De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 7 april pagina 5

7 april 1901 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1241 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ,Tlie Stong oftfte Shirt." Stitch Stiteh Stiteh l lu povei-ty, hunger and dirt, And still \vith a volce of dolorous pitch She sang the Song of the Shirt." Hoe lang is het al geleden, sinds de Schot, Thomas Hood, dat roerende lied dichtte, waarin het lot der arbeidsters met de naald zoo droevig-waar en sensatiewekkend werd geschilderd Y En toch, hoe bitter weinig is in al die jaren haar lot verbeterd. Wanneer men in het oosten van Londen, om-en-nabij Whitechapel, huisbezoek doet, vindt men duizenden jonge meisjes, gehuwde vrouwen en weduwen, voorovergebogen met een zenuwachtig schreppen kleedingstukken maken of afwerken voor een penny en minder per uur. Nood drijft haar om, zonder opstaan ot opzien, tien en meer uren achtereen in het enge woonvertrek van een gansene familie de naald op-en-neer te bewegen. Voor maaltyden wordt geen rust genomen. De gemargarineerde sneedjes brood worden gegeten met een paar koppen zwarte koffie, terwijl de fijne stof, door de hanteering van de hoogst ordinaire kleedingstoffen opgejaagd, der werksters ademhalingswerktuigeu eu oogen prikkelen. De ellende dezer oagelukkigen is gawoonweg onbeschrijflijk, maar hartbrekend om te zien. En in Londen niet alleen. Door de Scottish Council of Women's trades" werd kort geleden een verslag gepubliceerd van de ijverige secretaresse, mis» Margaretha Iiwin, naar aanleiding van een door haar inge steld onderzoek naar den toestand der vrouwe lijke arbeiders in de kleeding-industrie te (ilasgow. Na al de verontwaardiging daarover geuit, gaat de Sweating" dezer werksters nog onge stoord voort. Door het werk aan zoogenaamde sub-contractors" uit te geven, spekuleeren de magazynhouders op den nood ot de hebzucht van dezen, om de loonen der werksters voortdurend te beknibbelen, terwijl dezen meestal pas na het verrichten van het werk vernemen hun verdiend loon, dat dan vaak beneden het gewone tarief is en waardoor systematisch de werkkosten worden ingekrompen. De arbeidsters staan daartegenover machteloos door onderlinge verdeeldheid en nayver, uitloopende op onder linge concurrentie. De kleermakers zy'n over het algemeen krach tig vereenigd en kunnen daardoor de werk gevers dwingen hen te betalen naar een vast gesteld tariet, een Tailor'sLog" geheeten. En zy weten daardoor bovendien in de eerste, tweede en derde klasse werkplaatsen, zoowel machine als de vrouw buiten te houden. Toch neemt het aantal werkplaatsen toe waar beide in dienst zijn, verklaart Miss Irwin. En dat wel, ondanks de Statuten van de Nationale Kleermakers-Vereeniging nog alty'd inhouden, dat de leden n geen geval gerechtigd zyn om vrouwen by te staan in het leeren van het vak of om werk te prepareeren voor en af te werken van haar." Deze struisvogelpolitiek doet den mannen zelf de meeste schade, naar een der vroegere bestuurders terecht aan rapportrice opmerkte. En het ware beter, de werksters te organiseeren en te beschermen tegen zichzelf en de concurrentie harer medewerksters. Doch te begrepen is die houding der mannen, waar zjj de loonen gedurig naar omlaag gedre ven zien en de zooveel lagere belooning van hun werk, als dit door vrouwenhanden wordt ver richt. Bijv., verschillende soorten van vesten, waarvoor den mannen / 1.95, ? 2.37Va, ? 2.621/2, ?2.871/-.! resp. werd betaald, worden door vrou wen gemaakt voor/ 1.15, ? 1.30, / 1.40 of ? 1.80 ; voor een gewone pantalon, door mannen ge maakt voor ?2.121,-.!, wordt aan vrouwen niet meer dan 0.97'/a betaald. De machinewerkers in de ateliers, meestal door Israëlieten geëxploiteerd, verdienen in den regel de hoogste loonen. Doch groot is het verschil tusschen die van mannen en vrouwen. Waar genen 5 en 7 shillings per dag ontvan gen, krygen de vrouwen niet meer dan 14 of 20 shillings per week. Voor hetzelfde werk, dat vrouwen doen voor weekloonen varieerend van 7?16 shillings, ontvangen mannen van 35?40 shillings. Miss Irwin haalt gevallen aan, dat meisjes gewone pantalons maken voor 60 centen per stuk. Een meisje, dat een vast weekloon van 7 shillings had en daarvoor 7 pantalons maakte waarvoor een man minstens 25 shillings zou ontvangen hebben werd gedreigd met wegzending omdat zij niet genoeg uitvoerde [ Het aanbod heeft de vraag naar goedkoope kleeren ontzaglijk doen toenemen. En in deze tak der kleedingindustrie, heelt de Sweating" men zou haast zeggen het toppunt bereikt en wordt het meest geledsn. In totaal vervuilde en met eiken hygienischen eisch in strijd zijnde werkplaatsen, in kelders of op zolderverdiepingen meestal door een joodschen sub-contracteur ge houden, zwoegen de meisjes onder het scherptoeziend oog van den Sweater" voor 60 a 75 centen per dag. Of zij schreppen tbuis en in ateliers tot in het onmogelijke, om met het maken van broeken voor 60, 75 tot 90 centen en vesten die met 30, 45 en 60 centen betaald worden, een mager weekloon te verdienen. Geheele stapels kinderpakjes gaan naar het buitenland en de koloniën, die verkocht worden voor ? 1.75 en ? 2.35 compleet en gemaakt worden voor.... zeven en een halve cent het geheele pak. Het maken duurt iets meer dan eea uur. De stukken zyn slechts met groote steken tesaamgevoegd en vallen uiteen bij het eerste gebruik, terwijl de stof van dien aard 's, dat de werksters steeds bevreesd zijn deze onder het maken uiteen te zien vallen. Het werken met machines en in groote werk plaatsen disorganiseert en degenereert in vele opzichten het bedrijf, hoewel het werken in ateliers, onder streng toezicht der arbeidsinspekteurs, verre te verkiezen is boven het onmogelyk controleerbaar huiswerken. Doch het heeft thans dit nadeel, dat de werkers of werksters niet het geheele bedrijf maar slechts een onderdeel daarvan kennen en zich daarin tot het uiterste hebben te bekwamen. Bijvoor beeld: De een past de geknipte stukken van nemen we aan, een jas tesamen. Een tweede naait alleen de mouwen. Een derde het lijfstuk. Een vierde de kraag. Een vijfde bevestigt de onderdeelen. Een zesde doet de omzoomingen. Enzoovoorts. Zoodat nagenoeg tien personen bij het maken van een jas, vier of vijf Dij het maken van een pantalon gemoeid zijn. En op die manier weet de sweater" het zoover te brengen, dat hy een pantalon voor l ot 114 shilling gemaakt krijgt waarvoor hij voorheen 6 of 7 shilling betaalde. Ik citeer letterlijk Miss Irwin's rapport. Den laatste hand wordt gewoonlijk door thuis werkende gehuwde vrouwen gelegd aan in ateliers vervaardigde kleedingstukken. Het knoopen aanzetten, bovenhand (van pantalons) aannaaien of pijpen omzoomen en sluitstukken aanzetten, zoowel als het uittrekken der vastingdraden. De meeste vrouwen van arbeiders doen dit werk ais een bijverdienste. Miss Irwin be zocht n dezer oagelukkigen, de vrouw van een daglooner, die de helft vaii zijn weekgeld ver teert, een vrouw die 17 kinderen ter wereld had gebracht waarvan 10 waren gestorven en die zich van 6 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds bezig houdt met kinderbroeken te persen en van knoopen te voorzien vour.... viji en dertig centen per dozijn. Als zij die 12 uur aan n stuk hard door werkt, kan zij twee dozijn ge reed krijgen. Echter, zij heett 15 centen voor brandstof uit te geven tot heeten der ijzers en 10 centen aan een meisje te betalen dat bet werk haalt en breugt. Zoodat zij met twaalf uur hard werken 45 heele centen kan verdienen. Eene andere vrouw, een weduwe die zich bezighield met knoopenaanzetten, knoopsgatenmaken en zoomennaaien, kan met hard werken van 5 uur 's morgens tot 10 uur 's avonds in een eng en slecht-gelucat vertrok 55 of <JÜcen ten per dag verdienen. Van dat inkomeu heeft zij 2/1,.] cent aan huishuur af te staan. Anderen werkten 8, 10 en meer uren per dag en haalden 4, 5 en 6 shillings per week. En daar de meetten dezer tobsters behoudens haar nog een huishouden en kinderen hebben te ver zorgen, is haar lot te denken. En de stuk- en weekloonen dalen gedurig. Door het niet-vereenigd-zijn der vrouwelijke werkers, door den vraag vaa het publiek naar goedkvope kleêren en de gewilligheid van werkgevers om tegen den prijs van der werk sters ellende daarin te voorzien, gaat de toe stand met den dag achteruit. En er is onder deze omstandigheden zoover men kan zien geen grens, met uitzondering van cie des hongers, waartoe de loonen niet kunnen zinken"; schrijft de rapportrice. Zoowel het ingrijpen der wet, het organiseeren der werksters als de ophelting van publiek's onverschilligheid, kunnen in dezen veel doen tot verbetering. Door bemiddeling van de Council die dit belangryk rapport uitgaf, werden in 1898 de statuten der JNationale Kleermakers Union der mate gewijzigd, dat thans ook vrouwen daar van lid kunnen zijn. Doch hoewel sedert dien een aantïl werksters toetraden, is het meerendeel te onverschillig en te blind voor haar eigen belang om hier toe overtegaan. Een struikelblok op den weg om haar vol doende te organiseeren, schijnt het Miss Irwin te zijn, dat de meeste vrouwen ook in het kleermaken geen beroep voor haar leven zien. De meeste toch huwen. En hoswel ook dan haar dit beroep maar al te vaak van pas komt, ziet zij daarin niet dat, een bestaansmiddel, wat den man er in ziet en heelt te zien. Dit heeft ook invloed op de door haar bereikte bekwaamheid in bet vak. Een volslagen kleermaker wordt de vrouw zelden of niet, Het maken van een geheel pak leert zij niet, vandaar dat jassen nog altijd het speciale maaksel van kleermakers zijn. Wel zijn in de laatste jaren door den toenemenden vraag naar tailor made jackets" voor dames een groot aantal mannen speciale costuumwerkers geworden. /,ij hebben in dit deel der kleeding-industrie der vrouwen eenige con currentie aangetiaan die aan dat vak nog altijd tamwlijk goede, hoewel niet zulke hooge als kleermakers in het hunne, weekloonen ver dienen. Gemis aan voldoende energie en minder physieke krachten hebben, volgons Miss Irwin, der vrouw belet in het kleermaken de bekwaam heid des mans te bereiken. Toch komt het voor, dat haar arbeid vol strekt niet inierieur is aan die des mans, hoe wel haar loon dat is in niet onbelangrijke mate. Wat is toch de reden dat gij vrouwen zooveel minder betaalt voor hetzelfde werk da*; man;ieti, vroeg zij een werkgever. Wei, was r.yn ant woord, u weet, het loon der vrouw is gewoon lijk lager dan dat eens mans. j^eu andt-rzeiJe, dat het levensonderhoud ec.ner vrouw goedkooper is. Ik stem het Miss Irwin tégaarne toe, dat het is zoowel in het belang des mans als der vrouw om samen d« handen inén te sïaa,) met het doel voor gelijken arbeid een gelijk en billijk loon te ontvangen. En wanneer mogen wij den tijd verwachten, dat Thomas Ilood's roerend gedicui niet meer de werkelijkheid uitdrukt V Londen, 1(> Maart. J. K. v. D. V. 'Jiinus, ioonije, Jluichiiumncken. Drie verhaaltjes door JOHANNA En.ii's. Ver taald door KAKJ;L DoiHKLKT. L. J. Veen, uitgever Amsterdam. Gedrukt door J. E. Buschmann op echt getint Chineesch papier. Uitgave beperkt tot 300 exem plaren. Prijs ? 5 00, Het sprookje viert hier hoogtijd l ivarel Doedelet, de artist, heeft al het naïve, al de onschuld en de poëzie van >Binus, Boontje, Boschmanneken" heel volkomen uitgebeeld. Zuiver en eenvoudig heeft hij blad aan blad versierd met penteekeningen van 't zomersche landschap, van de groene oevers waar tusschen de Leie stroomt, de Leie, sdie om niets ter wereld recht dóór zou willen loopen", hoezeer de kleine Binus, gezeten op den rug van zijn eendje, zyn »goeleken" ook verlangt om de hooge torens te naderen van de stad, daar heel in de .verte. Wijd zijn de velden en landen waardoor de Leie stroomt, wuivende lisch en hangende wilgentakken vormen aan haar oevers heerlijke plekjes voor kleine Binus, het ouderlooze kind. het bedeljongetje om zijn droomen te droomen en in zijn heel kinderlijke ver beelding gesprekken te voeren met de puit en de waterj uffers, en zyn eendje. Want alles in de natuur leeft voor dit kind, dat schuw is voor menschen en vooral voor de jongens. Toen hu eens een groot ei gekregen had en het langs zijn wang streelde, hoorde hij al op eens een stemrneke, dat sprak: »Houd my warm, warm, warm". Aan »Moeder Line" liet hy het wonderei niet zien maar stil ging hij »het stalleken binnen en liet het kostbaar ei even aan de geit zien die eens zacht blaatte en haar kop grillig-streelend naar hem toe rekte." Het schijnt wel dat de Vlaamsche taal een byzonderen glans geeft aan deze verhaaltjes. Die frissche, schilderachtige en vooral naïve volkstaal is zoo zangerig en schoon, dat zij beter dan het beschaafde Kederlandsch voor het natuursprookje geschikt lijkt. Toen Binus van de kleine waterjufi'er een harer vlerkjes gekregen had, dat de macht bezat, hem heel groot of heel klein te maken, al naar zijn. wensch, riep hij goeleken, dat niet ver van daar aan 't duikelen was en vertelde hem zy'n wedervaren. »We), hoe prettig, riep het eendje blij uit, »nu kunt ge u klein maken en op mijn rug gaan zitten om te varen wijd en zijd, verre van hier!" »0 ja, goeleken," juichte de kleine jongen, »wat zullen wy plezier hebben! Van morgen af gaan we op reis". Met het krieken van den dag was Binus den volgenden morgen al aan den boord der rivier, bij goeleken. »Waar gaan wij heen," vroeg het eendje? «Ginder, naar die hooge torens," wees Binus. »Men zegt het is de stad en ik wil dat eens zien". »Spring dan maar op mijn rug, wij ver trekken." Binus, die zich natuurlyk eerst klein gewenscht had, zat schrijlings op goelekens rug, en het eendje stak van kant. De kleine reiziger vond het zoodanig prettig dat hij wuivend met zijn hoedje, het lied der koe wachters aan 't zingen ging. AU ala, ali ala, 'k en heb maar nen boterham gehad ! ... . »I!oud u stil, vermaande goeleken, met al uwe beweging zoudt ge wel kunnen in't water rollen. Pas had zij dit gezeid of Binus die nog een ohoezee!" riep, kantelde in de Leie. Maar goeleken was er rap bij en snapte hem bij zijne broek en legde hem op haar rug. »IIad ik het niet gezeid ?" knorde ze. »'t Is niets," suste haar Binus, »de zon zal my droogen," Het schetsje dat hier bij gaat: Binus klein, dol bly, uitgelaten; het eendje wijs, zich be wust van haar taak, recht door zwemmend in het lustige water; in 't rond de wijde vlakte, ver weg de geheimzinnige torens; dit alles in weinige pennestreekjes uitgevoerd, is zoo'n allerprettigst gezicht, dat alle kindertjes zulk een Binus zullen benyden. En zoo is het heele boekje. Boontje, dat in den zak van den boer, «ver moeid door het eentonig gebabbel der horlogie, in een diepen langen slaap viel" en wakker wordende in het vreemde land, zeer treurig is en verlangt naar huis, naar het kleine meisje, dat hem uit de peul had gehaald en gezegd had: »Wat een schoon bruin boontje !" ook dit sprookje is aardig, maar allerliefst is het laatste verhaaltje van »April en het Bosch manneken.'' «Dertig dagen en dertig nachten werkten al de manriekes en April zonder rusten noch slapen »Hun werk was prachtig. »Ue boomtakken vormden een gewelf van licht-groen kantwerk, en beneden trilden duizende bloemekens in de lentelucht. »De wilde konijnen sprongen van louter pret in de hoogte en de schoone il uweeien hommels kropen gunzend over het groene mos . . ." Is er iets naïvers denkbaar, dan de ontmoe ting van de liefelijke prinses Meie en haar grooten broer April ? 'Het was een heldere maannacht. »AJeen de nachtegaal zong. April en het Boschmanneken en de vogels wachtten de komst van de prinses Meie af. Zy wachtten tot de maan zou staan boven den hoogen populier, dan zou zij komen. En eindelijk ais de maan juist als het punt op een i boven den populier stond . .. Daar liet zich een zacht geritsel door het boscli booren. en April zag vol bewondering een kleine gedaante naderen met gouden ha?r, in een sleepend kleed van zilverdraad. Zij droeg iri iedere hand een takje hagedoorn. »Daar is zij," lluistarde de kabouter April in het oor. »0, o, zuchtte April, en i ij kon van bewon dering niets anders zeggen." Kti al de waardigheid, gratie eu vriendelijk heid waarmede Meie baar bedeesden broer ontvangt, is door den teeksnaar weergegeven in het laatste schetsje. Op don achtergrond wacht de donkerte van het bosch op het werk van Meie en boscbmanneken jaagt April naar bed. Maar terwijl hij toegedekt wordt met jonge twygjes en varenbladen, zuchtte April, zijne oogen sluitend: »0, o, wat is ze lief en schoon'. maar wat is bet kort geweest'" Het fraaie drukwerk op zachtwarm papier, de naïve verdeeling van wit en zwart, de kostelijke bladversiering en de schetsjes zelve, vormen te zamen een harmonisch geheel, zooals bet oog maar zelden bekoort, liet boekje met loshangend zijden draadje hee' eenvoudig ingenaaid, heeft niets van het banale, dat het groote publiek, tot koopen lokt, het publiek dat nog altijd vooral «dikke" boeken vraagt met blinkende banden voor zoo weinig mogelyk geld. Maar ook buiten de kringen van deze soort koopers, hoe weinigen kunnen zich de weelde veroorloven, ? 5 uit te geven voor een kinderboek ? Het is te vreezen, dat de meeste exemplaren van dit boekske terecht zullen komen in de verzamelingen van kunst-lief hebbers. Hoe jammer zou dit zijn, want er is misschien in langen tijd geen werkje verschenen, zoo uitsluitend gemaakt voor het kind, voor het eenvoudige, kleine, fijn bewerktuigde kind, en de bekoring, die er van uit gaat, is niet alleen te danken aan de kunst, waarvan het eene uiting is, maar vooral hieraan, dat schry'f- en teekenpen gepoogd hebben al de reinheid van de kinderziel neer te leggen in deze bladzyden. Is er nu geen middel te vinden om te zorgen, dat, wat met zooveel piëteit voor het kind gemaakt is, hem niet onthouden blijft ? Toevallig vind ik in het laatste nummer van »de Vrouw" eene beschrij ving van een clubje moeders, die elkander geregeld met hare kinderen in het Vondelpark ontmoetten en er zoo toe kwamen gezamenlijk een paedagogische bibliotheek op te richten. In zulk een bibliotheekje zouden ook boekjes kun nen verzameld worden, geschikt om de kinderen uit voor te lezen of te vertellen. Wanneer zulk een voorbeeld door andere groepen van gezinnen gevolgd werd, dan zouden al die mooie boekjes, die nu alleen in handen komen van kinderen van rijke ouders in veel meer kringen verspreid kunnen worden. Ook zou men een soort leesgezelschap op kunnen richten voor de kinderen; er worden wel minder be langrijke boeken in portefeuilles rondgestuurd dan onze mooie kinderboekjes zouden zijn. Wellicht zullen leidsters van Ons Huisclubjes en afdeelingen van de Kinderbond ons boekje aanschaffen, er aan denkende welk een invloed ook het schoone bij de opvoeding hebben kan en begrijpende dat Binus, Boontje en Boschmanneke, hoe bevattelijk voor de kleinsten, ook voor de grooteren van belang is, al was het alleen om hun ooren te gewennen aan den klank en de cadence van 't poëtisch proza. Zoo zou het boekje al aan velen ten goede kotnen. Doch wanneer zal de tijd komen, dat zoo iets kostbaars zijn weg vindt naar de j armenscholen, opdat daar het sprookje van het bedeljongetje voorgelezen zou worden voor de groote massa lotgenootjes van Binus zelve? M. WIBAUT?B. v. BKKLEKOM. Middelburg, 10 Maart 1001. Examen-Diploma Kinderjuffrouw. Aangifte om toegelaten te worden tot het j examen gelieve men vóór 15 April te zenden aan mevr. van der Laan, de Joode, Leeghwaterstraat 14, Haarlem. Hlllllllllltllllllftlllllll »<t>uo vadis"? Ke.n voorbeeldiy huwelijk. Een vrouteenbijbel. ; De werken van den Poolschen schrijver Henri Sienkiewicz zy'n op 't oogenblik overal te te vinden. Wie heeft »Quo vadis" niet gelezen? In salons, bibliotheken, Isesmusea, leesgezel schappen, overal ziet men den beroemden roman liggen. Thans is »Quo vadis" ? ook naar de Porte-Saint-Martin te Parijs gebracht. Het drama uit deii roman getrokken wordt in genoemd theater gemonteerd met sprookjesachtigen luister. Met groote handigheid is de tekst tot schouwspel omgewerkt. Er valt vél te zien en te bewonderen. liet oog zwelgt in festijnen van schitterende decors, prachtige kostuums, klassieke groepeering en sculpturale standen. De heerlijkste tableaux-vivants die men zich kan droomen. liet publiek juicht ze levendig toe en is onvermoeid in bijvals-betuigingen. Als Henri Sienkiewicz den tekst van 't drama in handen kreeg, zou hij moeite hebben daarin zijn roman terug-te-vinden. Zulke ver minkingen komen herhaaldelijk voor, wanneer drama's of opéra's getrokken worden uit romans of novellen. Wat zou de hooghartige, vlijm-scherpe Prosper Mérimée wel gezegd hebben als hij een opvoering van sCarmen" had kunnen bijwonen '! Kn wat zou hij di'uirover wel aan zijne »Inconnue' hebben geschreven'! \ \ komppnist Felician Strepponi, wiens werken dikwijls werden «gemaakt" maar die toch in de diepste armoede stierf. Artisten die zuinigheid betrachten zy'n schaarsch; jolig en onbedachtzaam als kinderen leven zy doorgaans van-de-hand in-de-tand. Giuseppina was zeventien jaar oud, toen haar vader stierf en zy' in 1832 kosteloos alg leerling werd aangenomen aan het conservatorium te Milaan. Zij had een mooie, zuivere, glas-heldere stem en een zeldzaam bekoorlijk uiterlijk. Toen zij in Triest debuteerde als «Matilde di Sabran" een van Donizetti's werken, was haar eerste optreden voor een zeer verwend publiek een onbetwist succes. Haar loopbaan als kunstenares was kort en schitterend. In Milaan creëerde zy de Abigaile in Verdi's nieuwe opéra »Nabucco". Volgens uitspraak van den opgetogen komponist was de warme ontvangst van «Nabucco" voornamely k te danken aan de schitterende interpretatie van Abigaile. Verdi, rap in denken en handelen, aarzelde geen oogenblik. Na afloop der première van »Nabucco" bood hy hart en hand aan de allerliefste en bescheiden zangeres Giuseppina Strepponi. Mevrouw Verdi is nooit meer in 't openbaar opgetreden. Zy zong alleen voor haar man en voor hun vrienden. De levens van Giuseppe en Giuseppina Verdi zy'n harmonisch door ngeweven. Van den eersten dag van hun huwelijk tot aan den laatsten was en bleef het een geheel in- elkander-opgaan en voor elkaar leven. Haar onverflauwde bewondering schonk hem telkens kracht tot het aanvaarden van nieuwen arbeid. Met tact en toewijding der liefhebbende vrouw eigen, wist zy kleine ergernissen en verdrietelijkheden van hem af-te-wenden. Zij stierf driejaar voor haar beroemden echtgenoot, maar zy bleef voortleven in Verdi's gedachten in zy'n dankbaar herinneren. Talloos veel malen richtten zich zijn schreden naar het glooiend terrein, waar onder schaduw van cypressen rust het ontzield lichaam zijner aangebeden vrouw. Giuseppina Verdi?Strep poni beantwoordde geheel-en-al aan het ideaal der kunstenaars-vrouw van Sully Prudhomme: . . M.llini voc'irt een /irU-vriemlin, die 't teen1 hart Een huwelijk uit duizend was de echtserbintenis van den kortelings overleden Maestro Giuseppe Verdi met de beeldschoone, rijk-begaafde, artistieke en lieftallige Giuseppina Strepponi. Giuseppina v/as de dochter van den i , ,,?ar de ingeleide smart als naar de koelie 't hseb, j Jti wier gemord ze een schuilplaats krijgen, ^\ ier arm een. wieg hun is. Die zich oneindig zacht, gedwee hun mijim'en toone Die uouit vevtrager. l\au in xocte xorg/aamhuid, Als die in 't muedei'hart wil wonen, \Vaul kindren zijn xe altijd. Hun voegt, getuige van lam werk/ame avondstonden, Iv-n /.iel die sleeds nabij, roudnu de hmme leeft, Kn \vaai' /ij ook de stilte vonden Ken kus, die om hen zweeft. De in Nieuw-York verschenen vrouwenbybel wordt druk besproken. Het doel der uitgaaf was speciaal die deelen van den Bybel toete-lichten en te herzien die betrekking hebben op de plaats der vrouw in het Oude en Nieuwe Testament. De origineele tekst werd door vrouwen herzien en de gewone Engelsche Bijbeluitgaaf gecommentarieerd door dertig leden van de Vereeniging voor Vrouwengelykheid, een bond die in het sociale leven mannen en vrouwen volkomen gely'k wil beschouwd hebben. Die vereeniging presideert mevrouw Elisabeth Cady Stanton. Als proeven om de gelijkheid van man en vrouw van oudsher te bepleiten, werden alle teksten uit het Oude Testament die het minderwaardige van de vrouw tegenover den man aantoonden in den geest der vereeniging uitgelegd. De gewaagdste conjecturen leverde de strijd lustige mevrouw Stanton zelve. Niets minder dan het dogma der Triniteit commentarieerde zij in vrouwelijken geest. Uit Genesis I vers '27: »En God schiep den mensch naar zijn beeld, naar het beeld Gods schiep hij hem ; man en vrouw schiep hij ze" las zij de ver klaring van het bestaan van een vrouwelijk element in de godheid, gelijk in macht en heerlijkheid met het manlijk element : de hemelsche Vader en Moeder. Een ander commentator, mevrouw L:!iie Devereux Blake, gaat minder fantastisch, veel eer schalkachtig te wark. Zij neemt uit het scheppingsverhaal aanleiding de vrouw de kroon der schepping te noemen, juist omdat de Schepper met haar zijn arbeid besloot. Daarom kan er in het godsplan geen sprake wezen van inferioriteit van de vrouw. Uit het scheppingsverhaal van de geboorte van de vrouw uit den man en hare daaruit afgeleide minderwaardigheid distilleert me vrouw Stanton heel handig de minderwaar digheid van alle mannen na Adam tot heden. »l)aar sinds dat oogenblik de man ontstaat uit de vrouw, moet hij zeker baar mindere zijn !" Over den bouw der arke vernemen wij dat deze zeker zonder medehulp van de vrouw geschiedde, want anders zou er beter voor lucht en licht gezord zy'n. Een geestelijke schreef over de uitgaaf van den vrouwen-bijbel: »Het is het werk van vrouwen en van den duivel." Daarop luidde mevrouw S'anton's repliek : Dat is etn groote vergissing. Zijne Majesteit Satan was niet uitgenoodigd. Hij had te veel om har.den met het bijwonen van i-ynoden, vergaderingen van geestelijken on coiiferentiën van dien aard, waarop vrouwen niet worden toegelaten, waardoor aan satan geen tijd overbleef taal kunde en hoogere kritiek te bestudeeren. De scherpe en oproerige, dikwy'Js onjuiste en onlogische uitvallen van mevrouw Stanton worden in Amerika door vele ernstige en in vloedrijke vrouwen, hoogst kwalyk genomen. Heel wat pennen van secretaressen van vrouwen-vereenigbigen zijn in beweging gezet om openlijk te verklaren, dat zy niets te maken hebben met dezen vrouwen-by bel CAPRICE. £t £k u. g- © n £t £t ixx -v e ar f r is s o tiend e cl ar ja, n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl