Historisch Archief 1877-1940
. 1242
WEEK
DE AMSTERDAMMER
A°. 1901.
NEDER
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 14 April.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel a 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen' dezer firma.
I M H O V ».
V4.N VERRE EN VAN NABIJ: Evenredige ver
tegenwoordiging, door S. (Ingez J Mr. Dirk
Donker Curtius en de Stassart, door mr. Joost
de Graaff. Coöp. dorpsbanken, door C. Nobel en
dr. G. \V. Bruiusma. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN : Ope-ibfirD Volksbibliotheken, door S.
Dasberg. Brieven uit Utrecht, door Jan van
't Sticht. KUNST EN LETTEREN: Bescher
ming van Monumenten, door J. E. van der Pok.
Nieuwe Kunst, I, door Tanio Een Onvermoeide,
door W. G. van Nouhuys Boe^k en tijdschrift,
door G. van Hulzen. FEUILLETON: Denienwe
catacombe, door Canon Doy!e. I. RECLAMES.
VOOR DAMES: Een plicht, door jonkvrouwe S.
van Citters. Patroonknippen, door G. C. Stelling
werf-Jentink. Ook eene oplossing van het
huishoadprobleem, door v. d. V. Allerlei, door
Caprice SCHAAKSPEL. PINANCIEELE EN
OECONOMISfHE KEONIEK, door D. Stigter.
INGEZONDEN. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN.
HllllllltltfMMMIIIIIIIIMIIIIIHII
IIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIII
Evenredige vertegen
woordiging.
(Ingezonden.)
De toepassing van het beginsel der e. v.
voor de keuze van de leden der volksver
tegenwoordiging dankt haar ontstaan aan
het streven, ook minderheden in het par
lement te vertegenwoordigen, dat zich
openbaarde toen, door het ruimer stellen
van het kiesrecht, de hoogere klassen be
vreesd werden voor de overheersching der
lagere in de toekomst.
Zij deed in 1855 hare intrede in Europa,
toen in Denemarken, op voorstel van den
minister van financiën Andrae, de 30 door
het volk te kiezen leden van den Rigsraad,
volgens een door hem aangegeven stelsel
zouden worden gekozen.
Sedert zijn de toestanden er veranderd;
de Rigsraad behoort tot het verleden en
het stelsel-Andrae leeft nog slechts voort
in den tweeden trap van de verkiezingen
voor den Landsthing,
Elders was de e. v. niet veel gelukkiger;
stelsels verrezen in menigte, maar tot in
voering kwam zij in ons werelddeel slechts
in België, alhoewel het aan pogingen daar
toe ook elders niet ontbroken heeft.
In 1867 werd een voorstel van J. S.
Mill, om het stelsel-Hare in te voeren,
door het Engelsche Parlement verworpen;
thans ruim 30 jaar later, heerscht in
Engeland het meederheidsstelsel in
pnverflauwde kracht, hoewel het tijdelijk in de
»three cornered districts," plaats maakte
voor «incomplete votiug," een overgangs
stelsel van meerderheidsoverheersching
tot e. v.
Zwitserland bepaalde zich aanvankelijk
tot proefnemingen, ging daarna op be
perkte schaal tot invoering over, maar
verklaarde zich in 189G een tegenstander
van de toepassing voor kantonnalen Raad,
kantonnale Regeering en stendenraad.
In Frankrijk bleef het bij het ontwer
pen van nieuwe stelsels en propaganda
door de pers.
Spanje en Portugal voerden de be
grensde stemming inj Spanje evenwel
naast 't bestaande.
Italiëhandelde evenzoo, maar keerde
in ISiil tot den vroegeren toestand terug.
Met de litteratuur kan men eene geheele
boekenkast vullen; dat niettemin de
materieele vorderingen in absoluten zin zoo
gering zijn, moet gedeeltelijk worden toe
geschreven aan de belangrijkheid van het
vraagstuk; zaken van zoo ingrijpenden aard
vorderen geruimen tijd, om van
privaatbezit publiek eigendom te worden; doch
er is meer. Aan de invoering toch van
welk proportioneel stelsel ook, behoort
vooraf te gaan een grondig onderzoek van
het beginsel; eerst wanneer men hierom
trent tot waardeerende eenstemmigheid ge
komen is, kan van toepassing sprake zijn,
wil men niet vervallen in de fout van
hen, die elke nieuwigheid met beide han
den aangrijpen, alleen omdat aan 't be
staande nadeelen verbonden zijn.
Het beginsel der e. v. aan een objectief
examen te onderwerpen, is het doel dezer
regelen.
Jhr. Mr. V. de Stuers zegt in zijne in
1869 verschenen verhandeling over: »De
verhouding der volksvertegenwoordigers tot
hun kiezers," dat de vertegenwoordiging
het mikrokosmos van den staat is; Dr.
Kuijper op blz. 283 van »0ns program":
de Staten-Generaal ia geene overheid,
maar de geconcentreerde natie."
De meeste voorstanders der e. v., allen
aanhangers van de leer, dat de volksver
tegenwoordiging het orgaan des volks moet
zijn, vergelijken baar met het beeld, de
photographie of den spiegel der natie.
De defmitiën van Mr. de Stuers en
Dr. Kuyper zijn het gelukkigst gekozen,
omdat een beeld, evenmin als eene
photografie of een spiegel ons een blik doen slaan
in het inwendige, het wezen van het volk ;
zij verschaffen slechts een indruk van de
oppervlakte en geven daardoor geen waar
borg, dat de opengesneden volksvertegen
woordiging denzelfden aanblik vertoont,
als her. opengesneden volk; dat beide uit
dezelfde materie bestaan, al gelijken zij
voor het oog op elkaar.
Ik ga de overdrijving, schuilende in
het gebruik van het woord »natie'' voor
kiesgerechtigd, stemuitbrengend deel der
natie stilzwijgend voorbij, om na te gaan,
of de e. v. past in de keuze van een par
lement, dat aan het bovengestelde crite
rium voldoet.
Men moet zich bijna verwonderen over
de naieveteit van hen, die ais volgt rede
neeren :
Snijd het stemgerechtigde volk in een
aantal numeriek gelijke deelen ter grootte
van het kiesquotient (of laat het zichzelf
alsdus splitsen) die eik met eenparigheid
van stemmen n afgevaardigde benoe
men, en gij hebt voor u de geconcentreerde
natie. Of:
Het aantal kiezers van de verschillende
in een land voorkomende politieke par
tijen verhoudt zich als a: b: c: d; mankt
de verhouding van het getal harer ver
tegenwoordigers dezelfde, en gij ziet voor
u een modelkamer (natuurlijk behoudens
eenige technische voorwaarden). En toch
worden deze opvattingen gehuldigd door
nagenoeg alle proportionalisten.
e fout ligt voor 't grijpen; zij schuilt
in het als axioma aannemen der onwaar
heid, dat kracht en getalsterkte aan elkan
der gelijk of recht evenredig kunnen ge
steld worden.
Het doel van iedere natie moet zijn
maatschappelijke vooruitgang
indenruimsten zin; het begrip vooruitgang is echter
zeer rekbaar en past in iedere subjectieve
meening; wat de een vooruitgang noemt,
is in het oog van een ander stilstand,
van een derde achteruitgang. Deze ver
scheidenheid van opvattingen plant zich
natuurlijker in nog sterker mate voort op
de middelen, die tot bereiking van het
doel worden aangeprezen.
De onmogelijkheid, om in de wetgeving
de individueele opvattingen alle tot haar
recht te doen komen, leidde tot aaneen
sluiting; tot coöperatie van hen, wier
denkwijze omtrent doel en middelen dezelfde
was of veel overeenkomst vertoonde, m.
a. w. tot partijvorming, die noodig was,
omdat veelal de verschillende categorieën
van opinies niet naast elkander, maar
slechts ten koste van elkander konden
voortbestaan.
Hare wording en logische ontwikkeling
uit den loop der gebeurtenissen staan er
er borg voor, dat, wanneer de verschillende
partijen met haar inhaerente kracht inwer
ken op de ontwikkeling der natie, deze
zich zal bewegen langs den weg van
vooruitgang.
Eene partij moge tijdelijk haar vermogen
tot een uiterste opvoeren, zij vermag dit
slechts ten koste van geringere praestatie
in de toekomst; de resultante van alle
partijkrachten moge hierdoor even uit hare
normale richting geraken, eene uitwijking
naar de tegenovergestelde zijde zal er op
volgen en ten slotte den gewenschten toe
stand weer doen intreden.
Uit deze redeneering volgt, dat eene
op theoretische gronden oordeelkundig
samengestelde volksvertegenwoordiging ge
baseerd moet zijn op den eisch. dat de
daarin zitting hebbende partijen op kleine
schaal die zij van de overeenkomstige
groepen in het volk.
Wil dit zeggen, dat ook de getalver
houdingen gelijk moeten zijn? De pro
portionalisten nemen het aan, zonder het
evenwel aan te toonen.
Maar hoe is 't dan mogelijk, dat in
Engeland tegen het einde der l s Je eeuw,
de numeriek zwakke aristocratie zoodanig
in macht was toegenomen, dat zij den
uitslag der verkiezingen nagenoeg geheel
in handen had;
hoe is 't te verklaren, dat, alvorens de
lagere klassen eenig aandeel kregen in
de wetgeving, hare meerderheid verplet
terend moest zijn ;
welke reden is er voor op te geven, dat
de vrouwen, hoewel in aantal sterker dan
de mannen, nog bijna overal van de ver
kiezingen zijn uitgesloten;
waar schuilt de oorzaak van de voort
durende wisseling der partijen; oude, n
maal de krachtigste, lijden geruimen tijd
een kwijnend bestaan, om ten slotte weg
te sterven, nieuwe treden er voor in de
plaats, zetten er zich in vast, groeien er
over heen ?
Reeds J. S Mill geeft ons het antwoord
op deze vragen in zijne »(!onsiderntions
011 representaüve Government" bl. ijiie. v.
waar hij, die ook aan vrouwen het stem
recht wil verschaffen, doet uitkomen, dat
niet iedere stem een even zwaar gewicht
in de schaal behoort te leggen, dat een
man van talent en kennis meer gezag moet
hebben dan een on wetende en onbeschaafde,
een braaf en eerlijk man meer dan een
karakterlooze.
De krachtseenheden zijn dus volgens
hem ongelijk.
Mr. van Houten zegt in de Vragen des
Tijds 1888 bl. 9: »Eene numerieke meerder
heid heeft wel het vermoeden voor zich,
ook de grootere macht aan hare zijde te
hebbeu, maar dit is slechts een vermoeden,
dat voor de waarheid zou moeten wijken",
en iets verder.
»Het kan zeer wel gebeuren, dat eene
weifelende, zwakke, bewustelooze,
offerschuwende meerderheid vrijwillig wijkt voor
of zich onderwerpt aan eene ijverige,
vastberadene, offer vaardige minderheid"....
In geen geval doet de hoegrootheid der
minderheid veel ter zake.
En Dr. Kuyper op bl. 414 van Ons
Program: »Een hoogleeraar b. v. oefent
veel sterker invloed op de vorming van
den volksgeest dan een daglooner, een
fabrieksbezitter dan een arbeider, een
predikant dan een opperman, een rechter
dan een sjouwer".
Mr. Visser vervalt evenmin in de uit
sluitende aanbidding van het getal. In
De Amsterdammer van 25 Nov. 1900
schrijft hij: »Maar niet alleen getal, ook
de vhaliteit, de leversvatbaarheid, ook de
stuwkracht eener staatkundige partij is
voor den verderen vooruitgang en politieke
ontwikkeling bij een volk van beteekenis''.
Terecht merkt de JV. Ilotterdamsche,
Courant in haar nummer van 27 April
1892 op: »er is niemand, die alleen denkt
en leeft en regeert; iedereen maakt deel
uit van eene groep, van een zeer inge
wikkeld geheel en ondergaat den schok
en den drang zijner medemenschen'1.
Waar die schok en die drang nu nimmer
onder dezelfde omstandigheden werken,
kan uit (len aard der-zaak van gelijken
invloed gelijke kracht evenmin ooit sprake
wezen. Uit het voorgaande moge blijken,
dat men niet gerechtigd is, als vaststaand
aan te nemen, dat men in de regeling
van getal verhoudingen een deugdelijk
middel bezit, tot het verkrijgen eener
behoorlijke volksvertegenwoordiging, dat
men integendeel veei meer grond heeft
te veronderstellen, dat e. v. aan sommige
partijen te veel, aan andere te weinig
zetels in het parlement verschaft.
Men hoede zich dus ook in de toekomst
voor overijling, gelijk men zich daarvoor
tot dusverre gehoed heeft.
S.
Mr, M Donier Cnrtins en de Stassart
door
Mr. JOOST DE GRAAFF, te Haarlem.
,,/ijn naam en beigeL'ii Nederland aan hem
heeft ti1 danken mag nitl in vei-«-i telheid
geraken."
Mr. !'. L. F. Uu-si..
Gedachtig aan deze woorden achtte ik
het niet van belang ontbloot eenige bijzon
derheden uit hel leven van dezen staatsman
mede te deelen en wel over zij re benoeming
tot garde d'honneur en zijne betrekkingen
dientengevolge met den fransehen prefect
de Stassart, te meer, omdat mij ais zeer
na-bloedverwant van Donker Curtius be
scheiden ten dienste stonden, feilen behel
zende van waarschijnlijk niet algemeene
bekendheid, tevens een interessanter! buk
gevende op de donkere maar toch zoo be
langwekkende dagen uit den Franschen tijd.
Toen in ISUb' de teugels van het bewind
overgingen uit de handen van Uutger Jan
Schimmelpenninck in die van Lodewijk
Napoleon was raadsheer in het Hof' van
Maas en Schelde mr. Boudewijn Donker
Curtius, Dirk's vader, die, ondanks zijn
duidelijk gebleken afkeer van het nieuwe
gouvernement, toch door Lodewijk werd
aangezocht zitting te nemen in /. M.'s
particulieren raad, 't geen hij na een i g be
denken aannam, van meening zijnde op
die wijze zijn vaderland van nut te kunnen
wezen. In dezen raad stak hij zijne meening
niet onder stoelen of banken en drong
vooral bij Lodewijk aan op handhaving
der rechterlijke organisatie en op het niti
possidetis" der kerken. De groote kennis,
waarvan hij blijken gaf, maakte dat hij
weldra door den koning benoemd werd tot
president van het Hooggerechtshof en dus
zijn woonplaats vestigde te Amsterdam,
waar zijn omgang rnet Lodewijk voort
durend intiemer werd tot in 't jaar 1810
de Fransche troepen ons land overstroom
den en wij werden ingelijfd. Weldra ver
scheen de vertegenwoordiger des Keizers,
de Hertog van Plaisance, in Amsterdam
en moest Donker Curtius, als hoogst rech
terlijk ambtenaar zijne opwachting bij den
stedehouder gaan maken; bij deze gelegen
heid gevoelden zij zich terstond tot elkaar
aangetrokken en 't duurde dan ook niet
lang of D. C. was met den Hertog zeer
bevriend; in zijne onuitgegeven gedenk
schriften spreekt hij met de meest mogelijke
waardeering van I'iaisance en roemt zijne
groote welwillendheid; eene welwillendheid,
die hij eenigen tijd later inliep ten behoeve
van zijn zoon Dirk, tol -vien w .j tluuis
overgaan.
Geboren in 1792 was hij reeds in 1812,
dus op twintigjarigen leeftijd, ingeschreven
bij de balie in den Haag, waar zijn vader
zich intusschen metterwoon had gevestigd
door de verplaatsing van het Hooggerechts
hof van uit Amsterdam daarheen. Zijne
welsprekendheid _was even groot als zijn
aan onvoorzichtigheid grenzende moed;
want, hoewel overal geheime Fransche
spionnen rondwaarden en elkeen bevreesd
was zich te comprotnitteeren, ontzag Donker
Curtius zich niet telkens in zijne pleidooien
lucht te geven aan den innigen haat tegen
de vreemde overheersching; natuurlijk dat
velen met inwendig genoegen zulke woorden
hoorden, behalve het gouvernement, dat
stellig reeds maatregelen zou genomen
hebben wanneer de vriendschap tusschen
den vader van Dirk en den Hertog van
Plaisance hen niet had weerhouden. Een
schoone gelegenheid nogmaals zijn afkeer
te toonen deed zich voor in het begin van
't jaar 1813, toen de Fransche Keizer het
bekende decreet uitvaardigde, waarbij de
instelling van een corps gardes d'honneur
werd gelast en waarmede niet anders be
doeld werd dan de zoons uit de aanzien
lijke geslachten in den vreemde als gijzelaars
te kunnen houden; immers, door dezen in
zijn macht te hebben, meende Napoleon
de onderworpenheid zijner onderdanen des
te grooter te maken en daardoor zelf zijn
troon meer en meer te bevestigen.
Onder de overwegingen die tot dat decreet
geleid hadden werd ook genoemd het be
zorgen van een loopbaan aan jongelieden,
die, door hun fortuin daartoe in staat ge
steld, niets omhanden hadden en dus hun
tijd in ledigheid doorbrachten en aan wie
het derhalve bijzonder aangenaam zou
moeten wezen Zijne Majesteit Napoleon I
ter overwinning te begeleiden.
Zoodra het decreet was verschenen werd
aan den prefect in den Haag, baron de
Stassart, een Jijst aangeboden van diegenen,
welke in de termen vielen; de Stassart, die
tegen den jeugdigen Donker Curtius een
wrok koesterde wegens zijn veelvuldig
hekelen van de Fransche regeering, ont
dekte (zeer terecht) zijn naam niet op den
lijst, en zag nu een schoone gelegenheid
zijn haat te koelen voorbijgaan; vandaar
dat hij den lijst verscheurde en eigenhandig
een nieuwen opmaakte, waarop, behalve nog
enkele anderen, ook Donker Curtius werd
geplaatst. Deze vernam dit officieel den
8en Mei 1813 uit een schrijven van den
onderprefect, M. de Gestas:
La Have, Ie 8 Mai ]813.
»Je m'empresse, monsieur, de vous faire
«passer deux lettres de M. Ie Préfet, Baron
»de Stassart, par lesquelles vous verrez
»que vous tes appeléa l'honneur de servir
»dans Ie 2e regiment de gardes d'honneur,
»crépar Ie Sénatus-consulte du ',', avril
»dernier. Je vous prie, monsieur de m'accuser
»réception de cette lettre et d'agréer
l'assus>rance de ma considération distinguée.
G. DE GESTAS."
»PS. Veuillez prendre la peine de passer
»a la sous-préfecture, demain de six heures
»a une. Je serai charme de vous entretenir
»un instant et de vous donner les
claircis»sements dont vous pourrez encore avoir
-besoin. G. DE G.
Daarop volgde een schrijven van den
prefect zelf:
La Ha y e, Ie 8 Mai 1813.
»Vous tes admis, monsieur, a faire partie
»cles gardes d'honneur <jue Ie département
»des Bouches de la Meuse doit présenter
?;a Sa Majesté; Ie départ es fixéau 2!).
->Yous avez donc a vous pourvoir d'un
acheval et a vous quiper selon l'ordonnance.
»Le modèle d'uniforme est dépoeéau
"Secrétariat-général. Vous pouyez vous y
-rendre ou y envoyer votre tailleur pour
Ie voir.
»J'ai l'honneur de vous saluer
G. D K STASSART."
Den zelfden dag nog antwoordde Donker
Curtius Sr. dat hij, zoowel als zijn zoon,
met verwondering en schrik de missive
van den prefect hadden ontvangen; dat er
waarschijnlijk eene vergissing had plaats
gehad daar toch slechts diegenen konden
worden ingedeeld, die geen ambt, bekleed
den en hun tijd in ledigheid doorbrachten ;
dat dit toch zeker niet het geval was met
Dirk Donker Curtius, die binnen korten tijd
zich reeds een drukke praktijk had ver
worven; dat hij bovendien voor zijn zoon,
die in de conscriptie was gevallen, een
remplai/ant had gekocht voor iUUU frank,
waaruit tevens bleek de weinige lust van
zijn zoon voor den militairen dienst; dat
bovendien aan de verplichting, den garde
d'honneur opgelegd, zelf' zijne uitrusting te
betalen niet kon voldaan worden, doordat
tengevolge van de gebeurtenissen der laatste
jaren, zijn fortuin geducht geleden had.
De Stassart, de gegrondheid van deze
tegenwerpingen niet kunnende ontkennen,
gaf daarop alleen ten antwoord dat op zijn
eenmaal gen< men besluit niet kon worden
teruggekomen en dit derhalve gehand
haafd bleef.
Een brief van den zoon hielp evenmin,
hoe duidelijk daarin ook het bewuste decreet
werd geïnterpreteerd; Stassart achtte het
zelfs beter hier niet op te antwoorden;
ook een door Dirk Donker Curtius aange
vraagde audiëntie bij den prefect werd niet
toegestaan.
Zoo verliepen eenige dagen toen een nieuw
bevel kwam zich als garde d'honneur te
melden ; Dirk bedacht zich n'u-1 lang. maar
zond het terug met 't volgende schrijven:
La Have, Ie 15 Mai N13.
loi quand on a rc'-u
»la lettre ci-jointe et tant excepléde la
«garde d'honneur par la loi emanée du
«souverain mê;ne, puifque j'ai un tat, je
»crois de mon devoir de vous la renvoyer.
»J'ai l'honneur d'être etc.,
D. DONKER CURTIUS."
Even kort antwoordde de prefect onder
terugzending van het bevelschrift:
»Renvoyéi monsieur Donker Curtius, en
>l'informant que sa réclamation ayani t
«rejetée il doit obéir, sauf a réclamer auprèi
»del'autoritésupérieure, s'il Ie juge
conve»nable."
La Haye, Ie 10 Mai 1813.
G. DE STASSART."
Ziende dat schriftelijk reclameeren geen
gevolg had, verzocht de vader van Dirk
eene audiëntie bij den prefect, die werd
verleend. Zoodra mogelijk begaf hij zich
naar de woning van de Stassart in het
»Lanae Voorhout", het gebouw waar thans
de Koninklijke Bibliotheek is gevestigd;
in zijne papieren wordt ons helder en aan
genaam dat onderhoud medegedeeld en is
het wellicht van belang dit in extenso op
te nemen.
»Men geleidde mij naar een kamer in het
achtergedeelte van het paleis. Ik vond er
den prefect alleen. Het bewuste decreet
had ik in den jaszak, onder den arm een
wandelstok, welken ik in den hoek van het
vertrek zette. Zij, die mij kennen, zullen
wel willen gelooven dat ik slechts gekomen
was uit verlangen aan te toonen dat mijn
zoon niet onder de bepalingen viel van het
decreet en dat ik dit kalm poogde uit te
leggen. Toch kon de Stassart zich nauwe
lijks bedwingen; in plaats van mijn argu
menten te beantwoorden riep hij uit: »de
Keizer heeft u met eerbewijzen en weldaden
oveiladen; thans verwacht hij van u een
blijk van gehoorzaamheid; ik moet met
droefheid constateeren dat uw zoon zich
oproerig betoont; het is uw plicht hem tot
andere gedachten te brengen."
«Tot nog toe mijn kalmte bewaard heb
bende, antwoordde ik zeker gehoorzaamheid
verschuldigd te zijn aan de wetten des
lands; maar, voegde ik erbij, het argument
dat ik uit de wet zelve put wordt door u
niet weerlegd; u geeft daaraan geen oplos
sing."
»Toen zeide hij geheime instructies ont
vangen te hebbeii. Hem antwoordende dat
die bijzondere instructies ons in geen geval
konden binden, vroeg ik hem met beschei
denheid die eens te mogen inzien. Op dat
verzoek sprong de prefect van zijn stoel op.
Woedend begon hij door de kamer te
loopen, grijpende naar allerlei papieren,
tot hij een document naar mij toewierp
zonder onderteekening, dat hem machtigde
de hulp van de gendarmerie in te roepen
tegen eiken onwilligen garde d'honneur."
»Geweld, antwoordde ik, is geen recht."
»Toen begon hij te dreigen met de onge
nade des Keizers en mij met de mijnen te
zullen ruïneeren.
»Ik zweeg, terwijl ik hem met veront
waardiging aanzag; zijn gelaat zwol letter
lijk van toorn.
»Aan het einde van de tafel gaande zitten,
het hoofd steunende in de handen (ik zie
hem nog voor me) riep hij mij toe: Uw
naam is Curtius? U wilt den Romein.
spelen; ik zal u leeren den Romein te spelen!
Op dat oogenbiik was ik mijzelven niet
meer meester. Ik greep den wandelstok,
die in den hoek stond, toen de Stast-art,
zoowel tot zijn eigen geluk als het mijne,
zijne uitdagende houding liet varen. Driftig
mijn stok onder den arm nemende, uit
vrees er mij van te bedienen in mijn opge
wondenheid, wierp ik hem deze woorden toe:
»Tu es trop au dessous de moi, vil reptile
>-flatteur, pour oser m'insalter! Je te méprise
»trop pour te donner ce que tu mérites!"
Daarop ging ik heen.
Donker Curtius, nog geheel onder den
indruk van 't geen geschied was, liet zich
terstond rijden naar het Huis ten Bosch,
waar zijn vriend de hertog van Plaisance
dat moment verblijf hield, aan wien bij de
gansche toedracht der zaak vertelde. Deze
gaf' hem niet terstond ongelijk maar
geloofde toch in de gegeven omstandigheden
weinig voor zijn zoon te kunnen doen.
Eindelijk was den 29.>n Mei aangebroken
waarop Dirk zich iii uniform gekleed mel
den moest aan de prefectuur. Natuurlijk
was de Stassart na het voorgevallene hem
niet beter gezind geworden en toen de dag
verliep, zonder dat Donker Curtius of'zijne
vrienden van Hogendorp en de Gijselaer,
die ook geprest waren, zich vertoond had
den besloot hij tot geweld zijn toevlucht
te moeten nemen ; een officier der gendar
men met twee man werd naar Dirk's woning
gezonden met een schiijven van den onder
prefect dat het volgende bevatte:
«Monsieur, je vous invite de nouveau a
»vous rendre sur Ie champ a la préfecture,
»ou M. Ie Préfet veut vous entretenir.
??J'espère, monsieur, que vous vous rendrez
»a cette dernière invitation et que vous
»n'obligerez pas Ie gendarme, porteur de
»cette lettre, a vous faire monter dans une
»voiture pour vous accompagner jusqu' il
»la préfecture.
»J'ai l'honneur de vous saluer etc.
G. DE GESTAS."
Toch bleef' hij volhouden ondanks het
aandringen van den gendarmen-luitenant,
die ten slotte hem verzocht het rijtuig, dat
voor de deur wachtte, te bestijgen en zich
te laten brengen naar de Stassart; hier
tegen verzette Donker Curtius zich niet;
alleen wilde hij te voet er heen gebracht
worden en als een gewoon misdadiger werd
de jongo advocaat tussdic-n twee gendarmen