De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 14 april pagina 2

14 april 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1242 naar den prefect gevoerd. D^ze ontving hem met een glimlach op de lippen: «Mijn heer Donker Cartius is dus oproerig", be gon hij, »ge hebt ongelijk, mijnheer, gij vernielt met eigen handen uwe carrière, die schitterend beloofde te worden; ik had dat niet van den zoon van een hoo£ ambte naar verwacht; nogmaals vraag ik u, u te onderwerpen; breek uw hoofd, mijnheer Donker Curtius, en ik geef u de verzeke ring dat ge binnen een halfjaar benoemd zijt als lid der rechtbank." Halstarrig bleef' Donker Curtius weigeren, steeds er pp wijzende dat de Stassart zijn bevoegdheid te buiten ging en hij niet viel in de termen van het decreet. Ziende dat niets hielp werd de prefect ongeduldig, schelde, en gaf den binrientredenden mili tairen bevel Donker Cortius te arresteeren en over te brengen naar,»de Gevangenpoort," Eenmaal begonnen met het plegen van geweld deinsde de Stassart voor meerdere inhechtenisnemingen niet terug en nog den zelfden dag werden de graaf van Hogendorp met den baron de Gijselaer naar de gevangenis overgebracht en in denzelfden cel als hun vriend Donker Curtius opge sloten. Veertien dagen bleven zij daar zonder hunne familie te mogen spreken noch schrij ven tot er bevel kwam hen naar Metz te doen voeren ten einde ingedeeld te worden bij het 2e regiment gardes d'honneur, dat bestemd was alle onwilligen van het departe ment der monden van de Maas te bevatten ; den zelfden nacht geleidde een piquet gen darmen hen naar Frankrijk. Over de behandeling onderweg viel niet te klagen en ook te Metz werden zij zelfs met onderscheiding behandeld en hun ver gund in particuliere woningen verblijf te houden. Of hierdoor afgunst gekweekt werd of door welke redenen dan ook, zeker is 't dat te Metz het gerucht ging loopen dat Donker (Jurlius en zijn laridgenooten zich schuldig hadden gemaakt aan majesteits-schennis door in 't openbaar zich zeer beleedigend te hebben uitgelaten over den persoon des Keizers. Een dergelijk praatje zou de ernstigste gevolgen na zich kunnen sleepen, zooclat op aandringen van Hogetidorp en de Gijselaer Donker Curtius besloot zich terstond te begeven naar den adjudant van den bevelvoerenden generaal om zich en zijne vrienden te verdedigen tegen dergelijken laster. De adjudant luis terde ter nauwernood maar viel hem bruusk in de rede: »I)al moet ophouden, mijnheer «Donker Cartius. u zult den keizer dienen »en gehoorzamen, u stort niet alleen uzelf «maar ook uwe familie in het ongeluk." «Hierin vergist gij u," antwoordde Dirk onmiddellijk, «staat mij toe u den pas ver schenen «Almanach impérial pour l'année »1813" te overhandigen, waarin ge lezen «kunt de benoeming van mijnen vader tot baron." Een tooverachtig effect, schrijft Donker Curtius, hadden die woorden; de adjudant putte zich uit in beleefdheid, verklaarde waarschijnlijk verkeerd ingelicht te zijn en beloof ie zoo spoedig mogelijk den generaal in te lichten omtrent hun onschuld. Zoo verliepen eenige dagen toen de tijding kwam van den nederlaag van het Fransche leger bij L^ipzig; den 25e,n November ont ving van Hogendorp een brief van zijnen vader Gijsbert Karel, waarin hem mede gedeeld werd dat in den Haag de opstand was uitgebroken en van alle huizen de Oranjevlag wapperde. Onmiddellijk be sloten Hogendorp en Donker Curtius te beproeven te vluchten; zij huurden een (quipage, die door Donker Curtius, als koetsier verkleed, werd gemend terwijl Van Hoaendorp in het kostuum van een bejaard edelman binnen zat. Aan de poort der ftad zouden zij haast herkend zijn, wanneer de koelbloedigheid van Van Hogendorp hen niet had gered. De wacht .l. had het rij),uig aangehouden, doorzocht en ophelderingen gevraagd omtrent het doel der reis, toen Hogendorp, begrijpende dat ophelderingen geven gelijk zou slaan met herkend worden, wijzende op zijn reisge noot lachende uitriep: «Soldaten, doet mij het genoegen en arresteert dezen deserteur! Donker' Curtius verbleekte en stamelde eenige verontschuldigingen, doch Hogen dorp lachte steeds luider, en ten slotte geloofde de geheele wacht aan een aardig heid en liet hen door. Zij waren gered en kwamen den 3?n December behouden en wel in den Haag terug. Haarlem, :!1 Maart 1901. Coöperatieve (lorpsbanken. In een artikel, getiteld »Ilijksubsidie aan Boerenleenbanken," in het nummer v m 7 April, wordt door dr. G. W. B. mijn naam genoemd in een verband, waardoor de lezer van dat artikel in den waan moet komen, dat ik een tegenstander ben van «Boerenleenbanken" of, zooals zij mijns inziens beter zouden kunnen worden ge noemd, van «Coöperatieve dorpsbanken." Door het rukken van mijne woorden uit hun verband en door het onjuist weer geven van mijne woorden, bereikt de schrijver wel zijn doel misschien, doch stelt hij tevens het door mij geschrevene in een verkeerd licht. Daarom verzoek ik iedereen, mijne opstellen in het Ne.derlandsch Landbouw Weekblad van 17 Nov., S Dec., en 19 Jan. 11. zelf te lezen, al vorens eene oordeel te vellen over mijn standpunt in deze zaak. Tegenover het door dr. G. W. B. gefchrevene, meen ik als tegengif' aan de lezers eenige stellingen te moeten toe dienen, die in het kort weergeven, hoe door mij over deze zaak wordt gedacht. 1. Coöperatieve dorpsbanken zun zeer nuttige instellingen. Xiet, in de eerste plaats, omdat zij het geld goedkooper kunnen geven dan andere bankinstellingen, maar u-d, omdat van het door haar verleende krediet, door meerdere solide personen en in meer ge vallen gebruik kan worden gemaakt, en daardoor geldelijk voordeel kan worden behaald, belangrijk grooter dan het bedrag van eene vrij hooge rente. Men beweert vaak dat de zegenrijke werking van de dorpsbanken schuilt in de lage rente, dat lage rente eene nood zakelijke voorwaarde is voor landbouwcrediet. Dit is mijns inziens niet juist. Wanneer een arbeider in den herfst een tweetal koeien op stal zet en daarvoor b.v. /"350 moet leenen, dan zal het toch zonder twijfel op zijne welvaart niet zoo'n heel grooten invloed hebben of hij met Mei, dus na G maanden, het geld met G pCt. of met 4 put. rente moet terug betalen, of hij dus /"3UÜ~> dan wel ?357 terug moet brengen. De koeien zijn voor hem een middel om in den winter loonend werk te vinden. Het voordeel, dat daarin voor hem ge legen is, is gemiddeld wel zoo groot, dat f'A 5 meer of minder niet zooveel beteekent, en zoo wisselvallig, dat het voordeel ge makkelijk ?2"), veel meer dus dan het renteverschil, kan mee- of tegenvallen. Evenmin zal het een boer, die voor ?300 lijnkoeken koopt bij een coöperatieve vereeniging, en ze daardoor ? 5U goed kooper krijgt, veel uitmaken of hij het geld daarvoor, gedurende drie of hoogstens zes maanden, moet leei.en tegen G pCt. of tegen 4 pCt. Dat maakt voor hem slechts een verschil van /'!,."> a ?3. Wanneer een boer geld gaat leenen voor een doel, waarbij hij niet minstens 10 put. denkt te kunnen verdienen (uitgenomen geldleeningen, die moeten dienen om de vrije beschikking over den grond te ver krijgen) speelt hij een gevaarlijk spel, want hij houdt dan te weinig rekening met de groote tegenvallers, die in het boerenbedrijf voorkomen. Eerst wanneer de dorpsbank zich ook gaat bemoeien met hypothecaire geldleeningen, wat toch van huis uit de be doeling niet is, wordt ook de interest een zeer belangrijke factor van haar nut, omdat zich dan haar werkkring over veel grooter kapitaal gaat uitstrekken. Het nut van haar optreden, als spaar bank en depositobank is op zich zelf onbeteekenend, omdat zij weinig meer rente geeft dan de Rtjkspostspaarbauk, die voor iedereen te bereiken is. 2. Het is een uitmuntend beginsel van deze banken, dat de rente ,too laai] mogelijk wordt gesteld. Verkeerd is het evenwel van den kassier en van de bestuursleden diensten te vragen, waarvoor niet behoorlijk, d. w. z. in ver houding tot hun tijdverlies en tot de waarde, die huil tijd in eigen bedrijf bezit, betaald wor-lt. De kassier zal dus een behoorlijk salaris en de bestuursleden een behoorlijk presentiegeld en vergoeding van onkosten voor hunne tegenwoordigheid in de gedurig terugkomende vergaderingen moeten ontvangen. 3. Wanneer van kassier of bestuurs leden diensten worden gevraagd zonder voldoende betaling, maakt de coöperatie zich afhankelijk van de welwillendheid van enkele leden ; belemmert men ile / rije keu-.'e van de meest gewilde personen : legt men den grond tot misbruiken, in welken vorm clan ooi'; is men onrechtvaardig tegenover die enkele personen, die ondanks de onvol doende belooning toch hunne beste krachten voor de goede zaak beschikbaar stellen en het werk doen voor de anderen, die het goede werk afkijken; worden de belangen van het huisgezin, benadeeld door de behar tiging van het algemeen bdan/); l/ouwl men te ceel op het geineennehap^r/croe/. 4. Men moet zoo iceiniij -mogelijk op het gemeenschapsgevoel der meiisehen bouwen. Niet meer dan volstrekt onver mijdelijk is. Wanneer men aanneemt, dat de personen, die door vrije en onbelem merde keuze aangewezen zijn, om de belangen der coöperatie te dienen en daarvoor behoorlijk betaald worden, wer kelijk hunne krachten zullen inspannen, tot tevredenheid van de groote meerderheid der leden, dan bouwt men ook reeds op het gemeenschapsgevoel van die personen, maar niet meer dan volstrekt onvermij delijk is. 5. Wanneer het waar is, dat deze instel lingen een yroole %".goi voor den boeren stand zijn, zoowel uit een zedelijk al* uit een geldelijk oogpunt, dan zal hare zegen rijke werking toch zeker wel niet sterk worden benadeeld, als per dorp misschien /'L'IIII meer wordt uitgegeven aan salarieering van de personen, die het werk doen en zal het dus niet noodig zijn de rente onnatuurlijk laag te houden, zooals bijv. bij de leenbanken in Noordholland ge schiedt, niettegenstaande toch in Duitschland door de EaiÜ'eisenbanken belangrijk meer rente wordt genomen. 'J. Het borgenstelsel, hoewel zoo sterk in onze volksgewoonten ingeworteld, dat men het gewicht van die verbintenis geringschat, is een onzedelijk stelsel. Bij de dorpsbanken kan dit worden gemist, omdat de bekendheid van den geldleener, de bekendheid van het doel der leening en de zedelijke verplichting tot terug betaling, die de leener -:p zich vod t rusten, voldoende waarborgen zijn voor de prompte terugbetaling. 7. De onbeperkte aansprakelijkheid, zonder risicovergoeding, behoeft voor nie mand een beletsel te zijn, om aan de coöperatie deel te nemen, want het risico is zeer gering. Toch schrikt zij velen af, en juist bemiddelde personen, wier lidmaatschap noodig is om aan de coöperatie vertrouwen naar buiten te geven. Daarom zou beperk/e aansprakelijkheid met vergoeding voor risico een middel zijn, om de coöperatieve bank sneller ingang te doen vinden. Nadat de ervaring heeft geleerd, dat het risico onbeteekenend is, zullen de leden gaan inzien, dat het in het belang der meer derheid is de risicopremie te verlagen en misschien af te schallen. Ten slotte wensch ik nog er op te wijzen, dat dr. G. W. B. aan het woord ijemeenschapsgcvüd klaarblijkelijk eene eigenaardige beteekenis hecht. Het feit, door hem vermeld, dat nog nooit het geval is voorgekomen, dat een boer in gebreke is gebleven, zijn deel van eene voor gezamenlijke rekening aange kochte hoeveelheid voedermiddelen of meststoffen, ook te betalen, is naar zijne meening een voldoend bewijs voor zijn sterk sprekend gemeenschapsgevoel. Naar mij voorkomt kan het hoogstens als een bewijs dienen, zoo dit noodig ware, dat hij niet brutaal oneerlijk is. Heel iets anders is het, wat me." koopt ook te betalen, dan allerlei werk voor anderen te verrichten zonder voldoende betaling. De man, die in het eerste reeds een sterk sprekend gemeenschapsgevoel ont dekt, za! naar mijne meening zich wel tienmaal moeten bedenken eer hij het laatste van dat gemeenschapsgevoel zal durven vragen en het reeds m >oi genoeg moeten vinden, wanneer iemand zich be ijvert, orn het werk, waarvoor hij betaald wordt, ook goed te verrichten. Schagen, 8 April 1901. C. NOBEL. * * * Nu de lieer Nubsl in h^t bovenstaande her haalt wat liij iti het Lun-lhouw Weekblad tegen de Ra ifeiseüka^en lieeft geschreven en den lezer diaruaar ver*ijat, kan ik niet beter doen dan hrm op dien weg volgen eti te h' rinneren, dat zijn argumenten do >r Prof. Pitch uit VVageningen aldaar uitvoerig zijn weerlegd, elk kan dan meteen zien, dat door mij niets uit zijn verband werd gerukt of ie's dergelijks. Op het ./ten slotte", in het, bijzonder aan mijn adres, veroorloof ik mij ecliter eeu enkele kautteekeirii;, om (at, mij daar, blijkbaar met (<piet, een dwaze meening wor It, onlergeschoven, de door mij natuurlijk niet is g:uit. ,/Brutaal oneerlijk" is ieder, die bestelt en niet betaalt evenzeer als hij, die geld leent en het niet terugbrengt; alleen wordt de verleiding tot liet laatste ie's grooter, wanneer de jreldleeuer weet, dat bij bet stellen van een mico-preinie of ho')ge reute de mogelijkheid van enkele wanbe talingen is in reker.iiig gebracht; met //gemeenso'iapsr;evosl" heeft dit, niets te maken. ll^t, sterk vertrouwen op dit, laatste bij het oprichten van liet Centraalhurcau te Utrecht, en wat door mij als voorbeeld werd aangehaald. bleek uit geheel iets anders. p de meeting aldaar waren afgevaardigden en bestuursleden aanwezig van houderde aankoopsvereenighigen uit, alle oorden vau het laLd. e Nederlaudscïie c, operatieve Band diong er op aan, dat zij zicli eert.t wettig zouden constitueeren om ieders ii .aucieele verantwoorde lijkheid nauwkeurig vast te stellen en daarna met dien Bond sain.nwerken. Van alle kanten, zoo schreef ik, verhieven zich daartegen de stemmen, omdat aan gezamen lijke bestellingen der landbouwers nog nooit iemind was te kort gekonnn en dit evenmin in het vervolg zou geschieden. En win waren degenen dij deze ver/.ekrrlng gaven ? Niet de bestellers der artikelen indivi dueel, ieder voor zich, die daarmede aMeeu zouden hebbeu te kennen gegeven, dat zij niet ,/bruta-d oieerlijk" waren of dit in het vervolg dachten te worden, maar de woordvoerders waren de vertcgemvo;>ni gers, de bestuursleden der aankoopsvereeuui.igeii, die de gezamenlijke bestellingen in de toekomst aan het Ccniraalbureau zouden moeten opgeven, met hunne namen zouden oirl''itL<-kei:en en tegenover dit bureau de verantwoordelijkheid der betaling zouden op zich neme i. e geneele vergadering, uit verschillende elamcntt-ii bestaande, was op dit, punt, volmaakt, eenstemmig eike spreker S'.OIK), om zoo te zfggen, in voor de vereeniging. d;e hij vertegen woordigde en deze verantwoordelijkheid werd aanvaard cu het bureau heeft, er zij u ontstaan op gebouwd, niettegenstaande geen enkel bcstuur-iid vcrgoedii.g i'i-chtc voor zijne bemoei ingen of een risico-prem c noodig achtte voor div.e verantwoordelijk.^!! i f, die hij op xieh nam. /uoals ik schreef, de uitslag hetl't bewezen, dat het vertrouwen op dit geniet i; -chaps^eïO! i ecu stevige grondslag kan zijn en nog niet, allt-s wat iemand niet, ijver \vii doe», met, dubbeltjes behoeft betaal l te worden. Dr. (i. W. Hi:i !NMI \. Te t e r i n ge n, l l April V.Hii. ScoiaL mmlIMIMMMIIIIH l O l'P U .il U De heer S. te Rotterdam loopt in zijn vuvigen ijver voor de g >ede 7,aak <le!' volks bibliotheken wat te hard van stapel. J k ben het volkomen met hem een-, dat voor ons land nog; menig goed voorbeeld is te oogsten op het gebied van volksbibliotheken niet slechts in Engeland en Amerika, maar zelfs in andere landen, die in dit opzicht nog verre van volmaakt zijn; ik ben het volkomen met hem eens, dat ons land inder daad zeer ernstige verwaarloozing is te ver wijten, maar niet gaarne zou ik zijn gecur siveerde woorden dat overal de eigenlijke leeszalen ontbreken" willen onderschrijven, noch zijn door hem onmogelijk te beant woorden vraag, klinkende als een wanhoops kreet, »op welke wij/,e kan er voor ons land een begin mégemaakt worden V ' Het verwondert mij niet weinig, dat de heer W., die zich voor dit volksbelang ijverig schijnt te interesseeren, niet bekend is met het bestaan van een door hem gewenschte inrichting te Dordrecht, dus slechts eenige kilometers van zijn woonplaats verwijderd, te meer, daar reeds verschillende Rotterdammers deze inrichting bezochten en in meer dan n dagblad en tijdschrift melding van haar gemaakt is. Bij het herlezen der recht matige verzuchtingen en prijzenswaardige weiischen van den heer S. blijkt mij meer en meer, dat do ope;;l>:u'f lecs/aal en biblio theek te Dordrecht hel ideaal viin den heer S. zeer nabij komt. Ik acht het van belang, dit te vermelden, omdat, ik daardoor mis schien evenlueelen maaiers in ons vaderland de moeite kan bc.-piii'cn- naai' het buiten land te reizen, wanneer zij een goed voor beeld willen oogsten. De heer S., de openbare leeszalen in het buitenland besprekende, schrijft: >de meeste bibliotheken hebben verschillende zalen voor couranten, tijdschriften eri boeken." In de openbare leeszaal te Dordrecht, gevestigd aan de Voorstraat JS'o. l Is, vindt men twee allervriendelijkste zalen; de eerste is be stemd voor dag- en weekbladen, wier aantal thans gestegen is tot 90, in de tweede heeft men een keur van tijdschriften en illustraties te zamen .30 in getal, terwijl de boeken, nu ongeveer 2000 deelen, in 12 rubrieken verdeeld, goed gerangschikt en gemakkelijk voor eiken bezoeker te vinden en te grijpen in beide zalen geplaatst zijn. Da heer S schrijft verder: »en 's avonds kan men daar den werkman, den winkelier en den rijke naast elkaar zien plaats nemen, om zich op de hoogte te stellen van de dageiijksche gebsurtenissen en van de litte ratuur van den dag.'' Wanneer de heer S. een avondje te Dordrecht kwam doorbren gen aan het opgegeven adre^, hij zou zich ongetwijfeld verlustigen in den aanblik der twee goed verlichte zalen, hij zou zich zeker verplaatst achten in Llverpool, Pres ton of Manchester, al is het Dordtsche gebouw dan ook niet zoo prachtig, noch de zalen zoo ruim, dat zij een uiterlijk sieraad voor de stad vormen. Maar de werkman en de winkelier en de rijke, vertrouwelijk naast elkaar, ze ontbreken uM. Gedurende Januari, Februari en Maart 1901 klom het aantal bezoekers tot ruim elf duizend, waarbij de vrouwelijke bezoekers een niet onbelangrijk contingent leverden. De heer S. vervolgt: «ongeveer alle open bare bibliotheken in Engeland zijn gratis en de openingsuren strekken zich uit van des morgens 9 tot des avonds 1U a 11 uur." De Dordtsche openbare leeszaal is, zooals met groote letters op een bord voor den ingang te lezen is, geopend eiken dag van 's morgens 8 tot 's avonds 10 uur voor alle personen, die den leeftijd van 18 jaar bereikt hebben. ledere bezoeker is hartelijk welkom en zoodra de ijverige en dienstwillige congierge bemerkt, dat iemand voor het eerst den drempel van zijn leeszaal heeft overschre den, haast, hij zich, als een trouwe en deskundige gids hem rond te leiden en hem alles mede te deelen, wat hem belang kan inboezemen. Gratis kan dus ieder binnen treden en genieten van het geestelijk voedsel, dat, in velerlei soort voor hem gereed ligt. Men kan echter ook contribueerend lid worden en bijna elk bezoeker gevoelt zich spoedig zoo gezellig thuis in (ie leeszaal eri is zoo ingenomen met zijn nieuwe kennis, dat, hij niet nalaat zich als lid te doen inschrijven. Aan het lidmaat schap zijn kleine voorrechten verbonden, vooral wat betreft het ter leen ontvangen van boeken. Maar men kan bijna zeggen, dat ook het lidmaatschap gratis is, omdat de minimum contributie 25 cent, per jaar bedraagt. Een halve cent per week zal toch ook voor den armste geen bezwaar zijn. zich ais lid te verbinden. Het spreekt echter van zelf, dat deze minimum-bijdrage in (Ie meeste gevallen met een grooter of kleiner bedrag woidt vt.rhoogd. De leeszaal telt ru ruim 700 leden, die te zamen pi. m. /' itOO per jaar bijdragen. Bij zijn verzuchtingen over den toestand in Nederland zegt de heer S: 'Regel is thans, dat of gratis of tegen zeer kleine vergoeding, boeken ménaar huis genomen kunnen worden. Slechts zelden heeft echter (ie gebruiker eenigen invloed op de keuze, in de meeste gevallen wordt hem een boek ter hand gesteld, het eerste het beste, wat den bibliothecaris voor de hand komt." Hoe geheel anders in Dordrecht. Eiken werkdag.'s avonds van 8 tot l U uur, bestaat tr gelegenheid boeken uit (ie bibliotheek ter leen te omvangen: men wordt vet zocht, bij voorkeur Zaterdagavond daarvan ge bruik te maken, omdat dan altijd een der bestuursleden aanwezig is, om de uitge leende boeken in te schrijven ea desgewenscht inlichtingen en raad te geven. D t! andere avonden vervult, de conciërge niet y.ïjn onuitputtelijke bereidwilligheid zijn dienstplicliten en maakt het allen ge makkelijk met zijn over/.ieliten. uittreksels en bijzondere catalogi. Gedurende doeorsje drie maanden vau dit jaar werden \^~'-\ boeken uitgeleend. Al heelt nu de heer S. onbegrijelijkerwijze het diepste stilzwijgen bewaard over de bestaande inrichting ie Dordrecht, die zijn wenschen bijna geheel bevredigt, toch ben ik hem dankbaar voor zijn artikelen. Hij vestigt de aandacht op het bedroevend feit, dut de publieke besturen in ons land gicn voet dwars zetten voor de opvotding en vorming d, r groote massa, llij doet mij watertanden bij de vermelding van hon derden fondsen en duizenden marken subsidie, die door stedelijke regeeringen beschikbaar woidcn gesteld, bij liet noemen van openbare leeszalen en biblotheken. gesticht en onderhouden door de stad, met een aantal goed gesalarieerde beambten. Wat moest in Doidieeht niet gearbeid worden, voordat op l Mei l^ü1 de openbare leeszaal en bibliotheek, steunende slechts op particulier initiatief, kon worden ge opend ' En het begin was zoo uiterst be scheiden in alle opzichten en de vele goede vrienden van de nieuwe inrichting waren zoo vol angstige bezorgdheid, dat (Ie nieu weling in de provinciestad geen levens vatbaarheid zou blijken te bezitten en spoedig sterven aan verval van mateneelc en inoreele krachten. Gelukkig, de burgers van Dordt hebben zich kranig gehouden en nu is de leeszaal al l hans zoo stevig gevestigd, dat voor ondergang geen vrees meer behoeft te bestaan. Onder de vele giften, die voor de leeszaal inkwamen, vermeld ik slechts, in verband met de arti kelen van don heer S., een subsidie van / l Ui l, voor het jaar l'.iuo geschonken door (ie Maatschappij tot Nut, van liet Algemeen, welke subsidie bij wederaanvrago misschien ook voor volgende jaren zal worden verleend. Wil do leeszaal echter worden, wat zij wezen moet en kan, dan is er veel gelde lijke steun noodig. Den congiergc kan slechts oen karig loon worden toegekend voor zijn vele diensten, elke uitgave voor den aankoop van nieuwe boekwerken moet niet te angstvallige blikken naar rekening on bogrooling worden overwogen, voixihillende kosi.ba.re werken on tijdschriften kunnen niet in eigendom, doch slechts in bruikleen verkregen worden, de bibliotheek vertoont nog breede hiaten en iu? stijging der inkomsten door toetreding van r.iuuwo leden gaat wel goed en geleidelijk, mamte langzaam en te zwak. Op flinke jaarlijksoho bijdragen en subsidiën moet ge rekend kunnen worden. En hoe zal hot gaan, als de leeszaal b.v.b. eens aanklopt bij het gemeentebestuur te Dordrecht? Ik waag me niet aan voorspellingen. Misschien echter hebben de opwekkende artikelen van den heer S. burgers en bestuur der gemeente hun verplichtingen tegenover de letszaai leeren kennen en dan kunnen de beste verwachtingen gekoesterd worden. Daarom dus, mijn dank aan den heer S. Dordrecht, April 1901. S. DASUERG. iniiimiHHMiiiii irilMIUIIlmlIHIIIHIlimitllllllllM Brieyen uit Utrecbt, door JAN VAN 'T STICUT. Er kan tegenwoordig gsen betrekking meer vacant zijn m ons land of men noemt onzen burgemeester als de man, die uitgenoodigd is of worden zal om hair te vervullen. Dat is al 't geval geweest toen men in den Haag een minister van financiën noodig bad; r,og maar kort geleden toen bij geroepen werd om gou' verneur-generaal in- Ned.-ludiëie worden en mi weer wil m n bem en dat is al voor de tweede maal, geloot ik, het ambt van burge meester der hoofdstad opdragen. We mogen er ons dus wel op voorbereid bouden, dat, al toont de heer Keiger nog zoo weinig lust om de stad te verlaten, waar bij zijn beste levens jaren heeft doorgebracht en die baar bloei en j welvaart buiten kijf' voor een aanzienlijk deel aan zijn kracbtig en bekwaam bestuur te danken heeft, men hem te een of a: der tnd wel zulk j een eervol aanbod zal doen, dat bij ons toch j ontsnapt, ondanks a,l de acbting en waardeej ring, die by hier ondervindt. Maar naar Am| sterdam trekt bij dezen keer nog niet als burgemeester, daarvan houdt men zich hier siellig overtuigd. Niet omdat brj zich niet opgewassen zou voelen tegen de wél- en veel sprekers ia den Amiterdamschen llaad! Och, jawel. Die onmisbare quahteit van laisser pratee, bezit hij aeker niet ia mindere mate dap. de beide beeren van Tienhoven en Vecmg Meinesz, die in de laatste jaren den voorzittershamer te Amsterdam voerden en bij zou mi*schien. de eeuwige opposanten nog wel eens op een meer gevoelige, en meer-bl veriden-indrukachterlatende wijze, ouder de aandacht bren gen dat hunne opvatting van de taak eens raadslids nu juist niet altijd in het belang der gemeente is. Maar waarom zal hij zich moeilijk gaan maken, terwijl hij hier nog zooveel nut kan stichten in een werkkring, waarin hy zich de acbting en het ontzag heeft weten te ver werven van allen, die met hem de gemeente besturen, zoowel als van de geheele burgerij, in hoevele partijen en gezindheden die ook verdeeld moge zijn. En dit beteekent niet weinig voor iemand, die eenvoudig Keiger heet, in een stad waar de Duitsche Balije haren zetel en haar achter hooge muren in een poort veriiorgen geheimzinnig Uuitsche Huis heeft en waar men dientengevolge geen half uur kan. rondwandelen zonder over iemand met zestien kwartieren" te struikelen, die uit de onafzien bare bezii tingen der B&lije in den omtrek dezer stad en elders zijn revenuen trekt. Maar llsiger heeft zich die eervolle positie weten te scheppen en al verliezen we nu weldra ook in baron van Lynden het laatste adellijke zonnestraaltje, dat onzon Raad iliimuneerde zonder dat er veel kans schijnt te bestaan, dat hij door een dergelijke opluistering zal vervanI gen worden al de adellijke heeien, die onder ! Keiger s régime, als burgsmeester of wethouder, hier zitting gehad hebben, moeten erkennen j dat geen menuch het hem in zijn zorg voor de hem toevertrouwde DeUng zou verbeterd hebben. Hij is in den letterlijken zin van het woord: de burgemeester, 4iiet de vader, maar de mees ter. IJat weten allen, die weieens met Z.E.A. in aanraking kwanitn en wie het soms nog niet wist, toen hij tot hem ging om eenige belangen te be.srpeken, die was er van tot in zijn nieren doordrongen toen de audiëntie was af'geloopen. Kri toch hoort men i.ooit iemand zicii over de ontvangst bij den burgemeester beklagen. Aan een geopend oor en een wel willend woord voor hetgeen n,en aan zijne [ aandacht komt onderwerpen ontbreekt liet j nooit; maar zijn hehlero blik, zijn \a<t, doch be^ist oordeel, dat zonder omweg-n wordt u tgesproken, imponeeren in den regel zóó, dat velen wi it-ens in twijfel staan of zij met een uiterst lijnen diplomaat te doen hebben, dan wel met een epci,hartighei;l en ronduorstigbeid, die aan deze iiehaainsüeeien helaas maar al te ! ongewoon is, zei s bij urgemecsters Maar men eind:gt toch gewoonlijk met te gelooven dat onze burgemeester in het gelukkig bezit is van zoo'n open hart en ronde borst. In dezen gemeenteraad komen al deze ijualiteiien zeer gelukkig te stade. Daar heelt xijn i woord een gezag dat de meerdcrhei i meestal naar zijne zijde doet overhellen. En wat merk waardig is, ofschoon in den Kaad een zeker niet minder krachtige, ja, ik zou haast zeggen : een nog meer sprekemij persoonlijkheid zitting heeft, tot dusver heb ik nog nooit botsingen . tusschcn die twee positieven bijgewoond. Het heeft wel eens den indruk op mij gemaakt aNof die twee, mr. van Bolhuis en de burge meester, elkaar maar zooveel mogelijk uit den weg blijven. Meestal zijn zij het eens de raadkamer is geen pleitzaal waar men per se gelijk wil hebben zooals vau heldere koppen te verwachten is. Maar mr. van Bolhuis wil zich toch nog weleei s laten verleiden om eene eenmaal opgevatte meening a tort et a travers to verdedigen -?hij is ook zooveel jaren. advocaat geweest en dan is het aardig om optcmerken hoe de burgemeester zich geheel buiten het debat houdt en het maar aan anderen overlaat om hem aftemaken, wat nooit gelukt zonder dat deze en gene een ongemakkelijken opstopper van den aangevallene gekre gen heeft. Zoo hadden we de vorige week een breedvoerige discussie over onze beer -?- passez moi Ie mot die hier verdund als ze is door de waterclosets, als handelsartikel voor de geiTieentereiniging geen waarde heeft en daarom door deze maar behendig in de Vecht wordt uitgestort. Ook om deze reden stelden B. en W. nu voor iedereen maar te vergunnen zijn beer putten in de riolen en wateren te ioozer,; dan was de onbillijkheid althans weggenomen dat men de burgers kostin liet maken om te voorkomen wat de genie, rite zelve deed. Daar was mr. van Bolhuis verschrikkelijk i tegen en ofschoon men hem gelijk moest ge ven ! in zijne bewering dat r.u al onze grachten i zullen verontreinigd en besmet worden, minder ; kon men hot eens zijn met /ijn antwoord op i de vraag hoe hij dan in ons rioolstelsel veri betering wilde brengen. Dat weet ik niet en j beho.f ik niet te weten, zeide mr. v. B. unge! veer. Dat moet de wethouder weten en als hij het niet weet moet hij zijn betrekking maar neerleggen. Dr. Tempelman van der Hoeven riep hem toe: Da's een sofisme, maar dat liet mr. van Bolhuis, maar langs zijn koude kleeren atloopen. Intusschen zijn we r.u voor eenige jaren van i onze riool-quaestie af, maar of ze later niet i in den verschrikkelijken vorm van besmettelijke ziekten weer des te ernstiger onze aandacht i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl