Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1241
ideaal" niet twisten elk ideaal wordt
bereikbaar, zoolang men niet naar het ab
soluut onmogelijke streeft en uit het volk
zelf een sterke drang tot verwezenlijking
komt maar alleen opmerken, dat dui
delijk bij de aanwezigen een geest sprak
niet om samen te werken met de vrijzinnig
democraten, opdat het waarlijk democra
tisch hervormingsprogram der Liberale
Unie eindelijk eens tot zijn recht zou
komen, maar wel om] zich tegenover de
nieuwe partij schrap te zetten.
«Wanneer wij zien", zeide de voorzitter
in zijn openingsrede, »hoe snel dezen (de
vrijzinnig-democraten), die nog voor wei
nige dagen bij de stichting van hun
bond verklaarden pal te zullen staan
tegen de oud-liberalen als tegen de sociaal
democraten, afglijden langs het hellend
vlak der politiek naar de sociaal-demo
cratie, dan kan niet ontkend worden, dat
het samenwerken met hen, die dergelijke
leiders volgen, voor ons, die eendrachteïijk
samenwerken in vooruitstrevend liberalen
ain beoogen, zijn bedenkelijke xijde heeft" ;
en wanneer men in aanmerking neemt
het succes, dat mr. de Kanter behaalde,
toen hij, de eeuwige candidaat, zeide,
dat hij het een «onbeschaamde vraag"
geacht zou hebben, als men van hem in
stemming met grondwetsherziening voor de
naaste toekomst zou hebben gevorderd, en
de vrijzinnig-democraten beschuldigde »een
misdaad" tegenover de liberale partij te
hebben gepleegd, dan ie het wel zeker, dat
het program der Liberale Unie, zooals het
in al zijn democratische beteekenis daar
ligt, door het meerendeel der nog aange
sloten acht en veertig kiesvereenigingen
niet 51 zooals de secretaris zeide veel
meer als een blok aan het been zal worden
beschouwd, dan als een grondwet voor
liberale kiezers en gekozenen.
De vergadering was eigenlijk belegd om
een voorstel van het bestuur te doen aan
nemen, dat de aanstaande candidaten voor
de bij de Liberale Unie aangesloten
kiesveieenigingen »hun instemming" zullen
moeten betuigen met »de strekking" van
het hervormingsprogram.
Nu was er een »geacht afgevaardigde" van
Enkhuizen, de heer A. Kool, tevens lid der
Tweede Kamer, die dat woordje «strekking"
nog te lastig vond en derhalve daarvan
wilde maken »algemeene strekking1'. Het
kon toch wezen dat het een of ander
kamerlid hier of daar met het program
niet kon meegaan.
Neen, zei de heer G. F. Koenen uit
Hoorn, wij vinden bij ons de verklaring
wel wat te platonisch. Met het woord
strekking kunnen wij meegaan, nu de voor
zitter de beteekenis van dat woord heeft
duidelijk gemaakt, maar wij willen «on
voorwaardelijke instemming."
Wat had nu de voorzitter gezegd ? Toen
het punt aan de orde kwam, achtte hij
het noodig het woord «strekking" nader
te verklaren. Dit toch werd op verschil
lende wijzen uitgelegd. Het bestuur had
gemeend dat aan het program nog iets
ontbrak, (natuurlijk want in de vergadering
van 26 Januari had men de «strekking"
tegelijk met de «urgentie" verworpen) en
daarom moest besloten worden, dat de
aanstaande candidaten het program dien
den te »adopteeren". Nu had echter de
geschiedenis het bestuur geleerd, dat het
niet opging van de candidaten te verlangen,
dat zij »punt voor punt" met het program
zouden meegaan »maar de xiel", riep
de voorzitter met stemverheffing uit, »zal
door hen moeten worden aanvaard, die
door ons bij eerste stemming worden can
didaat gesteld."
Dat de heer Kool toen voor zijn persoon
nog niet gerust was, kunnen wij niet be
grijpen. Hij heeft het voor het kiezen.
Hij woont in een landbouwdistrict, »de ziel"
kan hij dus zien in par. 7, die behartiging
van de ontwikkeling van landbouw en
veeteelt wil. Al het overige kan hij ge
rust, als voor hem niet vormende »de ziel",
ter zijde zetten.
En opdat nu niet de kiezers, die
buiten de L. U. staan, zouden kunnen
zeggen, dat onder deze 33 afgevaardigden
ook weer desunie bestond, werden de heer
Kool en de heer Koenen verzocht hun
amendementen in te trekken, aan welk
verzoek zij voldeden. De vergadering was
het toen eens met den voorzitter, dat van
niemand gevraagd kan worden om met
alle paragrafen van het program mee te
f aan, daar het genoeg was als de
candiaten maar meegingen met »de ziel".
Toen werd het voorstel van het bestuur
bij acclamatie aangenomen.
Zoo weet men thans, waarom de
vooruitstrevenden in den lande het onmogelijk heb
ben geacht, zich of bij de Liberale Unie aan te
sluitenöf in haar verband te blij ven, ook toen
niet, toen zij haar democratisch program
van 1896 zoodanig had gewijzigd, dat zij
zelfs niet meer bleef staan »op den bodem
der tegenwoordige grondwet", zooals het
nog in 1895 luidde.
Men is teruggedeinsd voor de conse
quentie van het eigen program en ten
einde nu de conservatief-liberale candidaten
niet voor het hoofd te stooten, ze zelfs te
kunnen stellen tegenover die der vrijzinnig
democraten, roept men hun toe: «Maakt
er maar geen gewetenszaak van; als ge
maar met de ziel meegaat! We laten het
aan u over om deze te plaatsen waar ge
wilt, in het hoofd, in het midden of in de
voeten."
Wij hebben slechts n verontschuldi
ging voor deze 33 liberale heeren, toen
zij door hun stem elke democratische be
teekenis, welke men nog aan hun program
kon geven, deden verdwijnen. Misschien
had de heer Koenen zijn overigens alleen
door de Hoornsche afgevaardigden onder
steund voorstel nog wel gehandhaafd, in
dien de heer Roodhuijzen, de tijdelijke
secretaris, niet tot eensgezindheid had aan
gespoord omdat hij wachtende was risum
teneatis! een actie der vrijzinnig- en
sociaal-democraten met de
anti-revolutionaren om te komen tot grondwetsherzie
ning. De twee eerste partijen zouden dan
het openbaar onderwijs aan de «vrije
school" opofferen!
Een rilling ging er door de
drie-endertig afgevaardigden over zoo snood een
bestaan en zoo duivelachtig een toeleg, nog
bijtijds ontdekt door dezen grooten politicus.
De Liberale Unie kan echter »ruhig"
zijn, want nu mr. De Kanter, die zich
geen «onbeschaamde vragen" wil laten
stellen of hij gelijk heeft, dat is lastig
die voor de urgentie was, maar niet
voor de urgente urgentie, mede zitting
heeft genomen in het bestuur, is er een
wacht gevormd, die trouw en vast zil
staan, om, waar het noodig is, op te komen
voor de bedreigde liberale belangen.
Behalve door den voorzitter met zijn
«op dit oogenblik onbereikbaar ideaal" en
door den heer De Kanter waar deze sprak
over »een urgentie door dik en dun" is
er zelfs in deze vergadering niet gesproken
over par. l van het hervormingsprogram.
Men praat niet over een doode, als het
lijk nog boven aarde staat, maar wat
moeten de kiesvereenigingen, die nu nog
bij de Liberale Unie zijn aangesloten,
doen met een candidaat, die verklaart,
dat hij «de ziel" van het program, acht
te zitten in die veelbeteekenende eerste
paragraaf ?
Dit is zeker het werk dat de Liberale
Unie sinds 1895 was begonnen het aan
geven van de lijn, waarin «de democra
tische politiek der naaste toekomst" zich
diende te bewegen is, niettegenstaande
het mooie program, vrijwel tenietgedaan,
nu candidaten van allerlei slag zullen kun
nen gesteld worden, en waar men zich op
grond van een door niets bewezen stelling,
door den heer De Kanter op een bespot
telijke wijze aangedikt, vierkant gaat
stellen tegenover de door het program
van zelf aangewezen bondgenooten, deze
als vijanden gaat beschouwen, daar blijft
aan de Liberale Unie thans niets meer
over dan te zijn.... het bolwerk der con
servatief-liberale partij in ons land.
Dat mannen als Kerdijk, Drucker, Van
Kaalte, Van Gilse, Veegens, Heldt,
Molengraaff, Smidt, dr. Bos, Snijders, Zelvelder
en anderen zich reeds bijtijds het stof van de
voeten hebben geschud, is thans, na het
besluit van deze vergadering, zóó volkomen
te verdedigen, dat wij niet kunnen begrij
pen hoe hun dit nog, zooals dit door den
voorzitter geschiedde, tot een verwijt kan
gemaakt worden.
De groote fout is geweest, dat de exodus
niet reeds voor lang is geschied.
J. H. G.
Een goed voorbeeld.
De Temps heeft een reeks van artikelen
gepubliceerd, in welke de Fransche oud
minister van marine Edouard Lockroy met
grooten lof spreekt over de Duitsche marine
inrichtingen, welke hij ter plaatse zeer
grondig heeft bestudeerd. In zijn laatsten
brief behandelt de heer Lockroy de voor
bereiding en de organisatie der Duitsche
expeditie naar Chijia, die volgens hem in
alle opzichten voorbeeldig waren. Wat hem
het meest getroffen heeft, is de groote zorg
van de militaire autoriteiten voor het wel
zijn van de manschappen, die aan de expe
ditie deelnemen. Aan de legermacht van
nog geen 20.000 man, die in het vorige
jaar (uitsluitend op Duitsche schepen) naar
China werd overgebracht, waren 120
geneesheeren toegevoegd. Een der groote trans
port-booten, de Koeln, die het eerste contin
gent overbracht, werd niet terug gezonden,
maar als hospitaal-schip ingericht en voor
dat doel vier maanden in de Chineesche
wateren gehouden, totdat de ambulance
dienst te velde volkomen was georganiseerd.
«Wanneer bij ons in Frankrijk een schip
met een expeditie wordt uitgezonden"
zegt de heer Lockroy «schijnt men slechts
weinig belang te stellen in de verbindingen,
die het schip met het vaderland kan onder
houden. Men isoleert het in zijn plicht.
In Duitschland daarentegen is men er op
uit, de banden te vermenigvuldigen, waar
door de deelnemers aan de expeditie met
hun vaderland in hunne familiebetrekkingen
verbonden blijven. De generale stat' heeft
er voor gezorgd, de telegrafische corres
pondentie, die voor het verre Oosten zoo
kostbaar is, te brengen binnen het bereik
van den gemeenen soldaat. Daarvoor zijn
zeer lastige onderhandelingen met de
telegraaf'-maatschappijen noodig geweest, en
eerst na een buitengewoon omvangrijken
en uiterst ingewikkelden arbeid is men er
in geslaagd, voor den troep een tarief te
verkrijgen, waardoor dépêches, welke aan
particulieren 40 a 50 gulden zouden kosten,
den soldaat op slechts f 1.80 komen te staan.
Het systeem is zoo aardig, dat het wel ver
dient, in hoofdtrekken te worden mede
gedeeld.
«Het ministerie van oorlog is begonnen
met het opmaken van een woorden-, of
liever volzinnen-lijst, waarin alle avonturen
en ongelukken, die den soldaat in oorlogs
tijd kunnen overkomen, zijn opgenomen.
Uit den aard der zaak is die lijst beperkt:
belooningen, decoraties, vermelding op de
dagorder, ziekte, verwonding, operatie, ge
vechten enz. zijn in 99 verschillende vol
zinnen samengevat. Elk dier volzinnen heeft
zijn nummer. Verder is aan eiken soldaat,
bij zijn vertrek, een telegram-nummer ge
geven, en heeft hij zelf' het adres moeten
opgeven van de persoon, aan wie de hem
betreffende of' van hem uitgaande telegra
fische mededeelingen moesten worden gericht.
>Wij onderstellen, dat de fuselier Hof
mann, N°. 0145, aan zijn vader, die te
Stettin in de Karlstrasse 20 woont, het
bericht N°. 17 wil doen toekomen: »Ikheb
eene onbeduidende verwonding gekregen,
maar zal weldra het hospitaal kunnen ver
laten." Hij heeft dan slechts de cijfers
0145?17 op te schrijven. Dit telegram wordt
gebracht naar het postkantoor van het
expeditiekorps, en daar weer vereenvoudigd.
In een tweeden dictionnaire, een geweldig
grooten, die heel wat arbeid heeft vereischt,
zoekt de postambtenaar de combinatie
0145?17 op, en vindt daarachter n woord
(code-woord), bijv, Astalogos. Dit eene woord
seint hij naar Berlijn, met vele andere van
soortgelijken oorsprong.
»Te Berlijn neemt de ambtenaar der tele
grafie een derden dictionnaire (code) ter
hand, en vindt daarin, tegenover het woord
Astalogos de cijfers 014517. De beide laatste
cijfers van die groep zeggen hem, welk be
richt hij moet overseinen.
»Nu zoekt hij in een vierden dictionnaire,
dien der «soldatennummers" (stamboek
nummer), den naam op van den afzender
en tevens dien van den persoon voor wien
het telegram is bestemd. En ten slotte ver
zendt hij de volgende dépêche:
Hoffman Sr. Karlstrasse 20^ Stettin.
Ben onbeduidend verwond. Zal hospitaal
spoedig verlaten.
HOFFMANN.
»Het zenden dezer dépêche" zoo besluit
de heer Lockroy, »heeft den soldaat slechts
de geringe som van ?1.80 gekost. Deze
vernuftige combinaties zijn uitgevonden,
deze kolossale dictionnaires zijn samenge
steld uitsluitend om het voor onbemiddelde
Duitsche gezinnen mogelijk te maken, on
middellijk berichten te verkrijgen van hunne
zonen in den vreemde."
* *
Het hier toegepaste systeem is niet nieuw.
Elk koopman van eenige beteekenis ge
bruikt tegenwoordig zijn code, die hem in
staat stelt, den inhoud van een geheelen
brief, waarvan de overseining handen
vol geld zou kosten, in enkele woorden
te resumeeren. Nieuw is, voor zoo ver wij
weten, de toepassing op de manschappen
van een expeditiecorps. En met het oog
hierop schreven wij boven deze beknopte
mededeeling: »Een goed voorbeeld." Wil
men dit voorbeeld aan onze ministeriën
van Koloniën, Oorlog en Marine volgen,
dan zullen de betrekkingen van onze wak
kere kolonialen niet langer met angst en
ergernis behoeven te lezen: «Gesneuveld
luit. X. X. en 4 minderen: gewond kapitein
Y. Y. en 12 minderen." Minderen, dus
anonymi. Want telegrammen uit »onzen
Oost" zijn duur: ?314 per woord uit Java,
/' 3.39 voor de andere bezittingen, waar
gewoonlijk de klappen vallen. Het telegram
van onzen vriend Hoffman, zou hem, als
hij een Hollandsen koloniaal was geweest,
dus 13 x / 3.39 ? 44.07 hebben gekost.
Zooveel centen heeft hij gewoonlijk niet
bij zich. De autoriteiten zijn niet zoo
platzak, maar mogen toch niet zoo «roekeloos
geld vermorsen."
Zeer juist. Maar als het goede voorbeeld
wordt gevolgd, zal er noch van roekeloos
heid, noch van vermorsen sprake zijn.
Misschien zelfs van bezuiniging, want zoo'n
paar gulden wil de man mogelijk zelf nog
wel opofferen voor de goede vrienden in
patria.
Mogen wij daarom het goede voorbeeld
met alle bescheidenheid aanbevelen in de
belangstelling der hoofden van de genoemde
Departementen ?
Spraakheelkunde.
in.
De onderwijzers.
Doordat de onderwijzers meestal een
strikt neutrale houding tegenover de
spraakgebrekkigen aannemen, kunnen de gebre
ken welig voortwoekeren. Wel trachten
sommigen uit plichtbesef, of uit medelijden
't kind te helpen, wel hebben zij soms
succes, maar meestal bepaalt 't zich dan
tot gevallen, die zonder behandeling toch
uit zich zelf zouden zijn genezen. Juist
dat wachten op mogelijke genezing, op
grond van waargenomen gevallen, baart
zooveel teleurstellingen en veroorzaakt den
hoogen graad der gebreken.
Zoolang er geen heusche schoolartsen
zijn, is m. i. de onderwijzer de aangewezen
man, om bij eventueel afwachten door de
ouders, in te grijpen. Thans doet hij dit
ook bij gehoors-, gezichts- en
ruggegraatsafwijkingen. Hij spore aan tot vroegtijdige
behandeling, omdat deze in 't belang is
van 't kind en van de klas. Zij leidt
zeker tot resultaat, duurt 't kortst en is
daardoor 't goedkoopst. Kan een kind
b. v. de letter l niet zeggen, dan kan een
onderwijzer (wanneer de autoriteitsbejege
ning niet van dien aard is, dat de leer:
«niets voor niets" gehuldigd wordt) vóór
schooltijd met 't kind oefenen. In aan
merking genomen, dat een speciale be
handeling van 4 uur per week, gemiddeld
2, soms 3 maanden duurt, voor dat de l
in de «spontane" spraak goed wordt ge
zegd, moeten de resultaten na 't vrije
kwartiertje gering zijn. Is 't aantal let
ters zoo groot, dat de spraak onverstaan
baar wordt, zoodat de leerling bij de
mondelinge vakken geen beurt kan krij
gen, of ten nadeele der overige leerlingen
den beschikbaren tijd in beslag zou nemen,
dan blijft zoo'n kind in de eerste klasse
zitten. Dit leert de ervaring. In dit op
zicht verkeeren sommige scholen in zulke
ongunstige omstandigheden, dat ik een
maand na den aanvang van een half jaar
lij kschen cursus, soms een geheele club
aanvangers behandel. Deze achterblijvers
gaan dus langer school. Achterlijk zijn ze
niet altijd. Integendeel, vaak ontpopt er
zich een intelligente snaak uit zoo'n krom
pratenden taaibederver.
Voor de gemeente zijn 't schadepostjes.
Er moet worden bijgepast, wat aan kosten
voor speciaal spreekonderwijs is bespaard.
't Praktisch gemeentebestuur doet dus
wijs deze kinderen zoo vlug mogelijk te
laten behandelen. Speciaal spreekonder
wijs van den klasse-onderwijzer te vergen
gaat niet aan, omdat hij niet de aandacht
op twee verschillende vakken tegelijk kan
vestigen, b.v. rekenen en technisch spre
ken, maar vooral niet, omdat hij niet
altijd den lust, de geschiktheid, den tijd
en de kennis daarvoor bezit. Hij is on
derwijzer-opvoeder, geen onderwijzer-ge
neesmeester.
Zijn taak is 't kwaad indirect te be
strijden door prophylactische maatregelen
en door samenwerking met den
spraakonder wijzer.
Om aan 't eerste te voldoen, dient hij
te weten, dat vaak 't kind door den om
gang met spraakgebrekkige leerlingen in
en buiten de school stotteraar wordt Ik
heb jongens behandeld, die ik als normaal
gekend heb en die stotteraars werden,
sedert zij naast een dito schoolkameraad
zaten. De dispositie was, wel is waar,
aanwezig. Er behoort takt toe, om 't
stotteren niet uit te lokken. Een jongen
die tijdens de tandwisseling de s moest
leeren lezen, werd tegen zijn zin door de
autoriteit van den onderwijzer er toe ge
bracht er een te zeggen. Die s was, dat
wist 't kind te voren, abnormaal. Dit
moest de aandacht trekken. Alle kinderen
maakten hem onverwacht na en bij een
herhaling vertoonden zich reeds
stottersymptomen, 't Heeft zelfs moeite gekost
't gebrek in al zijn eigenschappen te voor
komen.
»In de school gekregen" geven de ouders
als oorzaak op. Dat spraakgebreken in
de school verergeren, leert mijn statistiek.
En dat moet verklaard worden uit 't diepe
verschil tusschen 't schoolleven en 't vrije
leven thuis. Ook de verhouding van de
leerkracht tot den leerling draagt 't hare
hiertoe bij. Ik zou een leerling onder
zoeken, die op de school minstens in geen
half jaar geluid had gegeven. Mij bleek
niet alleen, dat hij normaal was, maar
dat er zelfs niet een technische fout te
ontdekken viel. Tot mij sprak hij van 't
eerste oogenblik. De vrees van dit kind
is een voorwaarde om een gebrek over te
nemen. Dit geschiedt gemakkelijk. Onder
mijn directe controle begon iemand, door
't stotteren veertien dagen aan te hooren,
zelf in zeer hoogen graad te stotteren.
Ge'ukkig was 't na veertien dagen weg.
De school herinnert tot pijnigens toe aan
't gebrek, verhoogt de nerveuziteit. In
school geraken de spraaklijders achter.
In of meer nog buiten de school
zijn ze de spot hunner medescholieren.
De zachtste bejegening is altijd de scheld
naam «hakkepoffer".
Stotteraars moeten geen mondelingen
arbeid verrichten. Veel kan en moet
tegengegaan worden bij 't aanvankelijk
leesonderwijs. Dit moet op
elementairphysiologisch spreekonderwijs gegrondvest
worden. Aan de vooroefeningen in ont
binden en samenstellen dient een eind te
komen.
Laat men in plaats van uitsluitend de
gehoorsvoorstelling van een klank, de be
wegingsvoorstellingen, door zien, voelen
en doen aanbrengen. In dit opzicht moet
de gewone lagere onderwijzer bij den on
derwijzer voor doofstommen in de leer
gaan. Misschien wijst deze er hem en
parentese op, dat de tegenwoordig
geischte «directe methode" voor vreemde
talen bij 't doofstommen onderwijs voor de
moedertaal reeds eea eeuw wordt toe
gepast.
Voorts kunnen er voorschriften en wen
ken in acht genomen worden, welke kun
nen worden toegepast bij 't opzeggen van
versjes, en steloefeningen, bij 't beschaafd
nauwkeurig lezen, bij 't navertellen van
leeslessen, steloefeningen en vertellingen,
bij 't spontaanspreken, bij 't zingen en
die hun invloed doen gelden bij 't zuiver
schrijven. Ik hoop ze een volgenden keer
mede te deelen.
* *
Zonder samenwerking dringt de genees
methode niet door in school en huis. Men
neemt dan waar, dat 't gebrek zich niet
voordoet in de cursussen, maar wel daar
buiten.
Zoo informeerde ik eens bij een onder
wijzeres naar de vorderingen van een kind,
dat ik meende te kunnen ontslaan. Stel
u voor, wat er in mij omging, toen de
dame mij vertelde, dat er hoegenaamd
geen verbetering te bespeuren was. Ik
liet ''t kind in haar tegenwoordigheid
spreken en de gemoedsstemmingen van
hoorderes en hoorder verwisselden, 't Kind
werd zich bewust, dat 't bij de juffrouw
ook zoo moest spreken en deed 't voortaan.
't Omgekeerde gebeurt ook, n.l. dat een
gebrek in 't bijzijn van een bepaalden
onderwijzer voor den dag komt. Dat pleit
niet tegen de methode. Of 't tegen den
onderwijzer pleit, of tegen 't kind mag
ik niet beslissen.
De samenwerking bestaat in gelijktij
dige, uniforme controle, in 't uitsluiten
van mondeling antwoorden, in 't goedvin
den, dat er niet gelezen wordt en in 't
minder huiswerk opgeven, omdat 't kind
genoeg te doen heeft voor den
spraakcursus. Kan de onderwijzer dan nog
een oogenblikje vinden, om de les eens
bij te wonen, dan kan hij er zeker van
zijn, ten voordeele ingewerkt te hebben
op 't psychische leven van 't kind.
Den Haag. L. VAN LIEH.
Koloniale Reserve en
Koloniaal Werfdepöt.
Bij de Koloniale Reserve bedroeg de
werving van burgerpersonen gedurende
het geheele jaar 1900 nog geen 80 man,
terwijl bij het Koloniaal Werfdepöt gedu
rende het laatste kwartaal, dus in de
maanden October, November en December
194 Nederlanders dienstnamen; bij de
Koloniale Reserve bedraagt het handgeld i
?300 en bij het Koloniaal Werfdepöt :
slechts /' 200, niettegenstaande de hoogere
premie bij eerstgemeld korps ontwaart men ,
dat dit korps in ons land niet in een
goeden reuk staat. Alle pogingen, welke
ook in het werk gesteld worden om de
werving bij de Koloniale Reserve te be
vorderen en die van het Koloniaal
Werfdepöt tegen te gaan en welke financieele
opofferingen het Departement van Koloniën
zich ook getroost, alles blijft vruchteloos.
Overal is het bekend, dat een persoon die
zich tot eene vrijwillige dienstname aan
meldt en voor alle wapens hier te lande
wordt afgekeurd, zelfs voor het Koloniaal
Werfdepöt, nog goede kans heeft om bij
de Koloniale Reserve goedgekeurd te wor
den, tevens gebeurt het meermalen dat
personen die bij andere korpsen niet ge
wild worden, bij de Koloniale Reserve
kans van slagen hebben. Militairen die
uit Indiënaar Nederland terugkeeren,
sommigen wegens ziekte, en die later ge
schikt bevonden worden om naar de Ko
loniën worden uitgezonden, en anderen
wegens exspiratie van dienst en die hun
paspoort nemen, gaan een nieuw verband
aan bij het Koloniaal Werfdepót, niettegen
staande zij de verhooginor verbonden bij
een nieuw engagement bij de Koloniale
Reserve verliezen, doch dit financieele offer
getroosten zij zich; anderen die dit finan
cieele nadeel niet willen prijsgeven gaan
een nieuw engagement tegen hun zin bij
laatstgemeld korps aan, waardoor de geest
van ontevredenheid in hooge mate wordt
aangewakkerd en de oorzaak wordt van
tegenzin in den dienst, getuige de menig
vuldige krijgsraadzaken wegens desertie,
weggejaagden enz. Men vraagt zich wel
eens af: wanneer zullen de volksvertegen
woordigers nu eens inzien dat de Koloniale
Reserve die zoo schrikbarend veel geld
aan het Departement van Koloniën kost,
geen reden van, bestaan heeft. Ook de
toelage der officieren bij de Koloniale
Reserve bedraagt driemaal meer dan die
bij het Koloniaal Werfdepöt en waarom,
dat zal alleen de raadadviseur Jhr. Six
als wiens troetelkind de Koloniale Reserve
bekend staat) kunnen verklaren. Hier
onder een klein overzicht van de
tractementen en toelagen van twee inrichtin
gen die met de werving voor de Koloniën
belast zijn:
£
£
EH
K
C
te
-n
o o o o o o
o o o o o o
o 10 oo (O eo ?*
0000
O O CD O
000000
000000
:*? o fM O c^ O
s S
5 S
« S S
<^ .3 S U O)
g* c a ?- ?£ .=
5 g 2 -3"=^
O ^ _g a =e
.b ^s ^
N. N.
Scciata
iiMiiiiiiiMiimiimiiiEiiiiiiiiiMuiHMiiiiiiiiiiiiiHiiHiMiiiiiiiiMiiiiiiiiiiHii
Opte VoMblioMen.
IL
»Dat echter ook maar n mensch, die in
staat is te leeren, onwetend sterft,...
dat noem ik een tragedie."
CAKLYLE.
Niemand zal wel beweren, dat in bet land
van Carlyle het eigenlijke school-onderwijs voor
de armere klasse hooger staat dan b.v. in
Duitschland of in ons land. Integendeel laat
juist in dit opzicht, zoo wat de bezoldiging der
onderwijzers als wat het onderwijs zelf aangaat,
Engeland veel te wenschen over.
Toch staat de arbeidersklasse, met name de
eigenlijke vakarbeiders in de industrie-centra,
bekend als zeer ontwikkeld, zoowel technisch
als algemeen- En nu ben ik overtuigd, dat de
enorme ontwikkeling welke het bibliotheek- en
leeszaal-wezen in de laatste halve eeuw heeft
genomen, daaraan niet het minste heeft bijge
dragen. Trouwens heeft de, reeds zoo vroeg
ontwikkelde, arbeidersbeweging daartoe menigen
stoot gegeven. De Londensche vakvereeniging
van tjpografen bezat reeds in 1868 een bibliotheek
van pi. m. 6000 boeken, waarvoor de kosten uit
de bijdragen der leden zelf waren bijeengebracht.
De pioniers van Rochdale, die de
verbruikscoöperatie grondvestten, zonderden reeds in den
aanvang 21/2 pCt. van de winst af voor de
stichting van een bibliotheek en een leeszaal.
Toen in 1866 in Beackburn een bibliotheek en
een leeszaal werd geopend, brachten de arbeiders
400 p. st. bijeen om deze instelling te steunen.
Deze drang naar kennis onder de arbeidende
klasse die zich steeds het sterkst daar uit,
maar de arbeidersbeweging het krachtigst voor
handen is zal er zeker toe hebben meege
werkt, dat in de latere jaren het bibliotheek
wezen in Engeland een zeer hooge vlucht heeft
genomen. Een belangrijke steun heeft deze be
weging gevonden in de aanneming door het
parlement van de Ewarl-bill, omtrent het mid
den dezer eeuw, hierop neerkomende, dat de
gemeente-besturen gemachtigd waren, de
inwoneis van elke gemeente te laten stemmen
over het invoeren van een bibliotheek-belasting,
die werd gevonden door van elke pond belasting
een halve penning af te trekken voor het in
richten en instandhouden van volkbibliotheken
en leeszalen. Reeds in 1852 werd door de stad
Manchester van dat recht gebruik gemaakt, en
thans trekken niet minder dan 140 groote en
kleine steden en Engeland en Wales belangrijke
sommen op de gemeente-begrooting uit, om het
bibliotheek-wezen te bevorderen.
Tbans kunnen we gerust zeggen, dat Engeland
in dit opzicht (mét enkele der N.-Amerikaansche
Staten) bovenaan staat. Van 22 der te Londen
beslaande openbare leeszalen en bibliotheken is
bekend, dat zij ruim 415,000 banden bevatten,
waarvan er dagelijks gemiddeld 13,479 mee naar
huis genomen worden, terwijl een veel grooter
aantal in de leeszalen zelf gebruikt wordt.
Van de 30 steden in Engeland met mér dan
100 000 inwoners (Londen niet mee gerekend)