De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 21 april pagina 2

21 april 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1243 generaal Gerlacb, minister Ubden en Hans Kleist heb geraadpleegd; en allen waren vau de mee ting, dat het geschieden moest. Ook Büchsel zag geen uitweg, of.-c!ioon hij mij vermaande er van af te zien. Ik heb met hem en Stolberg des avonds te voren nog eeu bidstond gehouden. Dat ik mij beschikbaar en in positie stellen moes1", daaromtrent was ik niet in twijfel, maar wel hierover, of ik op V.ncke schieten zou. Ik deed het zonder gramschap, en miste ... Nu, leef wel, mijne zeer geliefde, moeder, groet vader en allen hartelijk van uwen trouwen zoon v. B." * # * Bovenstannde brief, thans voor 't eerst pu bliek geworden, is natuurlijk eene soort vau verantwoording geweest van Bismarck aan zijne streng godsdienstige schoonmoeder, en tegelijk eene soort van rouwmoedige biecht om te spoe diger mevr. V. Puitkamei'a verg ffenis te ver werven. Dat Bismarck hoogen prijs stelde op de gosde meeniag dezer niet tlledaag.-che vrouw, blijkt uit vele zijner brieven, en de verwachte vergiffenis heefc hij zeker verkregen. Maar alvast blijkt ook ten duidelijkste, dat het zijne schuld niet geweest is, indien het duel met Vincke een bloedeloozen uitslag bad. Hij, ti;smarck, wilde zijn tegenstander neerschieten, en youd het verdrietig, dat de quaestie met a kogel moest tfl jopen. Hij heett «zonder gram schap'' gescholen, zegt hij, en dit moet natuurlijk betrekenen, dat hij kalm afschoot op zijn evennaaste Viucke; maar het speet hem toe b Vincke niet geraakt te hebben, en de jubel over den sfljop van het tweegevecht hinderde hem. Meer ia er niet noodig om aan te nemen, dat de toe speling in Gerlach's dagboek, volgens welke Bismarck opzettelijk in de li'cht geschoten heef', niet juist kan ziju. Touwenn het ligt geheel in Bismarck's karakter om eeu gehateu tegen stander als Vincke, een man vau beteekenis bovendien bij de weerpartij, onschadelijk te maken, ook door hem m een duel voor den grond te schieten, uu dit duel door Vincke zelf was voorgesteld. Ondanks den breeden lichaamsbouw van Vucke heeft Bismarck misgescholen, en dat vindt hij jammer genoeg! De eigerjger. chtigde litflijkheid, dat »de Heer wel weten zal, wat Hij nog met dien Vincke voor heeft,'' maakt de zaak niet beter. In 't algemeene en in 't bijzondere is Bismarck altijd vau de leer geweest, die Keizer Wilhelm II eenmaal tegen zijn Rijkskanseiier formuleerde in den volzin: wie mij weerstaan wil, dien verpletter ik." Het duel met Vkcke is er a der vroegste bewij zen van. Onwillekeurig vraagt men zich af, wat B:£marck, die, ia dezen tijd vau het duel met Vincke, bijna dagelijks naar huis schreef, toch wel aan zijne huisvrouw berichtte over de dingen, die komen moesten, nu er eene uit daging met het pistool was aangenomen. En wij slaan de brieven weer op, die door Herbert Bismarck nu onlargs zijn uitgegeven. Er zijn er drie aan Mevrouw von Binnark, gedateerd 23 Maart, 24 Maart en 20 dito. De beide eerste brieven zijn gesteven, toen de auteur de uit daging van Vincke reeds had aangenomen, de laatste, toen het dut l zijn beslag had gehad. Welnu, in geen dezer epistels heeft Bismarck zijne vrouw over de quaestie naar waarheid in gelicht. In den briet van 23 Maart zegt hij riet zeker te kunnen bepalen, wanneer hij thuis komt; wel verveelt hem het onvruchtbaar ge praat in de Kamer, en verlangt hij naar zijne stille woning (te Frankfort) en de groene sofa met de dubbeilamp;" maar hij most op zijn. post blijven, want het kan op ne stem aan komen. Gisteren heb ik bij Manteuffel (den Ministei) gedineerd, en toen hij onverwachts naar Charlotteuburg geroepen werd, heb ik zijne vrouw naar het 1.1 atre begeleid, en er weer eens recht hartelijk gtlachen bij een paar zeer goed gespeelde blijspelen." Dit ^gisteren", let wel, ziet op den 22steu Maart, den dag, toen de hatelijkheden in de Kamer gewisseld, en Vincke's uitdaging gevolgd was. Maar er is ook nog een brief van den 2 J-sten Maart, dus van den dag vóór 't duel. Bismarck schreef hem in de Kamer gedurende de zitting. Hij veihaalt er in van vele visites, die bij in den ochtend heeft gemaakt, van eene langdurige audiëntie bij den Prins van Pruisen, van sneeuwweer de katste drie dagen, en meer zvlke dingen, maar over het aiustaande tweegevecht spreekt hij niet. Wel vertelt hij van zijn bezoek aan Gerlach, en zegt: gisterenavond spraken wij ook veel over het uitreiken van 't Heilig Avondmaal... en waren het er allen over eens, dat het, volgens de Augsburgsche confessie, aan komt op het geloof vau hem, die het Avond maal onUangt, niet op dat van hem, die het uitdeelt!" Ea dan heet liet ten slette:.. over morgen beu ik bij u, indien het Gods wil is, dat de sneeuw mij doorlaat l .. ." Zou de laatste bijvoegic g nog eene soort van voomenigheidsargumeut voor zijn thui.-komeii kunnen beteekenen? Meer schreef hij niet. Toch was hij DU al heel dicht in de huurt van zijn aanstaand duel, want klaarblijkelijk is dat tafelgesprek bij Gerlach hetzelfde, als waarvan dezes dagboek gewaagt, ter plaatse, waar sprake is van den onwil van dominee Büchsel om aan Bismarck vóór 't gevecht het Heilig Avondmaal toe te dienen. Heeft Bismarck misschien het plan gehad naar een minder gelcovigen heraar dan dominee Büchsel te gaan, iridieu deze hofprediker bleef weigeren hem het Avordmaal te geven? Er is ook nog een brief van Bismatck aau zijne cchtguicote van den 25sten Ma'rt; den avond na het duel. De koude is nu van de lucht, en hij kan zijne thuiskomst berichten op over. morgenavond. Ik heb heden, bij Malle (dat is zijne lieve zuster Malvine, met wie hij altijd op den intiemsten voet is geweest) gedineerd, eu denk met haar en Stolberg naar deu schouwburg te traan. Ik schrijf u deze paar regfls met de k< ilie-cigaar" in den mond. Maar maak u toch niet 01 gerust over //krantengebeuzel," eu geloof niet, dat, ik met Vincke en Ilarkort in gevaar lijke verhouding sta; dat is alles ter zijde gezet, daar geef ik u mijn woord op, en gij weet, dat ik u zoo niet zcu beliegen; ik zou liever zwijgen, indien het niet waar ware." Mevrouw von Bismarck kon dus gerust wezen ; haar ttotje" zal rdet liegen, dan zwijgt hij liever. Hij mocht het ook zeggen, dat hij alle quaesiicu met Vincke (en Harkort, dien bij er maar bij noemt, om de aandacht vau dien nen vijand, met wien hij duelleerde, wat af te leiden) ter zijde gezet had; nu was zijne Johauna uit de or.gerusthcid. Hij was bovendien spoedig thuis, en mondeling zou alles wel in 't reine komen. Zijne vronw mocht eens wat boos zijn, maar langer dan 12 uur duurde die boosheid op den plichtvergeteu huisvader" toch niet Intusscben blijkt uit de behandelde corres pondentie niets zoo duidelijk als dat Bismarck diplomaat is geweest tot iu de brieven aan zijne vrouw toe. Hij beliegt haar niet; hij verzwijgt slechts; hij zegt altijd de waarheid, maar bij jaiit dat geileulte der waarheid weg, hetwelk bij op een gegeven oogenhlik tot nadere gelegen heid meent te moeten bewan u. Maar waarom verzweeg hij de duel-geschiedenis zoo zorgvuldig voor zijne vrouw die hij toch anders zco gaarne van zijn persoonlijk weder varen op de hoogte houdt? Het antwoord op deze vraag is tegelijk Bismarck's voauis en zijae rechtvaardiging. Het duel met Vincke geschiedde den 25sten Mairt 1S52, en ... den Isteu Augustus vau dat jaar werd Bismarck een zoou geboren! Wat zou het geweest zijn, ais mevrouw Von Bismarck in haar toestand twee dagen iu angit had moeten verkeeren? .. . Maar wat dan, als Vincke eens wezenlijk op Bismarck aangelegd en hem doodelijk verwond bad? Het eerste bleek met eenig diplomatisch beleid bij het briefschrij ven te voorkomen; het laatste zou.... Of heeft Bismarck gelijk, dat Let ongeluk niet komt, waar het niet gevreesd wordt? A. W. STELLWAGEX. Sccialz aanqalcqinmb&n. imiiiiiiiniiii De moflelfaMek ia tüeorie en jraME Hetgeen ik in het nummer van 17 Maart onder deze rubiiek schreef over «Modelfabrieken", vooral naar aanleiding van een boekje des heeren J. C. van Marken, gewyd aan de «sociale organisatie" zijner industrieele onder nemingen te Delft, is niet onweersproken gebleven. De heer Mr. P. Tjeenk Willink, «Sacrétaire des IntéreVs sociaux ' aan die ondernemicgen, volgens pag. 58 van bovenge noemd boekje, heeft het zijn plicht geacht de Delfsche inrichtingen te komen verdedigen tegen mijne volgens hern »in hooge mate ergerlijke beschouwingen", neergeschreven »zonder de resultaten van het te Delft toegepaste stelsel te kennen" ? tegen de «onbewezen vooropgezette meeningen" en »tffjctbpjigende phrasen" waarmede ik arme, «oppervlakkige criticus" mijn «orjuiste beweringen" aan nemelijk trachtte te maken. Er is eene edele verontwaardiging, die het zwijgen onmoge.yk maakt, maar het is de vraag of deze, tot het spreken gekomen, aller eerst in uitdrukkingen als de bovenstaande bevrediging vindt. Er ware van de waardigheid van Mr. Tj. W. meer overgebleven, indien hij, in de toch altyd min of meer precaire positie van iemand, die pro domo oreert, wat spaarzamer geweest was met de verdacht making van zijn tegenpartij. Ik wil hem daarover evenwel niet hard vallen, temeer daar over de zaak- zelve ook mijnerzijds nog genoeg te zeggen is en ik daarbij de persoonlijke op den achtergrond wil dringen voor de algemeener beschouwingen die aan haar te wyden zyn. Wat ik in myn artikel wilde doen uitkomen is met heel enkele woorden eenvoudig dit: de sociale instellingen aan sommige fabrieken zy'n goed en we), maar voor de algemeene verbetering van den toestand der arbeiders klasse hebben zij volstrekt niet die beteekenis, die men ze vaak toekent; zoo gij wilt, werken gij zelfs nog in enkele opzichten in andere richting. Dit is eene bewering, die in hare algemeenheid slechts voor min of meer theore tische beschouwing geschikt is, waartoe mij het boekje van den heer van Marken een direc'e aanleiding was. De instellingen aan de Ned. Gist- en Spiritusfabriek hebben m. i. hun ontstaan te danken aan drieërlei oorzaken wier grenzen onmogelijk te bepalen zijn, maar die daarom niet minder aanwezig moeten worden geacht: gevoel, wetenschap en indu strieel belang van den heer v. Marken Ik maakte die onderscheiding niet zonder er tot tweemaal toe den nadruk op te leggen, dat ik grooten eerbied heb voor dien organisator, voor zyn idealisme en zijn werkkracht zoowel als voor zijne eigenschappen als menseh en industrieel. Maar dat neemt niet weg dat het werk dat het zijne is te verklaren is uit die drie genoemde dingen. Onder het voorbehoud dier verschuldigde achting is kritiek dan toch wel geoorloofd V Indien men daarin ernstig blijft en te goeder trouw tenminste, iets, wat de heer Tj. W. mij toch, hoop ik. door zijne «tffectbejagende" phrases wel niet zal willen ontzeggen 't Maar die kritiek, die toen in het algemeen bleef en slechts eene waarschuwing bedoelde tegen wat al te lichtvaardige verheltijg van het modelfabriekstelsel, moet nu nog wel meer direct worden gericht op de fabriek die als type werd aangehaald. Mr. Tjeenk W. drirgt aar zelf toe. Er zijn twee dingen waarop het daarbij aan komt: njaakt het stelsel v. -Marken de arbeiders afhankelijker van den werkgever en : begaat het stelsel daardoor aan den arbeider een «zedelijken moord". DB theorie der modelfabriek zal dit zonder twijfel ontkennend beantwoorden. De heer van Marken zelf heeft dit meermalen gedaan. Maar is de praktijk van de modelfabriek niet wel een beetje anders ? Onafhankelijkheid immers stelt voorop : onderling vertrouwen en ware democratie. Twee dingen wederom door de theorie ver kondigd maar door de praktijk haast in hun tegengestelde verkeerd. Laat dit uit een voorbeeld blijken. Wat is het Delftsche loonstelsel? Theore tisch ziet het er prachtig uit. Als minimum is genomen het voor Del*'* noodige / 12, (pag. L'), evenwel dit wordt, in de praktijk, niet eens altijd bereikt daar eigenlijk het minimum is f !).!)(), een cijfer, dat men door »blijk te geven van een volmaakten ijver, van een «uitmun tende" toewijding'' verhoogen kan met -20 pet. zoodat men op 12 centen na de hoog noodige / 12 bereikt. Dit doen r.iet allen, maar toch de groote meerderheid. En dat wel zóó dat inbegrepen de andere premies het gemiddelde van de salarissen van alle werklieden van l8!lf>-lS!i,S varieerde tusschen / l 1.20 en/ l l.f>0. Dit loon blijft nu maar niet zoo hetzelfde. De theorie heeft er een schoon stelsel voor uitgedacht. Vereischte de arbeid iets bijzon ders dan wordt de belooning verhoogd met trappen van ','j cent tot dat ze 21 cents per uur bedraagt. Maar als men den arbeid niet slechts niet de boven reeds aangehaalde ;uitstekende toewijding" verricht, maar ook bijzon dere vaardigheid vertoont kan men met 2, ;">, 10 en 20 pet. meer loon krijgen, terwijl voor die toewijding zelf de volgende regels gelden, te vinden in het meer genoemde boekje png. 4 en vervolgens : «Verscheiden malen per jaar brengt ieder lid van het personeel die met eenig gezag bekleed is, aan den chef van de atdeeiii g >belangen van het personeel" een mondeling verslag uit over de toewijding van zijn onder geschikten Tegen het eind van het j'iar stelt de afdeelingschef met behulp dier verschillende rapporten een algemeen rapport op, dat hij aanbiedt aan de directie. Deze stelt, zoo noodig afwykend van dit rapport, het eindcijfer vast van elk lid van het personeel. Volgens dit cijfer wordt het gaheele perso neel op l Januari van elk jaar in toewijilingsklassen verdeeld (onvoldoende, middelmatig, goed, zeer goed, mistekend)". Earst waren het er 5, nu is tusschen 3 en 4 nog ienp, «Elke geëmpioyeerde begint in de eerste klasse. Da eenvoudige arbeider of klork moet door zijn toewvding zich waardig maken na l jaar overtegaan in de tweede, na 2 jaar in de derde klasse; zooniet dan wordt hij ont sla.en. Maar hooger behoeft h j ook niet te stijgen. Maar deze derde klasse, d. w. z. het goede midden, is voor de haogere rangen niet vildoende. De meesterknecht en beambte moeten na driejaar de vierde klasse bereiken: zeer goed. Ten slofte eischt men een volledige toewijding van d i ingenieurs en hoogere be ambten. Teneinde uut ontslagen te worden moeten zij van jiar tot jaar stijgeu tot de klasse der uitmuntendheid. Met die klassen gaat nu de premie mede en wel van het loon. in de eerste klasse ... O pCt. » » tweede » . . . 2 » » » derde » . . . 5 » » » tusschen » ... 7' ?> » » vierde » ... 10 » » » vijfde » ... 20 » Dan kan men ten slotte nog 5 of 10",n premie krijgen wegens goede of uitstekende «samen werking" met kaïneraden of ondergeschikten. Dit alles is inderdaad vernuf ig bedacht, maar nauwelijks wordt het uitgevoerd of het brengt een verbazende af hankelykheid teweeg; met slechts van den patroon maar ouk van de medearbeiders. Daar &.)»ji> van de aan de fnbrieken verbonden arbeiders geen vak kennen wordt dit nog erger. Ean slecht rapport van den baa^, or.derbaas, beambte, medearbeider of ondergeschikte en er volgt geen verhooging, en wellicht ontslag. Achterdocht en achter houdendheid, wantrouwen en naijver brengt de praktijk instede van de scboone theorie van broederliefde en vertrouwen. Het kan ook niet anders van arbeiders verwacht worden, die in geen enkel opzicht zedelijk hooger staan dan het gros. Al die onderlinge rapporteerdery heeft misschien ook plaats op elke fabriek maar daar is zij niet zoo gereglementeerd, weet men niet zoo, dat ieder feiteiijk een dwarskijker van den werkgever is en daar voelen der arbeiders zich meer solidair tegenover het min of meer mysterieuse kwaad, dan hier waar het a!s iets moois en als een gunst wordt voorgesteld, dat ieder over het lot van anderen mede te beslissen heeft, op zulk een toch altijd nog stiekeme wy'ze. Dat de afhankelijkheid hierdoor grooter zijn zoude dan elders heb ik niet gezegd, wel dat zy allicht bewuster is en op hatelijker wijze wordt voelbaar gemaakt. Dat dit ook het geval is door den premiespaarkas en de ver schillende verzekeringen wordt zeer aanne melijk door het feit dat de meeste arbeiders »unskilied" zijn en dus, ook al worden bij ontslag enz. de gelden terugbetaald, toch niets kunnen beginnen. Dit alles zou niet het geval zijn indien de arbeiders zedelijk hoog stonden, en op zulke arbeiders rekent de theorie - maar de praktijk leert wederom anders. Het is in Delft een algemeen gevoelen, dat de arbeiders van de v. M.'sche instellingen onverschilligen, weinig ontwikkeld zyn, terwijl zelfs drank misbruik nog al voorkomt. Waar de heer v. M. zelf zich meermalen moet hebben uit gelaten, dat de rt sultaten in dit moreel opzicht hem zoo zyn tegengevallen, zal de heer Tj. W. wel niet zoo vast in de droomen der theorie blijven. Dat het systeem «zoste jongens" kweekt heb ik niet gezegd, en het heeft dus geen nut dat de heer Tj. W. het ontkent. Ik zeide dat het geen «stoute jongens" kweekte, wat nog wel iets anders is. Van een algemeene organi satie als arbeiders is geen sprake. De belang stelling in de zoogenaamde Kamers van Arbeid op de fabriek is bovendien gering. En de socialistische enkelingen, die in de Delftsche arbeidersbeweging optreden kwamen reeds met die overtuiging te Delft aan voor het grootste deel. Zy kunnen noch op de fabriek, noch op hun mede-arbeiders iets uitwerken. Niet om dat de directie hen zou belemmeren, want daarvan zou de heer v. M. beslist een tegenstar-der zijn, maar eenvoudig omdat de anderen te onverschillig zijn om aan iets verders te denken aan hun oogenblikkelijk iets beteren toestand. Dit laatste niet uit tevredenheid, want geklaagd wordt er evengoed als eldars, maar uit onverschilligheid. Vanwaar nu die onverschilligheid het zelfde wat ik met »zedelijken moord" bedoelde. Dit zit hem in den tweeden factor, dien ik boven noemde voor de ware onafhankelijkheid : de ware demokratie. Dat is de fout van deze en elke modelfa briek: dat het beginsel der demokratie er dagelijksch theoretisch op de tong is en dagelijks praktisch wordt verkracht. liet ge heel gaat »van bovenaf". De arbeiders-ver tegenwoordiging in de »kern" is een gunst en wordt daardoor niet gewaardeerd. Dit k>m trouwens ook niet omdat zij feitelijk onvereenigbaar is met die hervorming van bovenaf. De fabriek is en blijft toch een kapitalistische onderneming en moet als zoodanig blijven beheerd en geregeld worden ten voordeele van het kapitaal. Men kan aan de arbeiders alles i/eren maar men mag dan nog niet toe staan dat zij iets zouden iic/nen, nietwaar 'i Daarom geeft hunne vertegenwoordiging geen zier, omdat op een zeker moment het absolute ! yer.ni/ van het kapitaal optreedt. De heer ; van Marken steekt dat trouwens niet onder stoelen en banken. Hijzelf sprak van een ->kloek gezag" »dat zich krachtig doet gelden" en/,. Inderdaad, ziehier het begin en het einde van al wat ons u.y.'-turieus leek in die uiteen; looping van theone en praktijk. Hier toch is ' die uituenlooping er niet. Het gezag der theorie : is er in praktijk ook. en herinnert er aar', dat ! de laatste zooveel als de eerste het kapitalisme als levensbasis heeft. Het gezag n::i^ niet worden ondermijnd: de hiërarchie van beambi ter, ingenieurs, bazen, ondeibazen of hoe zij i heeten mogen, waarin het zich uit, is even : onaantastbaar, eenvoudig reeds om deze reder. ! dat deze menschen in het bedrijf, dat nu 1 nmaal kapitalistisch is. onmisbaar zijn en ook | om hun kennis van het technisch fabriceeren niet licht verwijderd zullen kunnen worden, '. uit vrees voor de concurrenten. Dit gezag. ' deze gezagstheorie, doodt de demokratie, die een dergelijk gezag niet erkennen kan. doodt dus ook het zelfbewustzijn van de arbeiders, die aan het gezag zijn onderworpen, doodt hun belangstelling en gevoel van sociale ver antwoordelijkheid; temeer omdat een kunstig samenstel van wetten en reglementen den schijn der demokratie bewaart. Niets is zulk een vijand van de waarheid, als de schijn. Ook hier soms werd ook de schy'n niet meer gered, en zie, dan was er een oogenblik van verzet. Dit zijn dan de enkele fditen, waarvan de buitenstaande iets te weten komt. Daarom een frappant voorbeeld aangehaald: In 1887 kon men onder titels als «Uscht voor allen, plicht voor allen", en derg. met gloeiende woor den de instelling van een scheidsgerecht zien bepleiten in de Eabrieksbode; en een feit worden in de vergadering van »de kern" van 2 Nov. 87, eene vergadering waar deze slechts adfiarercnrle stem had. In de Fabrieksbode van 4 Jan. 1896 schreef riu de heer v. M. »üe instelling van een «scheidsgerecht" da teert reeds van S^pt. 1887. Tot een practische uitvoering, tot een benoeming en verkiezing van personen en tot samenstelling van bet scheidsgerecht is het evenwel niet gekomen. Toen de directie de samenstelling willende voorbereiden, eenige werkgevers polste over de aanneming eener eventueele benoeming, vond zij niemand bereid zich met die «nieu wigheid" in te laten !' __ «Er hebben zich in al dien tijd geen geschil len voorgedaan (8 jaren) waarbij de uitspraak van ons scheidsgerecht werd ingeroepen, en de directie meende later, te recht of ten onrechte dat de voorbarige samenstelling van een college dat wellicht jaren achtereen werkloos zou bly ven, en de belangstelling zyner leden zou doen verflauwen, de ernst hunner roeping zou doen vergeten. Tnans doet zich een geval voor waarbij de tusschenkomst van het seheidagerecht gewenscht wordt. Een ont slagen arbeider, P, had dit aangevraagd. Het schfidsgerecht bestond uit niet aan de fabriek verbonden werkgevers en arbeiders benoemd door de directie en wat de laateten betreft gekozen door het personeel. De gekozen en benoemde leden en plaats vervangers benoemen hun voorzitter en een plaatsvervanger (e;een werkgever, noch werk man). De voorzitter heeft adviseerende stem, alleen bij staking van stemmen beslissende. Het geval-P. werd behandeld, en de directie werd in het gelijk gesteld met 3/2 stemmen. Dit is ook het eenige geval geweest waarover de rechters ooit hebben te beslissen gehad. Kort na deze zaak werd n i. het scheidsge recht plotseling opgeheven (189G). Denzelfden dag werden een paar arbeiders die bij het graf van den gestorven P. (hij was reeds bij zijn verdediging ziek en stierf kort daarna) hadden gesproken en hem een slacht offer van het kapitaal hadden genoemd, ontslur/en. Het overleg met het scheidsgerecht over de opheffing was luttel en de leden er van kwamen daartegen dan ook uitvoerig in den Fubrieksbode op. Ook de kern werd niet geraadpleegd. Van demokratie is hier in elk geval niets meer te vinden en dit is n symptoom van een principieel geheel verkeerd aanvatten van het werk van verbetering der arheiderstoestanden. Zoolang men op den basis van het kapitalisme blijft kan dit niet anders en is het kapitalistisch, dat is dus aristocratisch en autocratisch gezag onmisbaar. Maar waarom dit niet erkend V Waarom steeds gedaan of er sprake is van demokratisch gezag en hervor ming van onder op? Deze foutieve verhouding, dit averechts begrip, maakt dat de idealen der theorie uitloopen op heel iets tegenovergesteld in de praktijk, [n plaats van verheffen, drukt men neer. In plaats van opvoeden, krijgt men het verwijt van zedelyken moord l Want ik neem noch het een noch het ander terug. Niet omdat ik daarvan den heer v. M., maar omdat ik daarvan het kapitalisme een verwijt wil maken. Dit eischt onverbiddelijk de instandhouding van het bedrijf en de dege lijkheid in de concurrentie. Daarom moet het zijn gezag doen gelden, en dit gezag is nu eenmaal onvereenigbaar met demokratie, terwijl democratie het eenige imiddel is waardoor arbeiders worden opgevoed tot solidariteit, gemeenschapsgevoel, vertrouwen en welke eigenschappen ook, die bij het gros der arbei ders aan de Ned. gist-en spiritusfahriek, niet tegenstaande den besten wil van de directie, al evenmin te vinden zijn als aan elke modelfabriek, waar zij afgescheept worden met den schijn voor het wezen : met de hervorming van bovenaf voor die van onderop. H. Dut Haspels, tooneelgezelscbap van dit drama in verschillende plaatsen des lai.ds hoopt te geven, aanvangende Zaterdag 20 April te Nijmegen cu 23 April te Ilitterdam. In die rol en iu dat stuk zal hij ziju 40 jarig jubileum vieren. Ais Koning! Koningen en prinsen, graven, markiezen en hertogen, edelen naar afkomst en naar den getsf, zijn de personen, die Dirk Haspels voor 't meereudeel op 'ttoonetl heeft nagebootst: Koning George in l'orslenschool; de Prins «an Monaco in Rabagas, Hertog 'Aleria in De Mar kies de Fillemer; De Markies de Pre les in de Srlioonzoon van Mijnheer Poirier. Zijne persoonlijkheid hei ft hem tot die rollen voorbestemd. Het uiterlijk zoowel als eene gep%ste mate van hoagheid, voornaamheid en eisjeuwaardp. Hij, zoowel als zijn broer Jaap, waren op en buiten het tooneel -steeds heereu". Zij zouden door hun vooikomen in een Raad vau State, een hoog rechtscollege, een ministerraad enz., outzag hebben ingeboezemd. Ik heb in m'n loopbaan zooveel //kerels" op 't tooueel gezien, die heeren" heetten, dat ik steeds gezorgd heb, op de planken //beer" te ziju. Zoo echt als Dirk Haspels op de plankeu heer" was, zoo echt deed hij er zich voor als «;Koning". T_ In zijn beste koningsrol: Koning George" in Multatuli's Vorstenschool kwam bij. op, Hij bad niets aan z'n kop veranderd, zelfs geen Schmink" op, en droeg een gekleede jus. Dit deed hij uit overleg. Men bad in Koning Gsorge deii Koning van Nederland willen zien. Velen hadden z'c'i bij de eerste veitooning te Utrecht een schaudaaltje voorgesteld: Haspels in de gelijkenis van den regierenden koning! Politie was i u en buiten de zaïl. Eu teen Haspels opkwam was hij koning, maar niet de, koning. Als hij ooit eene créitie goed volgehouden heeft dan deze. Voor Multatuli-zelf was z'n koning e<ns openbaring. T Op de repetitie zei Multatuli tot Vosmaer: //Dat is ie, zoo moet ik hem hebben!" Aau. Mr. J. N. van Hall te Utrecht de huidige Wethouder van Oaderwijs te Amsterdam zond hij 'n telegram met de woorden: De koning is aoed." Multatuli heeft deze créitie steeds blijven waardeeren. Liter, ia' de voorrede van deu vijfden druk van Vorstenschool" heeft, hij dat getoond door er, dankbaar, in te erkenntu: X;er in 't bijzonder breng ik hier lulde aan de artistieke wijs, waarop de heer D. Haspels ; de rol van konirg George vertolkte. Die kunstenaar heeft door 'n eigenaardige opvatting van z'n rol daaraan een waardigheid weten te geven, waardoor de door mij begaue fout in de karakterteekening van George volkomen wordt goedgemaakt, zóó zelfs, dat ik thans iiiet wenschen zou die partij anders geschreven te hebben. Ziedaar 'n fortuintje, dat niet dikwijls aan tooneelschrijvers teu deel valt! Hartelijk dank!" Haspds had volgens eigen zegtreu van koning George een fatje, een gekkie:' willen maken. Bij het doordriugen in de rol bleek hem, dat de koning dit allerminst was, dat 'L. M. integendeel het ernstig bedoelde, zeis in het oerkoaiisch tooneei met de schouder bedekkingen, maar vooral aan het slot, waar Z. M. bet btsluit neemt voortaan voor 't voik te leven, een vader vau 't volk te willen zijn. Dat ernstige spel van Dirk Haspels, waar de koning futiliteiten als staatsbelang beschouwde, schiep een humor van de beste soort. De tijd deri /7j;',s'/<M«7;oo/-vertfloaingen, de kennismaking en de langdurige omgang met Multatuli behooren tot deu schoonsten t'jd ui de l efste herinnering van Dirk Haspels. Ouder het verhalen van dien tijd, vaart er eeu glans over z'n gelaat, de trekken vau geleden pijn en naderenden ouderdom verzachten, het gelaat wordt jonger, prettis, en hij gelijkt niet meer op de laatste fotografie, vau hem genomen. Dirk Haspels als Koning Christiaan XVI in ,,Koningen" van Jules Lemaitre. Eu ik beu oud en ziek en za! niet lat g meer U-M-L!'' Meewarig zei l'irk Haspels da1, op de vraag: ,,ho« bij, de zenuwlijder, bet maakte?" -- 'i S-.iat. in mijn rol vau K<,ni,iyfi>, naar ik kaïi 't, oi.k van me zelf ze.'gcn." De rol vau K"Kii<g'-n, bet drama vau Jules !.ema:!r.j l;..: vcor hem: hij was aan 't, studeereu vojr lic vo'oi'sleÜiüL'.vi!, die bet KoUerdanuche ^. .,(-._- » ,,A ,,,.-. .~- ..-i-," ;n «,*?::-'?«,); ,-ji (»'..-?« i^v. «'''-j, C,'? ?.?>-? . "' <'' 1' Het portret van Dirk Haspels, zooals hij thans is. l'rateude over den Multatuli-tijd kan Haspels niet 'olijven zitten. Hij staat op, vijst, op eeu j geschenk van Multatuli: twee beelden; Hamlet en < Ifclia, op 't portret, vau hem,... eu is niet, uitgepraat. | Onwillekeurig ziet men dan liet praclitiye | portret van Mevrouw .S'jpiiie de \ries, als i koningin Elizabeth. j Ja . . . eeu mooi portret . . . d;V geloof 'k ! ; J k speelde trraa? met liaar, en heb vee! met : haar gespeeld. /," kou er, ais ze wou,/ó;> met, de | nerven bij z;iu. Dikwijls waren we in frappante" 1 st ION er zoo in, dat we op het tooneel echte ti u cu hebben geschicid. Ze zeggen wel: In u'-che tranen 't mag uiet, maar als ze komen, iaat ik i /c maar lo:>peu, ze doen j'.; zoo goed!" ik l oor, Müvrouw de Vries ook fi'iy in ? De Schoon zoon vfiii hi'niiKt'.r l'oirier", ais de marku."; haar hand wil nemen om te kussen. /, 'i;t;eu : m'nheer | ik beu weduwe!" Ze zei dat zoo vo! beteekenis i en met zooveel ziel, dat ik er van ontroerde. l Hu dat poi '? -et is van onze goeje Trien ! , Mevr. | Catii. ISecrsmans.) Die kon ook met, haar ziel j spelen, en zoo v t r bazend groot zijn. F/.u OIIWIXT l ging ovtr de hoofden als ze in Zict/rh iïfict de vuisten ballend, los kwam, en bliksem schoot uit baar oogen. En tegenover dat boozewijf... j de edele vrouw iu //De Fourclmmbault's." 7>e speelde die rol graag, ik de mijne als liirnard otk. Dat zijn rollen, waar je wat van maken kunt. Het bee'c reperto're van Augier, Dumas, San,ou tii l'aiilcron was iii'n lievelingsrepertoire. Eu ', is 't nog l Je kunt er je /,-bobbert'' aan. zetten."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl