat hij gedaan ; h a d, dan wel wat hij doen kon als hij het | verkoos, | Maar waarom doet hij dat dan niet ? j wat dat bijzondere ook wezen moge" bleef j de oude dame vragen. Bij gebrek aan een prikkel, een motief", antwoordde ik. En ik kon niet laten er bij te voegen : Nu begrijpt u, waarom ik hem met j Gladys in een hansom gestopt heb, en haar plaats naast u gaan innemen om naar de comedie te rijden '?" Lady Lyndon zei met een zucht dat zoo j iets in haar jonge jaren heel weinig comme il faut geweest en niet gebeurd zou zijn, maar dat zij zich reeds lang voorgenomen had zich over niets meer to verwonderen en haar hart van die dingen af te trekken. In ieder geval", zoo besloot ze, een man van dien leeftijd zal wel niet gevaarlijk zijn minder gevaarlijk nog dan dio goeie mr. Hawley, wiens vader advocaat geweest is in een klein provinciestadje, en voor wien ik soms heusch bang ben dat (lladys iets in hem zien zal! Wat mij, met haar radikale begrippen nog boven het hoofd hangt, ik houd miin hart vast als ik er aan denk.'' Soms zou ik wezenlijk blij zijn als ze maar tot een engagement kwam met den jongen Charrirgton, die doodelijk van haar is, en ten minste tot een bekend goede familie hoort, al heeft hij geen geld." Wij ontmoetten dit jongemensch, met een knap gezicht en luchthartigen aard, in de comedie, misschien had ik er wel een beetje vermoeden op. Evenals Hawley dong hij naar de gunsten van mijn bekoorlijk vriendinnetje, ofschoon zijn kansen, naar mijn meening, niet half zoo goed stonden als van den advocaat. Want Gladys had mij meer dan eens verzekerd, dat zij nooit een man zou nemen die niets uit- i voerde en niet gewerkt had, en Hawley had j hard gewerkt en veel te doen. Dat Pope, een gezeten oud vrijer, zich als derde pretendent zou opwerpen, was niet in mij opgekomen; wel achtte ik het mogelijk dat de kennismaking met een bijzonder aantrekkelijk meisje hem den prikkel zou geven, dien hij noodig had; en zooals bleek, ik had niet misgerekend. Pope stelde zich weer aan zooals altijd Dit is toch de meest hinderlijke bague, en arrogante opgeschroefdheid. En dit voorbeeld staat niet alleen. Wil men er ook eentje van de kletspraat? Ziehier: «Vanmiddag kwam de bakker van de kolonie thuis, (wel, wel!) die den Zondag ergens anders had doorgebracht (wat je zegt). Ik zat in de bibliotheek een brief (heusch geen briefkaart?) te schrijven, toen hij naar mij toekwam. «Goeden dag", zei hij, «ik heet George Ensling." «Goeden dag," zei ik, «ik heet Henriette Hendrix." Wij gaven elkaar de hand (och kom!) en begonnen een gesprek over theosofie, want George, de bakker, is theosoof (zoo'n bakker toch hè), Hij lijkt mij een aardige man". (Doet me plezier!) Zoo interessant is de rest ook. En zoo is de indruk dien het boekje van de kolonie geeft onbetrouwbaar; het geheel is journa listiek op haar smalst (en malst). Naaisters en Kleermakersbode, Ie jaar gang No. 1. Orgaan van den bond van arbeiders(sters) in de kleedingindustrie en aanverwante vakken. Zoowat een jaar geleden schreven wij hier over den wakkeren jongen bond der naaisters en spraken wij den wensch uit dat de samenwerking van deze met den kleermakersbond leiden zou tot een vol komen aaneensluiting, die aan de propa ganda en vooral ook aan de bestaans mogelijkheid van het orgaan te stade zou komen. Wij kunnen dus nu zeker niets anders doen dan de samensmelting die plaats gehad heeft van harte toejuichen. Niet minder omdat de zoo degelijk geredi geerde, en zoo opgewekt geschreven Naai stersbode, nu tot algemeen orgaan is ge worden. Dit eerste iets grootere nummer toont, dat het op dien goeden weg blijft doorgaan. De strijd, die de arbeiders en arbeidsters der kleedingindustrie te voeren hebben is er een, die ons altijd nog al na ligt; het is wellicht daarom, dat het de arbeiders zijn met wie wij in ons dagelijksch leven nog het meest in aanraking komen. Mis schien ook wel omdat in ons land de beweging zoo sympathiek wordt geleid. Wie daarvan op de hoogte wil komen en blijven steune de beweging door een abon nement te nemen bij mej. J. Wolf?Buys, Lijnbaansgracht 302i, Amsterdam. * * * Het schuldregister der liegeering. Kritisch overzicht over het sociale werk der Regeering in het tijdperk 1897?1901. Uitg. der S. D. A. P. 5 ets. Het partijbestuur der Arbeiderspartij heeft tegen de a.s. verkiezingen deze heldere en overzichtelijke brochure uitgegeven, die behalve voor haar eigenlijk doel ook zeer bruikbaar is om kortelij k voor zich zelf na te gaan, hoe veel of hoe weinig ons de «sociale rechtvaardigheid" in 4 jaren heeft opgebracht. H. HUM i iniiiiii miiiiiiiiiiiHiniM Inziet in de Hoofdstaü, Tot mijn leedwezen moest ik enkele uit voeringen verzuimen in de afgeloopen week. Daaronder de concerten door Harold Bauer gegeven in de kleine concertzaal. Deze bij ons te lande zoo buitengewoon gevierde pianist behoort tot de regelmatige jaarlijksche gasten. wanneer hij in de comedie zit; hij zuchtte en geeuwde onophoudelijk. Het stuk, dit moet ik bekennen, beteekende niets, en het spel was eigenlijk miserabel; toch verklaarde Gladys dat zij nooit geweten zou hebben dat het zóó slecht was, als mr. Pope er haar hier attent op gemaakt had. Zij redeneerde druk met hem zoodra 't gordijn gevallen was, en had geen ooren voor Huug Charrington, die het stuk prachtig" vond en daar voor uitkwam even min als voor Hawley, wiens kritiek zich tot de conventioneele aanmerkingen bepaalde.Ik hoorde Pope haar uitleggen hoe en waarom het stuk als letterkundig product zoo bitter weinig be teekende ; 't gebeurt niet dikwijls dat hij zich verwaardigt tekst en uitleg te geven van waaróm hij er anders over denkt ! Toen we samen naar huis wandelden en ik hem vroeg hoe Gladys hem bevallen was, ant woordde hij : Allerliefst! allerliefst!" En een poos later, half grinnekond in zichzelf: 't Zou wezenlek wel eens te probeeren zijn !" Wat zou te probeeren zijn " vroeg ik. Och, 't was maar 'n vaag plan, dat in mij opkwam door iets wat zij gezegd heeft. Zij beweert dat ik stellig een behoorlijk tooneelstuk zoo kunnen schrijven; en om je de waarheid te zeggen, ik geloof' dat, als ik er me eenmaal toe zet, ik het wel klaar spelen zou." Zeker ! Daar twijfel ik geen oogenblik aan !'' antwoordde ik met vuur. Heb ik het je niet al jaren en jaren gezegd ?1! Hij lachte weer, en zei dat hij er eens over denken zou. Toen ik dien avond naar bed ging, vond ik dus dat ik alle reden had om te denken dat mijn avond en mijn gastvrijheid goed l>ebteed waren geweest. Ik hoorde dat lady Lyndon hein kort daarna bij zich te dineeren vroeg. Als ik lady Lyndon noem, bedoel ik dat Gladys hein een invitatie zond want ;ij bedistelde al zulke dingen, en al spoedig waren zij en de groote letterkundige wien tal van aanzienlijke dames zich beijverden hare hulde te bewijzen op een intiemen voet. Doch ik merkte er niet veel van, omdat ik Londen ontvluchtte, wat ik tegenwoordig altijd doe als de season in vollen gang is. Er zijn reeds zooveel seasuns over mijn grijzen bol heengegaan, en altijd datzelfde gedoe van uitgaan en merschen zien, begint mij te vervelen. Ik moet zeggen, ik heb een gloeienden hekel aan de garden nurtics, de diners en liuitiheons, waar Pope heengaat en die hij toch onuitstaanbaar vervelend vindt. Het is mij een genot, zoodra ik er kans toe zie, ze te ontloopen om te gaan zitten op een berg in Thuringen of in het Schwarzwaid. waar men frissche lucht kan happen, zich koesteren in den zonneschijn, en vergeet dat men een eenzaam oud man is. Daardoor keerde ik ' Trots dat hy' pas eene omvangrijke tournee ; door Amerika heeft volbracht, wilde hij niet i mankeeren zijne tallooze vereerders in de gej legenheid te stellen hem hunne toejuichingen ! te schenken. ! Voorts kan ik helaas niet refereeren over de uitvoering van het Zangkoor der Vrije ' Gemeente, onder leiding van den heer J. L. ! v. d. Broeke, die tnet zijn koor Haydn's | Sieben Kreuzworte" heeft uitgevoerd. Even! eens was ik verhinderd gebruik te maken van j de uitnoodiging van het Amsterdamsch Stu: denten Muziekgezelschap J.Pzn. Sweelinck" ! op Zaterdag 23 dezer, waar o. a. eene suite ' voor strijkorchest van Jan Brandts Buys de aandacht moet hebben getrokken. Wel wil ik nog met een enkel woord terug komen op het honderd acht en twintigste Caeciliaconeert", hetwelk thans een bijzonder schoon programma te genieten gaf. In Cherubini's ouverture voor de opera »Anacreon" viel opnieuw het groote talent van dezen italiaanschen componist te bewonderen. Of zy'ne werken voor de onsterfelijkheid be stemd zy'n, zou ik niet durven beweren. Zeker is het echter dat juist deze ouverture eene schoone afgerondheid van vorm paart aan eene meesterlijke bewerking en fraaie instru mentatie. Menigmaal wordt Cherubini naast Beethoven gesteld. Naar my'ne meening niet geheel terecht. Het talent van Cherubini heeft veel meer trekken gemeen met Mozart's genie. Men zou kunnen zeggen dat Cherubini als italiaansch componist in het wezen der diepere duitsche muziek is doorgedrongen ; maar even eens mag men aannemen dat Mozart zeer veel van den italiaanschen geest heeft aangenomen. Het resultaat van deze versmelting by' beide componisten is gratie en bevalligheid. Alleen evenaart Cherubini op verre na niet zijn duitschen rivaal in genialiteit. De opera's van Cherubini zy'n in de laatste jaren van het repertoire verdwenen. In zekeren zin is dit jammer. Zijn Medea en Wassertrager zy'n werken van edele vinding en voornaam ge halte. Wanneer aan deze werken een artistieke vertolking ten deele valt, dan zouden zij thans nog in hooge mate voldoen en in ieder geval een uitstekende leerschool vormen voor de dramatische compositie. Het concert van Bach voor twee violen met begeleiding van strijkorchest behoort tot het genre «Concert! grossi", dat door Bach gedu rende zijn verblyf te Ciithen (tot aan 1723) met voorliefde werd behandeld. Trouwens ook Handel heeft in dit genre muziekstukken van blijvende waarde gewrocht. Als men de uitvoering van dit concert als een proef moet beschouwen in het kader der Caeciliaconcerten, dan is die proef voortreffelijk ge slaagd en zou het zeker aanbeveling verdienen ook andere werken van dit karakter eens aan het woord te laten komen. Overigens herinner ik mij dat een twintigtal jaren geleden, onder Verhulst, dergelijke werken meermalen op de programma's van »Caecilia" voorkwamen. De indruk, die hat heerlijke werk thans maakte was enorm groot; vooral het Largo werd met ademlooze stilte aangehoord en ontlokte een storm van toejuichingen. De heeren Bram Eldering en AndréSpoor hebben het echter ook op onnavolgbaar schoone wijze gespeeld. De sprong van Bach tot Richard Strauss bleek niet zoo groot te zijn als iaën over het algemeen gedacht had. Daaruit blijkt al weder dat groote geesten dicht bij elkaar staan en blyven staan al is er zelfs een groote spanne ty'ds tusschen beider levens-periode. Nu mag ook worden toegegeven dat de dit maal uitgevoerde Tondichtung «Tod und Verklürung" geen aanleiding geeft tot bijzondere oppositie, zooals »don Quixote" en »IIeldenleben". De groote, machtige klank van het sterke strijkquartet, welke de Caeciliaconcerten tot ware feestavonden maakt der instrumentale kunst, kwam ook dit werk uit nemend te stade; en toch werd geen enkel oogenblik het evenwicht verstoord tusschen de blazers en de strijkers. De heer Mengelberg werd levendig toegejuicht, nadat de laatste klanken van dit machtig aangrijpende toonIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM eerst laat in herfst tot land en magen en hoorde wat er in mijn afwezigheid zoo al gebeurd was. Pope, die een der eersten mij kwam opzoe ken, vertelde mij dat hij den heelen zomer hard gewerkt had. Hij behoort tot de lui, die als zij werken, heel wat voor een dag brengen; toch was ik niet! weinig verwonderd dat het stuk, waarover hij slechts enkele maanden geleden sprak als iets dat hij ... misschien ... in de toekomst ondernemen zou, af was, en eerstdaags opgevoerd zou worden. Schouw burgdirecties zijn in den regel niet zoo vlug om den tooneelschrijver te believen, dunkt mij; maar Pope maakt op alles een uitzondering, schijnt het, hij krijgt dingen gedaan, waar bij een ander geen denken aan is. Ja .. ., ja-ja, ik ben er nog al over tevre den'', antwoordde hij mij op een paar vragen, 't is goed ofschoon natuurlijk niet zoogoed als 't had kunnen zijn als ik 't niet had moeten mutileeren voor die kerels, die raad van beheer, die even koppig zijn als dom. Of 't succes zal hebben is een tweede Ik kan geen otters brengen aan den slechten smaak van ons tooneelpubliek. Toch heb ik concessies gedaan." Verder doelde hij mij als ter loops mee, dat lady Lyndon en lady Gladys naar Londen waren gekomen om de eerste opvoering ! ij te wonen' Hij had de dames nog al eens ontmoet terwijl ik weg was, vertelde hij, en er was iets in den glimlach die zijn gelaat verhelderde, wat mijne nieuwsgierigheid opwekte. \Yas het mogelijk dat Gladys den scalp van mijn beroemden vriend had gevoegd bij haar andere trophetünV Hij sprak van haar o;> een toon dien hij gewoonlijk niet aanneemt als hij zijn medemenschen in verschillende soorten ver,ieolt. Ontwikkeld - - geestig bepaald een bijzonder meisje. Zeer zeker verdient ze een beter lot dan ze te gemoet zou gaan als de vrouw van mr. Hawley, die, hoor ik, zich candidaat stelt voor 't parlement; of van dien nulligen sportsman heet hij niet, Charrington? die eeuwig en altijd aan haar rokken hangt." Ik liet geen tijd verloren gaan om mijne opwachting te maken bij het geestige en ont wikkelde meii-je, dat zoo vriendelijk was te zeggen dat het haar veel genoegen deed mij te ontmoeten, waarna ze mij feliciteerde dat ik tijdig terug was om de drie groote gebeur tenissen bij te wonen. Ik ben juist bij tijds om Pope's stuk te zien opvoeren," zei ik. Welke andere gewichtige zaken rnag de wereld te gemoet zien ?" Wel," antwoordde ze, door een toevallige samenloop van omstandigheden, waarin iets aardigers is dan er ooit in een comediestuk zijn kan, zal, in eea en dezelfde week, mr. Pope de toejuichingen ontvangen van het schouwburgpubliek; mr. Hawley zal worden aangeno! poëem hadden weerklonken. Zeer genereus j bracht de heer Mengelberg den dank van het | publiek over op zy'n orehest ! Het bleek dat de sprong terugwaarts van j Strauss naar Schumann grooter was dan de | zooeven bedoelde sprong voorwaarts van Bach j naar Strauss. i Schumann's derde symphonie deze was het die tot uitvoering kwam is de laatste die de meester schreef. Er mag wel eens aan herinnerd worden dat de eerste ontstond in 1840, de »vierde" (die eigenlyk dus tweede moest heeten, doch eerst veel later gedrukt werd) in 1841 en daarna eerst de tweede in C en de derde in Es dur. Het is bekend dat Schumann deze laatste symphonie schreef onder den indruk van het frissche leven aan den Rijn (de componist woonde toen te Dusseldorf). Toch is dit opus 97 niet zoo elastisch en ook niet zoo zonnig als zy'ne eerste symphonie op. 38; men zou haast zeggen dat zy met hare massieve harmonieën een eenigszins loggen in druk maakt. Wél is de phantasie nog krachtig en frisch, getuige o. a. het tweede thema van het eerste Allegro; ook het tweede deel met zy'n rythmisch eigenaardig basfiguur waarvan de phraseering ditmaal niet steeds onberispelyk was en het melodieuse Andante in As. Het derde gedeelte echter, met zijn hoorns en trombones, waarin Schumann eene kerkelyko scène meende te schilderen (Scène im Kölnischen Dome) en het eenigszins matte vierde gedeelte vallen ietwat af. Over het algemeen kan men aan nemen dat Schumann in deze, zy'ne laatste symphonie niet geheel op de hoogte stond van zy'n talent. Echter het was toch zeer inte ressant het werk door een orehest als dat van »Caecilia" te hooren spelen. Zoo er n orehest is dat ons over de zwakheden van het werk kan heenzetten, dan is het zeker het Caeciliaorchest. Over het geheel dus onzen dank voor het genotene aan den heer Mengelberg en zy'n uitgelezen schare. AKT. AVEKKAMP. iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiii tltllMlllllllltlllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIII Vroepre yersieringen. Nu wy Amsterdam weder versierd hebben gezien is het wel de moeite waard, eens na te gaan, hoe de stad zich bij vroegere feesten tooide. En die zijn er vaak geweest, te begin nen met 1803. Doch hoe veel malen in de laatste veertig jaar, de Amstelveste zich in feestdos hulde, dit alles is nog niets vergeleken bij het tijdperk tusschen 1795 en 1813. In 1795 was de Vrij heidsboom" op den Dam geplaatst. Hij bleef staan tot 9 Mei 1802, en was door een hekje omgeven. Het benedendeel van den boom werd omvat door een kolom, die een zinnebeeldige beteekenis had en de Standvastigheid verbeeldde. Een lauriertak van blik slingerde zich om deze zuil; zij verzinne lijkte: de Blijdschap en de Belooning." Af en toe werd het benedendeel van den boom geïl lumineerd, o. a. in 1797. De tijdsomstandigheden lokten toen wel niet tot feestvieren uit, maar men stoorde zich aan geen droevige gebeurte nissen. Zelfs toen de Engelschen de Nederlandsche vloot veroverden, bedierf dit de feest stemming geenszins. Toen de Engelschen en Russen uit NoordHolland verdreven waren decreteerde het Uit voerend Bewind, dat er 19 December 1799 andermaal feestgevierd zou worden. De Dam werd versierd en vtel met een obelisk, bekroond door het beeld der Overwinning. Fransche en Hollandsche vaandels, vastgehouden door de Dapperheid en de Sterkte, werden om de obe lisk gedrapeerd. Een geïllumineerde inscriptie op de gesneuvelden voor het Vaderland" was onder aan de obelisk te zien, terwijl het voet stuk was bekleed met de harnassen, palmtakken en schilden, die tijdehjk van den Vrijheidsboom waren afgenomen. In April 1802 werd te Amsterdam de Vrede te Amiens herdacht. De vreugde over dezen vrede, waarvan men zich de herleving van den handel voorspelde, was groot. De versieringen men of' afgewezen door de stemmers, en Huug Charrington zal te Sandown een hurdle race winnen of verliezen op een uitheemsch paard, dat nog nooit een prijs gewonnen heeft." Dat klinkt niet alsof de goeie Huug veel kans heeft als 'n kraan voor den dag te komen," merkte ik op. Zijn er nog andere prijzen, dan de gewone, die de stakkers wachten ?', Zij antwoordde lachend, dat zij een krans van olijvenbladeren gemaakt had om den overwinnaar op het hoofd te zetten, en toen ik haar vroeg waarom zij zich niet de moeite gegeven had er drie te fabriceeren, daar er misschien wel drie noodig zouden zijn, verwees ze mij naar hare moeder, die enkel zuchtte en een raadselachtig 't is al te gek!" liet hooren. Ik kon niet anders dan lady Lyndon bijvalln, toen zij mij later in vertrouwen omtrent den jongsten excentrieken inval harer dochter op de hoogte bracht. De drie mannen, zoo vernam ik, waren nu feitelijk, zoo al niet openlijk erkende pretendenten, en daar Gladys verklaaide niet te kunnen kiezen, had ze haar voornemen te kennen gegeven hem gelukkig te maken, die met eere zou te voorschijn komen uit den strijd welke voor ieder afzonderlijk op handen was. Ze zegt dat niets haar zoozeer wint als het succes." Maar ik zie geen een reden waarom niet twee van hen schitterend voor den dag zouden komen," bracht ik in het midden. Misschien mag Charrington meer voor de leus mee doen V' Neen, zij wil dat alle drie de proef' zullen doorstaan ! Wat mij betreft ik wilde dat het met allo drie misliep. Mr. Ilawley mag zoo knap wezen als hij wil, ik vind hem indrin gen"; en burgerlijk; en uw vriend is " ., \\'at is mijn vriend'/" ., Ik wilde eigenlijk zeggen dat ik hem onuitstaanbaar pedant vind. Maar dat zult u mij niet toegeven V" Zeer zeker gaf ik haar dit niet toe! Pope kan natuurlijk niet anders dan het weten dat hij iets beteekent in de letterkundige wereld, het zou integendeel laffe afïectatie zijn als hij beweerde zijn waarde niet te kennen. Ik bracht dit lady Lyndon onder het oog zonder haar te overtuigen. Ik ben maar een gewone oude vrouw," zei ze, doch dit weet ik wel: als ik een aardig jong meisje was, zooals Gladys, dan koos is degeen die voor de leus meedoet" zooals u het noemt, veel liever dan mr. Pope of mr. Hawley. Maar 't helpt niets of ik al redeneer. Ik kan niets doen dan het rustig aanzien en hopen, zooals ik u zei, dat alle drie door de mand vallen." (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl