Historisch Archief 1877-1940
No. 1240
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Rollen van 6 Tabletten. ? Rollen van 6 Tabletten.
Brieven ?an Von Bisiarcï, *>
Vrouwen zyn veel verder in de kunst prettige,
onderhoudende brieven te schrijven dan mannen,
die er in den regel vrij wel 't land aan hebben.
Mannen vinden het schrijven van brieven
een karrewei van weinig aantrekkelijk gehalte.
Vandaar dat in hun epistels meestal iets
koopman-achtigs, iets zaakryks, iets dors, iets strams
of telegram-achtigs te onderkennen valt. Nie
mand minder dan de ijzeren rykskanselier,
vorst von Bismarck, maakt een zonnige uitzon
dering op dezen zwarten, mistroostigen regel.
Hij bezat bij uitnemendheid ae gratie der
natuurlykheia ; in zy'n brieven gat hy zich zoo
als hij was.
Bij het hooren of lezen van von Bismarck's
naam is men geneigd wat dieper in zijn kraag
te kruipen. Even als geuren roepen OOK namen
heugenissen wakker. Von Bismarck! en onwil
lekeurig denkt men aan een geweldenaar, aan
een echten bullebak. Zoo iemand, dan is de
rykskanselier van Wilhelm I oneindig beter
dan zijn reputatie, vooral wat het karakter en
gemoedsleven van den genialen politicus betreft.
Het uitgeven van brieven van overledenen
is dikwijls een roekelooze onbescheidenheid,
een speculeeren op de jammerlijke nieuwsgie
righeid van een snuffelgraag publiek enkel en
alleen uit winstbejag, bat erbert von Bismarck
er toe overging, niet minder dan 506 brieven
van zijn grooten vader, het licht te doen zien,
zouden wij in dit geval niet anders kannen
aanduiden dan een daad van piëteit. De zoon
had behoefte op het beeld vau den als Barribal
bekend staanden vader een geheel ander licht
te doen vallen. En wat voelen wy ons aange
naam verrast en verteederd bij het doorlezen
van enkele nos. dezer groote brieven-verzameling.
Allengs verryst voor ons het sympathieke
beeld van een man, wiens hart even teer was
als zyn verstand groot; een man wiens ge
moedsaandoeningen even zacht waren als scherp
zyn inzichten. Een door-en-door huisely'k mensen
met een onwrikbaar Godsvertrouwen, een
geloovige met vroom onderwoi pen geest.
In 1851 schrytt h\j aan zyne vrouw:
Ik ben een soldaat in den dienst van God;
waar Hy my zendt, daar moet ik gaan en ik
ben overtuigd, dat Hy mijn leven kneedt, zoo
als het Hem welgevallig ia".
De meesten van dezen grooten brievenbundel
zyn gericht aan Bismarck's verloofde, Johanna
von Vuttkamer, die later zyn vrouw werd.
De brieven aan zijn meisje zijn eerlyk,
oprecht, zonnig en vriendelijk, maar halen mee
in innigheid en teerheid by de epistels die hij
later aan zyn vrouw richtte.
Het reflex-licht dat uit al deze brieven op
Johanna von Futtkamer valt, doet ons haar
kennen als een vroom, fijn, angstig, tot
melauchohe neigend wezentje, met al dat ewig
Weibliche" dat Bismarck zoo verrukkelyk iu
haar vond. Uiterlyk een donker type, met
groote, zwarte, zeer ernstige oogen, lichamelijk
een beetje witjes en zwakjes; uitwendig in
alles een scherp contrast formeerend met den
blonden, stoeren, breedgeschouderden Germaan,
den man harer keuze.
Bismarck schnef aan zyn verloofde:
Les extièmes se touchent, mais ils se
briseut, is een van die frausche gezegden, die
op den klank af voor waar gehouden worden,
maar die feitelijk een onwaarheid in zich
verbergen. Een van die gezegden door
menschen bedacht, die hun eigen slechtheid gaarne
op rekening schuiven van een of andere
natuurwet. Het eerste gedeelte is waar: de
uiteinden raken elkaar, maar, zij hooreu ook
by elkaar: zoo als inkt op wit papier hoort,
zoo als het stevige zegel hoort op het weeke
lak. Gelijksoortige karakters stooten elkaar ai,
of vervelen elkaar, want, bij hen stuit men op
dezelfde gapingen en hoeken die niet
aan-tevullen, die niet te-dekken zyn; maar, bij
ongelyksoortigen, vult de een den ander aan,
zy wekken elkaar op, en doen in elkanders
ziel bnaren trillen die anders onaangeroerd
blyven ....
Dan weer neemt Bismarck een loopje met
de al te groote bescheidenheid van zyn aan
staande vrouw:
Weetje wel, wat my een klein beetje
beleedigtV dat jy je altijd zoo verbaast, dat
menschen als Lepsius en anderen je vereeren
en liefhebben; want, indirekt geef je daarmee
te kennen, dat ik eigenlyk een man, ben,
zonder smaak, omdat ik ongetwyfeld nog veel
diepere gevoelens van vereering is mij te
flauw, en aanbidding is onwaar en lasterlyk
voor je koester. Integendeel, je moest met
diepe minachting neerzien op iedereen, die je
niet weet te waardeeren, en van iederen man
die nog niet om je hand gevraagd heeft, maar
die er ten minste lust toe zou gevoelen, zeggen:
Monsieur, Ie fait est, que M. de Bismarck,
m'aime, ce qui prouve, que tout individu
male qui ne m'adore pas, est un butor sans
jugement! Waarom zou Lepsius je niet
aanbidden? Niets meer dan een staaltje van
zyn plicht. Wees asjeblieft, niet zoo
beleedigend bescheiden het te doen voorkomen als of
ik tien jaar lang had rondgewandeld in de
rozengaarden van Noord Duitschland, om ten
slotte met beide handen te grijpen naar een
boterbloempje . . . ."
Hoe aandoenlijk is de toon van den gewel
denaar die geboekt staat, als wist hij van
buigen noch barsten, als hij zyn vrouw quasi
lastig valt met een vriendelijk verzoek. Bis
marck was toen gezant in Frankfort a M en
*) Ofschoon deze brieven van vorst Von
Bismarck reeds besproken werden in vele
Duitsche dag en weekbladen en maandschriften,
in de Frankfurter Zeitung, in de Cülnische,
in de llustrirte Zetiung, in het Literarische
Echo e. a. vestigen wy gaarne nog eer, s de
aandacht op den merkwaardigen bundel, die
verschenen is in de Cottasche Buchhandlung,
Stuttgart.
schryft aan zijn vrouw, die nog bij haar ouders
woont. De brief is gedateerd Mei, 1851
Saterdag is Rochow naar Warschau ver
trokken en voor de eerste maal van mijn leven
ben ik zelfstandig Pruisisch gevolmacatigde.
Veel eer en weinig genot en het stemt mij
weemoedig ah ik bedenk, hoe weinig jou zulk
een leven in salon en stad als ons wacht, zal
bevallen. Houd echter moed en maak de zaak
niet erger dan zy is, door eene beproeving
van God te zien in iets, waaraaar anderen in
de wereld zouden hunkeren. Het schijnt meer
en meer zeker te worden dat ik Kochow's
ambt dezen zomer zal overnemen. Dau krijg
ik, als de toelage dezelfde blijft 21,OUO Rs.thaler
jaarwedde, doch wy moeien op een grooten
voet leven, en jij, myn arm kindje, moet dan
opgeprikt op 't eerekussen in den salon zitten,
Excellentie heeten en verstandig en wys je
met Excellentiën gedragen.
Ik waag geen bedenking in te-brengen tegen
het plan van zeebadeu; ik zou, als je wat aan
je lieve oogen kreeg, altyd denken: had ze 't
maar gedaan!" Maar, je gaat tocüeerst
soolbaden nemen? die hebben je immers
vroeger zooveel goed gedaan ? Ik kan mij hier
ook niet eer en familie'' inrichten vóór ik
myne toekomstige positie ken. Met mijn
traktement en het beetje dat wy zelf hebben,
zullen wij hier wel kuanen leven, maar niet
onbekrompen. Als ik dus niet tot aan den
zomer gezant van den Bondsdag word, moet
ik eerst zien, of zij my een toeslag willen
geven, want anders ben ik lang niet zeker,
dat ik den geheelen winkel weer niet op loek;
schulden moeten wij hier niet maken en op
zekeren eleganten voet moeten wij toch leven.
Ik heb door recommandatiebrieven de beau
monde hier spoedig leeren kennen, bisteren
at ik bij den Engelschen gezant, Lord Cowley,
een neef van den Hertog van Wellington; zeer
goeie, aangename menscben, zij is een elegante
vrouw, van om en bij de veertig, zeer wereldsch
maar welwillend en snel in het kennis maken.
Ik heb mij dadelyk op voet van vriendschap
met haar gesteld, om een machtigen steun te
hebben voor jou, wanneer je in het koude bad
der diplomatieke wereld daalt.
Vroeger was ik al eens bij zekere mevrouw
Stolipine, een jonge vrouw zonder kinderen,
goedmoedig als alie Russinnen ; rijk om van te
beven, maar in een burgerlijk buitenhuisje
wonend, waarin men nauwelijks durft loopen
of zitten."
In den salon van mevrouw von Brintz waar
geregeld de Frankfortsche diplomatie samen
komt, vertoeft ook de jonge Bismarck. In dien
salon wordt gespeeld uud nicht ganz niedrig".
Ze namen mij iu 't ootje, omdat ik het speien
vervelend noemde en zei dat mijn rol zich zou
bepalen de verliezers uit-te lachen. Het gezel
schap zal je wel niet bizonder aanstaan, mijn
lief nart, en het komt mij voor, of ik wezenlijk
ieti kwaads doe, door je er in-te-brengeu,
maar hoe kan ik het vermijden ?
Ken verzoek heb ik je te doen, maar spreek
er met niemai.d over en laat moesje vuoral
niet merken, dat ik er een woord over ge
schreven heb, anders haalt zy zich daaruver
nog maar allerlei dingetjes in 't hoofd. Houd
je zooveel mogelijk met fransch bezig, maar,
laat het asjeblieft voorkomen, alsof dit doelmatig
plannetje van jou uitging. Lees Fransch, maar
als je mij lielhebt, niet by lamplicht en niet
wanneer je oogen je pijn doen; verzoek dau
onze lieve moeder dat ze je voorleest, want,
het verstaan is haast nog moeilijker dan het
spreken. Weet je soms ergens een geschikt,
praktisch juffertje, dat jou snel op de hoogte
kan brengen van het Fransctibabbelen, schat
je dan zoo'n mamzelletje aan; ik betaal gaarne
de onkosten. Je komt hier in een omgeving
waar Fransch schering en inslag is, daarom is
het wenschelijk, dat je je daarmee zoo goed
als je kan, vertiouwd uiaaüt. Weet je niemand,
die je aanstaat en die te krijgen is, laat het
dan maar; neem vóór alle dingen, en dat
verzoek ik je zeer hartelijk, dezen raad niet
te zwaar op, in geen geval anders dan wan
neer ik je verzocht, je een groene of blauwe
japon aan-te-schaffen. Het leven is met zulk
soort dingen niet gemoeid; daarenboven bon
je myn vrouw en niet. die van de diplomatie
en zy kunnen even goed Duitsch leeren als
jy Fransch. Als je lust hebt om te lezen, neem
dan een franschen roman. Heb je er geen lust
in, beschouw het dan als niet geschreven,
want, ik heb je getrouwd om je in God en
naar de behoefte van mijn ziel lief-te-nebben
en om in de vreemde wereld een plaatsje voor
mijn hart te houden, dat al haar gure winden
niet kunnen verkillen en waar ik de warmte zal
vinden van het huiselijke haardvuur, waarbij
ik mij verkneukel als het buiten stormt en
vriest, niet om een salondame voor anderen
te hebben en jou' haardvuurtje zal ik schutten
en stutten en er een blokje op leggen, het
bewaken en beschermen tegen alle kwaad en
eiken vreemden invloed, want, er is niets wat
mij dierbaarder en onmisbaarder is, naast
Uodes barmhartigheid, dan jou' liefde en de
huiselijke haard, die overal, óók in-den-vreemde
tusschen ons staat, wanneer wij bij elkander
zijn.
Neem de verandering in ons leven niet te
zwaar en treurig op; mijn hart hangt niet,
ten minste niet geketend aan aardsche eer;
ik geef die gewillig op, wanneer ooit onze
vrede met God of onze tevredenheid daardoor
in gevaar werd gebracht ....
Leef' gelukkig, innig geliefd hart, kus de
kinderen voor mij en zeg veel liefs aan de
ouders.
Je trouwste
v. B."
Welke vrouw zou wel in staat zijn een ver
zoek te weigeren dat in zóó ooimoedigen vorm
gesteld door haar gebieder" tot haar kwam?
Welk een bezorgdheid, welk een angst orn l
schrik aan te jagen, welk een innigheid, hoe i
oneindig veel meegaandheid en zachtzinni,heid j
spreekt uit elk woord dat hij tot zijn echtge- j
noote richt. Hij, de ijzeren! geeft aan duizenden
taai-taai-mannetjes die aller onhebbelijkst en
venijnig kuncen mopperen, brommen en zeuren
een nobel voorbeeld van beminnelijkheid, van
groote liefde, van onuitputtelijk geduld en lief
tallige inschikkelijkheid.
PARVUS.
De
Een slop is het niet; 't is een gang tusschen
twee stegen; de eene opening vrij, de andere
gedeeltelijk afgesloten door een poortje.
Ik kies den laatsten ingang, want die is het
dichtst bij no. 8, de woning van het gezin,
dat sinds kort aan de «vaste bedeeling" is
gekomen en dat nu bezocht moet worden. Mijn
oog valt op het blauwe naambordje:
«Rozengas" staat er. Bittere ironie! Een blik op wat
mij wacht, doet mij even aarzelen, een
oogenblik slechts; dan pak ik met een fünken greep
mijn rokken samen, doe mijn zintuigen geweld
aan, om nitt te veel te zien en zoo weinig
mogelijk te ruiken, en stap moedig voort.
Het is erg, erger dan ik verwachtte. In het
midden der twee meter breede gas een
voetpaadje, waarlangs aan weerszijden een poel
van modder en vuil; de lucht bezwangerd met
walgelijke uitwasemingen; het licht voor de
helft onderschept. No. 8 is gelukkig gauw
bereikt. Ik klop aan, en meteen de klink op
lichtend, zie ik nog juist hoe de vrouw een
bezem grijpt, zeker om nog gauw wat bij te
vegen, toen zij my het raam zag voorbij gaan.
«Zoo vrouwtje, ik kom eens kijken hoe je
het hebt. Hoe gaat het?"
Een gewoon relaas volgt. De man bijna geen
werk, drie kinderen waarvan n heel kleintje
dan och, ze zouden den winter nog wel
doorgescharreld zijn, als 't niet was dat zij zelf
aan 't sukkelen was geraakt, en 't wou maar
niet beteren. «Wat de dokter er van zei?"
Ja, die kon haar hier niet helpen, ze moest
minstens een week of drie in 't ziekenhuis
komen. En dat ging zoo slecht met de kinde
ren, vooral dat kleintje daar kon haar man
toch niet op passen.
»Als dat dan eens bij de familie gebracht
werd ? Heb je geen zuster of zoo ?"
«Ja wel, maar die heeft het zelf arm ; ze
woont hier schuins over, mevrouw kan 't wel
zien, waar die twee kinderen op den drempel
zitten."
«Zoo... nu, als ik er eens heen ging, mis
schien is er wel wat op te vinden."
Onderwijl heb ik eens rondgekeken, 't Ver
trek is meer dan ellendig en wat er van meu
bels staat al even haveloos. Naast de
potkachel, die vrij wat warmte uitstraalt, de wieg
met het jongste kind ; een latafel, een paar
stoelen, waar ik niet graag op zou gaan zitten ;
een groote tobbe vol groezelig water waarin
wat vaatwerk drijtt en voor het armzalige
venster een tafel, tevens werkplaats van den
man, waarop een magere, glanslooze kat melan
choliek zit te kijken.
»Me dunkt, vrouw Moll, je woont hier maar
akelig. En wat ruikt hier zoo vreemd ? Heb
je daar geen last van ?"
sjawel, mevrouw, maar daar is niets aan te
doen. Mevrouw ziet daar wel naast het raam
dien uitbouw ? Nou, dat is de.... och u
begrijpt me wel, voor de heele steeg, ziet u,
en nou lijkt die muur wel niet goed dicht te
zijn."
«'t Wordt me wee om 't hart, maar met la
victoire des dégouts":
«Klaag je dan niet bij je huisbaas ? Je be
taalt toch drieentwintig stuivers huur ?"
«Och, dat helpt toch niet, want.. . ziet u,
we hebben van de winter niet geregeld betaald
en nu weet hij we), dat we toch nergens anders
terecht kunnen."
»Ja, dat ziet er treurig uit. Veel lust om
zelf' eens wat op te knappen hier heb je zeker
ook niet, hé? nu je je zoo zwak voelt. Me
dunkt, we moesten eerst ons best maar eens
doen, dat jij beter wordt, dan kunnen we
verder zien. 'k Zal meteen eens bij je zuster
aangaan, dan hoor je wel of ik er klaar ge
komen ben. 't Beste hoor!"
Ik spaar u de beschrijving van de volgende
woning, hoewel het er iets minder vreesely'k
was. De zuster was geneigd het kind tegen
eenige vergoeding tot zich te nemen en twee
dagen later kwam de man me verteilen, dat
zijn vrouw in 't ziekenhuis opgenomen was.
't Is onderwijl laat geworden en 'k moet me
haasten om t'huis te zijn voorde kinderen uit
school komen. Toch lokt een kleine omweg
langs de rivier me te veel aan, ooi weerstand
te kunnen bieden, 't Is nog maar net Maart,
maar in de lucht is iets onbeschrjjfelijks, iets
ijls dat aan 't voorjaar herinnert. Met wellust
vullen mijn longen zich met zuurstof, laat ik
mijn oogen gaan over het schitterende water
naar het heerlyke vergezicht.
Niet lang duurt mijn genot; d& indruk daar
pas ontvangen is te hevig geweest; de beelden
zullen mij bijblijven, ik weet het, langen tijd.
Mijn God, wat een holen, wat een omgeving
voor meuschen ! En daar worden hun kinderen
geboren, daar groeien ze op ... Is het wonder
als ze alle gevoel van welsuind verliezen, als
ze ten slotte verdierlijken ? Wie durft in die
hel spreken van plicht en eergevoel; wie zich
illusies maken van werkelijk en afdoend te
helpen? Gesteld dat we het gezin Moll eens
uit die woning konden krijgen, een ander zou
ze direkt weer betrekken.
Wat zei mijnheer Srneenge ook weer op die
nutslezing ? O ja, aan de woningwet uioest
vooraf gaan een onteigeningswet, die de eige
naars dier krotten dwingen zou, hun eigendom
tegen een behoorlijke som af te staan. Eu nu
is het woningvraagstuk nog eerder dan we
dachten door de Kamer in behandeling geno
men Laat ik toch de verslagen er over nauw
keurig volgen. O, als er toch eens van hooger
hand verbetering in gebracht werd ; het zou
niet alles zijn, maar een groote stap in de
goede richting, en Armenzorg niet langer zoo'n
droevig, ontmoedigend werk.
Mijn weg voert mij langs heerlijke ruime
singels, aan eene zyde bezet met villa's en
deftige huizen, naar de buitenwijken, waar aan
't eind eener laan mijn eigen bescheiden huisje
staat. In de verte zie ik al, dat ik toch te
laat ben, n blondkopje staat reeds op den
uitkijk en met vroolyke, ongeduldige uitroepen
werd ik ontvangen.
»H(':, ma, hoe saai dat u niet t'huis was !"
»Ma, ik heb zoo'n verschrikkelyken honger,
mag ik vast gaan zitten ?"
«Ma, ik heb mij" Fransche woordjes alle
maal gekend, de juffrouw zei .. Ik doe gauw
myn goed af en schaar mij tusschen mijn
drietal aan de koffietafel. Wat ziet alles er
behagelijk uit! De ruime huiskamer, eenvoudig
gemeubileerd met de groote soliede stukken
uit mijn ouders' huis, het zacht getihte effen
behang waarop de ets van Mauve zoo goed
uitkomt, de gordijnen weggeschoven van de
breede ramen en het voorjaarszonnetje, dat
zoo geestig het lieve kopje verguldt van myn
jongste. Een onmetelijk gevoel van dankbaar
heid en ach, ook van droefheid vervult mijn
hart
«Wat is u stil, ma, heeft u hoofdpijn !
«Neen. myn kind, moeder is juist zoo blij,
om ... Wat zitten we hi«r gezellig hè?
»Hè, ma, schreit u daar dan om ?"
A. G.-D. W.
Schoolopzieneres.?Ken nieuwe Bond.
Patne! van Vtctorien Sardou,.
Dr Charlotte Sternberger. Helene
Keiler.
Tot arrondisseinent-schoolopzieneres te
Doetinchem, is benoemd mevrouw Leyds
Bekenkamp. Zij is in ons land de eerste vrouw, die
de functie van schoolopziener gaat aanvaarden.
Ziehier, wat de Arnhemsche Courant van deze
ijverige en bekwame vrouw mededeelt:
«Mevrouw Leyds?Bekenkamp is in de kracht
des levens en reeds* gedurende ongeveer dertig
jaren op de eene of andere wijze in het lager
onderwijs werkzaam. Zij is eene leerlinge der
Arnhemsche kweekschool voor meisjes, waar
aan zij zich onderscheiden beeft door haar
kennis en vlijt, blijkens de toekenning van den
Anna-prijs.
Na het verlaten der kweekschool is zij ach
tereenvolgens aan verschillende scholen werk
zaam geweest, het langst en het laatst als hoofd
der Nutsschool te Eindhoven, waar zij, ondanks
het verschil van geloof, ook in katholieke
kringen zich achting en waardeering verwierf.
Ook na haar huwelijk te Doetinchem gevestigd,
is zij onafgebroken aan het onderwijs verbonden
gebleven, o. a. als leerares aan de
Rijksnormaallessen, als lid van examen-commissies,
enz. De eerste schoolopzieneres komt dus uit
het onderwijs voort en hare benoeming zal
daarom in dit opzicht bij de meeste onderwijzers
instemming moeten vinden, zoodat ver
wacht mag worden dat het van die zijde mevr.
Leyds niet aan welwillende medewerking zal
ontbreken."
Bonden en Vereenigingen verrijzen tegen
woordig uit den grond als paddestoelen. Behalve
hun snelle groei en ontwikkeling hebben die
Bonden nog een andere overeenkomst met deze
planten: zij zijn niet onvoorwaardelijk te ver
trouwen, er loopen giftige en venijnige door
heen. Een nieuwe Bond. Een vrouwenbond.
Op een eiland. Op Creta.
De vrouwen van Creta verbinden zich, niet
tot het prediken en handhaven van vrede op
haar eiland, of in de wereld, het streven
naar de schoone idealen van vrede en
menschenliefde geeft onder vrouwen wel eens aan
leiding tot weinig vrede- en menschlievend
gekibbel , maar tot wering van alle weelde.
liet dragen van kostbare weefsels en edelge
steenten is op Creta onder de vrouwen die
tot den Bond zijn toegetreden in den ban. In
de vroegste tijden heerschte op Creta de strengste
eenvoud. De gebruiken en wetten der inboor
lingen geleken in heel veel opzichten de hoogst
primitieve leefwijze der Spartanen, en de niet
nialsche geboden van Lycurgus.
De vrouwen van Creta willen de sedert
onheugelijke tijden verdwenen eenvoud en
soberheid weer invoeren. 01'het haar zal lukken?
Den IHen Maart van het jaar INGII werd
Victorien Sardou's beroemd stuk. »l'atrie!"
voor hut eerst opgevoerd in het tbéiiire de la
l'orte Saint-Martin. Na een langdurige rust
is l'atrie ! den 11 en Maar! j 1. op het répertoire
gebracht van het l'hóatre tratriis, i>e krasse,
oude Sardou woonde dn repetities van zijn
stuk bij. In de l'orte Saint-Martin werd de
rol van Ie Cvunte de Kysoor vervuld door
Dumaine ; in het Thé;ï'.re trai.riis wordt Ky-oor
vertolkt door de «Ster'1 Mounet Sally B-iiton
speelde in 'Git de moeilijke <ol van Karloo
van der Noot. De directie van het maison ile
Molière beeft die rol toevertrouwd aan Alhert
Lamhert tils. De Dona Dolurès vond in de
l'orte Saint-Martin een goede vertolkster in
mevrouw Fargueil. Nu speelt de vernuftige,
temperamentvolle mlle Braridès de rol d«r
ontrouwe Spaansche ecbtgenoote. De ontrouw
jegei s haar man, den Ylaamschen Graaf de
itysoor wortelt in de ervaring, dat de Vlaming
haar niet liefheeft, zooals de vurige Spaansche
dat begeert. J>ij Luhir is alle» liefde-leven;
bij hém gaat zijn vaderland boven alles De
vaderlaudshüfde van den Graaf de Rysoor
wordt door zijn vrouw beschouwd als de mede
minnares die zy vervolgt, hoont, sart en haat.
Eindelijk werpt Dolorès zich smachtend en
hunkerend naar liefde, in de armen van Karloo.
Die noodlottige liefde wordt oorzaak van hun
beider diep tragisch uiteinde Het oude
melodramatisch slot van Patrie! (Sardou roept
ons den titel toe, want er staat een flink
nitroepteeken achter) zich afspelend tusschen
Dona Dolorès en den rampzaligen Karloo is
esn taak, die alleen naar behooren vervuld
kan worden door tooneelspelers by' de gratie
van Melpomene. Eén verkeerde stand, n
linksche beweging, n toon vallend uit het
gedaver van den loeienden passiestorm en het
publiek zou »er uit" zyn, want: »du sublime
au ridicule il n'y a qu'un pas".
Dr. Charlotte Steinberger is de eerste vrouw,
die in Budapest promoveerde in de genees
kunde. Charlotte Steinberger is 24 jaar oud,
werd in Tisza-Ujlak geboren en stamt uiteen
aanzienlijke familie. Haar jeugdig gezichtje,
haar hoog voorhoofd en kleine diepliggende
oogen spreken van ernst, verstand en
nchranderheil. Dokter Charlotte Steinberger is naar
Berlijn vertrokken om daar grondige studies
te maken van de gynaekologie waaraan zij zich
wijdt. Na verworven kennis en ervaring is het
haar voornemen, zich in haar vaderland te
vestigen, waar men haar reeds een drukke
praktijk voorspeld heeft.
Helene Keiler stam* uit Duitsche ouders en
werd in Amerika geboren. Bij haar geboorte
was zij doofstom. Dank zij de voortreffelijke
zorgen aan haar besteed en geholpen door een
zeldzaam verstand en volharding is het de
arme Helena mogen gelukken zich verstaanbaar
te maken. Zij spreekt nu zoo duidelijk, dat
men haar tot in de verste hoeken der
gehoorzaal van het Radcliffe College verstaan kan.
Toen zij het gymnasium had afgeloopen, deed
zy «cum laude" haar admissie-examen voor
Radcliffe College. Haar lievelingsvakken zijn :
Geschiedenis. Latijn, Fransch en Duitsch.
Helena Keiler is een kind van haar tijd en
doet ook bizonder veel aan sport. Zij munt
uit in gymnastiek en zwemmen.
CAPRICE.
Salade a la Grimod. Ingrediënten. Kropsla,
gekookte princesseboonen, biet, hardgekookte
eieren, gehakte kervel, peper, zout, olie,
kruidenazyn, geroosterd brood.
Bereiding. Behandel de sla op de gewone
J manier. Dompel een sneetje geroosterd brood
in olijfolie, plaats dit in een slabak, leg
i daarop de sla en de gekookte princesseboonen,
laag-om-laag. Gameer met de biet, de
hard; gekookte eieren en de kervel; vermeng deze
i salade even voor het gebruik met peper, zout,
j olie en azijn.
i De salade mag niet blyven staan als de saus
i er over heen is.
Pommes de ter re sotifflées. Schil de
aardap^elen en snyd ze in schijven van gelijke
dikte. Wasch ze en droog ze af tusschen een
schoone doek. Laat ze bijna gaar worden in
een pan met niet al te warm vet, neem ze er
met een schuimspaan uit en doe ze dadelyk
in een tweede pan, waarin het vet zeer heet
moet zijn.
uimiiimiimiii
iiiiiiMiiMMiMiniiiiiHiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHimiiimiiiiiiiiiiiiimiiim
'lunchte Redactie,
Als eenig antwoord op het schryven van
int-j. van de Moer, in het laatste nummoi- van
dit blad, verklaart het Hoofdbestuur van dan
Nederlandücheii Vrouwenbond ter Internationale
Ontwapening dit :
dat de plaats voor hpt uitspreken van grieven
tegen het bondsheleid. de Algemeene Verga
dering is (lli April a. s.), waar dan afdoende
antwoorden van de bestuurstafel niet zullen
ontbreken.
J[et Hoofdbestuur.
's G r a v e n h a g e, 25 Maart 1901.
s oli.oi3.cio d JT GL n.