Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1240
de Asahan plantagemaatschappij opengesteld
bij de heeren H. J. van Ogtrop & Zn, alhier.
Te laat, veel te laat was het prospectus,
onderteekend door de firma van Heekeren & Co.,
verschenen. Waarom toch? Werd critiek ge
vreesd ? Er schijnt reden voor. Aan den inbren
ger toch werd 20 duizend gulden in contanten
en verder een vergoeding in aandeelen uitge
keerd. Hoevele aandeelen? Het prospectus
had een dergelijke vraag niet onbeantwoord
mogen laten. Op meerdere vragen, in verband
met de beoordeeling van den koers der in
schrijving, liet het prospectus te vergeefs het
antwoord zoeken. Hier ging niet op : »Wie
zoekt die zal vinden".
De Deli- Maatschappij zal waarschijnlijk een
slot- dividend van 11 pet. uitkeeren. Den aan
deelhouder zou dan over 1900 21 pet. uitge
keerd zy'n.
In de petroleumgroep ontmoet ikhooger Amst.
Rum. petr., voorts de Dordt, de Koninklyke,
de Hanover en ook een heel klein beetje, de
Palembang. In de heden gehouden buiten
gewone algemeene vergadering van aandeel
houders in de Rum. petr. Mpy «Amsterdam",
bijeengeroepen om eene regeling te treffen met
de houders der bewijzen van deelgerechtigheid
in de leening groot ? 150,000 en in verband
daarmede te besluiten tot liquidatie der Maat
schappij, kon, wegens het onvoldoende aantal
ingeleverde aandeelen, het voorstel niet in
stemming worden gebracht.
Overeenkomstig de statuten zal dus eene
nieuwe vergadering worden opgeroepen. Het
voorstel van houders van bewijzen van
deelgerechtighaid luidt in hoofdzaak als volgt :
«Oprichting eener nieuwe Maatschappij met
een kapitaal van f 500,000, 7 pCt. cumulatieve
aandeelen: toekenning aan aandeelhouders der
Rum. Petroleum-Maatschappij «Amsterdam"
van 30 pCt. in de overwinst, waarvoor 500
winstbewijzen ter inwisseling tegen de bestaande
aandeelen zullen worden uitgegeven."
De voorzitter deelde mede dat Dinsdagmid
dag 26 dezer, een telegram werd ontvangen,
dat boring No. 3 »Electra" op eene diepte van
461 M. in sterke eruptie was gekomen. Dit
telegram werd gevolgd door verdere telegram
men waaruit blijkt dat de bron onafgebroken
door vloeit en maatregelen worden genomen
tot het opvangen van groote hoeveelheden olie.
Zoodra nadere berichten omtrent de productie
zy'n binnengekomen, zullen deze terstond wor
den gepubliceerd.
De Java petroleum mpy heeft goede ver
wachting van een huurovereenkomst betref
fende de raffinaderij te Samarang.
Voor de Moeara Enim wordt door sommige
een dividend van 9 pet. verwacht.
De Dordt wyst door hare productiecijfers
haar ouden bekenden solieden grondslag aan.
Het rijke Dordt heeft een ry'ke petroleum mpy.
Maart 1901'
D. STIGTEK.
HE1TSJES
Tnssclien de
De sneeuw donst neer, zacht en gestadig,
daalt in kleine weeke vlokjes, bijna draadjes
witte wol, onafgebroken neerzeevend, aldoor,
aldoor, in kal men zachten val, dekkend den
al zoo hoog opgetasten grond.
Het zijn nu geen vlokken, die dwarrelen als
uitgeschudde pluime-veeren, geen nijdige harde
stukken die kunnen striemen en kletsen
en evenmin de stuifsneeuw die overvlaagt in
huivende vaart. Het is de zachte, gestage val,
ongestoord, onweerhouden, een neersneeuwen,
dat je niet hindert al loop je er uren in, maar
dat toch in een enkelen nacht zich tot een
dertig centimeter opdikt, zich vergaart tot een
laag van een meter, zonder dat je't goed merkt.
Het is interessant in een winterkuuroord
het sneeuwen te volgen.
Van den onverhoedschen komst in een donkren
nacht als niemand eraan denkt, de bergen
nog dorren in het schrale wintergroen, en dan
's morgens alles vochtig ligt bespreid, tot dezen
zachten alles over-dekkenden val der bijna
niet te ziene vlokjes, daar tusschen-in liggen
alle schakeeringen. Zoo de nevelsneeuw, die
als een wit waas, een witte damp door
dringt, de geduldige ruggen der bergen beslaat
met een poeier-vochte wade, dféwade welke
op de dorre grassprieten kristallizeert tot
duizenderlei-gevarieerde ijsbloempjes alsof een
schaar van teekenaars daar bezig zyn geweest.
Vervolgensdegroote,kleffevloksneeuw,de sneeuw
van n dag, die versmelt voor een heftige zon,
het land nu weer gewoon zichtbaar en ook
de neerdaling weinig verschillend, maar hard
nekkiger, zich dadelijk neerleggend tot een paar
palmen dikte en al stevig ook, waarop de zon,
goud en gloeiend als bij ons in Juni, te
vergeefsch straalt, die sneeuw slechts langzaam
daaronder smeltend, langzaam dunner wordend,
maar vaster, harder tegelijk, een plaat poreus ijs
op het sprieterige gras; dan weer alles
weg, zoodat we twijfelen of we wel sneeuw
zullen houden.
Maar op een grijzen dag komt weer de
sneeuw mist, waardoor de ruiten matglas
lyken en je buiten het venster niets ziet; nu
de verrassing, als het even opklaart, van een
dikke sneeuw-vacht, en daarna dan het
onweerhouden, geduldige doorsneeuwen, een
zacht gevlok, waarbij je zoo do vrees voelt
van mogelijke insneeuwing.
Die verschillende aspekten, dio sneeuwvallen,
we kennen ze by ons ook wel, maar we be
kijken ze niet, althans niet zóó, en zeker niet
met zooveel liefde als in de hooge bergen.
Bij ons brengt sneeuw, na' de eerste, ver
blindende bekoring, al dadelijk mee een ge
voel van vocht en kou, een besef van spoedig
morsige wegen te hebben, met al wat daaraan
vast zit. In de bergen beteekent sneeuw een
reine sfeer, en zoolang ze liggen blijft, ook
een gemakkelijk verkeer, maandenlang onaf
gebroken sport, veel afwisseling en vertier. Dan
komen van beneden de arren, komen in 't zicht
de wedstrijden, het sleedje-glijden in duizelende
vaart, het wintergenot onverpoosd over de
blanke velden wit bevacht, waarop de gouden
zon schittert in weergalooze pracht. Bij ons is
sneeuw en winter narigheid, in de bergen ijle,
zuivere lucht en kloeke kracht, tevredenheid
omdat je naar de bergen gaat om sneeuw en
drooge winterkou, die staalt en hardt, en die je
dus met liefde verwacht.
Verrassend eiken morgen de gezichtskring
der sneeuwvelden, eiken morgen 't zelfde en
toch weer anders, die gemoedelijke bergruggen,
waarin je telkens wat nieuws ontwaart, omdat
de grilligheid der vormen de fantasie prikkelt
tot een oneindig verbeelden. ,
Ze komen nu langzamerhand wel in trek die
sneeuw-kuuroorden, langzaam want de meeste
menschen hebben nog een heilige schrik voor
sneeuw en koü,zoeken 's winters de kachel, slecht
geventileerde lucht en als 't even kan een
plekje in het zoogenaamd zonnig, maar o zoo
vaak guur, meestal winderig, stofferig, regen
achtig Zuiden.
Het heeft dan ook lang geduurd, voor de
menschen tot het inzicht kwamen dat hoog in
de bergen, mits beschut voor wind, het leven
niet alleen dragelijk, maar zelfs heerlijk kon
zijn. Hoe beklaagden we de bergbevolking,als we
hoorden, dat daar 's winters, n, twee meter
sneeuw kwam en die arme lui daar moesten
blijven. Wie had begrip van de groote
voordeelen ? De eenvoudige bevolking die het
nare leven in de steden niet kent, keek
alleen ongeloovig als ze beklaagd werd,
was te naïef om te kunnen overtuigen, te
eenvoudig om het ook te willen doen. Maar
zoo dom zijn de bewoners der bergen niet
om hutten te bouwen, waar ze het niet kunnen
uithouden; zij kennen klimaat en weersge
steldheid beter dan elk ander, zoeken al gauw
het meest beschutte plekje. In de steden is
elke meter grond goud waard, daar blijft geen
keus, valt weinig uit te kiezen.
En waren 't niet gewone bergbewoners, die
ziek in de groote steden geworden, aangetast
door de tering, naar hunne bergen teruggebracht,
daar weer genazen zonder eenig medicijn, alleen
door wat rust en de lucht, en zóó de aandacht
vestigden op de wind-vrije bergdalen ?
Davos werd ontdekt, en na Davos zooveel
andere oorden en het staat te voorzien, dat
het hier niet by zal blijven, dat nog onbekende
plekken gevonden zullen worden, nu blijkt dat
die hooge, onbedorven lucht, behalve tegen de
tuberculose, ook geneeskracht heeft tegen
acute longaandoeningen, asthma, gevolgen van
pleuris en influenza, tegen zenuwzwakte,
uitputtings- en ziels-ziekten niet het minst.
Het aantal sneeuw-kuuroorden, als ik ze
zoo eens noemen mag, beperkt zich al niet
meer tot enkelen ? en het aantal, dat niet
direkt aan de longen, of althans in zeer geringe
mate daar aan lijdt, maar om andere redenen
komt, ja zelfs om redenen van gewoon genot,
van ijle-luchtgenot alleen, begint de
tuberculeuzen te evenaren.
Hier, in »Les Avants",waar ik nu ben, tusschen
de besneeuwde bergen, aan het eind van een
ravijn is zoo een oord. Zieken ontwaar je er niet
zoo dadelijk en toch zijn de meesten nu niet
wat je noemt kern-gezond. Aan ieder mankeert
een steekje, is een beurs-plekje. Men kan het
evenwel niemand aanzien ??en stuk voor
stuk geef je ze honderd jaar te leven, zoo
gezond zien ze er uit, zoo opgewekt zijn ze.
Dat doet de hooge lucht, de gezonde levens
wijze, het vele verwijlen buiten en vooral de
regelmaat der dingen, want in een bergoord,
tusschen sneeuw, is het leven alle dag gelijk.
Dat dit gelijkmatige niet verveelt, de menschen
opgewekt houdt, is een bewijs te meer voor de
goede werking der hooge lucht.
Verveling ?
Och, dat is zoo erg niet!
Er is altijd iets tot afwisseling, een
wisthavond, een biljartpartij, muziek, bal, een ge
mproviseerd concert, een slee-wedstrijd.
Het gaat zoo gemakkelijk mogelijk. Geen
uren van beraadslaging, niet het willen van de
n en 't niet willen van een ander, geen ge
tob en gesloof.
Ge hebt zin te wisthen of plezier in een
sleê-wedstryd, ge vraagt n of twee be
kenden, waarvan ge vermoedt dat ze wel van
de party willen zijn en schrijft de namen
op een lijstje met de vermelding dat vanavond
of morgen dat zal plaats hebben, hangt dat
lijstje op in de vestibule.
Al spoedig worden andere namen bijgeschre
ven en 't is klaar!
Van de week bijvoorbeeld was er vlot en
vlug een concertavond georganiseerd.
Een jonge Franschman kwam aan tafel rond,
vroeg wie mede wilde werken. Toen werd in
de Hall de piano schuin in een boek opge
steld, uit de serre de rieten canapeetjes gehaald,
en ze los gegroepeerd.
Het was werkelijk een aardige soiree musicale
en ik mocht me verblijden, dat we er een
Hollandsche musicienne bij hadden, die eens liet
hooren hoe je eigenlijk piano moet spelen,
techniek en sentiment vereenigd, de klanken
als een enkele ruizing.
Maar behalve dit, het is altijd de sneeuw
die je bezig houdt, de besneeuwde kammen
die je boeien. Ze staan er als getrouwe wach
ters om je hotel. Ver, aan den overkant van
't meer liggen de Savoysche bergen, meest in
een ijl waas 's morgens liggen de toppen
boven dat waas als drijvend brok ruw opaal.
Een groot hotel in een afgezonderde streek is
op zichzelf al een familiehuis, groeit daartoe
samen en al blijven grenzen bestaan, naar
eigen persoonlijkheid meer afgescheiden of
wat vager, er komt toch onder elkaar een
gemakkelijkheid van bewegen, die 't leven
veraangenaamt.
Met alle waardeering voor de kwaliteiten van
eigen landgenooten, ook voor Franschen,
Duitschers, Russen enz. en met inachtneming van alle
wrevel tegenover de Engelschen, züó moet toch
erkend worden, dat zij in 't algemeen verkeer
niet 't minste te verkiezen zijn. Ze blijven,
wat je ook op hen wilt aanmerken, de men
schen van de gezelligheid en het decorum,
van 't comfort en het artistieke »home." Ze
hebben overal lust in, doen aan schilderen,
musiceeren, aan sport, maken de hotels wel duur,
maar ook comfortabel. Wat zij aan kunst doen
gaat wel niet bo\on de oppervlakte, blijft
dilettantisme, maar nu ja, dat is op reis ook
voldoende.
liet is nooit prettig als op reis óóne natie
overwegend is en de Engelschen zijn het
bijna overal, maar onaangenaam toonen ze zich
niet. Jammer, dat dit volk zich door zijn
jingoisme zoo laat meeslepen! De Duitschers o zoo
gemoedelijk, kunnen maar wat gauw onhebbe
lijk worden en zelfs de galante Franschen
onverdragelijk, om nu maar weer niet van ons
zelf te spreken, wij die dadelijk beginnen elkaar
te betuttelen en te bekladden, ook al meenen
we 't zoo erg niet.
We hekelen zoo gauw en vooral de toerist
in bonte plunje. Maar er is iets voor te zeggen
zich op reis anders te kleeden dan gewoon. Je
komt dan allicht tot een meer praktische kleedij.
Een Hollander die zich extra reiskletren laat
maken is een uitzondering. Hij zou 't liefst een
reis in zijn huisjasje doen. Vandaar dat we
ook een burgerlijken, stijven indruk maken,
een volk met een groot verleden, nu ja, maar
dat vegeteert.
Die gemakzucht van ons, dat burgerlijke,
gewone, wat we meebrengen, geeft anderen
eveneens redenen tot spotten, zoo goed als
wij 't doen ten opzichte der bont-uitgedosten.
Tusschen débergen en in de sneeuw mag je
er wel naar kleeden.
Het sneeuwt nog aldoor, zacht en gestadig
in kalmen val ; de witte wade hoopt zich op.
De sneenwploeg, met vier paarden er voor,
snydt met zy'n spitse punt er door, om de
wegen open te houden. De sneeuwlawine golft
ter zy'de, kruit weg als golvend water.
Het is vreemd, te zitten op een duizend
meter hoogte, dat is tienmaal een Westertoren,
te weten beneden aan den voet het meer van
Génève, de delta der Rhóne te weten
rondom bergen, die weer een duizend meter
hooger hun ruggen heffen en van dat alles
niets te bespeuren, niets te zien ! Alleen het
wazige, mist-achtige wit van de sneeuw en
de vlokjes zoo heel klein, byna sliertjes witte
pluis die maar dalen, dalen, onzichtbaar by'na
een sneeuwval zoo zacht en aanhoudend, alsof
het nooit zal eindigen, een val zonder eenigen
wind, zonder leven en beweging: een vage
wegdoezeling van 't leven.
Maar nu op-eens, terwijl ik er het minste
aan denk, breekt de grijze mist-sfeer open.
Een transparante luchte-veeg glemert door
het mistend sneeuw-grijs en op de nu plots
te ziene toppen der Savooysche bergen, die
blok-gekarteld als reuze amethysten, boven
't mistweer uitbreken, schijnt violettig
luchtgestraal der verre zon.
Het sneeuwen heeft, als in een bevrijding
van last, opgehouden en rondom strekken
zich de bergen in koninklijke witte mantels.
De hooge rotsen van Naye liggen dik-bestoven
als met wit amaril, en tegen de steile kanten
der bergruggen op steken de dennen-spitsen
hun zwarte toppen er maar even uit, de
stammen geheel bedolven onder 't sneeuwe-veld.
Als een stel- sprookje strekt zich alles
zwijgend. De zwarte takken der platanen in
hunne wijde spreiding zijn als met wit dons
bekleefd. Op de blaadjes der coniferen drukt
zwaar de sneeuwvracht. Nu en dan laat de
sneeuw enkele bladen los, komt een stui
ving als een gazen val door de boomen en ver
rassend het witte golvende bergveld, dat diep
in-blauwt als bij ons een bleekplaats, door de
reflectie van het hooge blauw der lucht.
Van Montreux komen ze met arren en
al is de sneeuw nog te versch, er gaan toch
enkelen met hunne sleedjes op uit om in
duizelingwekkende vaart zich te laten slieren.
De geregelde kuurmakers, dik ingestopt,
met dekens en voetzakken beladen, komen nu
ook binnen. Ze hebben den geheelen middag
buiten gelegen in de tentjes, te midden der
sneeuw, aldoor liggen kijken naar den tragen
val die zich optastte tot een muur, zoodat ze
er bijna niet over heen konden zien en 't heeft
hen niet gehinderd. Bij twintig graden beneden
nul slapen ze gerust met open vensters, zonder
eenig onaangenaam gevoel, ook al staat het ijs
dik in de kommen.
Het hotel vult zich en de leege veranda
waar ik zoo even zat te staren naar de zacht
neerdonzende sneeuw, is nu in-eens vol ge
rucht en vol leven.
Een winter in de stille sneeuwbergen is
nog zoo eenzaam niet. By ons waar sneeuw
vocht, natte kou en morsige wegen medebrengt,
hebben de meesten geen begrip hoe opwekkend
dit leven is en gaan ze liever naar 't zooge
naamd zonnig Zuiden, waar 't maar wat vaak
koud en huiverig kan zy'n.
G. VAN HULZEN.
Les Avant s, /sur Montreux.
IIIIIIllllllllllUIIIIII
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1II1IIIIIIII
niniiii niiiiiiiiiiiiiuiiiiiiniiiiiiiii
Vreemdelingenverkeer.
In de Woensdagmiddag gehouden vergadering
van het bestuur van de «Vereeniging tot be
vordering van het Vreemdelingenverkeer", is
in beginsel besloten hier ter stede op te richten
een vereeniging tot verkrijging van een fraai
en doelmatig feestgebouw, waaraan zoo her
haaldelijk de behoefte is gebleken Het doel
is door schenkingen en contributiën tot een
kapitaal te komen gelijk men zulks gedaan
heeft met het Vondelpark en is de Vereeniging
het woord bij de daad voegende voorgegaan
met het beschikbaar stellen van een flinke
gift. Binnenkort zal men zich per circulaire
tot stadgenooten wenden om daarna een defi
nitief bestuur te kiezen, dat de middelen zal
beramen hoe men ten spoedigste tot het doel
geraakt.
Marie Barkany.
Mlle Marie Barkany, die binnen kort een
kunstreis hier te lande komt ondernemen, heeft
voor haar eerste voorstelling gekozen »IIeimath"
van Sudermann, ten onzent bekend als »IIaar
Thuis."
De robes van mlle Barkany als Magda in
Ileimath zijn vervaardigd door het beroemde
huis Laferière te Parijs, terwijl voor Fedora
door Maison Pacquin in Frankrijks hoofdstad,
niet minder eene beroemdheid op het gebied
der dameskleedij, de toiletten geleverd zijn.
Een der kostbaarste stukken van haar wei
voorziene garderobe, is een pels van sabelbont,
vervaardigd door den koning der bontwerkers
te Parijs, (ïrünwald, welk prachtstuk de
beroemde actrice niet minder dan 20.000 francs
heeft gekost.
Het is niet onmogelijk dat mlle Barkany op
aandrang van haren impresario er in zal toe
stemmen die kostbare toiletten voor haar kunst
in Holland in eenige der hoofdsteden te doen
exposeeren, een voor de Ilollandsche dames
welkome tijding.
CORRESPONDENTIE.
Een paar ingezonden stukken moesten tot
een volgend nummer worden uitgesteld, o. m.
een antwoord van den heer Gosler op het
bericht van Blussó & Co.
lied
?bun.
Nederlandsche gist- en spiritusfabriek gevolgd
systeem van sociale instellingen.
Tot zoover zou er geen aanleiding zy'n u
eenige plaatsruimte voor de hier navolgende
beschouwingen te vraaen; wel is dit echter
het geval waar de resultaten, waartoe de
schrijver van het artikel komt, in strijd zyn
met die, welke wy te Delft waarnemen. En
aangezien uw blad, naar wy meenen, terecht
afkeerig is van onbewezen vooropgezette
meeningen of van effectbejagende phrasen,
vertrouwen wij dat u ons zult veroorloven
tegen de onjuiste beweringen, in bedoeld artikel
vervat, kortelijk op te komen.
Waar uw medewerker H. wel zoo goed is
te spreken van »een braaf stuk werk, dat de
vergelijking met wat van dien aard in het bui
tenland bestaat best kan doorstaan", de vrucht
van »wat de heer van Marken gedurende 30
jaren met onverpoosden ijver gedaan heeft,"
daar doet het mij en vele anderen pijnlyk
aan, hem zonder andere gegevens dan een
blykbaar niet voldoende bestudeerde brochure
een oordeel te hooren vellen over de
sociaaleconomische resultaten eener organisatie, welke
het dertigjarig streven vertegenwoordigt van
iemand, dien wellicht ook de heer H. niet
Ie premier venu zal achten. Bescheidenheid
reeds 'verzet zich tegen zoo rauwelijks
oordeelen, maar bovendien, H. kent die resultaten
niet, hij heeft er wellicht nooit, zeker nooit
anders dan oppervlakkig van gehoord. Toch
durft hy beweren: «want die geheele sociale
organisatie heeft toch geen ander gevolg
dan een afhankelijk maken van den arbeider
van den werkgever in de hoogste mate."
Zelfs zonder kennis van de resultaten, reeds
by eenvoudig nadenken, geachte redactie, moest
II. beter weten. Is inderdaad zoo'n Delftsche
werkman meer dan anderen afhankelijk van
zyn patroon, waar hij, indien hij b. v. op
30?40 jarigen leeftyd ontslag neemt, zijn
spaargelden l),wellicht een paar honderd gulden,
uitbetaald krijgt en weet op zyn 60ste jaar
een pensioen van 4 of 5, misschien reeds van
8 of 10 gulden te hebben? De heer H. heeft
toch wel in de brochure gelezen (blz. 25) dat
het recht op de lijfrenten voor welke de premiën
reeds gestort zyn, onverkort blijft bestaan?
En is het hem niet opgevallen dat daaruit
juist een streven blijkt om den werkman niet
afhankelijk te maken, een streven waardoor
de Delftsche stichtingen zich juist bijzonder
onderscheiden van vele andere, waarmede hij
haar zoo welwillend vergelijkt; een streven
dat juist de organisatie en het beheer van
vele dier instellingen veel moeilijker maakt,doch
haar ook zooveel hoogere beteekenis geeft en
zooveel minder binnen het bereik van opper
vlakkige critici brengt? Begaat de patroon
door dit systeem «een zedelijken moord?" Of
bestaat die moordaanslag soms in het omschrijven
der rechten en verplichtingen van beide partijen
in zake aanstelling en ontslag, werktijd, rang
regeling en belooning van den arbeid, punten
waaromtrent de arbeider buiten de Delftsche
fabrieken (d. i. waarschijnlijk de arbeider die
niet in strijd komt met «zy'n volkomen mensch
wezen") in den regel, zelfs in de
Rijks-werkplaatsen, in het duister rondtast? Zelfs zonder
zakenkennis als hij blijkt te schrijven, diende
de heer H. dergelijke holle phrasen in de pen
te houden.
In hooge mate ergerlijk zyn ons ook II.'s
beschouwingen, waar hy beweert hoe mate
rieel goed een aantal arbeiders het ook hebben
kan, hoe tevreden zij ook zijn mogen, toch is
deze sociale organisatie uit den booze omdat
zij den strijd der geheele arbeidersklasse naar
betere levensvoorwaarden geducht verzwakt."
Als H. eens wist, dat een goed deel van de
vakbewegingsmannen en bestuurders van
werkliedenorganisaties, speciaal ook van socialisti
sche, in de fabrieken onder directie van den
heer van Marken arbeiden! Het is juist
natuurlijk volkomen ten onrechte den heer
van Marken wel eens verweten, dat zyn stelsel
geen «zoete jongens" kweekt: in elk geval
blijken echter die opmerkers beter ingelicht
dan uw chToniqueur.
Ik zal 't hierbij laten, geachte Redactie.
Er zou zeker nog heel wat tot een meer juiste
waardeering van het stelsel-van Marken en
de beschrijving daarvan in het aangehaalde
werkje te zeggen vallen. Doch ik treed ongaarne
als advocaat op, waar mijn tegenpartij geen
gelegenheid blijkt te hebben mij op den grond
slag der feiten te woord te staan. Dat ik
desniettemin meende een kort woord van
protest niet te mogen terug houden .... wel,
dat heeft denzelfden grond als de publicatie
der brochure zelve, die, in geen enkel opzicht
als industrieele reclame bedoeld of gebruikt,
eenvoudig de strekking heeft een natuurlijk
onvolmaakt, doch in de praktijk niet onbevre
digend stelsel, met aanwijzing óók van de lessen
der ervaring, onder de oogen van sociaal
denkenden te brengen. Waar de aangename
vorm, dien de heer van Marken daartoe koos,
ten opzichte van den heer II. niet tot het
doel kan leiden, zal ik er mij echter gemak
kelijk over troosten indien mijn geschrijf hem
niet van de dwalingen zijns weegs doet keereri.
Inmiddels betuig ik, geachte Redactie, mijn
dank voor de verleende plaatsruimte.
Delft, 25 Mrt 1901. P. T.TKKNK WILLINK.
1) liedoeld wordt hier de »premiespaarkas",
waarin ongehuwden en gehuwden met minder
dan vier kinderen verplicht sparen, en waaruit
in bijzondere levensomstandigheden (huwelijk,
bevalling en dgl. gelden terug betaald worden.
Tj. W.
Militaire zaken.
Geachte liedactie '
In de Amsterdammer van Zondag 17 Maart
komt onder de rubriek «sociale aangelegen
heden" een artikel voor, dat naar aanleiding
van een aankondiging der brochure
>l'organisation sociale dans l'Industrie, par J. C. van
Marken" een beschouwing geeft, welke, hoezeer
aanvankelijk van algemeene strekking, ten
slotte neerkomt op een critiek van het aan de
Lcgerwet in de doofpot. Als een onnatuurlijk
en niet te verdedigen gevolg daarvan, de nieuwe
pensioenwet in een hoek geschoven. Treurig
verschijnsel. Dat de Koningin ue hand zou ge
had hebben in den loop van zaken met be
trekking tot de legenvet, komt or.s voor als
zeer ongelooflijk, ja onmogelijk, Zij zou dan
al zeer onverstandige, daarbij gevaarlijke raads
lieden moeten heb Den en voor den vervolge
zulke raadslieden op een afstand dienen te
houden. L>e OKmiddelijke omgeving van een
raadgevend vorst kan zeer gevaarlijk zijn of
worden. Dus voorzichtig.
Wat de legerwet zelve betreft, gelooven wij
niet dat veel verloren is. Alleen kon door de
aanneming met al de amendementen, wellicht
de weg zijn gebaand geworden om langzamer
hand meer algemeen weerbaar te worden, waar
toe echter in de eerste plaats de algemeene
dienstplicht zal behooren te worden ingevoerd.
liet zuiver militarisme heeft bij ons reeds
zeer dikwijls veel kwaad gedaan, niet het minst,
door ook zeer dikwijls personen tot de hoogste
rangen te doen opklimmen, die op zijn best
bekwaam en geschikt waren voor de betrekking
van officier in het algemeen. Vooral bij de
Marine werd en wordt nog steeds promotie
gemaakt door lui, waaromtrent de verbazing
ten top sty'gt. Men ziet admiraals en schouten
bij nacht, ie anders blijde hadden moeten zijn
als zij het tot overste hadden mogen brengen.
Bij de mariniers werden in den regel menschen
tot hoofd-officier aangesteld, zoo onbekwaam,
ongeschikt en onbednieend mogelijk: Ie omdat
men aan het Dep. van Marine totaal buiten
machte is de bekwaam-, geschikt- en
beduidendheid van een officier der mariniers te
beoordeelen. 2e omdat voor hoofd-officier van de
mariniers niets meer vereischt wordt, dan het
dagelijks verschijnen op een oureau voor l a 2
uren tot het teekenen vaa stukken, die vooraf
door den geroutineerden onder-adjudant zijn
klaar gemaakt. 3e omdat het voldoende is
familierelatie te hebben. Zoo werd een officier
tot hoof d-officier aangesteld en later zelfs tot
kommandant van het korps, alleen omdat hij de
zwager was van den minister. Een ander alleen
omdat hy de broeder was van den zwager van
den kommandant. Beide overigens de meest
onbeduidende wezens. Eerstbedoelde was daarbij
altoos geweest een eerste bootafhouder, niet
j het minst te Atjeh, waar hy zich altoos ziek
! meldde als hij moest uitrukken, verklarende
! de Willemsorde niet te begeeren. Zoo hebben
wij ook in onze kornpagnie een luitenant gehad,
zoo onbeduidend, zoo weinig prestige hebbend,
zoo ongunstig van voorkomen, zoo wonderlijk
en armoedig altoos onder zyn tuig liggend,
dat wij in hem, en anderen met ons, voor
de toekomst er geen gepast kapitein zagen.
Niettemin werd hij later hoofd-officier. Wij
hebben er ook een gekend, die tijdens hy
kapitein was, toen zelt verklaarde te gevoelen
niet bekwaam en geschikt te zyn voor officier,
hij dus beter had gedaan die carrièie niet te
kiezen, maar eenvoudig schoolmeester te worden
als ook zijn vader was geweest. Niettemin werd
hij ook hoofd-officier. Zoo zouden wij verschil
lende soorten voorbeelden kunnen noemen,
blijvende bereid, zoo noodig, de namen te noemen
van de hierin al vast geschilderde figuren.
Wy zijn verscheidene jaren achtereen adju
dant geweest van een kommandant van het
korps, die slechts drie keer per week op het
bureau verscheen, telkens van 11 tot 12 a 121/».
Hij bracht eiken avond door in het koffiehuis
Polen" biljartspelende met den kastelein tot
des nachts l a 2 uur.
Hij had ook een officier tot hoofd-officier
doen bevorderen, die hem overlaadde met ge
schenken van waarde, terwijl dezelfde minister
iemand bevorderde, van wien hij een jaar
te voren had gezegd Dien man had men
nooit officier moeten maken", want hij had hem
gedurende zijn geheelen diensttijd gekend als
een prul, een kwast enz.
24 Maart. K. H. KOENTZB,
Oud-kapitein der mariniers.
Mijnheer de liedacteur.
De heer v. d. Pek geeft op mijn bedenkingen
over zyn artikel «aanbestedingen" antwoord op
eene wyze waaruit ik helaas moet opmaken
dat ik zyn toorn heb opgewekt, omdat ik met
hem durfde verschillen van meening. Hij
chargeert op my' toch in 13 punten, waarvan
l mij nog al gezocht voorkomt, tracht my in
2, 4, 7, 8 en 9 zoowat geestelijk af te maken
en eindigt met de conclusie dat wij geen
geestverwanten zyn. Ik moet echter den heer
v. d. Pek even inlichten, dat ook ik het geluk
heb, de schoonheden van de Romaansche,
Gothische en eerste-Renaissance-gebouwen te
kunnen genieten, en een open oog heb voor
het schoone van eenvoudige bouwwerken waar
aan noch decorateur, noch beeldhouwer noch
kunstsmid hebben gearbeid.
Ik ben wellicht niet die gevoelskunst van
den heer v. d. Pek toegedaan, maar er worden
op kunstgebied meerdere godsdiensten beleden
zonder dat men tot de heidenen behoort. Ik
beweer dat het afkeuren van draadnagels,
behangsellinnen, of welk materiaal ook, geen
den minsten ir.vloed kan hebben »op den geest
die naar de gegevens van het ontwerp de uit
voering tracht te leiden." iemand die zoo zwak
van hoofd is, zal niet bestand bly'ken voor de
vele beslommeringen die de leiding van een
bouwwerk na zich sleept, zelfs al heeft die
uitvoering plaats in eigen beheer.
Op punt 4 wil ik den heer v. d. Pek wijzen
op zijne eigen kunstcritieken in verschillende
bladen; welke critieken, naar ik volkomen
vertrouw, zonder de minste bijbedoelingen zijn
geschreven. Ik ben een beetje huiverig om
nog twee namen te noemen, dan zou het ge
vraagde drietal aanwezig zyn waarop de heer
v. d. Pek my vordert, ben volgens hem reeds
onbescheiden geweest, en wil nu niet nog twee
collega's onder het ontleedmes van den heer
v. d. Pek leggen, uit vrees van ook door on
bescheidenheid mijnerzijds la mort sans phrase
over hen te hooren uitspreken.
Wat punt 13 betreft, aan den heer
Muysken dien ik hoogacht, myn nederig excuus, dat
ik argeloos, en niet zooals de heer v. d. Pek
opmerkt, door mijn onbescheidenheid hem
gedwongen heb zijn oordeel te zeggen over
het door mij als uit mijn omgeving aangehaalde
voorbeeld.
A. R. FllKK-M.
M. de R.!
Ik zwijg bij alle kritieken op Bragi, maar
bij het zware, vormloze, verwarde stuk van de
heer J. K. Rensburg, dat wat de spelling
betreft ontzettend anarchisties-inconsequent
is en 'en enkele maal volkomen wartaal
(blz. 4, kolom I, regel 17 vlg.) bevat, wil ik
zelf niet gerekend worden medeplichtig aan
die verwarring te zijn. Ik heb de heer R. 'en
lange brief geschreven op zijn verzoek om
mijn mening over Uragi te mogen horen, maar
daarin b.v. niet geschreven dat ik >bij Bragi
(heb) . . . (/(dacht. . . aan een anderen strijd"
n.l. die in Zuid-Afrika. De data zijn er om
i dat te logenstraffen. Bragi werd geschreven
tussen 22 April 1894 en 5 Febr. 1899. De
oorlog begon in Oktober van dat jaar. Mijn
brief is dus blijkbaar niet begrepen. Ik zou
meer bewijzen daarvoor kunnen aanhalen uit
zijn stuk, maar al genoeg. U dankende voor
de opneming hiervan, Uw dienstw.
Haarlem. J. B. SCIIEPKRS.
VERBETERING.
In het ingezonden stuk van mr. Anema,
pag. 8, kolom 5, regel 54 van boven staat:
»een doen treffen", men leze: »een zoen
treffen".
In het antwoord van den heer van der Pek,
24 Maart, aan den heer Freem, leze men: «als
er een magazijn geopend wordt dat verbouwd
is. niet dat verhuurd is; en in plaats van »het
slechtst was de bouwkunstenaar er ann toe".
»was de bouwkunst er aan toe".