Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1243
generaal Gerlacb, minister Ubden en Hans Kleist
heb geraadpleegd; en allen waren vau de mee
ting, dat het geschieden moest. Ook Büchsel
zag geen uitweg, of.-c!ioon hij mij vermaande
er van af te zien. Ik heb met hem en Stolberg
des avonds te voren nog eeu bidstond gehouden.
Dat ik mij beschikbaar en in positie stellen
moes1", daaromtrent was ik niet in twijfel, maar
wel hierover, of ik op V.ncke schieten zou. Ik
deed het zonder gramschap, en miste ...
Nu, leef wel, mijne zeer geliefde, moeder,
groet vader en allen hartelijk van uwen trouwen
zoon v. B."
* #
*
Bovenstannde brief, thans voor 't eerst pu
bliek geworden, is natuurlijk eene soort vau
verantwoording geweest van Bismarck aan zijne
streng godsdienstige schoonmoeder, en tegelijk
eene soort van rouwmoedige biecht om te spoe
diger mevr. V. Puitkamei'a verg ffenis te ver
werven. Dat Bismarck hoogen prijs stelde op
de gosde meeniag dezer niet tlledaag.-che vrouw,
blijkt uit vele zijner brieven, en de verwachte
vergiffenis heefc hij zeker verkregen. Maar
alvast blijkt ook ten duidelijkste, dat het zijne
schuld niet geweest is, indien het duel met
Vincke een bloedeloozen uitslag bad. Hij,
ti;smarck, wilde zijn tegenstander neerschieten, en
youd het verdrietig, dat de quaestie met a
kogel moest tfl jopen. Hij heett «zonder gram
schap'' gescholen, zegt hij, en dit moet natuurlijk
betrekenen, dat hij kalm afschoot op zijn
evennaaste Viucke; maar het speet hem toe b Vincke
niet geraakt te hebben, en de jubel over den
sfljop van het tweegevecht hinderde hem. Meer
ia er niet noodig om aan te nemen, dat de toe
speling in Gerlach's dagboek, volgens welke
Bismarck opzettelijk in de li'cht geschoten heef',
niet juist kan ziju. Touwenn het ligt geheel
in Bismarck's karakter om eeu gehateu tegen
stander als Vincke, een man vau beteekenis
bovendien bij de weerpartij, onschadelijk te
maken, ook door hem m een duel voor den
grond te schieten, uu dit duel door Vincke
zelf was voorgesteld. Ondanks den breeden
lichaamsbouw van Vucke heeft Bismarck
misgescholen, en dat vindt hij jammer genoeg! De
eigerjger. chtigde litflijkheid, dat »de Heer wel
weten zal, wat Hij nog met dien Vincke voor
heeft,'' maakt de zaak niet beter. In 't algemeene
en in 't bijzondere is Bismarck altijd vau de leer
geweest, die Keizer Wilhelm II eenmaal tegen
zijn Rijkskanseiier formuleerde in den volzin:
wie mij weerstaan wil, dien verpletter ik." Het
duel met Vkcke is er a der vroegste bewij
zen van.
Onwillekeurig vraagt men zich af, wat
B:£marck, die, ia dezen tijd vau het duel met
Vincke, bijna dagelijks naar huis schreef, toch
wel aan zijne huisvrouw berichtte over de
dingen, die komen moesten, nu er eene uit
daging met het pistool was aangenomen. En
wij slaan de brieven weer op, die door Herbert
Bismarck nu onlargs zijn uitgegeven. Er zijn
er drie aan Mevrouw von Binnark, gedateerd
23 Maart, 24 Maart en 20 dito. De beide eerste
brieven zijn gesteven, toen de auteur de uit
daging van Vincke reeds had aangenomen, de
laatste, toen het dut l zijn beslag had gehad.
Welnu, in geen dezer epistels heeft Bismarck
zijne vrouw over de quaestie naar waarheid in
gelicht. In den briet van 23 Maart zegt hij
riet zeker te kunnen bepalen, wanneer hij thuis
komt; wel verveelt hem het onvruchtbaar ge
praat in de Kamer, en verlangt hij naar zijne
stille woning (te Frankfort) en de groene sofa
met de dubbeilamp;" maar hij most op zijn.
post blijven, want het kan op ne stem aan
komen. Gisteren heb ik bij Manteuffel (den
Ministei) gedineerd, en toen hij onverwachts
naar Charlotteuburg geroepen werd, heb ik zijne
vrouw naar het 1.1 atre begeleid, en er weer
eens recht hartelijk gtlachen bij een paar zeer
goed gespeelde blijspelen."
Dit ^gisteren", let wel, ziet op den 22steu
Maart, den dag, toen de hatelijkheden in de
Kamer gewisseld, en Vincke's uitdaging gevolgd
was.
Maar er is ook nog een brief van den 2 J-sten
Maart, dus van den dag vóór 't duel. Bismarck
schreef hem in de Kamer gedurende de zitting.
Hij veihaalt er in van vele visites, die bij in
den ochtend heeft gemaakt, van eene langdurige
audiëntie bij den Prins van Pruisen, van
sneeuwweer de katste drie dagen, en meer zvlke
dingen, maar over het aiustaande tweegevecht
spreekt hij niet. Wel vertelt hij van zijn bezoek
aan Gerlach, en zegt: gisterenavond spraken
wij ook veel over het uitreiken van 't Heilig
Avondmaal... en waren het er allen over eens,
dat het, volgens de Augsburgsche confessie, aan
komt op het geloof vau hem, die het Avond
maal onUangt, niet op dat van hem, die het
uitdeelt!" Ea dan heet liet ten slette:.. over
morgen beu ik bij u, indien het Gods wil is,
dat de sneeuw mij doorlaat l .. ." Zou de laatste
bijvoegic g nog eene soort van
voomenigheidsargumeut voor zijn thui.-komeii kunnen
beteekenen? Meer schreef hij niet. Toch was hij DU
al heel dicht in de huurt van zijn aanstaand
duel, want klaarblijkelijk is dat tafelgesprek bij
Gerlach hetzelfde, als waarvan dezes dagboek
gewaagt, ter plaatse, waar sprake is van den
onwil van dominee Büchsel om aan Bismarck
vóór 't gevecht het Heilig Avondmaal toe te
dienen. Heeft Bismarck misschien het plan gehad
naar een minder gelcovigen heraar dan dominee
Büchsel te gaan, iridieu deze hofprediker bleef
weigeren hem het Avordmaal te geven?
Er is ook nog een brief van Bismatck aau
zijne cchtguicote van den 25sten Ma'rt; den
avond na het duel. De koude is nu van de lucht,
en hij kan zijne thuiskomst berichten op over.
morgenavond. Ik heb heden, bij Malle (dat is
zijne lieve zuster Malvine, met wie hij altijd op
den intiemsten voet is geweest) gedineerd, eu
denk met haar en Stolberg naar deu schouwburg
te traan. Ik schrijf u deze paar regfls met de
k< ilie-cigaar" in den mond. Maar maak u toch
niet 01 gerust over //krantengebeuzel," eu geloof
niet, dat, ik met Vincke en Ilarkort in gevaar
lijke verhouding sta; dat is alles ter zijde gezet,
daar geef ik u mijn woord op, en gij weet, dat
ik u zoo niet zcu beliegen; ik zou liever zwijgen,
indien het niet waar ware."
Mevrouw von Bismarck kon dus gerust wezen ;
haar ttotje" zal rdet liegen, dan zwijgt hij
liever. Hij mocht het ook zeggen, dat hij alle
quaesiicu met Vincke (en Harkort, dien bij er
maar bij noemt, om de aandacht vau dien nen
vijand, met wien hij duelleerde, wat af te leiden)
ter zijde gezet had; nu was zijne Johauna uit
de or.gerusthcid. Hij was bovendien spoedig
thuis, en mondeling zou alles wel in 't reine
komen. Zijne vronw mocht eens wat boos zijn,
maar langer dan 12 uur duurde die boosheid
op den plichtvergeteu huisvader" toch niet
Intusscben blijkt uit de behandelde corres
pondentie niets zoo duidelijk als dat Bismarck
diplomaat is geweest tot iu de brieven aan zijne
vrouw toe. Hij beliegt haar niet; hij verzwijgt
slechts; hij zegt altijd de waarheid, maar bij
jaiit dat geileulte der waarheid weg, hetwelk bij
op een gegeven oogenhlik tot nadere gelegen
heid meent te moeten bewan u.
Maar waarom verzweeg hij de duel-geschiedenis
zoo zorgvuldig voor zijne vrouw die hij toch
anders zco gaarne van zijn persoonlijk weder
varen op de hoogte houdt? Het antwoord op
deze vraag is tegelijk Bismarck's voauis en zijae
rechtvaardiging.
Het duel met Vincke geschiedde den 25sten
Mairt 1S52, en ... den Isteu Augustus vau dat
jaar werd Bismarck een zoou geboren!
Wat zou het geweest zijn, ais mevrouw Von
Bismarck in haar toestand twee dagen iu angit
had moeten verkeeren? .. . Maar wat dan, als
Vincke eens wezenlijk op Bismarck aangelegd
en hem doodelijk verwond bad? Het eerste bleek
met eenig diplomatisch beleid bij het briefschrij
ven te voorkomen; het laatste zou....
Of heeft Bismarck gelijk, dat Let ongeluk niet
komt, waar het niet gevreesd wordt?
A. W. STELLWAGEX.
Sccialz aanqalcqinmb&n.
imiiiiiiiniiii
De moflelfaMek ia tüeorie en jraME
Hetgeen ik in het nummer van 17 Maart
onder deze rubiiek schreef over
«Modelfabrieken", vooral naar aanleiding van een boekje
des heeren J. C. van Marken, gewyd aan de
«sociale organisatie" zijner industrieele onder
nemingen te Delft, is niet onweersproken
gebleven. De heer Mr. P. Tjeenk Willink,
«Sacrétaire des IntéreVs sociaux ' aan die
ondernemicgen, volgens pag. 58 van bovenge
noemd boekje, heeft het zijn plicht geacht de
Delfsche inrichtingen te komen verdedigen
tegen mijne volgens hern »in hooge mate
ergerlijke beschouwingen", neergeschreven
»zonder de resultaten van het te Delft toegepaste
stelsel te kennen" ? tegen de «onbewezen
vooropgezette meeningen" en »tffjctbpjigende
phrasen" waarmede ik arme, «oppervlakkige
criticus" mijn «orjuiste beweringen" aan
nemelijk trachtte te maken.
Er is eene edele verontwaardiging, die het
zwijgen onmoge.yk maakt, maar het is de
vraag of deze, tot het spreken gekomen, aller
eerst in uitdrukkingen als de bovenstaande
bevrediging vindt. Er ware van de waardigheid
van Mr. Tj. W. meer overgebleven, indien
hij, in de toch altyd min of meer precaire
positie van iemand, die pro domo oreert, wat
spaarzamer geweest was met de verdacht
making van zijn tegenpartij.
Ik wil hem daarover evenwel niet hard
vallen, temeer daar over de zaak- zelve ook
mijnerzijds nog genoeg te zeggen is en ik
daarbij de persoonlijke op den achtergrond
wil dringen voor de algemeener beschouwingen
die aan haar te wyden zyn.
Wat ik in myn artikel wilde doen uitkomen
is met heel enkele woorden eenvoudig dit: de
sociale instellingen aan sommige fabrieken
zy'n goed en we), maar voor de algemeene
verbetering van den toestand der arbeiders
klasse hebben zij volstrekt niet die beteekenis,
die men ze vaak toekent; zoo gij wilt, werken
gij zelfs nog in enkele opzichten in andere
richting. Dit is eene bewering, die in hare
algemeenheid slechts voor min of meer theore
tische beschouwing geschikt is, waartoe mij
het boekje van den heer van Marken een
direc'e aanleiding was. De instellingen aan
de Ned. Gist- en Spiritusfabriek hebben m. i.
hun ontstaan te danken aan drieërlei oorzaken
wier grenzen onmogelijk te bepalen zijn, maar
die daarom niet minder aanwezig moeten
worden geacht: gevoel, wetenschap en indu
strieel belang van den heer v. Marken Ik
maakte die onderscheiding niet zonder er tot
tweemaal toe den nadruk op te leggen, dat ik
grooten eerbied heb voor dien organisator,
voor zyn idealisme en zijn werkkracht zoowel
als voor zijne eigenschappen als menseh en
industrieel. Maar dat neemt niet weg dat het
werk dat het zijne is te verklaren is uit die
drie genoemde dingen.
Onder het voorbehoud dier verschuldigde
achting is kritiek dan toch wel geoorloofd V
Indien men daarin ernstig blijft en te goeder
trouw tenminste, iets, wat de heer Tj. W. mij
toch, hoop ik. door zijne «tffectbejagende"
phrases wel niet zal willen ontzeggen 't
Maar die kritiek, die toen in het algemeen
bleef en slechts eene waarschuwing bedoelde
tegen wat al te lichtvaardige verheltijg van
het modelfabriekstelsel, moet nu nog wel meer
direct worden gericht op de fabriek die als
type werd aangehaald. Mr. Tjeenk W. drirgt
aar zelf toe.
Er zijn twee dingen waarop het daarbij aan
komt: njaakt het stelsel v. -Marken de arbeiders
afhankelijker van den werkgever en : begaat
het stelsel daardoor aan den arbeider een
«zedelijken moord".
DB theorie der modelfabriek zal dit zonder
twijfel ontkennend beantwoorden. De heer van
Marken zelf heeft dit meermalen gedaan. Maar
is de praktijk van de modelfabriek niet wel
een beetje anders ?
Onafhankelijkheid immers stelt voorop :
onderling vertrouwen en ware democratie.
Twee dingen wederom door de theorie ver
kondigd maar door de praktijk haast in hun
tegengestelde verkeerd.
Laat dit uit een voorbeeld blijken.
Wat is het Delftsche loonstelsel? Theore
tisch ziet het er prachtig uit. Als minimum
is genomen het voor Del*'* noodige / 12, (pag. L'),
evenwel dit wordt, in de praktijk, niet eens
altijd bereikt daar eigenlijk het minimum is
f !).!)(), een cijfer, dat men door »blijk te geven
van een volmaakten ijver, van een «uitmun
tende" toewijding'' verhoogen kan met -20 pet.
zoodat men op 12 centen na de hoog noodige
/ 12 bereikt. Dit doen r.iet allen, maar toch
de groote meerderheid. En dat wel zóó dat
inbegrepen de andere premies het gemiddelde
van de salarissen van alle werklieden van
l8!lf>-lS!i,S varieerde tusschen / l 1.20 en/ l l.f>0.
Dit loon blijft nu maar niet zoo hetzelfde.
De theorie heeft er een schoon stelsel voor
uitgedacht. Vereischte de arbeid iets bijzon
ders dan wordt de belooning verhoogd met
trappen van ','j cent tot dat ze 21 cents per
uur bedraagt. Maar als men den arbeid niet
slechts niet de boven reeds aangehaalde
;uitstekende toewijding" verricht, maar ook bijzon
dere vaardigheid vertoont kan men met 2, ;">,
10 en 20 pet. meer loon krijgen, terwijl voor
die toewijding zelf de volgende regels gelden,
te vinden in het meer genoemde boekje png.
4 en vervolgens :
«Verscheiden malen per jaar brengt ieder
lid van het personeel die met eenig gezag
bekleed is, aan den chef van de atdeeiii g
>belangen van het personeel" een mondeling
verslag uit over de toewijding van zijn onder
geschikten Tegen het eind van het j'iar stelt
de afdeelingschef met behulp dier verschillende
rapporten een algemeen rapport op, dat hij
aanbiedt aan de directie. Deze stelt, zoo noodig
afwykend van dit rapport, het eindcijfer vast
van elk lid van het personeel.
Volgens dit cijfer wordt het gaheele perso
neel op l Januari van elk jaar in
toewijilingsklassen verdeeld (onvoldoende, middelmatig,
goed, zeer goed, mistekend)". Earst waren het
er 5, nu is tusschen 3 en 4 nog ienp,
«Elke geëmpioyeerde begint in de eerste
klasse. Da eenvoudige arbeider of klork moet
door zijn toewvding zich waardig maken na
l jaar overtegaan in de tweede, na 2 jaar in
de derde klasse; zooniet dan wordt hij ont
sla.en. Maar hooger behoeft h j ook niet te
stijgen. Maar deze derde klasse, d. w. z. het
goede midden, is voor de haogere rangen niet
vildoende. De meesterknecht en beambte
moeten na driejaar de vierde klasse bereiken:
zeer goed. Ten slofte eischt men een volledige
toewijding van d i ingenieurs en hoogere be
ambten. Teneinde uut ontslagen te worden
moeten zij van jiar tot jaar stijgeu tot de
klasse der uitmuntendheid. Met die klassen
gaat nu de premie mede en wel van het loon.
in de eerste klasse ... O pCt.
» » tweede » . . . 2 »
» » derde » . . . 5 »
» » tusschen » ... 7' ?>
» » vierde » ... 10 »
» » vijfde » ... 20 »
Dan kan men ten slotte nog 5 of 10",n premie
krijgen wegens goede of uitstekende «samen
werking" met kaïneraden of ondergeschikten.
Dit alles is inderdaad vernuf ig bedacht,
maar nauwelijks wordt het uitgevoerd of het
brengt een verbazende af hankelykheid teweeg;
met slechts van den patroon maar ouk van
de medearbeiders. Daar &.)»ji> van de aan de
fnbrieken verbonden arbeiders geen vak kennen
wordt dit nog erger. Ean slecht rapport van
den baa^, or.derbaas, beambte, medearbeider
of ondergeschikte en er volgt geen verhooging,
en wellicht ontslag. Achterdocht en achter
houdendheid, wantrouwen en naijver brengt
de praktijk instede van de scboone theorie
van broederliefde en vertrouwen. Het kan
ook niet anders van arbeiders verwacht worden,
die in geen enkel opzicht zedelijk hooger
staan dan het gros. Al die onderlinge
rapporteerdery heeft misschien ook plaats op
elke fabriek maar daar is zij niet zoo
gereglementeerd, weet men niet zoo, dat ieder
feiteiijk een dwarskijker van den werkgever
is en daar voelen der arbeiders zich meer
solidair tegenover het min of meer mysterieuse
kwaad, dan hier waar het a!s iets moois en
als een gunst wordt voorgesteld, dat ieder
over het lot van anderen mede te beslissen
heeft, op zulk een toch altijd nog stiekeme
wy'ze.
Dat de afhankelijkheid hierdoor grooter zijn
zoude dan elders heb ik niet gezegd, wel dat
zy allicht bewuster is en op hatelijker wijze
wordt voelbaar gemaakt. Dat dit ook het
geval is door den premiespaarkas en de ver
schillende verzekeringen wordt zeer aanne
melijk door het feit dat de meeste arbeiders
»unskilied" zijn en dus, ook al worden bij
ontslag enz. de gelden terugbetaald, toch niets
kunnen beginnen.
Dit alles zou niet het geval zijn indien de
arbeiders zedelijk hoog stonden, en op
zulke arbeiders rekent de theorie - maar de
praktijk leert wederom anders. Het is in
Delft een algemeen gevoelen, dat de arbeiders
van de v. M.'sche instellingen onverschilligen,
weinig ontwikkeld zyn, terwijl zelfs drank
misbruik nog al voorkomt. Waar de heer
v. M. zelf zich meermalen moet hebben uit
gelaten, dat de rt sultaten in dit moreel opzicht
hem zoo zyn tegengevallen, zal de heer Tj.
W. wel niet zoo vast in de droomen der
theorie blijven.
Dat het systeem «zoste jongens" kweekt
heb ik niet gezegd, en het heeft dus geen nut
dat de heer Tj. W. het ontkent. Ik zeide dat
het geen «stoute jongens" kweekte, wat nog
wel iets anders is. Van een algemeene organi
satie als arbeiders is geen sprake. De belang
stelling in de zoogenaamde Kamers van Arbeid
op de fabriek is bovendien gering. En de
socialistische enkelingen, die in de Delftsche
arbeidersbeweging optreden kwamen reeds met
die overtuiging te Delft aan voor het grootste
deel. Zy kunnen noch op de fabriek, noch op
hun mede-arbeiders iets uitwerken. Niet om
dat de directie hen zou belemmeren, want
daarvan zou de heer v. M. beslist een
tegenstar-der zijn, maar eenvoudig omdat de anderen
te onverschillig zijn om aan iets verders te
denken aan hun oogenblikkelijk iets beteren
toestand. Dit laatste niet uit tevredenheid,
want geklaagd wordt er evengoed als eldars,
maar uit onverschilligheid.
Vanwaar nu die onverschilligheid het
zelfde wat ik met »zedelijken moord" bedoelde.
Dit zit hem in den tweeden factor, dien ik
boven noemde voor de ware onafhankelijkheid :
de ware demokratie.
Dat is de fout van deze en elke modelfa
briek: dat het beginsel der demokratie er
dagelijksch theoretisch op de tong is en
dagelijks praktisch wordt verkracht. liet ge
heel gaat »van bovenaf". De arbeiders-ver
tegenwoordiging in de »kern" is een gunst en
wordt daardoor niet gewaardeerd. Dit k>m
trouwens ook niet omdat zij feitelijk
onvereenigbaar is met die hervorming van bovenaf.
De fabriek is en blijft toch een kapitalistische
onderneming en moet als zoodanig blijven
beheerd en geregeld worden ten voordeele
van het kapitaal. Men kan aan de arbeiders
alles i/eren maar men mag dan nog niet toe
staan dat zij iets zouden iic/nen, nietwaar 'i
Daarom geeft hunne vertegenwoordiging geen
zier, omdat op een zeker moment het absolute
! yer.ni/ van het kapitaal optreedt. De heer
; van Marken steekt dat trouwens niet onder
stoelen en banken. Hijzelf sprak van een
->kloek gezag" »dat zich krachtig doet gelden"
en/,. Inderdaad, ziehier het begin en het einde
van al wat ons u.y.'-turieus leek in die
uiteen; looping van theone en praktijk. Hier toch is
' die uituenlooping er niet. Het gezag der theorie
: is er in praktijk ook. en herinnert er aar', dat
! de laatste zooveel als de eerste het kapitalisme
als levensbasis heeft. Het gezag n::i^ niet
worden ondermijnd: de hiërarchie van
beambi ter, ingenieurs, bazen, ondeibazen of hoe zij
i heeten mogen, waarin het zich uit, is even
: onaantastbaar, eenvoudig reeds om deze reder.
! dat deze menschen in het bedrijf, dat nu
1 nmaal kapitalistisch is. onmisbaar zijn en ook
| om hun kennis van het technisch fabriceeren
niet licht verwijderd zullen kunnen worden,
'. uit vrees voor de concurrenten. Dit gezag.
' deze gezagstheorie, doodt de demokratie, die
een dergelijk gezag niet erkennen kan. doodt
dus ook het zelfbewustzijn van de arbeiders,
die aan het gezag zijn onderworpen, doodt
hun belangstelling en gevoel van sociale ver
antwoordelijkheid; temeer omdat een kunstig
samenstel van wetten en reglementen den
schijn der demokratie bewaart. Niets is zulk
een vijand van de waarheid, als de schijn.
Ook hier soms werd ook de schy'n niet meer
gered, en zie, dan was er een oogenblik van
verzet. Dit zijn dan de enkele fditen, waarvan
de buitenstaande iets te weten komt. Daarom
een frappant voorbeeld aangehaald: In 1887
kon men onder titels als «Uscht voor allen,
plicht voor allen", en derg. met gloeiende woor
den de instelling van een scheidsgerecht zien
bepleiten in de Eabrieksbode; en een feit
worden in de vergadering van »de kern" van
2 Nov. 87, eene vergadering waar deze
slechts adfiarercnrle stem had. In de
Fabrieksbode van 4 Jan. 1896 schreef riu de heer v. M.
»üe instelling van een «scheidsgerecht" da
teert reeds van S^pt. 1887. Tot een practische
uitvoering, tot een benoeming en verkiezing
van personen en tot samenstelling van bet
scheidsgerecht is het evenwel niet gekomen.
Toen de directie de samenstelling willende
voorbereiden, eenige werkgevers polste over
de aanneming eener eventueele benoeming,
vond zij niemand bereid zich met die «nieu
wigheid" in te laten !' __
«Er hebben zich in al dien tijd geen geschil
len voorgedaan (8 jaren) waarbij de uitspraak
van ons scheidsgerecht werd ingeroepen, en
de directie meende later, te recht of ten
onrechte dat de voorbarige samenstelling
van een college dat wellicht jaren achtereen
werkloos zou bly ven, en de belangstelling zyner
leden zou doen verflauwen, de ernst hunner
roeping zou doen vergeten. Tnans doet zich
een geval voor waarbij de tusschenkomst van
het seheidagerecht gewenscht wordt. Een ont
slagen arbeider, P, had dit aangevraagd.
Het schfidsgerecht bestond uit niet aan de
fabriek verbonden werkgevers en arbeiders
benoemd door de directie en wat de laateten
betreft gekozen door het personeel.
De gekozen en benoemde leden en plaats
vervangers benoemen hun voorzitter en een
plaatsvervanger (e;een werkgever, noch werk
man). De voorzitter heeft adviseerende stem,
alleen bij staking van stemmen beslissende.
Het geval-P. werd behandeld, en de directie
werd in het gelijk gesteld met 3/2 stemmen.
Dit is ook het eenige geval geweest waarover
de rechters ooit hebben te beslissen gehad.
Kort na deze zaak werd n i. het scheidsge
recht plotseling opgeheven (189G).
Denzelfden dag werden een paar arbeiders
die bij het graf van den gestorven P. (hij was
reeds bij zijn verdediging ziek en stierf kort
daarna) hadden gesproken en hem een slacht
offer van het kapitaal hadden genoemd,
ontslur/en.
Het overleg met het scheidsgerecht over de
opheffing was luttel en de leden er van kwamen
daartegen dan ook uitvoerig in den
Fubrieksbode op. Ook de kern werd niet geraadpleegd.
Van demokratie is hier in elk geval niets
meer te vinden en dit is n symptoom van
een principieel geheel verkeerd aanvatten van
het werk van verbetering der
arheiderstoestanden. Zoolang men op den basis van het
kapitalisme blijft kan dit niet anders en is het
kapitalistisch, dat is dus aristocratisch en
autocratisch gezag onmisbaar. Maar waarom
dit niet erkend V Waarom steeds gedaan of er
sprake is van demokratisch gezag en hervor
ming van onder op?
Deze foutieve verhouding, dit averechts
begrip, maakt dat de idealen der theorie
uitloopen op heel iets tegenovergesteld in de
praktijk, [n plaats van verheffen, drukt men
neer. In plaats van opvoeden, krijgt men het
verwijt van zedelyken moord l
Want ik neem noch het een noch het ander
terug. Niet omdat ik daarvan den heer v. M.,
maar omdat ik daarvan het kapitalisme een
verwijt wil maken. Dit eischt onverbiddelijk
de instandhouding van het bedrijf en de dege
lijkheid in de concurrentie. Daarom moet het
zijn gezag doen gelden, en dit gezag is nu
eenmaal onvereenigbaar met demokratie, terwijl
democratie het eenige imiddel is waardoor
arbeiders worden opgevoed tot solidariteit,
gemeenschapsgevoel, vertrouwen en welke
eigenschappen ook, die bij het gros der arbei
ders aan de Ned. gist-en spiritusfahriek, niet
tegenstaande den besten wil van de directie,
al evenmin te vinden zijn als aan elke
modelfabriek, waar zij afgescheept worden met den
schijn voor het wezen : met de hervorming
van bovenaf voor die van onderop.
H.
Dut Haspels,
tooneelgezelscbap van dit drama in verschillende
plaatsen des lai.ds hoopt te geven, aanvangende
Zaterdag 20 April te Nijmegen cu 23 April te
Ilitterdam.
In die rol en iu dat stuk zal hij ziju 40 jarig
jubileum vieren.
Ais Koning!
Koningen en prinsen, graven, markiezen en
hertogen, edelen naar afkomst en naar den
getsf, zijn de personen, die Dirk Haspels voor
't meereudeel op 'ttoonetl heeft nagebootst:
Koning George in l'orslenschool; de Prins «an
Monaco in Rabagas, Hertog 'Aleria in De Mar
kies de Fillemer; De Markies de Pre les in de
Srlioonzoon van Mijnheer Poirier.
Zijne persoonlijkheid hei ft hem tot die rollen
voorbestemd. Het uiterlijk zoowel als eene
gep%ste mate van hoagheid, voornaamheid en
eisjeuwaardp.
Hij, zoowel als zijn broer Jaap, waren op en
buiten het tooneel -steeds heereu". Zij zouden
door hun vooikomen in een Raad vau State,
een hoog rechtscollege, een ministerraad enz.,
outzag hebben ingeboezemd.
Ik heb in m'n loopbaan zooveel //kerels" op
't tooueel gezien, die heeren" heetten, dat ik
steeds gezorgd heb, op de planken //beer" te ziju.
Zoo echt als Dirk Haspels op de plankeu
heer" was, zoo echt deed hij er zich voor als
«;Koning".
T_ In zijn beste koningsrol: Koning George"
in Multatuli's Vorstenschool kwam bij. op,
Hij bad niets aan z'n kop veranderd, zelfs geen
Schmink" op, en droeg een gekleede jus. Dit
deed hij uit overleg. Men bad in Koning Gsorge
deii Koning van Nederland willen zien. Velen
hadden z'c'i bij de eerste veitooning te Utrecht
een schaudaaltje voorgesteld: Haspels in de
gelijkenis van den regierenden koning! Politie
was i u en buiten de zaïl. Eu teen Haspels
opkwam was hij koning, maar niet de, koning.
Als hij ooit eene créitie goed volgehouden
heeft dan deze. Voor Multatuli-zelf was z'n
koning e<ns openbaring. T
Op de repetitie zei Multatuli tot Vosmaer:
//Dat is ie, zoo moet ik hem hebben!" Aau.
Mr. J. N. van Hall te Utrecht de huidige
Wethouder van Oaderwijs te Amsterdam
zond hij 'n telegram met de woorden: De koning
is aoed."
Multatuli heeft deze créitie steeds blijven
waardeeren. Liter, ia' de voorrede van deu
vijfden druk van Vorstenschool" heeft, hij dat
getoond door er, dankbaar, in te erkenntu:
X;er in 't bijzonder breng ik hier lulde aan
de artistieke wijs, waarop de heer D. Haspels
; de rol van konirg George vertolkte. Die
kunstenaar heeft door 'n eigenaardige opvatting
van z'n rol daaraan een waardigheid weten te
geven, waardoor de door mij begaue fout in
de karakterteekening van George volkomen
wordt goedgemaakt, zóó zelfs, dat ik thans iiiet
wenschen zou die partij anders geschreven te
hebben. Ziedaar 'n fortuintje, dat niet dikwijls
aan tooneelschrijvers teu deel valt! Hartelijk
dank!"
Haspds had volgens eigen zegtreu van
koning George een fatje, een gekkie:' willen
maken. Bij het doordriugen in de rol bleek
hem, dat de koning dit allerminst was, dat
'L. M. integendeel het ernstig bedoelde, zeis
in het oerkoaiisch tooneei met de schouder
bedekkingen, maar vooral aan het slot, waar
Z. M. bet btsluit neemt voortaan voor 't voik
te leven, een vader vau 't volk te willen zijn.
Dat ernstige spel van Dirk Haspels, waar de
koning futiliteiten als staatsbelang beschouwde,
schiep een humor van de beste soort.
De tijd deri /7j;',s'/<M«7;oo/-vertfloaingen, de
kennismaking en de langdurige omgang met
Multatuli behooren tot deu schoonsten t'jd ui
de l efste herinnering van Dirk Haspels. Ouder
het verhalen van dien tijd, vaart er eeu glans
over z'n gelaat, de trekken vau geleden pijn en
naderenden ouderdom verzachten, het gelaat
wordt jonger, prettis, en hij gelijkt niet meer
op de laatste fotografie, vau hem genomen.
Dirk Haspels als
Koning Christiaan XVI in ,,Koningen"
van Jules Lemaitre.
Eu ik beu oud en ziek en za! niet lat g
meer U-M-L!''
Meewarig zei l'irk Haspels da1, op de vraag:
,,ho« bij, de zenuwlijder, bet maakte?"
-- 'i S-.iat. in mijn rol vau K<,ni,iyfi>, naar
ik kaïi 't, oi.k van me zelf ze.'gcn."
De rol vau K"Kii<g'-n, bet drama vau Jules
!.ema:!r.j l;..: vcor hem: hij was aan 't, studeereu
vojr lic vo'oi'sleÜiüL'.vi!, die bet KoUerdanuche
^. .,(-._- » ,,A ,,,.-. .~-
..-i-," ;n «,*?::-'?«,); ,-ji (»'..-?« i^v. «'''-j,
C,'? ?.?>-? . "' <'' 1'
Het portret van Dirk Haspels, zooals
hij thans is.
l'rateude over den Multatuli-tijd kan Haspels
niet 'olijven zitten. Hij staat op, vijst, op eeu
j geschenk van Multatuli: twee beelden; Hamlet
en < Ifclia, op 't portret, vau hem,... eu is niet,
uitgepraat.
| Onwillekeurig ziet men dan liet praclitiye
| portret van Mevrouw .S'jpiiie de \ries, als
i koningin Elizabeth.
j Ja . . . eeu mooi portret . . . d;V geloof 'k !
; J k speelde trraa? met liaar, en heb vee! met
: haar gespeeld. /," kou er, ais ze wou,/ó;> met, de
| nerven bij z;iu. Dikwijls waren we in frappante"
1 st ION er zoo in, dat we op het tooneel echte
ti u cu hebben geschicid. Ze zeggen wel: In u'-che
tranen 't mag uiet, maar als ze komen, iaat ik
i /c maar lo:>peu, ze doen j'.; zoo goed!" ik
l oor, Müvrouw de Vries ook fi'iy in ? De Schoon
zoon vfiii hi'niiKt'.r l'oirier", ais de marku."; haar
hand wil nemen om te kussen. /, 'i;t;eu : m'nheer
| ik beu weduwe!" Ze zei dat zoo vo! beteekenis
i en met zooveel ziel, dat ik er van ontroerde.
l Hu dat poi '? -et is van onze goeje Trien ! , Mevr.
| Catii. ISecrsmans.) Die kon ook met, haar ziel
j spelen, en zoo v t r bazend groot zijn. F/.u OIIWIXT
l ging ovtr de hoofden als ze in Zict/rh iïfict de
vuisten ballend, los kwam, en bliksem schoot
uit baar oogen. En tegenover dat boozewijf...
j de edele vrouw iu //De Fourclmmbault's." 7>e
speelde die rol graag, ik de mijne als liirnard
otk. Dat zijn rollen, waar je wat van maken
kunt. Het bee'c reperto're van Augier, Dumas,
San,ou tii l'aiilcron was iii'n lievelingsrepertoire.
Eu ', is 't nog l Je kunt er je /,-bobbert'' aan.
zetten."