De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 14 april pagina 8

14 april 1901 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1242 Amsterdamsche bank te Amsterdam en van de heeren R. Mees & Zoonen te Rotterdam deinschrij ving opengesteld op l millioen 4 pCts.oblig. tegen den koers van 98% pCt. De Mpij. verbindt zich, zoolang deze leening niet is afgelost, hare schepen niet door hypotheek of voor andere schulden te bezwaren. Aan dividenden werd uitgekeerd: over '9S G pCt. over '99 7 pCt. en over 1900 14 pCt. De petroleumgroep ditmaal betrekkelijk wei nig veranderd. De koers der Rum. Petr.-Mpij Amsterdam is wat beter. In verband met be moedigende productie-berichten is in de heden gehouden vergadering het voorstel tot liqui datie der Mpij verworpen. Aan het bestuur werd opgedragen nogmaals pogingen aan te wenden tot verkrijging van de noodige geldmiddelen om het bedrijf voort te zetten. De eerste dag van de Paaachweek scheen het leger der baissiers te New-York, in zijn operaties te zullen slagen. In belangrijke mate gingen de koersen achteruit. Voor de machtige en groote groep der haussiers gold evenwel het bekende en dikwijls te veel vergeten spreekwoord: «retirer pour mieux sauter". Londen en Amsterdam, Pary's, Berlijn volgden in meer of mindere mate. Het slot wijst voor enkele soorten eenige verzwakking aan. Gunstige koersverandering kan toch nog worden meegedeeld voor Erie, Illinois en Miss. Kans. Texas. De berichten omtrent het overnemen van de Chicago, Barlington door de Northern Pac. en de Great Northern, schijnen bevestigd te zullen worden. Er zou een syndicaat gevormd zijn om de transactie te garandeeren. Algemeen wordt verondersteld dat aan de aandeelhouders van de Burlington 200 dollars in geld of 220 dollars in 3'j-, pCt. obligatien zullen uitgekeerd worden. A'dam, i ,, . ., lnr,, B u ss u m, } U APnl 1901' D. STIGÏEE. IMMIIIMIIMMMI lllllillllilimimmiiii l UMI iiiimiiiiimiiiilmlH T)en WelEdelen lieer Schepers. WelEdde Heer, Ziehier mijn antwoord op uw protest tegen my'n kritiek van 24 Maart in het Wbl. lo. Daar u mij beschuldigt van anarchistische inconsequentie in de oude spelling, dien ik u te berichten, dat ik alleen, waar de omstan digheden my er toe dwingen, in deze schiijf en me dan weinig stoor aan de oude spel-regels, te meer, omdat ik ook de Kallewy'nsche spelling lang niet radicaal genoeg vind en daarom in my'n Japansche Verzen enz., in verschillende maandbladen ver schenen,?er een min of meer persoonlijke orthografie op na houd. 2o. De volgende zinsnede belieft u volkomen wartaal te noemen: »Nu schreef bij (Schepers) mij, dat Bragi »nog op andere wijze symbolisch is, maar diens »gedachtengang kwam onbewust in het werk" Diens slaat natuurlijk op Bragi maar de genoemde gedachtengang is tevens die van den auteur zelf. 3o. Naar uwe meening over firagi, heb ik u niet gevraagd, wel naar verklaringen van den inhoud, dus niet of u zelf het werk mooi of leeüjk vindt. Het laatste acht ik absurd. 4o. De strijd tusschen Bragi en Loke, den god van leugen en hebzucht is wel een reflex van de economische verhoudingen in het alge meen, daar Loke een der personificaties is van de booze hartstochten, die door economische misstanden ten allen tijde ontstonden, maar niet van die economische wanorde, welke in het bizonder de oorzaak werd van den oorlog tusschen de Boeren en de Engelsehen. Dat laatste idee kreeg ik door een misver stand, liragi is n.l. verdeeld in drie deelen, welke U in uw brieven met de romeinsche cyfers I, II en III aanduidde. Maar u schreef my later over een heel ander, nieuw gedicht en u noemde dat óók in een uwer epistels: Bragi II. U meldde mij toen: »Ik ben zelfs «begonnen, dat Bragi II op papier te brengen, »maar de onrust van het meeleven moet eerst »wijken voor de rust van het herdenken. De «oorlog moet eerst uit zijn, eer ik er iets aan »doen kan". Die regels deden mij veronderstellen, dat U deel II van Bragi op papier had gezet vóór en dat U het nog eens herzien wou ra de oor log. Ik dacht dus, dat uw werk al een retlex was van de ekonomische verhoudingen in het algemeen en Bragi II het bovendien later werd van die welke den genoemden krijg ten gevolge hadden. Want wel wasmijbekend.dat Bragi in den N, Gids gepubliceerd was, doch III11H1111111M1111111111H11111111111111M1111111111 SNUIFJES. Niet zonder trots gevoel ik mij Amster dammer, eri al is een woning in de Uocht mij ontzegd, ik weet toch. dat ik tot de bovenste tien duizend behoor, die iets goeds tot stand kunnen brengen, zonder den kleinen man of het proletariaat er bij te hulp te roepen. Behalve in belastingzaken en nog eenige van die aangelegenheden, kunnen wij het onder elkaar best af, en zoo gelukt het ons menige onderneming fatsoenlijk te houden, die, waren de nette menschen in onze stad iets minder talrijk, allicht verontreinigd zoude worden door of dit reeds waren I, II en III compleet of slechts fragmenten van I, II en III wist ik niet. Des tijds hield ik, het voor brokstukken en van, dezen heb ik voor zoover ik mij herinner alleen nog maar gedeelten gelezen. Xu resumeer ik nog eens mijn opinie over Bragi. De vorm vind ik op een enkele uit zondering na vrij gewoontjes. 1). De ontwikkelingsgang van Bragi als dichter reflecteerend die van onze dichtkunst van '30 tot op heden heeft U er eerst later in ontdekt. Indien u die er van te voren zelf-bewust in had doorgevoerd, zou ik het als een verdienste beschouwd hebben, nu weet ik niet, wat voor waarde ik er aan hechten moet c. Het gaat reeds niet aan de tijd, waarin een godsdienst gesticht wordt, te vergelijken met een tijd, waarin diezelfde godsdienst her leeft. Maar erger is nog de periode van die stichting te vergelijken met 'n andere, waarin die godsdienst (hier het Christendom) niet herleeft. Wel kan men deze Eeuw, waarin hoogst waar schijnlijk weldra een i.fi nog nieuwe godsdienst gesticht en verbreid zal worden, vergelijken met de phase, waarin het Christendom als teen nieuwe religie gesticht en verbreid werd, maar daar heeft u helaas, niet aan gedacht en daarom is uw wijze van vergelyken valsch en uw Klein-Epos als reflex van de moderne gods dienst-evolutie in germaansch-mythologische vorm mislukt. Uw dw. dr., J. K. RUN'SDURG. Amst, o April 1901. Mej, HeMrix en te kolonies in net Gooi, Aan de Redactie van bet Weekblad De Amsterdammer. Ik zou gaarne een paar woorden zeggen naar aanleiding van de bespreking van mijn boekje, »Een week in de kolonie te Blaricum," in het laatste nummer van uw blad voorkomend. Want ik vond dat artikeltje alles behalve fair. Wanneer men zich een week uit het ge wone leven terugtrekt, orn van een zeer be langrijke maar grootendeels onbekende zaak iets te weten te komen, wanneer men dan de de opgedane indrukken publiceert, heeft men ten minste recht op een serieuse bespreking, hetzij goed- of afkeurend. De meest won derlijke verhalen, die nog verleden jaar omtrent de kolonies in het Gooi in omloop waren, bestaan nu niet meer; dit heb ik in elk geval met mijn werkje bereikt. Of mijn beschrijving een juisten indruk geeft van de werkelijke zaak, of ik da menschen, in mijn verhaal voorkomend, goed heb weer gegeven of de vorm, waarin ik mijn schets inkleedde, voldoet, dit zijn vragen, waarop ik gar.rne antwoord ontvang van de menschen, die tot critiek bevoegd worden geacht. Zeer verbaasd was ik das over de wijze waarop mijn boekje werd besproken in uw blad, dat toch pretendeert te strijden voor het goede. liet is al vaak gezegd, maar nog eens wil ik herhalen: 't is een onedel bedrijf alleen dien stig om een eenmaal vooropgezette bedoeling te doen slagen, uit een bo»l<i" nen paar zinnen uit hun verband te rukken en i\an er maar op los te gaan hombardeeren. A'h: men 'tinderdaad noodzakelijk en nuttig een auteur de les te lezen, dan behoort men toch te toonen, dat het geheele geschrift is geleien. Bij een vrien delijk woord kan men dennoudii volstaan met een vluchtig doorbladeren, bij een scherpe terechtwijzing is 't plicht die te motiveeren. En gemotiveerd zult u ook zeker zelf het hatelijk geschrijf' riet kunnen vinden. Ik sprak zooeven van een vooropgezette bedoeling Laat mij dit nader motiveeren. Vour eei:igen tijd, toen mijn verhaal als feuil leton was verschenen, werd u een zaakkundige bespreking daarvan door een uwer medewer kers toegezonden. Het opnemen daarvan werd door u geweigerd. Mag ik nu weten, waarom u een bespreking, die tot het fond der zaak doordrong, ter zijde legde, en de voorkeur hebt gegeven aan het stukjs, dat een ernstig blad onwaardig is V Voor curiositeit wil ik nu r.og meedeelet). dat het gedeelte uit mijn boekje, dat door uw recensent belachelijk werd gemaakt, volgens een anderen criticus heette gestolen te zijn uit Zuia's »Féconditu". Waar het in dien roman precies staat, weet ik niet, misschien wilt u bet zelf v/e! even opzoeken. En laat uw medewerker daar dan ook eens na elk zinnetje «och korn '.'' of «wel, wel '. ' ol «wat je zegt !'' tusschen zatten, ik denk, dat het dan ook belachelijk worut. Amst., l April 1H01. HKNKIKTTK HKXIIKIX. Vooral terwille van de schrijvers zelve ant woord ik niet gvaag op boo/.c, briefjes waarin meestal dingen gezegd wor.h'n die beter waren gezwegen. Maar de ledactie van dit Weekblad heeft het mij verzocht en ik mag mij daarvan niet met een enkel woord afmaken; ook al zou ik daarin wel lust hebben : Immers het beter gezwegene is ook door mej. H. iuimschoots ten beste gegeven. Al dadelijk in de wel wat zonderlinge aanspraak die zij maakt op serieuse behandeling van haar boekje: «Wanneer men," zoo schrijft zij, «zich gedurende eene week aan het gewone leven onttrekt om van een zeer belangrijke zaak.. . . iets te weten te komen, dan heeft men op zijn minst recht op een serieuse behandeling." Ook al zou mej. II. bij kalm overleg zelf wel oordeelen, dat dit wat al te mal is en een week, waaraan geen weken van halve of kwart afzondering in ernstige studie zijn voorafgegaan, zooals l lijkt uit wat zij zegt op pag. "2 van haar boekje, waar zij verklaart «m'e£ veel meer can de zaak te weten" dan »dat een aantal menschen, voor namelijk op initiatief van prof. v. Rees en ds. Kijlstra een kolonie gesticht hadden, om een naar hun meening beter leven te leiden dan dat in de groote maatschappijs dat ze voor dat doel grond gekocht hadden te Blaricum en dien bebouwden;" wanneer zij zelf. al niet gelooft dat zulk een enkele week wel wat heel weinig getuigt van den ernst dien zij van den beoordeelaar vraagt, dan toont dit toch wel het geheele karakter van hare schrijverij. Het is zooals ik in mijn beoordeelinkje zeide: journalistiek op haar smalst. Een jour nalistiek, die totaal vergeet het ndagskarakter van haar werk eenerzijds, en hare groote zedelijke verantwoordelijkheid anderzijds. Als feuilleton in De Telegraaf was mej. U 's werk afkeurenswaardig terwille van du laatste ge brek, als afzonderlijk uitgegeven boekje heeft het nog eene pretensie die ook het eerste laakbaar doet gevoelen. Dit is de eerste reden waarom ik schijnbaar zoo weinig serieus kon zijn bij mijne bespreking: de ideeën van de kolonisten zijn volstrekt de mijne niet, maar ik acht ze te eerlijk en hun daad, hoe wel mij beslist verkeerd voorkomend, boezemt mij te zeer eerbied in voor hun zelfvertrouwen en oprechtheid, om niet pijnlijk te worden aangedaan door dat de eerste de beste er zonder iets meer er van te weten een beeld van wil geven na de oppervlakkige kennis making van i'i'ri iveck l Maar dit zou slechts een onverschillig voorbijgaan verklaren, nog niet een even scherp afkeurend beoordeelen. Ik noemde het boekje >rechtaf onaangenaam'1. Ik deed dat I omdat vele zaken mij dwongen mej II. min of meer hard te wijzen op het verkeerde van haar bedrijf. Vooreertt hinderde mij het spot tende van haar heele werk. ook Kyistra was daardoor getroffen (zie 't Xaschrittj en hare ontkenning kan uitdrukkingen als op pag. 4 rog. 18?i'l, pag. 4 reg. 'J v. o., pag. uil reg. 5?!) en derg. niet ongezegd makt n. In de tweede plaats is er in haar verhaal zulk een gruwbare oppervlakkigheid die zich verliest in mededeeiingen welke memar.d belang kunnen inboezemen en waarvan ik er eene als «kletspraat" (jiialificeerde en aanhaalde. Dergelijke staan er op elke pagina bijna van het boekje. Terecht schreef van Uedau dat «wat hij eet, hoe hij zich kleedt, hoe zij a kinderen er uit zien," het publiek niet raken. Een verhaal daarvan en van wat mej. II. zelf' betreft: hare nageltjes, haar kousen, haar haar, tanden borstel etc. bevredigen wat het eerste betreft een kofliekran^es-raeuwsgierigheid en zijn wat beide aangaat voor de beschouwing tier kolonis volkomen van belang ontbloot. In de derde plaats men ziet ik ga niet over n nacht ijs hinderde mn in hooge mate de pretensieuse mooidoeiierij vanmpj.ii. Hare mooie bombast-zin over de Aaide was ik zoo vrij als voorbeeld daarvan te knk te stellen. De mededeeling van het voorlezen van verztn van Kloos, pag. 27 en al wat daar staat, ware wellicht r.og duidelijker geweest, maar het was werkelijk een gevoel van barm hartigheid dat door deze niet aan te halen inej. II. wilde spareu. De heele toon van het boekje geeft mij een sterken indruk of' het ei meer op is aangelegd te doen uitkomen, wat mej. 11. nu eigenlijk wel gedaan en gedacnt heeft, welk een interessant persoonija wij voor ons hebben, dan dat er ernstig is getracht aan anderen «de motieven te leereu kKimeu die aanleiding waren tot deze daad" van kolonie stichting (pag. -). Dit ware tot daaraan toe, indien zij ons het bewustzijn, wist te geven, dat dit voor ons. zij het ook niet hetgeen wij verwachtten, dan toch een geestelijk genot en een belangwekkende zaak was. Maar helaas. dat gelukt haar niet. Hare zoogenaamd mooie en poëtische zinnen zijn van de droevigste banaliteit en opgeschroefdheid, niet gezien en niet gevoeld iets dat ik door mijne aan haling van n daarvan even heb willen doen zien. liet geheele boekje is eene uiting van wat ik .tlirtation met sociale dingen" zou willen noemen ; een bedrijf dat naarmate deze dingen met meer kracht op den voorgrond komen, meer beoefenaars vindt onder hen die zich op deze wijze lichtvaardig over den ernst ervan heenzetten, en toch den schijn van dien ernst trachten te redden. Dat dit zich ook ia de journalistiek nawijzen laat, acht ik een treurig gebrek aan sociaal verantwoordelijkheidsgevoel. Dat men voor een uiting van dezen quasi-ern»t, die nog erger dan openlijke lichtvaardigheid is, aanspraak maakt op serieuze behandeling zie, dat is wat kras. Ea voor mej. Hendrix, n voor de lezers van haar boekje achtte ik het daarom het meest gewenscht het te beh indelen als ik dat deed. Nu zij daarmede niet tevreden is, heb ik gemeend haar niet te mogen sparen, wat in het bovenstaande wellicht onaangenaam klinkt en ik kan slechts met ? dezen raad eindigen, dat mej. H., indien zij ' waarlijk eens eenige aanspraak op serieuze behandeling harer pennevruchten wil kunnen maken, zelf blijken moet geven van degelijker ernst en 't in ieder geval niet meer moet probeeren met de dosis die in een weekje als dit bevrediging vindt! Daarmede lukt het haar zeker niet. H. het, stof, dat de groote hoop onvermijdelijk veroorzaakt, ais het aan een'ge beweging deel neemt. Zoo heb ik dan ook in 't, b.jzonder genoten van den piek piek lijnen opzet, door mr. Luden bedacht, om Veiling Meinesz aan een af*cheid?cadeauije te helpen. Niet minder dan twee en twintig notabelen, met de uiter.-te zorgvuldigheid uitverkoren, hebben de circulaire ohdmeekend, om mij en ->velen:' uit te no .digen, -'/ni- »i//!*/'' tien gulden'' bij te dragen, tel.einde hen in staat te stellen den aftredenden burgemeester een medaille in goud te overhandigen, met een adres en een album met de namen der gevers. Xu de namen dier gevers zuilen, hoop ik, later wel in een bijzonder bij voegsel van het gemeenteblad worden medegedeeld, en zoo waciit mij nog een extra genoegen, meer dan het onnoozele tientje voor Vening Meinest waard maar al vast vernuver ik me in het le/.t-n en herlezen van de namen dezer commissie, van tweemaal elf', waarvan het eene tii'tal uitsluitend uit meesters iu de Hechten be staat,en het tweede een kolonel, een generaal, een schout bij nacht, een paar proft ssoren, een half dozijnlje mannen van zaken en splint bevat, zoodat het voor het eerste elftal alles behalve uit den weg behoeit, te gaan. Meer heb ik wel niet te vertellen, om ieder na- en weldenkende te doen ge voelen, hoe deze twee en twintig de vol komen zuivere afspiegeling geven van het burgeraeesterlijk Amsterdam, dat wil zeggen van dat deel der hoofdstad, hetwelk inder daad aan een goed burgemeester iets heeft, en in staat is diens nualiteiten naar eisch te waardeeren. Waarschijnlijk heeft Ludens commissie te recht begrepen, dat er uok onder de Amster dammers m'et genoeg bij kas om ouder de elite te worden nit ugeteld, en toch niet precies zoo maar in te deelen bij Jan Kap en zijn maat verscheidene kunnen voorkomen voor wie het wat te moeilijk valt ten minste tien gulden af'te /.onderen, en die dus met een halve of een heele gulden of rijksdaal der hun sympathie voor Meinesz zouden willen aan den dag leggen. Welnu, ook die mogen gerust hun bijdrage zenden, zonder dat zij daardoor gevaar zuilen loopen tot die eerste categorie van Amsterdammers gerekend te worden, die het, breed hebben en het dus breed laten hangen. Met een takt en een kieschheid, welke de ^rootsteverbazing zouden wekken, witten we niet, dat zij dan ook door het keur korps van Amttels groote geesten als iets van zelfsprekends werden toegepast, wordt een uitweg aangewezen: Duor deze bij drage ,»van minstens tien gulden,'' «tien gulden of meer") zult u worden geacht, aan de ondergeteekende commissie de machtiging te hebben verleend, mede uil. ineen, nfwni het huldeblijk aan te bieden en turen naam in het album te. doen opnemen." Wij be grijpen, zeggen Luden c. s., zeer goed, dat als gij voor dat doel niet eens een tientje kunt (,tieren, ge ook liever in onze Amsterdamsehe burgemeesterlijke wtreld niet met uw naam voor den dag komt; je zelf' als een kale jakhals onder een zoo splemlied Een Törffeer, feras eeiie les voor auteurs. ir. *) A m s t, 1-2 April 1901. Qui diable trompe-t-on ici ? BEAOIAUCIIAIS. Natuurlijk weer zonder mij een exemplaar te zenden, dus wtêr iichtcr cu buiteu mij om, doet de tirma Bluste & Comp. te Dorurecht het zooeven uitgekomen April-nummer van Europa vergezeld gaan van de juichmare als zoude gij, na »ernstige overweging", den be kenden «maatregel" (mijn ontslag) «hebben «genomen om het Maandschrift de eigenaardige »plaats die het inneemt in de toekomst te ^verzekeren". Brutaler, onhandiger ook, kan het al niet. Van ivicn eilieve is die «eigenaardige plaats" wel afkomstig? Van wien de «maatregel" ? Van toiett de «ernstige overweging"? En «toekomst" wat toekomst heeft een tijdschrift, welks uitgever-drukker zich vermeet aan zijn redac teur plaatsing te weigeren van bijdragen, door dezen q q. bekrachtigd ? Men beproefde dit met mij, en daarom her haal ik hier openlijk, dat ik het ~eif was, die reeds den Sen Maart der iiruia mijn aftreden heb aangezegd. De gronden daarvoor, reeds balt' ontvouwd in mijne circulaire van 23 Maart, wil ik thans nog even aanvullen, terwijl ik mij zet tot eene nadere ontlcilimj van dat Aprilbericht, die volgen zal. Toen ik in Ostober 18S1 de redactie van wijlen den heer l'. ,1. van der Noordaa (Ada Nore) overnam, bracht liai'ojM, l! jaar oud, hoewel nog gaarne ontvangen door onze lees gezelschappen, allang zijne renten niet nieer op. Van der Noordaa was er zeventien jaar redacteur van geweest, de heer J. P. Kevers zeventien jaar uitgever. Goede uitmat van letterkundigen erfde ik wel, maar mijne geheele portefeuille bevatte een paar siaipele hand schriften van eenige bladzijden tlruks, kortom, ik stond als het ware voor een nieuw debuut, dat mij dwong overal heen te schreven om serum, ten einde dezen «teringlijdtr ' de benamh g is van J. i'. Kevers zelf in 't leven te behouden. Hoe men dit doen kan met een honorarium voor de medewerkers van /'5 ii / 10 per vel, soms minder als redacteur genoot ik /J per vel, um te beginnen en oiu Ie eindigen dat raadsel moeten anderen maar eens oplossen, maar de uitgever hielp mij, met «pakkende'' platen en met zijne groote goedhartigheid en zoo kwamen we er. In '^i'j stiei! hij. Zijn zoon, de heer P. A. Uu vers, volgde hei» op. Ku tot 'W, dus 104 dertien jaar, heeft deze het tijdschrift bezorgd; ik was er toen achttien jaren aan geweest. Daar verschijnt de firma BlusK' Ar Comp. ten tooneele, eene lirun1, vertegenwoordigd door een paar jonge juristen, die met Kmtiim's ver leden totaal onbekend, bij mijn aanvaarden van de redactie nauwelijks in 'Je korte broek liepen en wier werkkring zich tot heden niet veel verder haef't uitgestrekt dan hut drukkon en mede-opsteïlon van een plaatselijk blad. Zij waren het, die een pooslang Karoma hadden gedrukt: zij zouden nu ook eens der wereld toonen, oe men uitgeeft. Alzoo gin^ een zeer huishakken en mij UHtltuiiilen prospectus in zee, met namen, die volgens /«.'u, hadden >geschitterd", maar die il; liever gemist had; afgeschaft werden de prenten, in den tekst wat meer wit gemt ll'elti, een i'oeiletüjk .modern" omslag get'.mtazeerd. Ten einde mij in do gelegenheid te stellen, mijne taak con amore te blijven vervullen, werd mijn «salaris" . . . verminderd van / 4 tot / 2.r>(l per blad, ofschoon er te-gelijk (hars besef ik: voor den vorm in toe gestemd werd, dat de auteurs wat meer, nl. li), zouden ontvangen. Ziedaar de preliminaire:!. En nu '! ") Men zie ook mijn ingezonden stuk T in het No. van :>1 Maart. G. Gedurende een kwart-eenw heeft Europa op eene helling gestaan gelukkig nog ge staan, doch het zal eerder tuimelen dan deze heeren met hun onmondig oordeel in zake literatuur vermoeden ! Zelfs al krijgen zij voor den uil die aftreedt een valk, dan zal Europa te avond of morgen door e*ne langzaam of snel aandrijvende windvlaag worden weggerukt tenzij het geheele bouwplan worde gewyzigd, tenzij er geld worde geschaft, behoorlijk wat smaak gekocht en de neepjesmuts verscheurd. En zou nu werkely'k deze Aprilvisch moeten getuigen waar de heeren heenwillen ? Een paar stukjes van kantoorvrienden, van een reporter en een vertaler der DordrecliUche Courant die zij drukken! Wel ja, zoo gaat het Log goedkooper, nog vlugger... ad astra ! Geene veelbelovende bijdrage van een jong auteur meer ik verwijs naar de schetsen van Luctor, Thorn Prikker, Boers, Jafir neen, naar een sullig dodijnen slechts, een idioot in de-luiers spelden van het kindje Kunst terug naar den oorsprong ! Zou het hensch 'l... Ik heb de heeren Blussé& Comp., trots hun letter- en m ensch k u n d i ge manieren en ofschoon ik de geheele correspondentie verplicht was te voeren met een bediende, steeds met den handschoen aan bejegend. Of ik zoo «modern" zal kunnen blijven, weet ik niet. Maar wél weet ik, reeds nu: ten eerste, dat my geene enkele, nog onder mij berustende bijdrage is «teruggevorderd", integendeel, dat me er bij gezonden zijn; ten tweede, dat er ook geen enkel motief voor my overgebleven is om myn eigen tijdschrift in spe bescheiden lijk Nieuw JKnrop i te noemen; Europa zal het eveneens heeten, kortweg. W. GOSLER. Kopyrecbt, Aan de liedactie. In De Amst. van 31 Maart wordt door X. IJ, Z, de vraag gesteld : Waarom volledige, complete, verzamelde werken of hoe ze anders mogen heeten toch vaak zoo onvolledig worden uitgegeven ? Het antwoord hierop is eenvoudig. Uit de mededeeling van dr. Jan ten Brink in «een woord vooral" tot de dramatische- en poëtische werken van mr. J. van Lennep blijkt, dat voor deze volkseditie de uitgever (A. W. Sijthotf) het kopijrecht heeft verkregen van eenige tooneelstukken, als «de vrouwe van Waardenburg", »de Auisterd. joegen", «Lastige lieden", welke dusver anderen uitgevers m eigendom behoorden. Dat echter het tooneelspel »De stichting van Batavia" (1850) en het m vereeniging met Ue Buil geschreven treurspel »De val van Jerusalem" (1850) in de genoemde editie ontbreken. kan 't effect zjjn etner weigering van den eigenaar, die stukken met het kopyrecht aan Sijthi.lt te verkoopen. In de oudere reeks uitgaven van mevr. Bosboom-Toussaint's romans en novellen wordt «Kaymond de schnjnweiker" gemist, wijl deze novelle, oorspronkelijk als premie op htt Xieuirs v. d. Day (1880) verschenen, en uitsluitend voor de inteekenaren van dat blad verkrijgbaar, niet eer is -'Vrij" gekomen dan bij Ue veilii g van het fonds l'unke. Toen beeftide uitgever Bolle, door aankoop. het kopyrecht van «Haymond" verkregen ; dit bot k daarna bij de tot zijn fonds behoorende (en sedert op 50 ets het deel vermin derde) guldens-editie ingelijfd , en het eindelijk in de LU voltooide geïllustreerde uitgaaf der «Verzamelde werken" van mevr. Bosboom op genomen. Het kopyrecht van Multatuli's geschriften is tegenwoordig nog over twee eigenaars ver deeld. Van zijne verzamelde werken" heeft de uitgevers maatschappij Elsevier" onlangs eene goedkoope, z g. garmond-editie in t licht gegeven. Hierin zijn niet begrepen de hoofdstukken over specialiteiten, de opstellen over vrijen arbeid, ,,meesterwerken", die, ten gerieve van de Multatuli kompleet begeeremle lezers, door de iïrma Cohen (Arnhem) in eene met Elseviers gelijkvormige editie zijn op de pers gelegd. Eemgermate «ehose intitne" is de oorzaak van het achterwege blijven der «nagelaten ver zen" van Jacques Perk in den goeukoopen. druk en de weetde-uitgaat van diens «Gedichten" DK l!. gezelschap te kijk U: zetten, mag y.eifs niet gevorderd worden van ie:nand die van zijn armoedje, zeg nu maar zeven gulden vijftig schenkt; ah, onderschat den adel onzti' gemoedsbesehaving niet, dien \v;j door zoo lange en hooge educatie lu bben v; rworven ; wij "zijn bedeeld, gelijk liet. den painciëruit de koop.-tad betaamt, mei hei. allei lijnste rang-, stand- en r/'A/-ge\oel daarom we zullen u niet venaden, dok tcru-t op . . . ge blijk anonymus nul. uw peni.ii g;-ke, de obscure N. ol' X. van een ingezonden .. . stuk. Daar ik begreep, dut het minimum van tien pop, meer voor et n paar ;mm-re leden uit liet twee en twintig tal was gesteld, en de j meeste, nu het, maximum niet werd aan gegeven, tot een vt el hooger bedrag zouden gaan, heb ik mij bij een der vele vrienden van me onder dat dubbel elftal aangemeld, om eens te hooren, wat de commissie iii 't geheel meende noodig te hebben, waarop zij daeht te mogen rekenen, opdat ik mijn gave in verhouding tot de behoefte zou kunnen bepalen. En daar mi.sschien ook anderen, gelijk ik, gaarne zouden weten, i hoe diep zij in ('e beurs moeten tasten, om de commissie in haar billijke verwachtingen | niet te leur te stellen, detl ik mijn be vinding mee. liet, commissielid maakte in 't kort deze berekening. Je lx-grijpt, zei hij, dat wij met ons tweeen twintigen gemiddeld ieder 'met een vijftig gulden komen ; voor ; ten huldeblijk aan Meiiiesz kan het niet minder ; een'dragelijk dineelje zou minstens vijl' en twintig gulden tle persoon kosten en dat was dun nog maar een huldeblijk. voor een uur of wat bestemd ; nu er itts voor de eeuwigheid moet zijn, is de prijs van twee dineetjes zeker niet te vet J. Dan meenen wij ons te kunnen houden a«n over de honderd Amsterdammers die ge middeld elk dertig gulden geven ; aan vierhonderd van twintig, aan vijfhondeid van tien, aan duizend van vijf', enfin ie samen zoo ca en bij de dertig mille. En dat moet het ook wezen, want zie je, dat is bij een medaille liet geval, aan hetgeen er op uitge beeld en gegraveerd staat, heb je al bilier weinig, nietwaar ; je legt het ing in een etui in je kast. .. en kijkt er alleen eens naar, als iemand je er naar vraagt, bij ge legenheid van het opmaken van je inven taris of' bij de schoonmaak. Voor zoo iets nu, achten wij Meinesz te goed. Wij zullen er een laten vervaardigen, waar specie aan zif... een bonk metaal waar hij zijn liotd voor kan afnemen, en Meinesz neemt dien niet zoo gauw af... enfin een medaille, die hij kan ophangen of te pronk zetten : een ding zoo dik als een rijksdaalder en zoo groot als een tafelbord. ^Nietwaar, daar heelt, hij iets aan ... maar wat geven hem. nu al die namen, en dan nog wel van lui, die niet eens een goud willempje kuiiLtii missen ... dat soort van burgertjes, met teu platte zak en een borst gezwollen van sympathie ?...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl