De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 31 maart pagina 8

31 maart 1901 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1240 de Asahan plantagemaatschappij opengesteld bij de heeren H. J. van Ogtrop & Zn, alhier. Te laat, veel te laat was het prospectus, onderteekend door de firma van Heekeren & Co., verschenen. Waarom toch? Werd critiek ge vreesd ? Er schijnt reden voor. Aan den inbren ger toch werd 20 duizend gulden in contanten en verder een vergoeding in aandeelen uitge keerd. Hoevele aandeelen? Het prospectus had een dergelijke vraag niet onbeantwoord mogen laten. Op meerdere vragen, in verband met de beoordeeling van den koers der in schrijving, liet het prospectus te vergeefs het antwoord zoeken. Hier ging niet op : »Wie zoekt die zal vinden". De Deli- Maatschappij zal waarschijnlijk een slot- dividend van 11 pet. uitkeeren. Den aan deelhouder zou dan over 1900 21 pet. uitge keerd zy'n. In de petroleumgroep ontmoet ikhooger Amst. Rum. petr., voorts de Dordt, de Koninklyke, de Hanover en ook een heel klein beetje, de Palembang. In de heden gehouden buiten gewone algemeene vergadering van aandeel houders in de Rum. petr. Mpy «Amsterdam", bijeengeroepen om eene regeling te treffen met de houders der bewijzen van deelgerechtigheid in de leening groot ? 150,000 en in verband daarmede te besluiten tot liquidatie der Maat schappij, kon, wegens het onvoldoende aantal ingeleverde aandeelen, het voorstel niet in stemming worden gebracht. Overeenkomstig de statuten zal dus eene nieuwe vergadering worden opgeroepen. Het voorstel van houders van bewijzen van deelgerechtighaid luidt in hoofdzaak als volgt : «Oprichting eener nieuwe Maatschappij met een kapitaal van f 500,000, 7 pCt. cumulatieve aandeelen: toekenning aan aandeelhouders der Rum. Petroleum-Maatschappij «Amsterdam" van 30 pCt. in de overwinst, waarvoor 500 winstbewijzen ter inwisseling tegen de bestaande aandeelen zullen worden uitgegeven." De voorzitter deelde mede dat Dinsdagmid dag 26 dezer, een telegram werd ontvangen, dat boring No. 3 »Electra" op eene diepte van 461 M. in sterke eruptie was gekomen. Dit telegram werd gevolgd door verdere telegram men waaruit blijkt dat de bron onafgebroken door vloeit en maatregelen worden genomen tot het opvangen van groote hoeveelheden olie. Zoodra nadere berichten omtrent de productie zy'n binnengekomen, zullen deze terstond wor den gepubliceerd. De Java petroleum mpy heeft goede ver wachting van een huurovereenkomst betref fende de raffinaderij te Samarang. Voor de Moeara Enim wordt door sommige een dividend van 9 pet. verwacht. De Dordt wyst door hare productiecijfers haar ouden bekenden solieden grondslag aan. Het rijke Dordt heeft een ry'ke petroleum mpy. Maart 1901' D. STIGTEK. HE1TSJES Tnssclien de De sneeuw donst neer, zacht en gestadig, daalt in kleine weeke vlokjes, bijna draadjes witte wol, onafgebroken neerzeevend, aldoor, aldoor, in kal men zachten val, dekkend den al zoo hoog opgetasten grond. Het zijn nu geen vlokken, die dwarrelen als uitgeschudde pluime-veeren, geen nijdige harde stukken die kunnen striemen en kletsen en evenmin de stuifsneeuw die overvlaagt in huivende vaart. Het is de zachte, gestage val, ongestoord, onweerhouden, een neersneeuwen, dat je niet hindert al loop je er uren in, maar dat toch in een enkelen nacht zich tot een dertig centimeter opdikt, zich vergaart tot een laag van een meter, zonder dat je't goed merkt. Het is interessant in een winterkuuroord het sneeuwen te volgen. Van den onverhoedschen komst in een donkren nacht als niemand eraan denkt, de bergen nog dorren in het schrale wintergroen, en dan 's morgens alles vochtig ligt bespreid, tot dezen zachten alles over-dekkenden val der bijna niet te ziene vlokjes, daar tusschen-in liggen alle schakeeringen. Zoo de nevelsneeuw, die als een wit waas, een witte damp door dringt, de geduldige ruggen der bergen beslaat met een poeier-vochte wade, dféwade welke op de dorre grassprieten kristallizeert tot duizenderlei-gevarieerde ijsbloempjes alsof een schaar van teekenaars daar bezig zyn geweest. Vervolgensdegroote,kleffevloksneeuw,de sneeuw van n dag, die versmelt voor een heftige zon, het land nu weer gewoon zichtbaar en ook de neerdaling weinig verschillend, maar hard nekkiger, zich dadelijk neerleggend tot een paar palmen dikte en al stevig ook, waarop de zon, goud en gloeiend als bij ons in Juni, te vergeefsch straalt, die sneeuw slechts langzaam daaronder smeltend, langzaam dunner wordend, maar vaster, harder tegelijk, een plaat poreus ijs op het sprieterige gras; dan weer alles weg, zoodat we twijfelen of we wel sneeuw zullen houden. Maar op een grijzen dag komt weer de sneeuw mist, waardoor de ruiten matglas lyken en je buiten het venster niets ziet; nu de verrassing, als het even opklaart, van een dikke sneeuw-vacht, en daarna dan het onweerhouden, geduldige doorsneeuwen, een zacht gevlok, waarbij je zoo do vrees voelt van mogelijke insneeuwing. Die verschillende aspekten, dio sneeuwvallen, we kennen ze by ons ook wel, maar we be kijken ze niet, althans niet zóó, en zeker niet met zooveel liefde als in de hooge bergen. Bij ons brengt sneeuw, na' de eerste, ver blindende bekoring, al dadelijk mee een ge voel van vocht en kou, een besef van spoedig morsige wegen te hebben, met al wat daaraan vast zit. In de bergen beteekent sneeuw een reine sfeer, en zoolang ze liggen blijft, ook een gemakkelijk verkeer, maandenlang onaf gebroken sport, veel afwisseling en vertier. Dan komen van beneden de arren, komen in 't zicht de wedstrijden, het sleedje-glijden in duizelende vaart, het wintergenot onverpoosd over de blanke velden wit bevacht, waarop de gouden zon schittert in weergalooze pracht. Bij ons is sneeuw en winter narigheid, in de bergen ijle, zuivere lucht en kloeke kracht, tevredenheid omdat je naar de bergen gaat om sneeuw en drooge winterkou, die staalt en hardt, en die je dus met liefde verwacht. Verrassend eiken morgen de gezichtskring der sneeuwvelden, eiken morgen 't zelfde en toch weer anders, die gemoedelijke bergruggen, waarin je telkens wat nieuws ontwaart, omdat de grilligheid der vormen de fantasie prikkelt tot een oneindig verbeelden. , Ze komen nu langzamerhand wel in trek die sneeuw-kuuroorden, langzaam want de meeste menschen hebben nog een heilige schrik voor sneeuw en koü,zoeken 's winters de kachel, slecht geventileerde lucht en als 't even kan een plekje in het zoogenaamd zonnig, maar o zoo vaak guur, meestal winderig, stofferig, regen achtig Zuiden. Het heeft dan ook lang geduurd, voor de menschen tot het inzicht kwamen dat hoog in de bergen, mits beschut voor wind, het leven niet alleen dragelijk, maar zelfs heerlijk kon zijn. Hoe beklaagden we de bergbevolking,als we hoorden, dat daar 's winters, n, twee meter sneeuw kwam en die arme lui daar moesten blijven. Wie had begrip van de groote voordeelen ? De eenvoudige bevolking die het nare leven in de steden niet kent, keek alleen ongeloovig als ze beklaagd werd, was te naïef om te kunnen overtuigen, te eenvoudig om het ook te willen doen. Maar zoo dom zijn de bewoners der bergen niet om hutten te bouwen, waar ze het niet kunnen uithouden; zij kennen klimaat en weersge steldheid beter dan elk ander, zoeken al gauw het meest beschutte plekje. In de steden is elke meter grond goud waard, daar blijft geen keus, valt weinig uit te kiezen. En waren 't niet gewone bergbewoners, die ziek in de groote steden geworden, aangetast door de tering, naar hunne bergen teruggebracht, daar weer genazen zonder eenig medicijn, alleen door wat rust en de lucht, en zóó de aandacht vestigden op de wind-vrije bergdalen ? Davos werd ontdekt, en na Davos zooveel andere oorden en het staat te voorzien, dat het hier niet by zal blijven, dat nog onbekende plekken gevonden zullen worden, nu blijkt dat die hooge, onbedorven lucht, behalve tegen de tuberculose, ook geneeskracht heeft tegen acute longaandoeningen, asthma, gevolgen van pleuris en influenza, tegen zenuwzwakte, uitputtings- en ziels-ziekten niet het minst. Het aantal sneeuw-kuuroorden, als ik ze zoo eens noemen mag, beperkt zich al niet meer tot enkelen ? en het aantal, dat niet direkt aan de longen, of althans in zeer geringe mate daar aan lijdt, maar om andere redenen komt, ja zelfs om redenen van gewoon genot, van ijle-luchtgenot alleen, begint de tuberculeuzen te evenaren. Hier, in »Les Avants",waar ik nu ben, tusschen de besneeuwde bergen, aan het eind van een ravijn is zoo een oord. Zieken ontwaar je er niet zoo dadelijk en toch zijn de meesten nu niet wat je noemt kern-gezond. Aan ieder mankeert een steekje, is een beurs-plekje. Men kan het evenwel niemand aanzien ??en stuk voor stuk geef je ze honderd jaar te leven, zoo gezond zien ze er uit, zoo opgewekt zijn ze. Dat doet de hooge lucht, de gezonde levens wijze, het vele verwijlen buiten en vooral de regelmaat der dingen, want in een bergoord, tusschen sneeuw, is het leven alle dag gelijk. Dat dit gelijkmatige niet verveelt, de menschen opgewekt houdt, is een bewijs te meer voor de goede werking der hooge lucht. Verveling ? Och, dat is zoo erg niet! Er is altijd iets tot afwisseling, een wisthavond, een biljartpartij, muziek, bal, een ge mproviseerd concert, een slee-wedstrijd. Het gaat zoo gemakkelijk mogelijk. Geen uren van beraadslaging, niet het willen van de n en 't niet willen van een ander, geen ge tob en gesloof. Ge hebt zin te wisthen of plezier in een sleê-wedstryd, ge vraagt n of twee be kenden, waarvan ge vermoedt dat ze wel van de party willen zijn en schrijft de namen op een lijstje met de vermelding dat vanavond of morgen dat zal plaats hebben, hangt dat lijstje op in de vestibule. Al spoedig worden andere namen bijgeschre ven en 't is klaar! Van de week bijvoorbeeld was er vlot en vlug een concertavond georganiseerd. Een jonge Franschman kwam aan tafel rond, vroeg wie mede wilde werken. Toen werd in de Hall de piano schuin in een boek opge steld, uit de serre de rieten canapeetjes gehaald, en ze los gegroepeerd. Het was werkelijk een aardige soiree musicale en ik mocht me verblijden, dat we er een Hollandsche musicienne bij hadden, die eens liet hooren hoe je eigenlijk piano moet spelen, techniek en sentiment vereenigd, de klanken als een enkele ruizing. Maar behalve dit, het is altijd de sneeuw die je bezig houdt, de besneeuwde kammen die je boeien. Ze staan er als getrouwe wach ters om je hotel. Ver, aan den overkant van 't meer liggen de Savoysche bergen, meest in een ijl waas 's morgens liggen de toppen boven dat waas als drijvend brok ruw opaal. Een groot hotel in een afgezonderde streek is op zichzelf al een familiehuis, groeit daartoe samen en al blijven grenzen bestaan, naar eigen persoonlijkheid meer afgescheiden of wat vager, er komt toch onder elkaar een gemakkelijkheid van bewegen, die 't leven veraangenaamt. Met alle waardeering voor de kwaliteiten van eigen landgenooten, ook voor Franschen, Duitschers, Russen enz. en met inachtneming van alle wrevel tegenover de Engelschen, züó moet toch erkend worden, dat zij in 't algemeen verkeer niet 't minste te verkiezen zijn. Ze blijven, wat je ook op hen wilt aanmerken, de men schen van de gezelligheid en het decorum, van 't comfort en het artistieke »home." Ze hebben overal lust in, doen aan schilderen, musiceeren, aan sport, maken de hotels wel duur, maar ook comfortabel. Wat zij aan kunst doen gaat wel niet bo\on de oppervlakte, blijft dilettantisme, maar nu ja, dat is op reis ook voldoende. liet is nooit prettig als op reis óóne natie overwegend is en de Engelschen zijn het bijna overal, maar onaangenaam toonen ze zich niet. Jammer, dat dit volk zich door zijn jingoisme zoo laat meeslepen! De Duitschers o zoo gemoedelijk, kunnen maar wat gauw onhebbe lijk worden en zelfs de galante Franschen onverdragelijk, om nu maar weer niet van ons zelf te spreken, wij die dadelijk beginnen elkaar te betuttelen en te bekladden, ook al meenen we 't zoo erg niet. We hekelen zoo gauw en vooral de toerist in bonte plunje. Maar er is iets voor te zeggen zich op reis anders te kleeden dan gewoon. Je komt dan allicht tot een meer praktische kleedij. Een Hollander die zich extra reiskletren laat maken is een uitzondering. Hij zou 't liefst een reis in zijn huisjasje doen. Vandaar dat we ook een burgerlijken, stijven indruk maken, een volk met een groot verleden, nu ja, maar dat vegeteert. Die gemakzucht van ons, dat burgerlijke, gewone, wat we meebrengen, geeft anderen eveneens redenen tot spotten, zoo goed als wij 't doen ten opzichte der bont-uitgedosten. Tusschen débergen en in de sneeuw mag je er wel naar kleeden. Het sneeuwt nog aldoor, zacht en gestadig in kalmen val ; de witte wade hoopt zich op. De sneenwploeg, met vier paarden er voor, snydt met zy'n spitse punt er door, om de wegen open te houden. De sneeuwlawine golft ter zy'de, kruit weg als golvend water. Het is vreemd, te zitten op een duizend meter hoogte, dat is tienmaal een Westertoren, te weten beneden aan den voet het meer van Génève, de delta der Rhóne te weten rondom bergen, die weer een duizend meter hooger hun ruggen heffen en van dat alles niets te bespeuren, niets te zien ! Alleen het wazige, mist-achtige wit van de sneeuw en de vlokjes zoo heel klein, byna sliertjes witte pluis die maar dalen, dalen, onzichtbaar by'na een sneeuwval zoo zacht en aanhoudend, alsof het nooit zal eindigen, een val zonder eenigen wind, zonder leven en beweging: een vage wegdoezeling van 't leven. Maar nu op-eens, terwijl ik er het minste aan denk, breekt de grijze mist-sfeer open. Een transparante luchte-veeg glemert door het mistend sneeuw-grijs en op de nu plots te ziene toppen der Savooysche bergen, die blok-gekarteld als reuze amethysten, boven 't mistweer uitbreken, schijnt violettig luchtgestraal der verre zon. Het sneeuwen heeft, als in een bevrijding van last, opgehouden en rondom strekken zich de bergen in koninklijke witte mantels. De hooge rotsen van Naye liggen dik-bestoven als met wit amaril, en tegen de steile kanten der bergruggen op steken de dennen-spitsen hun zwarte toppen er maar even uit, de stammen geheel bedolven onder 't sneeuwe-veld. Als een stel- sprookje strekt zich alles zwijgend. De zwarte takken der platanen in hunne wijde spreiding zijn als met wit dons bekleefd. Op de blaadjes der coniferen drukt zwaar de sneeuwvracht. Nu en dan laat de sneeuw enkele bladen los, komt een stui ving als een gazen val door de boomen en ver rassend het witte golvende bergveld, dat diep in-blauwt als bij ons een bleekplaats, door de reflectie van het hooge blauw der lucht. Van Montreux komen ze met arren en al is de sneeuw nog te versch, er gaan toch enkelen met hunne sleedjes op uit om in duizelingwekkende vaart zich te laten slieren. De geregelde kuurmakers, dik ingestopt, met dekens en voetzakken beladen, komen nu ook binnen. Ze hebben den geheelen middag buiten gelegen in de tentjes, te midden der sneeuw, aldoor liggen kijken naar den tragen val die zich optastte tot een muur, zoodat ze er bijna niet over heen konden zien en 't heeft hen niet gehinderd. Bij twintig graden beneden nul slapen ze gerust met open vensters, zonder eenig onaangenaam gevoel, ook al staat het ijs dik in de kommen. Het hotel vult zich en de leege veranda waar ik zoo even zat te staren naar de zacht neerdonzende sneeuw, is nu in-eens vol ge rucht en vol leven. Een winter in de stille sneeuwbergen is nog zoo eenzaam niet. By ons waar sneeuw vocht, natte kou en morsige wegen medebrengt, hebben de meesten geen begrip hoe opwekkend dit leven is en gaan ze liever naar 't zooge naamd zonnig Zuiden, waar 't maar wat vaak koud en huiverig kan zy'n. G. VAN HULZEN. Les Avant s, /sur Montreux. IIIIIIllllllllllUIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1II1IIIIIIII niniiii niiiiiiiiiiiiiuiiiiiiniiiiiiiii Vreemdelingenverkeer. In de Woensdagmiddag gehouden vergadering van het bestuur van de «Vereeniging tot be vordering van het Vreemdelingenverkeer", is in beginsel besloten hier ter stede op te richten een vereeniging tot verkrijging van een fraai en doelmatig feestgebouw, waaraan zoo her haaldelijk de behoefte is gebleken Het doel is door schenkingen en contributiën tot een kapitaal te komen gelijk men zulks gedaan heeft met het Vondelpark en is de Vereeniging het woord bij de daad voegende voorgegaan met het beschikbaar stellen van een flinke gift. Binnenkort zal men zich per circulaire tot stadgenooten wenden om daarna een defi nitief bestuur te kiezen, dat de middelen zal beramen hoe men ten spoedigste tot het doel geraakt. Marie Barkany. Mlle Marie Barkany, die binnen kort een kunstreis hier te lande komt ondernemen, heeft voor haar eerste voorstelling gekozen »IIeimath" van Sudermann, ten onzent bekend als »IIaar Thuis." De robes van mlle Barkany als Magda in Ileimath zijn vervaardigd door het beroemde huis Laferière te Parijs, terwijl voor Fedora door Maison Pacquin in Frankrijks hoofdstad, niet minder eene beroemdheid op het gebied der dameskleedij, de toiletten geleverd zijn. Een der kostbaarste stukken van haar wei voorziene garderobe, is een pels van sabelbont, vervaardigd door den koning der bontwerkers te Parijs, (ïrünwald, welk prachtstuk de beroemde actrice niet minder dan 20.000 francs heeft gekost. Het is niet onmogelijk dat mlle Barkany op aandrang van haren impresario er in zal toe stemmen die kostbare toiletten voor haar kunst in Holland in eenige der hoofdsteden te doen exposeeren, een voor de Ilollandsche dames welkome tijding. CORRESPONDENTIE. Een paar ingezonden stukken moesten tot een volgend nummer worden uitgesteld, o. m. een antwoord van den heer Gosler op het bericht van Blussó & Co. lied ?bun. Nederlandsche gist- en spiritusfabriek gevolgd systeem van sociale instellingen. Tot zoover zou er geen aanleiding zy'n u eenige plaatsruimte voor de hier navolgende beschouwingen te vraaen; wel is dit echter het geval waar de resultaten, waartoe de schrijver van het artikel komt, in strijd zyn met die, welke wy te Delft waarnemen. En aangezien uw blad, naar wy meenen, terecht afkeerig is van onbewezen vooropgezette meeningen of van effectbejagende phrasen, vertrouwen wij dat u ons zult veroorloven tegen de onjuiste beweringen, in bedoeld artikel vervat, kortelijk op te komen. Waar uw medewerker H. wel zoo goed is te spreken van »een braaf stuk werk, dat de vergelijking met wat van dien aard in het bui tenland bestaat best kan doorstaan", de vrucht van »wat de heer van Marken gedurende 30 jaren met onverpoosden ijver gedaan heeft," daar doet het mij en vele anderen pijnlyk aan, hem zonder andere gegevens dan een blykbaar niet voldoende bestudeerde brochure een oordeel te hooren vellen over de sociaaleconomische resultaten eener organisatie, welke het dertigjarig streven vertegenwoordigt van iemand, dien wellicht ook de heer H. niet Ie premier venu zal achten. Bescheidenheid reeds 'verzet zich tegen zoo rauwelijks oordeelen, maar bovendien, H. kent die resultaten niet, hij heeft er wellicht nooit, zeker nooit anders dan oppervlakkig van gehoord. Toch durft hy beweren: «want die geheele sociale organisatie heeft toch geen ander gevolg dan een afhankelijk maken van den arbeider van den werkgever in de hoogste mate." Zelfs zonder kennis van de resultaten, reeds by eenvoudig nadenken, geachte redactie, moest II. beter weten. Is inderdaad zoo'n Delftsche werkman meer dan anderen afhankelijk van zyn patroon, waar hij, indien hij b. v. op 30?40 jarigen leeftyd ontslag neemt, zijn spaargelden l),wellicht een paar honderd gulden, uitbetaald krijgt en weet op zyn 60ste jaar een pensioen van 4 of 5, misschien reeds van 8 of 10 gulden te hebben? De heer H. heeft toch wel in de brochure gelezen (blz. 25) dat het recht op de lijfrenten voor welke de premiën reeds gestort zyn, onverkort blijft bestaan? En is het hem niet opgevallen dat daaruit juist een streven blijkt om den werkman niet afhankelijk te maken, een streven waardoor de Delftsche stichtingen zich juist bijzonder onderscheiden van vele andere, waarmede hij haar zoo welwillend vergelijkt; een streven dat juist de organisatie en het beheer van vele dier instellingen veel moeilijker maakt,doch haar ook zooveel hoogere beteekenis geeft en zooveel minder binnen het bereik van opper vlakkige critici brengt? Begaat de patroon door dit systeem «een zedelijken moord?" Of bestaat die moordaanslag soms in het omschrijven der rechten en verplichtingen van beide partijen in zake aanstelling en ontslag, werktijd, rang regeling en belooning van den arbeid, punten waaromtrent de arbeider buiten de Delftsche fabrieken (d. i. waarschijnlijk de arbeider die niet in strijd komt met «zy'n volkomen mensch wezen") in den regel, zelfs in de Rijks-werkplaatsen, in het duister rondtast? Zelfs zonder zakenkennis als hij blijkt te schrijven, diende de heer H. dergelijke holle phrasen in de pen te houden. In hooge mate ergerlijk zyn ons ook II.'s beschouwingen, waar hy beweert hoe mate rieel goed een aantal arbeiders het ook hebben kan, hoe tevreden zij ook zijn mogen, toch is deze sociale organisatie uit den booze omdat zij den strijd der geheele arbeidersklasse naar betere levensvoorwaarden geducht verzwakt." Als H. eens wist, dat een goed deel van de vakbewegingsmannen en bestuurders van werkliedenorganisaties, speciaal ook van socialisti sche, in de fabrieken onder directie van den heer van Marken arbeiden! Het is juist natuurlijk volkomen ten onrechte den heer van Marken wel eens verweten, dat zyn stelsel geen «zoete jongens" kweekt: in elk geval blijken echter die opmerkers beter ingelicht dan uw chToniqueur. Ik zal 't hierbij laten, geachte Redactie. Er zou zeker nog heel wat tot een meer juiste waardeering van het stelsel-van Marken en de beschrijving daarvan in het aangehaalde werkje te zeggen vallen. Doch ik treed ongaarne als advocaat op, waar mijn tegenpartij geen gelegenheid blijkt te hebben mij op den grond slag der feiten te woord te staan. Dat ik desniettemin meende een kort woord van protest niet te mogen terug houden .... wel, dat heeft denzelfden grond als de publicatie der brochure zelve, die, in geen enkel opzicht als industrieele reclame bedoeld of gebruikt, eenvoudig de strekking heeft een natuurlijk onvolmaakt, doch in de praktijk niet onbevre digend stelsel, met aanwijzing óók van de lessen der ervaring, onder de oogen van sociaal denkenden te brengen. Waar de aangename vorm, dien de heer van Marken daartoe koos, ten opzichte van den heer II. niet tot het doel kan leiden, zal ik er mij echter gemak kelijk over troosten indien mijn geschrijf hem niet van de dwalingen zijns weegs doet keereri. Inmiddels betuig ik, geachte Redactie, mijn dank voor de verleende plaatsruimte. Delft, 25 Mrt 1901. P. T.TKKNK WILLINK. 1) liedoeld wordt hier de »premiespaarkas", waarin ongehuwden en gehuwden met minder dan vier kinderen verplicht sparen, en waaruit in bijzondere levensomstandigheden (huwelijk, bevalling en dgl. gelden terug betaald worden. Tj. W. Militaire zaken. Geachte liedactie ' In de Amsterdammer van Zondag 17 Maart komt onder de rubriek «sociale aangelegen heden" een artikel voor, dat naar aanleiding van een aankondiging der brochure >l'organisation sociale dans l'Industrie, par J. C. van Marken" een beschouwing geeft, welke, hoezeer aanvankelijk van algemeene strekking, ten slotte neerkomt op een critiek van het aan de Lcgerwet in de doofpot. Als een onnatuurlijk en niet te verdedigen gevolg daarvan, de nieuwe pensioenwet in een hoek geschoven. Treurig verschijnsel. Dat de Koningin ue hand zou ge had hebben in den loop van zaken met be trekking tot de legenvet, komt or.s voor als zeer ongelooflijk, ja onmogelijk, Zij zou dan al zeer onverstandige, daarbij gevaarlijke raads lieden moeten heb Den en voor den vervolge zulke raadslieden op een afstand dienen te houden. L>e OKmiddelijke omgeving van een raadgevend vorst kan zeer gevaarlijk zijn of worden. Dus voorzichtig. Wat de legerwet zelve betreft, gelooven wij niet dat veel verloren is. Alleen kon door de aanneming met al de amendementen, wellicht de weg zijn gebaand geworden om langzamer hand meer algemeen weerbaar te worden, waar toe echter in de eerste plaats de algemeene dienstplicht zal behooren te worden ingevoerd. liet zuiver militarisme heeft bij ons reeds zeer dikwijls veel kwaad gedaan, niet het minst, door ook zeer dikwijls personen tot de hoogste rangen te doen opklimmen, die op zijn best bekwaam en geschikt waren voor de betrekking van officier in het algemeen. Vooral bij de Marine werd en wordt nog steeds promotie gemaakt door lui, waaromtrent de verbazing ten top sty'gt. Men ziet admiraals en schouten bij nacht, ie anders blijde hadden moeten zijn als zij het tot overste hadden mogen brengen. Bij de mariniers werden in den regel menschen tot hoofd-officier aangesteld, zoo onbekwaam, ongeschikt en onbednieend mogelijk: Ie omdat men aan het Dep. van Marine totaal buiten machte is de bekwaam-, geschikt- en beduidendheid van een officier der mariniers te beoordeelen. 2e omdat voor hoofd-officier van de mariniers niets meer vereischt wordt, dan het dagelijks verschijnen op een oureau voor l a 2 uren tot het teekenen vaa stukken, die vooraf door den geroutineerden onder-adjudant zijn klaar gemaakt. 3e omdat het voldoende is familierelatie te hebben. Zoo werd een officier tot hoof d-officier aangesteld en later zelfs tot kommandant van het korps, alleen omdat hij de zwager was van den minister. Een ander alleen omdat hy de broeder was van den zwager van den kommandant. Beide overigens de meest onbeduidende wezens. Eerstbedoelde was daarbij altoos geweest een eerste bootafhouder, niet j het minst te Atjeh, waar hy zich altoos ziek ! meldde als hij moest uitrukken, verklarende ! de Willemsorde niet te begeeren. Zoo hebben wij ook in onze kornpagnie een luitenant gehad, zoo onbeduidend, zoo weinig prestige hebbend, zoo ongunstig van voorkomen, zoo wonderlijk en armoedig altoos onder zyn tuig liggend, dat wij in hem, en anderen met ons, voor de toekomst er geen gepast kapitein zagen. Niettemin werd hij later hoofd-officier. Wij hebben er ook een gekend, die tijdens hy kapitein was, toen zelt verklaarde te gevoelen niet bekwaam en geschikt te zyn voor officier, hij dus beter had gedaan die carrièie niet te kiezen, maar eenvoudig schoolmeester te worden als ook zijn vader was geweest. Niettemin werd hij ook hoofd-officier. Zoo zouden wij verschil lende soorten voorbeelden kunnen noemen, blijvende bereid, zoo noodig, de namen te noemen van de hierin al vast geschilderde figuren. Wy zijn verscheidene jaren achtereen adju dant geweest van een kommandant van het korps, die slechts drie keer per week op het bureau verscheen, telkens van 11 tot 12 a 121/». Hij bracht eiken avond door in het koffiehuis Polen" biljartspelende met den kastelein tot des nachts l a 2 uur. Hij had ook een officier tot hoofd-officier doen bevorderen, die hem overlaadde met ge schenken van waarde, terwijl dezelfde minister iemand bevorderde, van wien hij een jaar te voren had gezegd Dien man had men nooit officier moeten maken", want hij had hem gedurende zijn geheelen diensttijd gekend als een prul, een kwast enz. 24 Maart. K. H. KOENTZB, Oud-kapitein der mariniers. Mijnheer de liedacteur. De heer v. d. Pek geeft op mijn bedenkingen over zyn artikel «aanbestedingen" antwoord op eene wyze waaruit ik helaas moet opmaken dat ik zyn toorn heb opgewekt, omdat ik met hem durfde verschillen van meening. Hij chargeert op my' toch in 13 punten, waarvan l mij nog al gezocht voorkomt, tracht my in 2, 4, 7, 8 en 9 zoowat geestelijk af te maken en eindigt met de conclusie dat wij geen geestverwanten zyn. Ik moet echter den heer v. d. Pek even inlichten, dat ook ik het geluk heb, de schoonheden van de Romaansche, Gothische en eerste-Renaissance-gebouwen te kunnen genieten, en een open oog heb voor het schoone van eenvoudige bouwwerken waar aan noch decorateur, noch beeldhouwer noch kunstsmid hebben gearbeid. Ik ben wellicht niet die gevoelskunst van den heer v. d. Pek toegedaan, maar er worden op kunstgebied meerdere godsdiensten beleden zonder dat men tot de heidenen behoort. Ik beweer dat het afkeuren van draadnagels, behangsellinnen, of welk materiaal ook, geen den minsten ir.vloed kan hebben »op den geest die naar de gegevens van het ontwerp de uit voering tracht te leiden." iemand die zoo zwak van hoofd is, zal niet bestand bly'ken voor de vele beslommeringen die de leiding van een bouwwerk na zich sleept, zelfs al heeft die uitvoering plaats in eigen beheer. Op punt 4 wil ik den heer v. d. Pek wijzen op zijne eigen kunstcritieken in verschillende bladen; welke critieken, naar ik volkomen vertrouw, zonder de minste bijbedoelingen zijn geschreven. Ik ben een beetje huiverig om nog twee namen te noemen, dan zou het ge vraagde drietal aanwezig zyn waarop de heer v. d. Pek my vordert, ben volgens hem reeds onbescheiden geweest, en wil nu niet nog twee collega's onder het ontleedmes van den heer v. d. Pek leggen, uit vrees van ook door on bescheidenheid mijnerzijds la mort sans phrase over hen te hooren uitspreken. Wat punt 13 betreft, aan den heer Muysken dien ik hoogacht, myn nederig excuus, dat ik argeloos, en niet zooals de heer v. d. Pek opmerkt, door mijn onbescheidenheid hem gedwongen heb zijn oordeel te zeggen over het door mij als uit mijn omgeving aangehaalde voorbeeld. A. R. FllKK-M. M. de R.! Ik zwijg bij alle kritieken op Bragi, maar bij het zware, vormloze, verwarde stuk van de heer J. K. Rensburg, dat wat de spelling betreft ontzettend anarchisties-inconsequent is en 'en enkele maal volkomen wartaal (blz. 4, kolom I, regel 17 vlg.) bevat, wil ik zelf niet gerekend worden medeplichtig aan die verwarring te zijn. Ik heb de heer R. 'en lange brief geschreven op zijn verzoek om mijn mening over Uragi te mogen horen, maar daarin b.v. niet geschreven dat ik >bij Bragi (heb) . . . (/(dacht. . . aan een anderen strijd" n.l. die in Zuid-Afrika. De data zijn er om i dat te logenstraffen. Bragi werd geschreven tussen 22 April 1894 en 5 Febr. 1899. De oorlog begon in Oktober van dat jaar. Mijn brief is dus blijkbaar niet begrepen. Ik zou meer bewijzen daarvoor kunnen aanhalen uit zijn stuk, maar al genoeg. U dankende voor de opneming hiervan, Uw dienstw. Haarlem. J. B. SCIIEPKRS. VERBETERING. In het ingezonden stuk van mr. Anema, pag. 8, kolom 5, regel 54 van boven staat: »een doen treffen", men leze: »een zoen treffen". In het antwoord van den heer van der Pek, 24 Maart, aan den heer Freem, leze men: «als er een magazijn geopend wordt dat verbouwd is. niet dat verhuurd is; en in plaats van »het slechtst was de bouwkunstenaar er ann toe". »was de bouwkunst er aan toe".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl