Historisch Archief 1877-1940
No. 1241
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
,Tlie Stong oftfte Shirt."
Stitch Stiteh Stiteh l
lu povei-ty, hunger and dirt,
And still \vith a volce of dolorous pitch
She sang the Song of the Shirt."
Hoe lang is het al geleden, sinds de Schot,
Thomas Hood, dat roerende lied dichtte,
waarin het lot der arbeidsters met de naald
zoo droevig-waar en sensatiewekkend werd
geschilderd Y En toch, hoe bitter weinig is in
al die jaren haar lot verbeterd. Wanneer men
in het oosten van Londen, om-en-nabij
Whitechapel, huisbezoek doet, vindt men duizenden
jonge meisjes, gehuwde vrouwen en weduwen,
voorovergebogen met een zenuwachtig schreppen
kleedingstukken maken of afwerken voor een
penny en minder per uur. Nood drijft haar om,
zonder opstaan ot opzien, tien en meer uren
achtereen in het enge woonvertrek van een
gansene familie de naald op-en-neer te bewegen.
Voor maaltyden wordt geen rust genomen. De
gemargarineerde sneedjes brood worden gegeten
met een paar koppen zwarte koffie, terwijl de fijne
stof, door de hanteering van de hoogst ordinaire
kleedingstoffen opgejaagd, der werksters
ademhalingswerktuigeu eu oogen prikkelen.
De ellende dezer oagelukkigen is gawoonweg
onbeschrijflijk, maar hartbrekend om te zien.
En in Londen niet alleen.
Door de Scottish Council of Women's trades"
werd kort geleden een verslag gepubliceerd
van de ijverige secretaresse, mis» Margaretha
Iiwin, naar aanleiding van een door haar inge
steld onderzoek naar den toestand der vrouwe
lijke arbeiders in de kleeding-industrie te
(ilasgow.
Na al de verontwaardiging daarover geuit,
gaat de Sweating" dezer werksters nog onge
stoord voort. Door het werk aan zoogenaamde
sub-contractors" uit te geven, spekuleeren de
magazynhouders op den nood ot de hebzucht van
dezen, om de loonen der werksters voortdurend
te beknibbelen, terwijl dezen meestal pas na
het verrichten van het werk vernemen hun
verdiend loon, dat dan vaak beneden het gewone
tarief is en waardoor systematisch de
werkkosten worden ingekrompen. De arbeidsters
staan daartegenover machteloos door onderlinge
verdeeldheid en nayver, uitloopende op onder
linge concurrentie.
De kleermakers zy'n over het algemeen krach
tig vereenigd en kunnen daardoor de werk
gevers dwingen hen te betalen naar een vast
gesteld tariet, een Tailor'sLog" geheeten. En
zy weten daardoor bovendien in de eerste,
tweede en derde klasse werkplaatsen, zoowel
machine als de vrouw buiten te houden. Toch
neemt het aantal werkplaatsen toe waar beide
in dienst zijn, verklaart Miss Irwin. En dat
wel, ondanks de Statuten van de Nationale
Kleermakers-Vereeniging nog alty'd inhouden,
dat de leden n geen geval gerechtigd zyn
om vrouwen by te staan in het leeren van het
vak of om werk te prepareeren voor en af te
werken van haar."
Deze struisvogelpolitiek doet den mannen
zelf de meeste schade, naar een der vroegere
bestuurders terecht aan rapportrice opmerkte.
En het ware beter, de werksters te
organiseeren en te beschermen tegen zichzelf en de
concurrentie harer medewerksters.
Doch te begrepen is die houding der mannen,
waar zjj de loonen gedurig naar omlaag gedre
ven zien en de zooveel lagere belooning van
hun werk, als dit door vrouwenhanden wordt ver
richt. Bijv., verschillende soorten van vesten,
waarvoor den mannen / 1.95, ? 2.37Va, ? 2.621/2,
?2.871/-.! resp. werd betaald, worden door vrou
wen gemaakt voor/ 1.15, ? 1.30, / 1.40 of ? 1.80 ;
voor een gewone pantalon, door mannen ge
maakt voor ?2.121,-.!, wordt aan vrouwen niet
meer dan 0.97'/a betaald.
De machinewerkers in de ateliers, meestal
door Israëlieten geëxploiteerd, verdienen in den
regel de hoogste loonen. Doch groot is het
verschil tusschen die van mannen en vrouwen.
Waar genen 5 en 7 shillings per dag ontvan
gen, krygen de vrouwen niet meer dan 14 of
20 shillings per week. Voor hetzelfde werk,
dat vrouwen doen voor weekloonen varieerend
van 7?16 shillings, ontvangen mannen van
35?40 shillings. Miss Irwin haalt gevallen
aan, dat meisjes gewone pantalons maken voor
60 centen per stuk. Een meisje, dat een vast
weekloon van 7 shillings had en daarvoor
7 pantalons maakte waarvoor een man
minstens 25 shillings zou ontvangen hebben
werd gedreigd met wegzending omdat zij niet
genoeg uitvoerde [
Het aanbod heeft de vraag naar goedkoope
kleeren ontzaglijk doen toenemen. En in deze
tak der kleedingindustrie, heelt de Sweating"
men zou haast zeggen het toppunt bereikt en
wordt het meest geledsn. In totaal vervuilde
en met eiken hygienischen eisch in strijd zijnde
werkplaatsen, in kelders of op zolderverdiepingen
meestal door een joodschen sub-contracteur ge
houden, zwoegen de meisjes onder het
scherptoeziend oog van den Sweater" voor 60 a 75
centen per dag. Of zij schreppen tbuis en in
ateliers tot in het onmogelijke, om met het
maken van broeken voor 60, 75 tot 90 centen
en vesten die met 30, 45 en 60 centen betaald
worden, een mager weekloon te verdienen.
Geheele stapels kinderpakjes gaan naar het
buitenland en de koloniën, die verkocht worden
voor ? 1.75 en ? 2.35 compleet en gemaakt
worden voor.... zeven en een halve cent het
geheele pak. Het maken duurt iets meer dan
eea uur. De stukken zyn slechts met groote
steken tesaamgevoegd en vallen uiteen bij het
eerste gebruik, terwijl de stof van dien aard
's, dat de werksters steeds bevreesd zijn deze
onder het maken uiteen te zien vallen.
Het werken met machines en in groote werk
plaatsen disorganiseert en degenereert in vele
opzichten het bedrijf, hoewel het werken in
ateliers, onder streng toezicht der
arbeidsinspekteurs, verre te verkiezen is boven het
onmogelyk controleerbaar huiswerken. Doch
het heeft thans dit nadeel, dat de werkers of
werksters niet het geheele bedrijf maar slechts
een onderdeel daarvan kennen en zich daarin
tot het uiterste hebben te bekwamen. Bijvoor
beeld: De een past de geknipte stukken van
nemen we aan, een jas tesamen. Een tweede
naait alleen de mouwen. Een derde het lijfstuk.
Een vierde de kraag. Een vijfde bevestigt de
onderdeelen. Een zesde doet de omzoomingen.
Enzoovoorts. Zoodat nagenoeg tien personen
bij het maken van een jas, vier of vijf Dij het
maken van een pantalon gemoeid zijn. En op
die manier weet de sweater" het zoover te
brengen, dat hy een pantalon voor l ot 114
shilling gemaakt krijgt waarvoor hij voorheen
6 of 7 shilling betaalde. Ik citeer letterlijk
Miss Irwin's rapport.
Den laatste hand wordt gewoonlijk door
thuis werkende gehuwde vrouwen gelegd aan
in ateliers vervaardigde kleedingstukken. Het
knoopen aanzetten, bovenhand (van pantalons)
aannaaien of pijpen omzoomen en sluitstukken
aanzetten, zoowel als het uittrekken der
vastingdraden. De meeste vrouwen van arbeiders doen
dit werk ais een bijverdienste. Miss Irwin be
zocht n dezer oagelukkigen, de vrouw van
een daglooner, die de helft vaii zijn weekgeld ver
teert, een vrouw die 17 kinderen ter wereld had
gebracht waarvan 10 waren gestorven en die zich
van 6 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds bezig
houdt met kinderbroeken te persen en van
knoopen te voorzien vour.... viji en dertig
centen per dozijn. Als zij die 12 uur aan n
stuk hard door werkt, kan zij twee dozijn ge
reed krijgen. Echter, zij heett 15 centen voor
brandstof uit te geven tot heeten der ijzers
en 10 centen aan een meisje te betalen dat
bet werk haalt en breugt. Zoodat zij met
twaalf uur hard werken 45 heele centen kan
verdienen.
Eene andere vrouw, een weduwe die zich
bezighield met knoopenaanzetten,
knoopsgatenmaken en zoomennaaien, kan met hard werken
van 5 uur 's morgens tot 10 uur 's avonds in
een eng en slecht-gelucat vertrok 55 of <JÜcen
ten per dag verdienen. Van dat inkomeu heeft
zij 2/1,.] cent aan huishuur af te staan. Anderen
werkten 8, 10 en meer uren per dag en haalden
4, 5 en 6 shillings per week. En daar de
meetten dezer tobsters behoudens haar nog
een huishouden en kinderen hebben te ver
zorgen, is haar lot te denken.
En de stuk- en weekloonen dalen gedurig.
Door het niet-vereenigd-zijn der vrouwelijke
werkers, door den vraag vaa het publiek naar
goedkvope kleêren en de gewilligheid van
werkgevers om tegen den prijs van der werk
sters ellende daarin te voorzien, gaat de toe
stand met den dag achteruit. En er is onder
deze omstandigheden zoover men kan zien geen
grens, met uitzondering van cie des hongers,
waartoe de loonen niet kunnen zinken"; schrijft
de rapportrice.
Zoowel het ingrijpen der wet, het
organiseeren der werksters als de ophelting van
publiek's onverschilligheid, kunnen in dezen
veel doen tot verbetering.
Door bemiddeling van de Council die dit
belangryk rapport uitgaf, werden in 1898 de
statuten der JNationale Kleermakers Union der
mate gewijzigd, dat thans ook vrouwen daar
van lid kunnen zijn. Doch hoewel sedert dien
een aantïl werksters toetraden, is het
meerendeel te onverschillig en te blind voor haar eigen
belang om hier toe overtegaan.
Een struikelblok op den weg om haar vol
doende te organiseeren, schijnt het Miss Irwin
te zijn, dat de meeste vrouwen ook in het
kleermaken geen beroep voor haar leven zien.
De meeste toch huwen. En hoswel ook dan
haar dit beroep maar al te vaak van pas komt,
ziet zij daarin niet dat, een bestaansmiddel,
wat den man er in ziet en heelt te zien. Dit
heeft ook invloed op de door haar bereikte
bekwaamheid in bet vak.
Een volslagen kleermaker wordt de vrouw
zelden of niet, Het maken van een geheel pak
leert zij niet, vandaar dat jassen nog altijd
het speciale maaksel van kleermakers zijn.
Wel zijn in de laatste jaren door den
toenemenden vraag naar tailor made jackets" voor
dames een groot aantal mannen speciale
costuumwerkers geworden. /,ij hebben in dit deel
der kleeding-industrie der vrouwen eenige con
currentie aangetiaan die aan dat vak nog altijd
tamwlijk goede, hoewel niet zulke hooge als
kleermakers in het hunne, weekloonen ver
dienen. Gemis aan voldoende energie en minder
physieke krachten hebben, volgons Miss Irwin,
der vrouw belet in het kleermaken de bekwaam
heid des mans te bereiken.
Toch komt het voor, dat haar arbeid vol
strekt niet inierieur is aan die des mans, hoe
wel haar loon dat is in niet onbelangrijke mate.
Wat is toch de reden dat gij vrouwen zooveel
minder betaalt voor hetzelfde werk da*; man;ieti,
vroeg zij een werkgever. Wei, was r.yn ant
woord, u weet, het loon der vrouw is gewoon
lijk lager dan dat eens mans. j^eu andt-rzeiJe,
dat het levensonderhoud ec.ner vrouw
goedkooper is.
Ik stem het Miss Irwin tégaarne toe, dat
het is zoowel in het belang des mans als der
vrouw om samen d« handen inén te sïaa,) met
het doel voor gelijken arbeid een gelijk en
billijk loon te ontvangen.
En wanneer mogen wij den tijd verwachten,
dat Thomas Ilood's roerend gedicui niet meer
de werkelijkheid uitdrukt V
Londen, 1(> Maart. J. K. v. D. V.
'Jiinus, ioonije, Jluichiiumncken. Drie
verhaaltjes door JOHANNA En.ii's. Ver
taald door KAKJ;L DoiHKLKT. L. J. Veen,
uitgever Amsterdam. Gedrukt door J. E.
Buschmann op echt getint Chineesch
papier. Uitgave beperkt tot 300 exem
plaren. Prijs ? 5 00,
Het sprookje viert hier hoogtijd l ivarel
Doedelet, de artist, heeft al het naïve, al de
onschuld en de poëzie van >Binus, Boontje,
Boschmanneken" heel volkomen uitgebeeld.
Zuiver en eenvoudig heeft hij blad aan blad
versierd met penteekeningen van 't zomersche
landschap, van de groene oevers waar tusschen
de Leie stroomt, de Leie, sdie om niets ter
wereld recht dóór zou willen loopen", hoezeer
de kleine Binus, gezeten op den rug van zijn
eendje, zyn »goeleken" ook verlangt om de
hooge torens te naderen van de stad, daar heel
in de .verte. Wijd zijn de velden en landen
waardoor de Leie stroomt, wuivende lisch en
hangende wilgentakken vormen aan haar oevers
heerlijke plekjes voor kleine Binus, het
ouderlooze kind. het bedeljongetje om zijn droomen
te droomen en in zijn heel kinderlijke ver
beelding gesprekken te voeren met de puit
en de waterj uffers, en zyn eendje. Want alles
in de natuur leeft voor dit kind, dat schuw is
voor menschen en vooral voor de jongens.
Toen hu eens een groot ei gekregen had en het
langs zijn wang streelde, hoorde hij al op eens
een stemrneke, dat sprak: »Houd my warm,
warm, warm". Aan »Moeder Line" liet hy het
wonderei niet zien maar stil ging hij »het
stalleken binnen en liet het kostbaar ei even
aan de geit zien die eens zacht blaatte en
haar kop grillig-streelend naar hem toe rekte."
Het schijnt wel dat de Vlaamsche taal een
byzonderen glans geeft aan deze verhaaltjes.
Die frissche, schilderachtige en vooral naïve
volkstaal is zoo zangerig en schoon, dat zij
beter dan het beschaafde Kederlandsch voor
het natuursprookje geschikt lijkt.
Toen Binus van de kleine waterjufi'er een
harer vlerkjes gekregen had, dat de macht
bezat, hem heel groot of heel klein te maken,
al naar zijn. wensch, riep hij goeleken, dat niet
ver van daar aan 't duikelen was en vertelde
hem zy'n wedervaren.
»We), hoe prettig, riep het eendje blij uit,
»nu kunt ge u klein maken en op mijn rug
gaan zitten om te varen wijd en zijd, verre
van hier!"
»0 ja, goeleken," juichte de kleine jongen,
»wat zullen wy plezier hebben! Van morgen
af gaan we op reis".
Met het krieken van den dag was Binus
den volgenden morgen al aan den boord der
rivier, bij goeleken.
»Waar gaan wij heen," vroeg het eendje?
«Ginder, naar die hooge torens," wees Binus.
»Men zegt het is de stad en ik wil dat eens zien".
»Spring dan maar op mijn rug, wij ver
trekken."
Binus, die zich natuurlyk eerst klein
gewenscht had, zat schrijlings op goelekens
rug, en het eendje stak van kant. De kleine
reiziger vond het zoodanig prettig dat hij
wuivend met zijn hoedje, het lied der koe
wachters aan 't zingen ging. AU ala, ali ala,
'k en heb maar nen boterham gehad ! ... .
»I!oud u stil, vermaande goeleken, met al
uwe beweging zoudt ge wel kunnen in't water
rollen. Pas had zij dit gezeid of Binus die
nog een ohoezee!" riep, kantelde in de Leie.
Maar goeleken was er rap bij en snapte hem
bij zijne broek en legde hem op haar rug.
»IIad ik het niet gezeid ?" knorde ze.
»'t Is niets," suste haar Binus, »de zon zal
my droogen,"
Het schetsje dat hier bij gaat: Binus klein,
dol bly, uitgelaten; het eendje wijs, zich be
wust van haar taak, recht door zwemmend in
het lustige water; in 't rond de wijde vlakte,
ver weg de geheimzinnige torens; dit
alles in weinige pennestreekjes uitgevoerd, is
zoo'n allerprettigst gezicht, dat alle kindertjes
zulk een Binus zullen benyden. En zoo is
het heele boekje.
Boontje, dat in den zak van den boer, «ver
moeid door het eentonig gebabbel der horlogie,
in een diepen langen slaap viel" en wakker
wordende in het vreemde land, zeer treurig
is en verlangt naar huis, naar het kleine meisje,
dat hem uit de peul had gehaald en gezegd
had: »Wat een schoon bruin boontje !" ook
dit sprookje is aardig, maar allerliefst is het
laatste verhaaltje van »April en het Bosch
manneken.''
«Dertig dagen en dertig nachten werkten al
de manriekes en April zonder rusten noch
slapen
»Hun werk was prachtig.
»Ue boomtakken vormden een gewelf van
licht-groen kantwerk, en beneden trilden
duizende bloemekens in de lentelucht.
»De wilde konijnen sprongen van louter pret
in de hoogte en de schoone il uweeien hommels
kropen gunzend over het groene mos . . ."
Is er iets naïvers denkbaar, dan de ontmoe
ting van de liefelijke prinses Meie en haar
grooten broer April ?
'Het was een heldere maannacht.
»AJeen de nachtegaal zong. April en het
Boschmanneken en de vogels wachtten de komst
van de prinses Meie af. Zy wachtten tot de
maan zou staan boven den hoogen populier,
dan zou zij komen.
En eindelijk ais de maan juist als het punt
op een i boven den populier stond . ..
Daar liet zich een zacht geritsel door het
boscli booren. en April zag vol bewondering
een kleine gedaante naderen met gouden ha?r,
in een sleepend kleed van zilverdraad. Zij
droeg iri iedere hand een takje hagedoorn.
»Daar is zij," lluistarde de kabouter April
in het oor.
»0, o, zuchtte April, en i ij kon van bewon
dering niets anders zeggen."
Kti al de waardigheid, gratie eu vriendelijk
heid waarmede Meie baar bedeesden broer
ontvangt, is door den teeksnaar weergegeven
in het laatste schetsje. Op don achtergrond
wacht de donkerte van het bosch op het werk
van Meie en boscbmanneken jaagt April naar
bed. Maar terwijl hij toegedekt wordt met
jonge twygjes en varenbladen, zuchtte April,
zijne oogen sluitend:
»0, o, wat is ze lief en schoon'. maar wat
is bet kort geweest'"
Het fraaie drukwerk op zachtwarm papier,
de naïve verdeeling van wit en zwart, de
kostelijke bladversiering en de schetsjes zelve,
vormen te zamen een harmonisch geheel, zooals
bet oog maar zelden bekoort, liet boekje met
loshangend zijden draadje hee' eenvoudig
ingenaaid, heeft niets van het banale, dat het
groote publiek, tot koopen lokt, het publiek
dat nog altijd vooral «dikke" boeken vraagt
met blinkende banden voor zoo weinig mogelyk
geld. Maar ook buiten de kringen van deze
soort koopers, hoe weinigen kunnen zich de
weelde veroorloven, ? 5 uit te geven voor een
kinderboek ? Het is te vreezen, dat de meeste
exemplaren van dit boekske terecht zullen
komen in de verzamelingen van kunst-lief
hebbers. Hoe jammer zou dit zijn, want
er is misschien in langen tijd geen werkje
verschenen, zoo uitsluitend gemaakt voor het
kind, voor het eenvoudige, kleine, fijn
bewerktuigde kind, en de bekoring, die er van uit
gaat, is niet alleen te danken aan de kunst,
waarvan het eene uiting is, maar vooral hieraan,
dat schry'f- en teekenpen gepoogd hebben al
de reinheid van de kinderziel neer te leggen
in deze bladzyden. Is er nu geen middel te
vinden om te zorgen, dat, wat met zooveel
piëteit voor het kind gemaakt is, hem niet
onthouden blijft ? Toevallig vind ik in het
laatste nummer van »de Vrouw" eene beschrij
ving van een clubje moeders, die elkander
geregeld met hare kinderen in het Vondelpark
ontmoetten en er zoo toe kwamen gezamenlijk
een paedagogische bibliotheek op te richten. In
zulk een bibliotheekje zouden ook boekjes kun
nen verzameld worden, geschikt om de kinderen
uit voor te lezen of te vertellen. Wanneer
zulk een voorbeeld door andere groepen van
gezinnen gevolgd werd, dan zouden al die
mooie boekjes, die nu alleen in handen komen
van kinderen van rijke ouders in veel meer
kringen verspreid kunnen worden. Ook zou
men een soort leesgezelschap op kunnen richten
voor de kinderen; er worden wel minder be
langrijke boeken in portefeuilles rondgestuurd
dan onze mooie kinderboekjes zouden zijn.
Wellicht zullen leidsters van Ons
Huisclubjes en afdeelingen van de Kinderbond ons
boekje aanschaffen, er aan denkende welk een
invloed ook het schoone bij de opvoeding
hebben kan en begrijpende dat Binus, Boontje
en Boschmanneke, hoe bevattelijk voor de
kleinsten, ook voor de grooteren van belang
is, al was het alleen om hun ooren te gewennen
aan den klank en de cadence van 't poëtisch
proza. Zoo zou het boekje al aan velen ten
goede kotnen. Doch wanneer zal de tijd komen,
dat zoo iets kostbaars zijn weg vindt naar de j
armenscholen, opdat daar het sprookje van het
bedeljongetje voorgelezen zou worden voor de
groote massa lotgenootjes van Binus zelve?
M. WIBAUT?B. v. BKKLEKOM.
Middelburg, 10 Maart 1001.
Examen-Diploma Kinderjuffrouw.
Aangifte om toegelaten te worden tot het
j examen gelieve men vóór 15 April te zenden
aan mevr. van der Laan, de Joode,
Leeghwaterstraat 14, Haarlem.
Hlllllllllltllllllftlllllll
»<t>uo vadis"? Ke.n voorbeeldiy huwelijk.
Een vrouteenbijbel.
; De werken van den Poolschen schrijver Henri
Sienkiewicz zy'n op 't oogenblik overal te
te vinden. Wie heeft »Quo vadis" niet gelezen?
In salons, bibliotheken, Isesmusea, leesgezel
schappen, overal ziet men den beroemden
roman liggen. Thans is »Quo vadis" ? ook
naar de Porte-Saint-Martin te Parijs gebracht.
Het drama uit deii roman getrokken wordt in
genoemd theater gemonteerd met
sprookjesachtigen luister. Met groote handigheid is de
tekst tot schouwspel omgewerkt. Er valt vél
te zien en te bewonderen. liet oog zwelgt in
festijnen van schitterende decors, prachtige
kostuums, klassieke groepeering en sculpturale
standen.
De heerlijkste tableaux-vivants die men zich
kan droomen. liet publiek juicht ze levendig
toe en is onvermoeid in bijvals-betuigingen.
Als Henri Sienkiewicz den tekst van 't
drama in handen kreeg, zou hij moeite hebben
daarin zijn roman terug-te-vinden. Zulke ver
minkingen komen herhaaldelijk voor, wanneer
drama's of opéra's getrokken worden uit romans
of novellen.
Wat zou de hooghartige, vlijm-scherpe Prosper
Mérimée wel gezegd hebben als hij een opvoering
van sCarmen" had kunnen bijwonen '! Kn wat
zou hij di'uirover wel aan zijne »Inconnue'
hebben geschreven'! \ \
komppnist Felician Strepponi, wiens werken
dikwijls werden «gemaakt" maar die toch in
de diepste armoede stierf.
Artisten die zuinigheid betrachten zy'n
schaarsch; jolig en onbedachtzaam als kinderen
leven zy doorgaans van-de-hand in-de-tand.
Giuseppina was zeventien jaar oud, toen haar
vader stierf en zy' in 1832 kosteloos alg leerling
werd aangenomen aan het conservatorium te
Milaan. Zij had een mooie, zuivere, glas-heldere
stem en een zeldzaam bekoorlijk uiterlijk.
Toen zij in Triest debuteerde als «Matilde di
Sabran" een van Donizetti's werken, was
haar eerste optreden voor een zeer verwend
publiek een onbetwist succes.
Haar loopbaan als kunstenares was kort en
schitterend. In Milaan creëerde zy de Abigaile
in Verdi's nieuwe opéra »Nabucco". Volgens
uitspraak van den opgetogen komponist was
de warme ontvangst van «Nabucco" voornamely k
te danken aan de schitterende interpretatie
van Abigaile. Verdi, rap in denken en handelen,
aarzelde geen oogenblik. Na afloop der première
van »Nabucco" bood hy hart en hand aan de
allerliefste en bescheiden zangeres Giuseppina
Strepponi.
Mevrouw Verdi is nooit meer in 't openbaar
opgetreden. Zy zong alleen voor haar man en
voor hun vrienden. De levens van Giuseppe
en Giuseppina Verdi zy'n harmonisch door
ngeweven. Van den eersten dag van hun huwelijk
tot aan den laatsten was en bleef het een
geheel in- elkander-opgaan en voor elkaar leven.
Haar onverflauwde bewondering schonk hem
telkens kracht tot het aanvaarden van nieuwen
arbeid. Met tact en toewijding der liefhebbende
vrouw eigen, wist zy kleine ergernissen en
verdrietelijkheden van hem af-te-wenden. Zij
stierf driejaar voor haar beroemden echtgenoot,
maar zy bleef voortleven in Verdi's gedachten
in zy'n dankbaar herinneren. Talloos veel
malen richtten zich zijn schreden naar het
glooiend terrein, waar onder schaduw van
cypressen rust het ontzield lichaam zijner
aangebeden vrouw. Giuseppina Verdi?Strep
poni beantwoordde geheel-en-al aan het ideaal
der kunstenaars-vrouw van Sully Prudhomme:
. . M.llini voc'irt een /irU-vriemlin, die 't teen1 hart
Een huwelijk uit duizend was de
echtserbintenis van den kortelings overleden Maestro
Giuseppe Verdi met de beeldschoone,
rijk-begaafde, artistieke en lieftallige Giuseppina
Strepponi. Giuseppina v/as de dochter van den i
, ,,?ar de ingeleide smart als naar de koelie 't hseb,
j Jti wier gemord ze een schuilplaats krijgen,
^\ ier arm een. wieg hun is.
Die zich oneindig zacht, gedwee hun mijim'en toone
Die uouit vevtrager. l\au in xocte xorg/aamhuid,
Als die in 't muedei'hart wil wonen,
\Vaul kindren zijn xe altijd.
Hun voegt, getuige van lam werk/ame avondstonden,
Iv-n /.iel die sleeds nabij, roudnu de hmme leeft,
Kn \vaai' /ij ook de stilte vonden
Ken kus, die om hen zweeft.
De in Nieuw-York verschenen vrouwenbybel
wordt druk besproken. Het doel der uitgaaf
was speciaal die deelen van den Bybel
toete-lichten en te herzien die betrekking hebben
op de plaats der vrouw in het Oude en Nieuwe
Testament.
De origineele tekst werd door vrouwen
herzien en de gewone Engelsche
Bijbeluitgaaf gecommentarieerd door dertig leden
van de Vereeniging voor Vrouwengelykheid,
een bond die in het sociale leven mannen
en vrouwen volkomen gely'k wil beschouwd
hebben. Die vereeniging presideert mevrouw
Elisabeth Cady Stanton. Als proeven om de
gelijkheid van man en vrouw van oudsher te
bepleiten, werden alle teksten uit het Oude
Testament die het minderwaardige van de vrouw
tegenover den man aantoonden in den geest
der vereeniging uitgelegd.
De gewaagdste conjecturen leverde de strijd
lustige mevrouw Stanton zelve. Niets minder
dan het dogma der Triniteit commentarieerde
zij in vrouwelijken geest. Uit Genesis I vers
'27: »En God schiep den mensch naar zijn
beeld, naar het beeld Gods schiep hij hem ;
man en vrouw schiep hij ze" las zij de ver
klaring van het bestaan van een vrouwelijk
element in de godheid, gelijk in macht en
heerlijkheid met het manlijk element : de
hemelsche Vader en Moeder.
Een ander commentator, mevrouw L:!iie
Devereux Blake, gaat minder fantastisch, veel
eer schalkachtig te wark. Zij neemt uit het
scheppingsverhaal aanleiding de vrouw de
kroon der schepping te noemen, juist omdat
de Schepper met haar zijn arbeid besloot.
Daarom kan er in het godsplan geen sprake
wezen van inferioriteit van de vrouw.
Uit het scheppingsverhaal van de geboorte
van de vrouw uit den man en hare daaruit
afgeleide minderwaardigheid distilleert me
vrouw Stanton heel handig de minderwaar
digheid van alle mannen na Adam tot heden.
»l)aar sinds dat oogenblik de man ontstaat uit
de vrouw, moet hij zeker baar mindere zijn !"
Over den bouw der arke vernemen wij dat
deze zeker zonder medehulp van de vrouw
geschiedde, want anders zou er beter voor
lucht en licht gezord zy'n.
Een geestelijke schreef over de uitgaaf van
den vrouwen-bijbel: »Het is het werk van
vrouwen en van den duivel." Daarop luidde
mevrouw S'anton's repliek : Dat is etn groote
vergissing. Zijne Majesteit Satan was niet
uitgenoodigd. Hij had te veel om har.den met
het bijwonen van i-ynoden, vergaderingen van
geestelijken on coiiferentiën van dien aard,
waarop vrouwen niet worden toegelaten,
waardoor aan satan geen tijd overbleef taal
kunde en hoogere kritiek te bestudeeren.
De scherpe en oproerige, dikwy'Js onjuiste
en onlogische uitvallen van mevrouw Stanton
worden in Amerika door vele ernstige en in
vloedrijke vrouwen, hoogst kwalyk genomen.
Heel wat pennen van secretaressen van
vrouwen-vereenigbigen zijn in beweging gezet om
openlijk te verklaren, dat zy niets te maken
hebben met dezen vrouwen-by bel
CAPRICE.
£t £k u. g- © n £t £t ixx -v e ar f r is s o tiend e cl ar ja, n