De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 31 maart pagina 4

31 maart 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, No. 1240 waren dan ook buitengewoon luisterrijk. Voor het Stadauis op den Dsm werd een tempel geplaatst, met beelden, en trappen daarnaast. Aan de bovenste kroonlü"t hing een wolk die stralen schoot en waarin men Vroede" las. De fries prijkte met den wensch Vivat respublica Batavorum.'' De stad deed ook een' Cbineesch paviljoen oprichten, waar de Midden laan en de Kerklaan van de Plantage elkander kruisen, terwijl tevens de Waag op de Botermarkt, die wij in onze jeugd nog gekend hebben, rijk versierd werd. Wij komen nu aan den tyd van Koning Lodewijk Napoleon. Den 31 Juli 1806 werden de oude, door de Hollandsche legers over wonnen zegeteekenen, tot dusverre op de groote zaal van het Bu.uenhot ia den Haag bewaard, overgebracht naar d« groote zaal van het Raad huis te Amsterdam." Deze overbrenging, gelast bij Koninklyk besluit van 7 Juli 1803, was reeds op 30 Juli geschied. De twee wagens, waarin de zegeteeke;.en zich bevonden, bleven den 31 Juli o der militaire bewaking op het Drilveld staan. In plechtigen optocht voerde men de relieken op l Augustus naar het Siadhuis. Bij deze gelegenheid is Amsterdam vooral aan de Y-zijde versierd geweest. Men herin nerde zich, dat de Nederlanders vooral ter zee la'iweren hadden geoogst, en daarom werj op het Kattenburg'jrpleiri een obelisk geplaatsten op het Bickersplein een schip. Op de Nieuwmarkt werd het benedenstuk van den ouden Vrijheidsboom weer opgezet, met een hemelglobe daarboven. Voor Nieuwendijk en Kalverstraat waren klassieke eerepoorten geplaatst. Den 20 April 1808 desd Lodewijk zijn plech tigen intocht in de hoofdstad, om het Raad huis als paleis te betrekken. Een eerepoort werd aan den Haarlemmerweg opgericht. Zij was van het klassieke model, met beelden van Zeevaart en Koophandel, benevens het stads wapen; in de iries las men: Vivi Ie roi et la reine". Büdeze gelegenheid vond een bal plaats in de groote burgerzaal van het Raadhuis, dat door de bekende gemarmerde houten schotten, die er nog te zien zijn, zoo goed en zoo kwaad het ging in een paleis was veranderd, la de zaal was aan de zijde van den N. Z Voor burgwal een galerij getimmerd, die schijnbaar door geschilderde boomen gedragen werd; zij diende als orkest, en men las er op a notre souverain Louis Napoleon Roi d'Hol ande". Onder de galerij waren buffetten geplaatst. Aan de lange zijden der zaal waren bloemvazen, lichtkronen en zetels aangebracht. Het meubilair van den lammen koning'' is sedert in het gebouw gebleven. Maar de troon in Empire-stij', met fauteuils er naast, en met een overhuiving die door een adelaar gedragen wordt, heeft Lodewijk zeker mede naar Haarlem ge nomen; dit alles verdween althans. De verlichting der zaal geschiedde door olie glaasjes, die op de kroonlijsten geplaatst waren, zoodat een effect verkregen werd niet ongelijk aan dat, hetwelk het Paleis voor Volksvlijt ver toonde, toen de gasverlichting nog in welstand was. Lodewijk moest in Juli 1810 zijn troon ver laten. Nederland was by Frankrijk ingelijfd. Napoleon wilde dadelijk een bezoek aan Amster dam brengen. Reeds op l Augustus liet de Commissaris over de Publieke Werken der stad zich door den architect van der Hart en den tooneelschilder Pfeiffars voorlichten omtrent de beste wijze, waarop men den intochtsweg zou versieren. Er werd besloten tot het navolgende: lo. Een eerepoort op den Oudwaalderweg omstreeks de Jurisdictiepaal; 2o. in ds Plantagie op de Midden- en Kruislaan een tempel; 3o. op de hooge Amstelbrug ean colossale colom, meteen standbeeld daarboven en wederzijds derzelve pyramiden met casaoletten; 4o. op de Reguliersbreeetraat bij de Botermarkt een eerepoort; 5o. voor het Stadhuis eea tempel, gedekt met de Fransche keizerskroon en het wapen bene vens candelabres; 6j. in de Brouwersgracht tegenover de Heerengracht een geïllumineerde fontein; 7o. tegen de Muiderpoort(buitenzy'de) een bekranste zon met de keizerskroon en de letter N mitsgaders sterren, guirlandes en palmtakken." De stadsblikslager Bosch nam aan, alle de Decoraties te illumineeren tot ?23 per 100 bierglazen, patentoly, ringen en aansteken daar onder begrepen." Doch Napoleon stelde zijn komst een jaar uit. In Maart 1811 werd de bevalling van Marie Louise verwacht. Den 10 van die maand schreef de prefect, graaf de Celles, den Maire van A nsterdam aan, te zorgen, dat, zoo dra de heugelijke tijding zou komen, alles voor een illuminatie der stadsgebouwen in gereedheid was. En zoo werden dan 23 Maart 1811 ver licht: het Stadhuis op den Dam, het Aalmoeze niersweeshuis op de Prinsengracht, het Wees huis, het Binnen-Gasthuis, het Tuchthuis op den Heiligenweg, het Huiszittenhuis, het Wedu. wenbof, het Burgerweeshuis, het Hotel van den Prefect, het Bureau van de Prefectuur, het huis van den Directeur-Generaal der Politie en de Bureaux van Politie op de Oude Turfmarkt. Op Napoleonsdag, 15 Augustus 1811, werd een dergelijke verlichting ontstoken Toen naderde de tijd, dat de keizer zijn voorge nomen bezoek zou brengen. De Prefect ge lastte, dat de stad Napoleon een fête" zou aanbieden. Hij wilde, dat het Besjeshuis daar voor geapproprieert" zou worden, doch de Maire acht e dit niet overeenkomstig de wel voeglijkheid " Daarop werd het gebouw der Maatschappij Felix Meritis gekozen. Commis sarissen der Maatschappij hadden wel eenige bedenkingen, doch zij gaven ten slotte hunne toestemming tot het feest mits alles van stadswege moge worden ten uitvoer gebragt en naderhand in dezelvj staat, zooals het geweest is, wederom worde opgebouwd." De ellipse concertzaal" werd als salie de bal' ingericht. Een smaakvolle troon met het keizerlijk wapen getooid, werd tegenover den ingang geplaatst. Spiegelt en barrassen uit de rariteitenkamer waren tegen de wanden opgehangen. Het auditorium" diende als eet zaal, de zijkamers tot ontvangzalen. Men oor deelde het niet gepast, dat de genoodigden door de hoofddeur binnen zouden komen. Daar Felix geen anderen ingang had, kwam men met den bewoner van een der achtergelegen huizen aan de Prinsengracht overeen, dat deze de genoodigden in zijn woning zou binnenlaten, vanwaar zij door den tuin een achterdeur van Felix konden bereiken De Prefect *ond de plannen ter versiering der s»ad, zooals die in Augustus 1810 waren opgemaakt, niet uitgebreid genoeg. Hu be geerde dat maatregelen zouden worden genomen tot het Illumineren van de wallen langs de stadsgragten van boom tot boom, met guir landes " Daarenboven verlangde hij twaalf geïllumineerde Decoratiën wederzijds op de midden- of buitenzijde van eenige capitale Kunst. In Tnlby van Du Maurier komt voor een schilder ? zijn naam is mij ontschoten die op zijn doeken steeds tafereelen uit vreemde landen fantaiseerde en ze ook goed verkocht. Zoodra hij echter geld genoeg had om te reizen, vertrok hij naar die landen, om volgens de natuur te schilderen en het resultaat was dat niemand zijn stukken meer wilde hebben. Hieraan dacht ik bij 't lezen van het laatste nummer der Hollandsche Revue, Januari 190 , waarin Stijn Streuvels beoordeeld wordt,. Zou het ook zoo met dezen schrijver gaan? Hijzelf beweert het tegendeel, ndertusschen schrijf ik het geziene", zegt hij zelf. Maar is dat uu werkelijk het Vlaamsche boerenleven, dat hij schildert? Dat boevenpak, dat de vrijheid niet waard is en in een van zijn stukken dan ook bij karrenvrachten naar de gevangenis wordt gebracht, is dat nu de plattelandsbevolking van \ laanderen ? Ik geloof er niets van. Ondertusscheu schrijf ik het geziene". Lees DU om een aardigheid eens wat bij vertelt vau een feest van oude wijven, dat ons met een onuitsprekelijke walging heeft vervuld. Men vertelt, dat Grieksche Bachanten een feest vierden, waarbij geen man werd toegelaten en dat eens een lid van de mannelijke sekse, die vermomd was ingeslopen, uit elkaar is gescheurd. Ik vermoed: als Streuvels in dat, krot geweest is IH dien nacht, bij die oude lellen van heksen, hij zou nooit van zijn leven weer een hooge stijve boord hebben omgedaan of hij zou van walging zoodanig zijn vervuld, dat alleeu de herinnering van hei, geziene en genotene (?) hem de handen voor 't aangezicht in plaats vau aan de pen zou doen slaan. Ik voor mij geloof er niets van, dat hij het gezien heeft; zoo iets kan geen mensch met nuchter oog en volle maag aanzien, tenzij hij zelf stom dronken. Dat maakt men mij niet wijs. Het gezicht en de stank van die smeer lappen is evenmin te verdragen als de stank van zwavelkoolstof (zooals men weet is de helsche atmospheer uog maa,r van zwavel), t,e minder voor een zoo beschaafd en keurig meuscli als Streuvels, die zoo netjes is, dat, zelfs de. klepjes van de zakken zijner overjas correct over en niet in de zakken zitten, volgens zijn photographie. Hij beschrijft dus het, niet-geziene. Dit kunnen we in het onderhavige geval althans wel voor bewezen aannemen. Gelukkig voor 't Vlaamsche bruggen." Het Kadijksplein moest met een portiek versierd worden, omdat de keizer de Landswerf zou bezoeken; verder werd gelast dat by elke eerepuort twee gedecoreerde or questen" zouden worden gemaakt, dat de Beurs zou worden versierd, en ook de hamei van de Muiderpoort. Een schitterend vuurwerk werd verlangd Als plaats daarvoor wees men de Hoosresluis aan. De keizer zou dat vuurwerk zien in een fraai gedecoreerde houte tent of sallon, met een breede brug naar dezelve, staande op de Atnatelschutsluis " Eindelijk moest ook de Hollandsche Schouwburg" gedecoreerd worden. Door den heer Prefect werd ook begeerd, het doen van uitdeeling van eetbare waren en wijnen aan het volk." Daarvoor werden vijf lokalen aangewezen ; de uitdeeling geschiedde bij loting In ieder lokaal werden 400 > loten verkrijgbaar gesteld; slechts op 1000 daarvan viel een prys in den vorm eton en drinken. De o?erige 3000 waren nieten, zooals uit drukkelijk wordt vermeld. De versieringen, ter gelegenheid van Napo leons intocbt gemaakt, waren niet alle nieuw. De stad had van vroegere feesten nog heel wat over, dat voor het doel geschikt werd ge acht, en maar we'riig verandering behoefde, j Nieuw was de Colonne Triumphale" op de j Hoogeslui». Zij stond midden op de brug, die j toen nog geen beweegbaar gedeelte hul, en i rustte op een voetstuk met het naamcijfer des keizers en viergevleugelde vrouwenbeelden versierd. De tempel voor het Stadhuis was een klas sieke compositie en had aan de voorzijde een portiek van de Korintiscbe orde, waarvan het ! fronton tot aan de kroonlijst van het getim merte reikte. De opdracht in de fries luidde: Aan den grootsten Held." Van verscheidene der stukken, die dienst hadden gedaan in October 1811 werd later weer gebruik gemaakt, en wel op Napoleons dag, 15 Augmtus 1812, op het kroningsfeest, 6 December 1812, en op Napoleonsdag 1813. Dit is de laatste versiering ter eere van den Keizer geweest Toen Zijne Hoogheid de Heere Prinse van Oranje Nassau als Souverain Vorst der Nederlanden binneu deze stad verscheen," den 2 December 1813, werden de decoraties en illuminaties zoo goed dit ging veranderd en opgesteld om den vorst trilde te brengen. . Er was niet veel tijd tot voorbereiding. Alleen de N werd overal in een W. veranderd, doch de keizerlijke kroon en andere insigniën bleven bestaan. Bij de opgewondenheid, waarmede men de Prins ontving, zal dit wel niemand ge hinderd hebben. Later werden alle herinneringen aan den Franschen tijd met meer zorg verwijderd. Maar zoo veranderd bleven de versieringsstukken dienst doen. Zij werden opgesteld 29 Maart 1814, toen de Souvereine Vorst gehuldigd werd, 2 Juli 1814, toen Keizer Alexunder I van Rusland zijn intocht deed, 27 Juni 1815, toen de overwinning van Waterloo werd gevierd, 24 Augustus 1815, toen Willem I als koning z;jn eersten verjaardag vierde, en 19 September 1816, bij den intocht van den Prins van Oranje en Anna Paulowna. De tijd, toen kunstenaars als Van der Hart en Pfeiffer telkens wat nieuws wisten te improvisaeren, was voorbij. Zelfs toen in. 1825 Prins Frederik en zijn gemalin Louise van Pruisen den 7 November Amsterdam bezochten, waren de bruggen precies zoo versieri als in 1811, en met dezelfde stukken. De feestelijke inkomst van d 3 prinsen Willem en Frederik na den tiendaagschen veldtocht, den 17 September 1831, gaf aanleiding tot het plaatsen van een triomfpoort op het Koningsplein. Deze poort was samengesteld met frag menten van een tempel, die bij gelegenheid van Napoleons tweede huwelijk in 1810 had dienst gedaan en maakte een alles behalve fraaie vertooning. Dat de kunst achteruitging is duidelijk. Het zou tot omstreeks 1870 duren, eer men te Amsterdam bij feestelijke gelegenheden de stad wist te versieren op een wijze harer waardig. In 1898 heeft de nieuwe kunst bij het deco reeren zich voor het eerst doen gelden. Of zij een toekomst heeft moet worden afgewacht. TANIO. volk, want zijn renoinmée wordt er door gered, maar ook gelukkig voor den schrijver, want, zijn werken worden uu verkocht, ziju er pikaut door. Als hij de werkelijkheid beschreef, zouden ze, vrees ik, de moeite van 't lezen niet waard zijn dan alleen voor artisten, ter wille van 't kunst genot. Maar 't doet er ook eigenlijk niets toe wat hij beschrijft; het, is maar de vraag, hoe hij 't beschrijft. En zijn werk is Kunst. Doch nu raak ik in de war. Men onderscheidt tusschea : //L'art pour l'art, en L'art pour Dieu" en het is te begrijpen, dat velen het eerste principe huldigen, meeuende, dat de kunst niet aan banden gelegd mag worden. Kunst is universeel. Maar waarom rnoetea het EU juist smerige ouwe wijven zijn, die deze kunstenaar zoo vies laat doen en met frissche, jonge meiden met lenige lijven, waarbij men zicüter wille van de schoone lijnen nog over de onaangename lucht kan heenzetteu ? En het schijnt nu wel, dat »de kunst om de kunst" als kenmerk zal dragen het vieze, het kliemerige, het walgelijke, m a woord: het ouschoone. Ten minste van Cynel Buysse wordt gezegd (Holt. Revue, pag. Co) dat hij kunstenaar was toen liij beschreef zweetlichamen, boerenmuskels, heftig gezwoeg, dierachtige geslachtspassies, maar dat hij //onderging", toen hij wat minder geurige tafereelen tot onderwerp koos. Waarom toch ! 't Spreekt immers van zelf. dat beesten een andere manier vau eten hebben als beschaafde menseden, eu dat men om het vreten te beschrijven ruwer woorden nooJig heeft, dan voor het teekenen van dineurs, maar waarom mag een kunstenaar niet de laatsten en wél de ^eersten beschrijven ! Ik geloof, dat wij ons, wat litteratuur betreft, ~op een gevaarlijken weg bevinden. Zelfs de toonaangevende tijdschriften koketteeren met de polderjongens op kunstgebied. Wat zou prof. van Hamel, de keurig beschaafde, wel zeggen, als in zijn salon binnentrad met bemod. derde laarzen een stronkige, pootige, ruige, vloekende, snotterende, spuwende, stinkende kerel met stoppelbaard, welke smerig is van tabakssap, dat hem uit de hoeken van den mond loopt, een kerel, die bij ieder woord, dat hij brult, eeu regen van fijne tabakssapdruppeltjes om zich heen spreitd. En toch die zelfde Van Hamel stuurt ons eea gids thuis, die nauwelijks binnen is of hij begint ons 1e trakteeren op allerlei onsmakelijkheden, hij vloekt oas uit, trapt ons op de teenen, maakt de stoelen vuil g» doet verhalen, die een buiten. gewone onrust teweeg brengen, zoodat we met, angstige, hulpelooze blikken elkander aankijken. En dat is nu een gids, die ons den weg wil wijzen in de republiek der letteren. En wat zou een Amsterdammer patriciër, die nu gretig grijpt naar de HMandsche Recue, rare oogen opzetten, ?iidien niet in boekvorm maar in werkelijkheid zulk een polderjongen zich in zijn huisetijken kring indrong en daar dergelijke geschiedenissen opdischte en dat voor hooge kunst uitgaf. Toch wekt dit alles tegenwoordig de bewon dering op van de toonaangevende litteraire kringen. Hetgeen nog niet zeggen wil dat dit nu een kunstrichting is, maar dat het in den «.smaak" valt. Het wordt ook tijd te zeggen: l'art pour la merde, in plaats van l'art pour l'art." //Het werk van Streuvels heeft iets knoestigs, iets ruigs, iets bonkigs", alzoo de Holi. Revue. Maar wie ter wereld heeft ooit een oude, magere, knoestige, ruige, bonkige aapjesknol verkoren boven een renpaard first class" ? Eu toch zoodra men een renpaard beschrijft, gaat men onder" als kunstenaar. Wat is nu eigenlijk veranderd : de kunst of de smaak ? We hebben recht dit te vragen. 't Is waar, sedert, een twintig jaren heeft de kunst een andere richting aangenomen, het maxime : l'art pour l'art heeft veel goeds uit gewerkt, maar er is een bedenkelijk smaakje aan gekomen. Bovendien de afstand van kunst, tot kunst vaardigheid is niet groot en de tegenwoordige litteratuur geeft soms meer blijk van kuustenmakerij dan van kunst. Of hoe denkt ge over 't volgende: 't Zijn allemaal blinde veenniollen, riepen zij, rotte berleuren, puppelooze tuiters, rauimelzakken schuitigaards, taiiezoppers en pellebijters, zemel zoekers. Hun buik en hua leden schokten van 't danig lacligeweid, het speeksel liep hen uit den mind, ze rolden op den rug, schopten en klepelden de beenen op als Frerik of Tone of Tinie met hun droge ernst, een goeden scheld naam uitvonden, en voort gingen ze overhauds; baloorde muilsmoesclipeerden, laboorige honden pie^kadotters, verkokerde kinkankhorens, zandrulters, messing zuipers, perliffeloopers, roste koeknisteu, velleploters, lamme kooiespringers, verhongerde tappers, rotte krulledraaiers, schele schavuiten, veikriepelde krasselaars, krotekappers, manke bavianen, sullebollige sprinkhanen, zinkelaars, asscheuvijsters, doove not.ekrakers wanraakte scheuvels, biezentrekkers ze konden niet meer . . ." Hoe is 't mogelijk, zeggen de toeschouwers bij de verbazende toeren van Krebs en z'n dochter; hoe is 't mogelijk, zeggen wij bij 't zien der verbasingwekkeude toeren van dezen auteur. Wat is dat: acrobatiek van den geest of vau 't geheugen. Eu dat, tafereel wordt dan kostelijk genoemd vau boertige, drukke onbedaarlijke pret. Nu ja, uu je 't zegt, ja er is pret in, maar hoe komt de kerel er bij, hc\ Waar haalt hij al die woorden vandaan. Ik zou wel eens weten hoe hij 't, lapt.e. Er is natuurlijk een kunstje op, maar dat kunstje, dat is 't 'm juist. ik heb liier in de provincie eens het Ghetto" van Ileijermans zien opvoeren. Het publiek had bij wijlen een oubedaarlijke pret, als er weer zoo'u mooi woord kwam: ,/Suotjougen, zeit ze," gilden ze dan. Ik verwonderde mij er eerst over, want ik vond het, stuk mooi van inge houden kracht eu een aangrijpende tragoedie; men moet, ook in de litteratuur niet nufli^zijn en een flinke, gezonde kernachtige term, die niet salonsfahig is, mag daarom niet worden weggelaten. Als men de meuschen wil leekenen zooals ze ziju, dan moet. men ze hun eigen taal laten spreken. Maar men mag den smaak van het publiek niet streeien of het drama gaat, verloren. En zoo mag men geen woordeufabrikant wordjn, geen knutselaar van uit drukkingen die alleen bestaan in den abnormalen, vernuftigen uitviudersgeest van den schrijver en die doeu deuken aan acrobatiek en uitsche //artisten." Meii zal mij zeggen dat de heer Streuvels ook audere bladzijden geschreven heeft. Zeker, hij is kunstenaar, maar waarom citeert de lloll. Revue nu juist de smerigste stukken. Teekent dit laatste den smaak in Nederland? De criticus verwacht vau dezen auteur den Roman van het Boerenleven. Wat zal dat een smeerhoel worden ! Als men dan maar niet op gezag dezer beide heerrn gelooft, dat dit aanstaande gewrocht, een ware teekening van het eigenlijke boerenleven is. ]k ken het Vlaamsche leven op het land niet, maar ik keu wél het Friesche. Ik heb gelezen Streuvels en ik heb gelezen Fritz Reuter: de fi'uren van den eerste zijn mij ten, eenenmale onbekend, ik heb ze nooit gezien; de flgureu van den tweede zie ik alle dagen. Zie ik dan niet goed? Ik kan er niets aan doen; ik heb mijn oogen uitgewreven en nog eens gekeken, maar zag weer hetzelfde. Ik kom tot de slotsom: oen van beiden of we mogen ons gelukkig prijzen dat de Revolutie van 1830 en 31 een feit is, en dat we dus geen gemeenschap meer hebhen, met dat hol van smeerlappen, dat men Vlaanderen noemt, of meer gemelde auteur wil ons wat op de mouw spelden. Men versta mij wel, de kunst van Streuvels blijft niettemin kunst, zeldzaam, geaeheveerde kunst. Deze kan men mooi vinden, zeker. Rembrandts nachtwacht wekt terecht aller bewon dering, maar alleen cp technisch gebied van coloriet, teekenii g, licht, historie enz. Kunst, das Ding an Sich, is bewonderenswaard en ver heft zich als een grillig gevormde reinbetopte berg boven het alledaagsche gewriemel der measchen. Doch er mogeu vele bedevaartgangers komen naar Holland om de kunst van Rembraudt, Ostade, enz. te bewonderen: er wordt geen prix d'Hollande uitgeschreven voor jonge kunstenaars, wél een prix de Rome, en waar honderden hier komen: gaan er tienduizenden naar Rome, het klassieke land der kunst en bewonderen de kunst van Rafaël, Angelo enz., //waar wat in zit." Als ik trouw, trouw ik niet met een koud marmerbeeld of met een in lompen gehulde smerige lel, maar met een levende, nette vrouw ; als ik kunst wil, zoek ik niet het marmerkoude Ding an Sich, of de vieze en gore, maar de levende ideale kunst. Dat is een kwestie van smaak, zeker, maar vau een gekuischte en van een beproefde. Dit heeft de beeldende kunst reeds begrepen en de moderne artisten worden symbolici of mystici. Streuvels is kunstenaar; willen we hopen, dat hij het eens wordt bij Gods genade", d. w. z. dat hij begrijpt dat achter de reëele wereld nog een ideëele is, die oneindig veel scliooner is. Die kunst is alleen schoon, die schildert in woord en beeld de realiteit waardoor heen schemert, neen, straalt het Ideaal. Slreuvels en Maeterlmck samen zouden een heerlijk geheel vormen. K n ij p e. P. II. VEEN. nlllHtlllllllllllliKllllllllmltllllllllMIMIIIIIM Vollere werken, Waarom worden volledige, complete, ver zamelde werken of hoe ze anders mogen heeten toch vaak zoo onvolledig uitgegeven ? In »Een woord vooraf" tot de Poëtische en Dramatische Werken van mr. J. van Lennep zegt dr. Jan ten Brink: »De dramatische werken komen hier voor het eerst geheel compleet *) voor. Stukken als »De Vrouwe van Waardenburg", »De Amsterdamsche jongen of het Buskruitverraad in 1622'', «Lastige Lieden" en «Een Dichter aan de Bank van Leening" worden in deze uitgaaf niet vergeefs gezocht." Heusch, ze staan er in. De opsomming kan dus blijven. Maar andere staan er niet in. Wel te vergeefs zoekt men naar »De Stichting van Batavia", een tooneelspel (1858) en naar het in vereeniging met de Buil geschreven treurspel »De val van Jeruzalem" (1852). Niet dat wij er zoo naar hunkeren deze stukken te lezen als ze er in stonden zouden we er toch misschien zelfs geen oog inslaan maar anderen wellicht wel. In alle geval klinkt het gek ten Brink te hooren beweren: »Deze uitgaaf is dus de eerste, die een completen Van Lennep aanbiedt" Wie weet, als we de bibliografische lijst van v. Lenneps werken door Knoll te onzer beschikking hadden, of' we dan niet konden constateeren dat nog meer stukken schittereri(!!) door hun afwezigheid. En dat in een uitgaaf die tot stand is gekomen onder toezicht van de professoren ten Brink en Rogge. »Voor de kennis van Van Lanneps dichter lijken arbeid, voor het oordeel over de kunst waarde, is deze druk de eenig geldende," zegt ten Brink verder. Dat staat nog te bezien, want heeft men daarvoor ook niet eenigszins noodig de voorredenen, welke Van Lennep bij de stukken gaf. Men kan er wellicht buiten, doch waarom zijn ze bij de dramatische werken gegeven en tiet bij de legenden. Dat Van Lennep uit den tijd is, en dat het een vijftig-cents-editie is waarvan dus niet alles gevergd mag worden, kan men ons niet tegenwerpen. Want ten eerste, waarom laat men den man dan niet rusten en voor de tweede tegenwerping zouden we kunnen wijzen op de Vondel-uitgave in dezelfde editie. Dr. de Vreese heeft op deze aangemerkt dat de tekst niet nauwkeurig was afgedrukt. (Dietsche War. 18% pag. 029 vlgg. 1897, 00,') vlgg.), doch dat is een andere quaestie, wiiar we het thans niet over hebben, een quaestie, laten we zeg gen, van corrigeeren. Doch dat alle stukken die van een schrijver in druk zijn verschenen, voorkomen in een complete verzameling zijner werken, is toch wel een eerste vereischte voor een ... complete verzameling. Sotns zouden we zelfs wenschen dat een verzameling oeercompieet was. Om nog even bij de Vondel-editie te blijven: de beer Unger heeft alle beschouwingen van Van Lennep over Vondels stukken achterwege gelaten. En dit is nu wel zeer jammer. Wel is waar zal men tegenwoordig weinig meer om Van Lenneps oordeel geven, doch in vele opstellen wordt er naar verwezen. Zoo is wijlen prof. Moltzers studie over Jeptha (Stud. en Schetsen van Ned. Lettk.) een bestrijding van Van Lennep. Zoo zo j men bij die van den heer Simons over hetzelfde stuk (Het Tooneel, 1887. Ook in «Besproken Plaatsen", 1891) graag nog eens zien wat Van Lennep schreef. De politieke Allegorie van Lucifer komt nog telkens weer omspoken. In Jonckbloets Geschiedenis, enz. wordt telkens naar Van Lennep verwezen, enz. enz. En om dan den oorspronkelijken Vondel van Van Lennep na te moeten slaan, is toch wel wat veel gevergd, vooral omdat die toch geheel van de baan is geschoven door dien van Unger. Dan komt er bij dat die beschou wingen een bijdrage leveren tot Van Lennep en gedeeltelijk althans tot het aesthetisch inzicht in letterkunde in het midden der vorige d. i. XlXe - Eeuw. Wij gelooven daarom, dat de heer Sythoff velen aan zich zou verplichten, zoo hij er toe kon besluiten die beschouwingen alsnog bij elkaar in n deeltje te geven. Om het doel zou zóó'n wijze van uitgeven nog plezieriger *) De cursiveering is van prof. ten Brink, i zijn dan dat elke beschouwing bij het bijbehoorende stuk was afgedrukt. We w\jzen slechts op 'n paar leemten in 'n paar werken. Het is niet de eerste maal dat dit geschiedt. In Noord en Zuid 1899 werd gevraagd bij het verschijnen der Verzamelde Werken van mevr. Bosboom-Toussaint, waarom Raimond de Schrijnwerker ontbrak, waarom de chronologische volgorde der stukken maar over 't hoofd was gezien en waarom alle voorreden ontbraken. Er zou op meer uitgaven kunnen gewezen worden, doch de uitgevers zullen zelf het best weten wat aan vele ontbreekt. Alleen nog 'n vraag over een bundeltje gedichten van den laatste van wien tot nu toe een complete verzameling het licht kan zien: het bundeltje van Jacques Perk. Waarom ijn »Nagelaten Verzen'' nu ze toch zijn uitgegeven, in de Nieuwe Gids (9a jaarg. Deel I. 1894) niet herdrukt in de prachtuitgave en in den goedkoopen druk? Zijn ze zóó, zóó slecht, dat ze met de goede verzen niet door n band gebonden mogen worden, waarom ze dan in de N. G. gepubliceerd? Of moet het bundeltje beperkt blijven tot den mooie Perk en worden we verzocht twee Perken, afgeschei den van elkaar, te zien: den mooie van het bundeltje en den minder-mooie van de N. G.? Albert Verwey heeft er zich over verheugd in het Tweem. Tijdschrift 1897, 2e deel, dat de Mathilde-sonnetten uit de Nagelaten Verzen niet opgenomen waren in den Mathilde-cyclus. Doch dit hoeft ook niet. Dien cyclus kan men immers laten blijven bestaan uit de verzen waaruit hij nu bestaat. Het verzoek om eindelijk eens bekend gemaakt te worden met Perks versregels die. .. niet van Perk zijn, is reeds gedaan door dr. J. B Schepers in 1897 in Taal en Letteren. Van enkele 17e eeuwers Hooft, Vondel, Bredero (?), Huygens hebben we thans volledige uitgaven. Moet het nu weer 'n paar eeuw duren voor er volledige uitgaven komen van 19d eeuwsche auteurs. We gelooven in naam van alle hedendaagsche litteratuurbeoefe naars te spreken, als we zeggen dat niemand van hen ze meer zal inzien, als ze zoo lang op zich laten wachten. Zoo moeielijk is het toch ook niet, gedrukte werken te herdrukken, zoodat een volledige uitgave ontstaat. Van die welke nog niet lang geleden tot stand zijn gekomen, is het natuurlijk niet te verwachten dat ze spoedig op nieuw gedrukt worden We zouden daarom alle uilgevers van incomplete complete werken willen ver zoeken hun uitgaven te completeeren door er een deeltje met de achtergeblevene stukken aan toe te voegen. Zij zijn het verplicht tegenover zichzelf, tegenover de koopers en tegenover de schrijvers. X Y. Z. NIEUWE UITGAVEN. Oost en West, Orgaan der Vereeniging. 1ste jaargang. No. 1. Uitgevers-Maatsch. »Het gemeenschappelijk belang". Haagpoort 4, Den Haag. Gids voor jonge Nederlanders die eene be trekking zoeken in het buitenland. Gegevens bijeenverzameld door de Vereeniging »Hou' en Trouw". Amsterdam, J. H. de Bussy. Mr. S. VAN HOUTEN, Nieuwe Staatkundige Ineven, No. 23, 21 Maart 1901. Den Haag, Mouton & Co. Verzameling van de sinds 1850 in het Staats blad opgenomen koninklijke vernietigingsbesluiten, bewerkt door mr. S. K. THODKN v. VELZEN. 2e stuk. Groningen, J. B. Wolters. Kobert Iruins verspreide geschriften, afi 18. Den Haag, Martinus Nyhoff. Romans in proza, door dr. JAN TEN BRINK. (>9 aft. Leiden, boekh. en drukkerij, v/h E. J.Brul. Paul Kruger's tocht. Getrouwe beschrijving van Oom Paui's bezoek aan Frankrijk, de Rijnprovincie en Nederland, opgeluisterd door illustratien, naar momentphotographieën, onder hoofdredactie van mevr. Waszklewicz, geb. Van Schilfgaarde, met medewerking van ds. II. D. van Broekhuizen, verbannen predikant van Pretoria, en bijdragen van Boerenvrienden en Vriendinnen. Den Haag, A. Abrahams; Lei den, Blankenberg & Co. Alewyn, de Ivjfeigene. Historisch verhaal uit de 12e eeuw, door E. MOLT, geill. door B. W. WIKKINK. Medemblik, K. H. Idema. Cosmos, No. 3. Revue illustrée, Mensuelle, Polyglotte. Littérature et Sciences. Redacteurs: II. J. A. Boisaevain et J. Fred. Bianchi. Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck. Ken gesprek in de stro/gevangenis te Leeuwar den. Open brief aan mr. J. W. v. Weideren baron Rengers, naar aanleiding van diens optre den in de Hogerhuis-zaak, door M. VALK L/N. 's Gravenhage, drukkerij «Vrede". 40 cents per regel. iirmmmiiimjiiiiiiijmijliitiiijiijimliiiiiiiiinliliiiiiiiiiiiilllllll TRADEMARK NlARTELL's COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers K4»OI>MAXS «V IUU INIKR. Wijnhandelaars te Amsterdam. Prijzen van af ? 2,50 per Flest! Piano-, (W- en Mnziettanflel MKTfUtlOS «V I4AI.SHOVK Arnhem, Kouingsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl