De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 7 april pagina 2

7 april 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1241 ideaal" niet twisten elk ideaal wordt bereikbaar, zoolang men niet naar het ab soluut onmogelijke streeft en uit het volk zelf een sterke drang tot verwezenlijking komt maar alleen opmerken, dat dui delijk bij de aanwezigen een geest sprak niet om samen te werken met de vrijzinnig democraten, opdat het waarlijk democra tisch hervormingsprogram der Liberale Unie eindelijk eens tot zijn recht zou komen, maar wel om] zich tegenover de nieuwe partij schrap te zetten. «Wanneer wij zien", zeide de voorzitter in zijn openingsrede, »hoe snel dezen (de vrijzinnig-democraten), die nog voor wei nige dagen bij de stichting van hun bond verklaarden pal te zullen staan tegen de oud-liberalen als tegen de sociaal democraten, afglijden langs het hellend vlak der politiek naar de sociaal-demo cratie, dan kan niet ontkend worden, dat het samenwerken met hen, die dergelijke leiders volgen, voor ons, die eendrachteïijk samenwerken in vooruitstrevend liberalen ain beoogen, zijn bedenkelijke xijde heeft" ; en wanneer men in aanmerking neemt het succes, dat mr. de Kanter behaalde, toen hij, de eeuwige candidaat, zeide, dat hij het een «onbeschaamde vraag" geacht zou hebben, als men van hem in stemming met grondwetsherziening voor de naaste toekomst zou hebben gevorderd, en de vrijzinnig-democraten beschuldigde »een misdaad" tegenover de liberale partij te hebben gepleegd, dan ie het wel zeker, dat het program der Liberale Unie, zooals het in al zijn democratische beteekenis daar ligt, door het meerendeel der nog aange sloten acht en veertig kiesvereenigingen niet 51 zooals de secretaris zeide veel meer als een blok aan het been zal worden beschouwd, dan als een grondwet voor liberale kiezers en gekozenen. De vergadering was eigenlijk belegd om een voorstel van het bestuur te doen aan nemen, dat de aanstaande candidaten voor de bij de Liberale Unie aangesloten kiesveieenigingen »hun instemming" zullen moeten betuigen met »de strekking" van het hervormingsprogram. Nu was er een »geacht afgevaardigde" van Enkhuizen, de heer A. Kool, tevens lid der Tweede Kamer, die dat woordje «strekking" nog te lastig vond en derhalve daarvan wilde maken »algemeene strekking1'. Het kon toch wezen dat het een of ander kamerlid hier of daar met het program niet kon meegaan. Neen, zei de heer G. F. Koenen uit Hoorn, wij vinden bij ons de verklaring wel wat te platonisch. Met het woord strekking kunnen wij meegaan, nu de voor zitter de beteekenis van dat woord heeft duidelijk gemaakt, maar wij willen «on voorwaardelijke instemming." Wat had nu de voorzitter gezegd ? Toen het punt aan de orde kwam, achtte hij het noodig het woord «strekking" nader te verklaren. Dit toch werd op verschil lende wijzen uitgelegd. Het bestuur had gemeend dat aan het program nog iets ontbrak, (natuurlijk want in de vergadering van 26 Januari had men de «strekking" tegelijk met de «urgentie" verworpen) en daarom moest besloten worden, dat de aanstaande candidaten het program dien den te »adopteeren". Nu had echter de geschiedenis het bestuur geleerd, dat het niet opging van de candidaten te verlangen, dat zij »punt voor punt" met het program zouden meegaan »maar de xiel", riep de voorzitter met stemverheffing uit, »zal door hen moeten worden aanvaard, die door ons bij eerste stemming worden can didaat gesteld." Dat de heer Kool toen voor zijn persoon nog niet gerust was, kunnen wij niet be grijpen. Hij heeft het voor het kiezen. Hij woont in een landbouwdistrict, »de ziel" kan hij dus zien in par. 7, die behartiging van de ontwikkeling van landbouw en veeteelt wil. Al het overige kan hij ge rust, als voor hem niet vormende »de ziel", ter zijde zetten. En opdat nu niet de kiezers, die buiten de L. U. staan, zouden kunnen zeggen, dat onder deze 33 afgevaardigden ook weer desunie bestond, werden de heer Kool en de heer Koenen verzocht hun amendementen in te trekken, aan welk verzoek zij voldeden. De vergadering was het toen eens met den voorzitter, dat van niemand gevraagd kan worden om met alle paragrafen van het program mee te f aan, daar het genoeg was als de candiaten maar meegingen met »de ziel". Toen werd het voorstel van het bestuur bij acclamatie aangenomen. Zoo weet men thans, waarom de vooruitstrevenden in den lande het onmogelijk heb ben geacht, zich of bij de Liberale Unie aan te sluitenöf in haar verband te blij ven, ook toen niet, toen zij haar democratisch program van 1896 zoodanig had gewijzigd, dat zij zelfs niet meer bleef staan »op den bodem der tegenwoordige grondwet", zooals het nog in 1895 luidde. Men is teruggedeinsd voor de conse quentie van het eigen program en ten einde nu de conservatief-liberale candidaten niet voor het hoofd te stooten, ze zelfs te kunnen stellen tegenover die der vrijzinnig democraten, roept men hun toe: «Maakt er maar geen gewetenszaak van; als ge maar met de ziel meegaat! We laten het aan u over om deze te plaatsen waar ge wilt, in het hoofd, in het midden of in de voeten." Wij hebben slechts n verontschuldi ging voor deze 33 liberale heeren, toen zij door hun stem elke democratische be teekenis, welke men nog aan hun program kon geven, deden verdwijnen. Misschien had de heer Koenen zijn overigens alleen door de Hoornsche afgevaardigden onder steund voorstel nog wel gehandhaafd, in dien de heer Roodhuijzen, de tijdelijke secretaris, niet tot eensgezindheid had aan gespoord omdat hij wachtende was risum teneatis! een actie der vrijzinnig- en sociaal-democraten met de anti-revolutionaren om te komen tot grondwetsherzie ning. De twee eerste partijen zouden dan het openbaar onderwijs aan de «vrije school" opofferen! Een rilling ging er door de drie-endertig afgevaardigden over zoo snood een bestaan en zoo duivelachtig een toeleg, nog bijtijds ontdekt door dezen grooten politicus. De Liberale Unie kan echter »ruhig" zijn, want nu mr. De Kanter, die zich geen «onbeschaamde vragen" wil laten stellen of hij gelijk heeft, dat is lastig die voor de urgentie was, maar niet voor de urgente urgentie, mede zitting heeft genomen in het bestuur, is er een wacht gevormd, die trouw en vast zil staan, om, waar het noodig is, op te komen voor de bedreigde liberale belangen. Behalve door den voorzitter met zijn «op dit oogenblik onbereikbaar ideaal" en door den heer De Kanter waar deze sprak over »een urgentie door dik en dun" is er zelfs in deze vergadering niet gesproken over par. l van het hervormingsprogram. Men praat niet over een doode, als het lijk nog boven aarde staat, maar wat moeten de kiesvereenigingen, die nu nog bij de Liberale Unie zijn aangesloten, doen met een candidaat, die verklaart, dat hij «de ziel" van het program, acht te zitten in die veelbeteekenende eerste paragraaf ? Dit is zeker het werk dat de Liberale Unie sinds 1895 was begonnen het aan geven van de lijn, waarin «de democra tische politiek der naaste toekomst" zich diende te bewegen is, niettegenstaande het mooie program, vrijwel tenietgedaan, nu candidaten van allerlei slag zullen kun nen gesteld worden, en waar men zich op grond van een door niets bewezen stelling, door den heer De Kanter op een bespot telijke wijze aangedikt, vierkant gaat stellen tegenover de door het program van zelf aangewezen bondgenooten, deze als vijanden gaat beschouwen, daar blijft aan de Liberale Unie thans niets meer over dan te zijn.... het bolwerk der con servatief-liberale partij in ons land. Dat mannen als Kerdijk, Drucker, Van Kaalte, Van Gilse, Veegens, Heldt, Molengraaff, Smidt, dr. Bos, Snijders, Zelvelder en anderen zich reeds bijtijds het stof van de voeten hebben geschud, is thans, na het besluit van deze vergadering, zóó volkomen te verdedigen, dat wij niet kunnen begrij pen hoe hun dit nog, zooals dit door den voorzitter geschiedde, tot een verwijt kan gemaakt worden. De groote fout is geweest, dat de exodus niet reeds voor lang is geschied. J. H. G. Een goed voorbeeld. De Temps heeft een reeks van artikelen gepubliceerd, in welke de Fransche oud minister van marine Edouard Lockroy met grooten lof spreekt over de Duitsche marine inrichtingen, welke hij ter plaatse zeer grondig heeft bestudeerd. In zijn laatsten brief behandelt de heer Lockroy de voor bereiding en de organisatie der Duitsche expeditie naar Chijia, die volgens hem in alle opzichten voorbeeldig waren. Wat hem het meest getroffen heeft, is de groote zorg van de militaire autoriteiten voor het wel zijn van de manschappen, die aan de expe ditie deelnemen. Aan de legermacht van nog geen 20.000 man, die in het vorige jaar (uitsluitend op Duitsche schepen) naar China werd overgebracht, waren 120 geneesheeren toegevoegd. Een der groote trans port-booten, de Koeln, die het eerste contin gent overbracht, werd niet terug gezonden, maar als hospitaal-schip ingericht en voor dat doel vier maanden in de Chineesche wateren gehouden, totdat de ambulance dienst te velde volkomen was georganiseerd. «Wanneer bij ons in Frankrijk een schip met een expeditie wordt uitgezonden" zegt de heer Lockroy «schijnt men slechts weinig belang te stellen in de verbindingen, die het schip met het vaderland kan onder houden. Men isoleert het in zijn plicht. In Duitschland daarentegen is men er op uit, de banden te vermenigvuldigen, waar door de deelnemers aan de expeditie met hun vaderland in hunne familiebetrekkingen verbonden blijven. De generale stat' heeft er voor gezorgd, de telegrafische corres pondentie, die voor het verre Oosten zoo kostbaar is, te brengen binnen het bereik van den gemeenen soldaat. Daarvoor zijn zeer lastige onderhandelingen met de telegraaf'-maatschappijen noodig geweest, en eerst na een buitengewoon omvangrijken en uiterst ingewikkelden arbeid is men er in geslaagd, voor den troep een tarief te verkrijgen, waardoor dépêches, welke aan particulieren 40 a 50 gulden zouden kosten, den soldaat op slechts f 1.80 komen te staan. Het systeem is zoo aardig, dat het wel ver dient, in hoofdtrekken te worden mede gedeeld. «Het ministerie van oorlog is begonnen met het opmaken van een woorden-, of liever volzinnen-lijst, waarin alle avonturen en ongelukken, die den soldaat in oorlogs tijd kunnen overkomen, zijn opgenomen. Uit den aard der zaak is die lijst beperkt: belooningen, decoraties, vermelding op de dagorder, ziekte, verwonding, operatie, ge vechten enz. zijn in 99 verschillende vol zinnen samengevat. Elk dier volzinnen heeft zijn nummer. Verder is aan eiken soldaat, bij zijn vertrek, een telegram-nummer ge geven, en heeft hij zelf' het adres moeten opgeven van de persoon, aan wie de hem betreffende of' van hem uitgaande telegra fische mededeelingen moesten worden gericht. >Wij onderstellen, dat de fuselier Hof mann, N°. 0145, aan zijn vader, die te Stettin in de Karlstrasse 20 woont, het bericht N°. 17 wil doen toekomen: »Ikheb eene onbeduidende verwonding gekregen, maar zal weldra het hospitaal kunnen ver laten." Hij heeft dan slechts de cijfers 0145?17 op te schrijven. Dit telegram wordt gebracht naar het postkantoor van het expeditiekorps, en daar weer vereenvoudigd. In een tweeden dictionnaire, een geweldig grooten, die heel wat arbeid heeft vereischt, zoekt de postambtenaar de combinatie 0145?17 op, en vindt daarachter n woord (code-woord), bijv, Astalogos. Dit eene woord seint hij naar Berlijn, met vele andere van soortgelijken oorsprong. »Te Berlijn neemt de ambtenaar der tele grafie een derden dictionnaire (code) ter hand, en vindt daarin, tegenover het woord Astalogos de cijfers 014517. De beide laatste cijfers van die groep zeggen hem, welk be richt hij moet overseinen. »Nu zoekt hij in een vierden dictionnaire, dien der «soldatennummers" (stamboek nummer), den naam op van den afzender en tevens dien van den persoon voor wien het telegram is bestemd. En ten slotte ver zendt hij de volgende dépêche: Hoffman Sr. Karlstrasse 20^ Stettin. Ben onbeduidend verwond. Zal hospitaal spoedig verlaten. HOFFMANN. »Het zenden dezer dépêche" zoo besluit de heer Lockroy, »heeft den soldaat slechts de geringe som van ?1.80 gekost. Deze vernuftige combinaties zijn uitgevonden, deze kolossale dictionnaires zijn samenge steld uitsluitend om het voor onbemiddelde Duitsche gezinnen mogelijk te maken, on middellijk berichten te verkrijgen van hunne zonen in den vreemde." * * Het hier toegepaste systeem is niet nieuw. Elk koopman van eenige beteekenis ge bruikt tegenwoordig zijn code, die hem in staat stelt, den inhoud van een geheelen brief, waarvan de overseining handen vol geld zou kosten, in enkele woorden te resumeeren. Nieuw is, voor zoo ver wij weten, de toepassing op de manschappen van een expeditiecorps. En met het oog hierop schreven wij boven deze beknopte mededeeling: »Een goed voorbeeld." Wil men dit voorbeeld aan onze ministeriën van Koloniën, Oorlog en Marine volgen, dan zullen de betrekkingen van onze wak kere kolonialen niet langer met angst en ergernis behoeven te lezen: «Gesneuveld luit. X. X. en 4 minderen: gewond kapitein Y. Y. en 12 minderen." Minderen, dus anonymi. Want telegrammen uit »onzen Oost" zijn duur: ?314 per woord uit Java, /' 3.39 voor de andere bezittingen, waar gewoonlijk de klappen vallen. Het telegram van onzen vriend Hoffman, zou hem, als hij een Hollandsen koloniaal was geweest, dus 13 x / 3.39 ? 44.07 hebben gekost. Zooveel centen heeft hij gewoonlijk niet bij zich. De autoriteiten zijn niet zoo platzak, maar mogen toch niet zoo «roekeloos geld vermorsen." Zeer juist. Maar als het goede voorbeeld wordt gevolgd, zal er noch van roekeloos heid, noch van vermorsen sprake zijn. Misschien zelfs van bezuiniging, want zoo'n paar gulden wil de man mogelijk zelf nog wel opofferen voor de goede vrienden in patria. Mogen wij daarom het goede voorbeeld met alle bescheidenheid aanbevelen in de belangstelling der hoofden van de genoemde Departementen ? Spraakheelkunde. in. De onderwijzers. Doordat de onderwijzers meestal een strikt neutrale houding tegenover de spraakgebrekkigen aannemen, kunnen de gebre ken welig voortwoekeren. Wel trachten sommigen uit plichtbesef, of uit medelijden 't kind te helpen, wel hebben zij soms succes, maar meestal bepaalt 't zich dan tot gevallen, die zonder behandeling toch uit zich zelf zouden zijn genezen. Juist dat wachten op mogelijke genezing, op grond van waargenomen gevallen, baart zooveel teleurstellingen en veroorzaakt den hoogen graad der gebreken. Zoolang er geen heusche schoolartsen zijn, is m. i. de onderwijzer de aangewezen man, om bij eventueel afwachten door de ouders, in te grijpen. Thans doet hij dit ook bij gehoors-, gezichts- en ruggegraatsafwijkingen. Hij spore aan tot vroegtijdige behandeling, omdat deze in 't belang is van 't kind en van de klas. Zij leidt zeker tot resultaat, duurt 't kortst en is daardoor 't goedkoopst. Kan een kind b. v. de letter l niet zeggen, dan kan een onderwijzer (wanneer de autoriteitsbejege ning niet van dien aard is, dat de leer: «niets voor niets" gehuldigd wordt) vóór schooltijd met 't kind oefenen. In aan merking genomen, dat een speciale be handeling van 4 uur per week, gemiddeld 2, soms 3 maanden duurt, voor dat de l in de «spontane" spraak goed wordt ge zegd, moeten de resultaten na 't vrije kwartiertje gering zijn. Is 't aantal let ters zoo groot, dat de spraak onverstaan baar wordt, zoodat de leerling bij de mondelinge vakken geen beurt kan krij gen, of ten nadeele der overige leerlingen den beschikbaren tijd in beslag zou nemen, dan blijft zoo'n kind in de eerste klasse zitten. Dit leert de ervaring. In dit op zicht verkeeren sommige scholen in zulke ongunstige omstandigheden, dat ik een maand na den aanvang van een half jaar lij kschen cursus, soms een geheele club aanvangers behandel. Deze achterblijvers gaan dus langer school. Achterlijk zijn ze niet altijd. Integendeel, vaak ontpopt er zich een intelligente snaak uit zoo'n krom pratenden taaibederver. Voor de gemeente zijn 't schadepostjes. Er moet worden bijgepast, wat aan kosten voor speciaal spreekonderwijs is bespaard. 't Praktisch gemeentebestuur doet dus wijs deze kinderen zoo vlug mogelijk te laten behandelen. Speciaal spreekonder wijs van den klasse-onderwijzer te vergen gaat niet aan, omdat hij niet de aandacht op twee verschillende vakken tegelijk kan vestigen, b.v. rekenen en technisch spre ken, maar vooral niet, omdat hij niet altijd den lust, de geschiktheid, den tijd en de kennis daarvoor bezit. Hij is on derwijzer-opvoeder, geen onderwijzer-ge neesmeester. Zijn taak is 't kwaad indirect te be strijden door prophylactische maatregelen en door samenwerking met den spraakonder wijzer. Om aan 't eerste te voldoen, dient hij te weten, dat vaak 't kind door den om gang met spraakgebrekkige leerlingen in en buiten de school stotteraar wordt Ik heb jongens behandeld, die ik als normaal gekend heb en die stotteraars werden, sedert zij naast een dito schoolkameraad zaten. De dispositie was, wel is waar, aanwezig. Er behoort takt toe, om 't stotteren niet uit te lokken. Een jongen die tijdens de tandwisseling de s moest leeren lezen, werd tegen zijn zin door de autoriteit van den onderwijzer er toe ge bracht er een te zeggen. Die s was, dat wist 't kind te voren, abnormaal. Dit moest de aandacht trekken. Alle kinderen maakten hem onverwacht na en bij een herhaling vertoonden zich reeds stottersymptomen, 't Heeft zelfs moeite gekost 't gebrek in al zijn eigenschappen te voor komen. »In de school gekregen" geven de ouders als oorzaak op. Dat spraakgebreken in de school verergeren, leert mijn statistiek. En dat moet verklaard worden uit 't diepe verschil tusschen 't schoolleven en 't vrije leven thuis. Ook de verhouding van de leerkracht tot den leerling draagt 't hare hiertoe bij. Ik zou een leerling onder zoeken, die op de school minstens in geen half jaar geluid had gegeven. Mij bleek niet alleen, dat hij normaal was, maar dat er zelfs niet een technische fout te ontdekken viel. Tot mij sprak hij van 't eerste oogenblik. De vrees van dit kind is een voorwaarde om een gebrek over te nemen. Dit geschiedt gemakkelijk. Onder mijn directe controle begon iemand, door 't stotteren veertien dagen aan te hooren, zelf in zeer hoogen graad te stotteren. Ge'ukkig was 't na veertien dagen weg. De school herinnert tot pijnigens toe aan 't gebrek, verhoogt de nerveuziteit. In school geraken de spraaklijders achter. In of meer nog buiten de school zijn ze de spot hunner medescholieren. De zachtste bejegening is altijd de scheld naam «hakkepoffer". Stotteraars moeten geen mondelingen arbeid verrichten. Veel kan en moet tegengegaan worden bij 't aanvankelijk leesonderwijs. Dit moet op elementairphysiologisch spreekonderwijs gegrondvest worden. Aan de vooroefeningen in ont binden en samenstellen dient een eind te komen. Laat men in plaats van uitsluitend de gehoorsvoorstelling van een klank, de be wegingsvoorstellingen, door zien, voelen en doen aanbrengen. In dit opzicht moet de gewone lagere onderwijzer bij den on derwijzer voor doofstommen in de leer gaan. Misschien wijst deze er hem en parentese op, dat de tegenwoordig geischte «directe methode" voor vreemde talen bij 't doofstommen onderwijs voor de moedertaal reeds eea eeuw wordt toe gepast. Voorts kunnen er voorschriften en wen ken in acht genomen worden, welke kun nen worden toegepast bij 't opzeggen van versjes, en steloefeningen, bij 't beschaafd nauwkeurig lezen, bij 't navertellen van leeslessen, steloefeningen en vertellingen, bij 't spontaanspreken, bij 't zingen en die hun invloed doen gelden bij 't zuiver schrijven. Ik hoop ze een volgenden keer mede te deelen. * * Zonder samenwerking dringt de genees methode niet door in school en huis. Men neemt dan waar, dat 't gebrek zich niet voordoet in de cursussen, maar wel daar buiten. Zoo informeerde ik eens bij een onder wijzeres naar de vorderingen van een kind, dat ik meende te kunnen ontslaan. Stel u voor, wat er in mij omging, toen de dame mij vertelde, dat er hoegenaamd geen verbetering te bespeuren was. Ik liet ''t kind in haar tegenwoordigheid spreken en de gemoedsstemmingen van hoorderes en hoorder verwisselden, 't Kind werd zich bewust, dat 't bij de juffrouw ook zoo moest spreken en deed 't voortaan. 't Omgekeerde gebeurt ook, n.l. dat een gebrek in 't bijzijn van een bepaalden onderwijzer voor den dag komt. Dat pleit niet tegen de methode. Of 't tegen den onderwijzer pleit, of tegen 't kind mag ik niet beslissen. De samenwerking bestaat in gelijktij dige, uniforme controle, in 't uitsluiten van mondeling antwoorden, in 't goedvin den, dat er niet gelezen wordt en in 't minder huiswerk opgeven, omdat 't kind genoeg te doen heeft voor den spraakcursus. Kan de onderwijzer dan nog een oogenblikje vinden, om de les eens bij te wonen, dan kan hij er zeker van zijn, ten voordeele ingewerkt te hebben op 't psychische leven van 't kind. Den Haag. L. VAN LIEH. Koloniale Reserve en Koloniaal Werfdepöt. Bij de Koloniale Reserve bedroeg de werving van burgerpersonen gedurende het geheele jaar 1900 nog geen 80 man, terwijl bij het Koloniaal Werfdepöt gedu rende het laatste kwartaal, dus in de maanden October, November en December 194 Nederlanders dienstnamen; bij de Koloniale Reserve bedraagt het handgeld i ?300 en bij het Koloniaal Werfdepöt : slechts /' 200, niettegenstaande de hoogere premie bij eerstgemeld korps ontwaart men , dat dit korps in ons land niet in een goeden reuk staat. Alle pogingen, welke ook in het werk gesteld worden om de werving bij de Koloniale Reserve te be vorderen en die van het Koloniaal Werfdepöt tegen te gaan en welke financieele opofferingen het Departement van Koloniën zich ook getroost, alles blijft vruchteloos. Overal is het bekend, dat een persoon die zich tot eene vrijwillige dienstname aan meldt en voor alle wapens hier te lande wordt afgekeurd, zelfs voor het Koloniaal Werfdepöt, nog goede kans heeft om bij de Koloniale Reserve goedgekeurd te wor den, tevens gebeurt het meermalen dat personen die bij andere korpsen niet ge wild worden, bij de Koloniale Reserve kans van slagen hebben. Militairen die uit Indiënaar Nederland terugkeeren, sommigen wegens ziekte, en die later ge schikt bevonden worden om naar de Ko loniën worden uitgezonden, en anderen wegens exspiratie van dienst en die hun paspoort nemen, gaan een nieuw verband aan bij het Koloniaal Werfdepót, niettegen staande zij de verhooginor verbonden bij een nieuw engagement bij de Koloniale Reserve verliezen, doch dit financieele offer getroosten zij zich; anderen die dit finan cieele nadeel niet willen prijsgeven gaan een nieuw engagement tegen hun zin bij laatstgemeld korps aan, waardoor de geest van ontevredenheid in hooge mate wordt aangewakkerd en de oorzaak wordt van tegenzin in den dienst, getuige de menig vuldige krijgsraadzaken wegens desertie, weggejaagden enz. Men vraagt zich wel eens af: wanneer zullen de volksvertegen woordigers nu eens inzien dat de Koloniale Reserve die zoo schrikbarend veel geld aan het Departement van Koloniën kost, geen reden van, bestaan heeft. Ook de toelage der officieren bij de Koloniale Reserve bedraagt driemaal meer dan die bij het Koloniaal Werfdepöt en waarom, dat zal alleen de raadadviseur Jhr. Six als wiens troetelkind de Koloniale Reserve bekend staat) kunnen verklaren. Hier onder een klein overzicht van de tractementen en toelagen van twee inrichtin gen die met de werving voor de Koloniën belast zijn: £ £ EH K C te -n o o o o o o o o o o o o o 10 oo (O eo ?* 0000 O O CD O 000000 000000 :*? o fM O c^ O s S 5 S « S S <^ .3 S U O) g* c a ?- ?£ .= 5 g 2 -3"=^ O ^ _g a =e .b ^s ^ N. N. Scciata iiMiiiiiiiMiimiimiiiEiiiiiiiiiMuiHMiiiiiiiiiiiiiHiiHiMiiiiiiiiMiiiiiiiiiiHii Opte VoMblioMen. IL »Dat echter ook maar n mensch, die in staat is te leeren, onwetend sterft,... dat noem ik een tragedie." CAKLYLE. Niemand zal wel beweren, dat in bet land van Carlyle het eigenlijke school-onderwijs voor de armere klasse hooger staat dan b.v. in Duitschland of in ons land. Integendeel laat juist in dit opzicht, zoo wat de bezoldiging der onderwijzers als wat het onderwijs zelf aangaat, Engeland veel te wenschen over. Toch staat de arbeidersklasse, met name de eigenlijke vakarbeiders in de industrie-centra, bekend als zeer ontwikkeld, zoowel technisch als algemeen- En nu ben ik overtuigd, dat de enorme ontwikkeling welke het bibliotheek- en leeszaal-wezen in de laatste halve eeuw heeft genomen, daaraan niet het minste heeft bijge dragen. Trouwens heeft de, reeds zoo vroeg ontwikkelde, arbeidersbeweging daartoe menigen stoot gegeven. De Londensche vakvereeniging van tjpografen bezat reeds in 1868 een bibliotheek van pi. m. 6000 boeken, waarvoor de kosten uit de bijdragen der leden zelf waren bijeengebracht. De pioniers van Rochdale, die de verbruikscoöperatie grondvestten, zonderden reeds in den aanvang 21/2 pCt. van de winst af voor de stichting van een bibliotheek en een leeszaal. Toen in 1866 in Beackburn een bibliotheek en een leeszaal werd geopend, brachten de arbeiders 400 p. st. bijeen om deze instelling te steunen. Deze drang naar kennis onder de arbeidende klasse die zich steeds het sterkst daar uit, maar de arbeidersbeweging het krachtigst voor handen is zal er zeker toe hebben meege werkt, dat in de latere jaren het bibliotheek wezen in Engeland een zeer hooge vlucht heeft genomen. Een belangrijke steun heeft deze be weging gevonden in de aanneming door het parlement van de Ewarl-bill, omtrent het mid den dezer eeuw, hierop neerkomende, dat de gemeente-besturen gemachtigd waren, de inwoneis van elke gemeente te laten stemmen over het invoeren van een bibliotheek-belasting, die werd gevonden door van elke pond belasting een halve penning af te trekken voor het in richten en instandhouden van volkbibliotheken en leeszalen. Reeds in 1852 werd door de stad Manchester van dat recht gebruik gemaakt, en thans trekken niet minder dan 140 groote en kleine steden en Engeland en Wales belangrijke sommen op de gemeente-begrooting uit, om het bibliotheek-wezen te bevorderen. Tbans kunnen we gerust zeggen, dat Engeland in dit opzicht (mét enkele der N.-Amerikaansche Staten) bovenaan staat. Van 22 der te Londen beslaande openbare leeszalen en bibliotheken is bekend, dat zij ruim 415,000 banden bevatten, waarvan er dagelijks gemiddeld 13,479 mee naar huis genomen worden, terwijl een veel grooter aantal in de leeszalen zelf gebruikt wordt. Van de 30 steden in Engeland met mér dan 100 000 inwoners (Londen niet mee gerekend)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl