Historisch Archief 1877-1940
1244
DE AMSTERDAMMER
AD
A°. 1901.
NEDERL
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden /' 1.50, Ir. p. post f l .60
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea Cs.'.pumnes tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 28 April.
Advertentiün van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschlunil, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma KUDOI.F MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
VERHUIZINGEN.
Men gelieve bjj eventueele
verhuizing niet enkel het nieuwe
adres aan onze administratie op
te geven, maar ook het volledige
oude adres daarbij te vernielden.
YAN HOLKEMA & WAULJWORF,
Uitgeiers.
MMiMlliiiiiiiiiiiliiiMiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiHMHiiii
iiiiiMtiiiiiiiiimi
v
A A
I M H O C ».
V4N VERRE EN VAN NABIJ: De Staat bedreigd,
door mr. J. A. Levy. - Passief-liberalen ', I,
door Eeti ex-lid op het hellend vlak. Oorlog,
Marine en Politie, door *,*? -~ De voortzetting der
olo-vallei-werken, door C. Th. van Deventer.
De Rekening. SOCIALE AANGELEGENHE
DEN : De Pruisische niinisterieele aanschrijvingen
in zake woningtoestanden, door C. v. D.
Openbare volksbibliotheken, door J. A. Tours
KUNST EN LËPTEBËN: Muziek in de Hoofdstad,
door Ant. Averkamp Tentoonstelling in Arti,
door W. SteenhoiT. Oude kunst en hare waarde,
door A. \V. Weissman. Boekaankondiging. Een
Uoeren-ballade door Jao. v. Looy.?Ten laatste, naar
het Duitsch, van B. Prebster. Sijthoff s uitgave
van Grieksche en Latijnsche handschriften in pho
tographische reproductie, door H. C. Muller. ,
FEUILLETON: De uniform voor slecht gedrag, I,
door Flora Amüe Steel. - RECLAMES. VOOR
DAMES: De Uostenrijksche huwelijksmarkt, door
M. Een kwestie van groot belang, door v. d.
V. Allerlei, door Caprice Ingezonden.
SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN
OECONOMJ8CÜE KRONIEK, door D. Stigter. ALLER
LEI. INGEZONDEN. - PEN- EN
POTLUODKRAS3EN. ADVERTENTIEN.
De Staat bedreigd.
Volharden bij het ideaal. Openingswoord
'er Ueputatenvergadering van 17 April
1901 door Dr. A. Kuyper (Amsterdam
1901) blz. 23.
Ligt het aan de theologische opleiding,
of aan den profetenmantel, dien de schrijver
bijwijlen ontplooit? Ook dit werk heeft
met de openbaringen der diplomatie den
trek gemeen, dien Talleyrand, als
aanbevelenswaard, haar aanried: Ie, vague n
cessaire.
Ziehier een geschrift, waarin opgeraapt
wordt, al wat voor de hand ligt, om het
Kabinet te treffen, ten einde te komen
tot de smadelijke slotsom: »De strijd moet
»langs dit Kabinet voorbijgaan" (blz. 5).
Nu zou men meenen, dat ons
eeneprincipieele beschouwing wachtte. Aangekondigd
wordt zij ook: «De eenige vraag, die in
»Juni beslissing wacht is, of naar het
^christelijk volksdeel, dan wel naar onze
»volk9genooten, die met den Christus,
»althans in politieken zin, gebroken hebben,
»de meerderheid in de Staten-Generaal zal
»zijn" (blz. 5). Zij wordt zelfs nader om
schreven als: »de vraag of het Evangelie
»ook op staatkundig terrein uw
uitgangs»punt is" (blz. 6). Het blijft echter bij die
aankondiging en omschrijving. Straks, zal
de redenaar verklaren, dat het niet gaat
om bemachtiging van het regeerkasteel
(blz. 0), zoo min als om persoonlijk winst
bejag (blz. 8). Hij zal uitweiden over
medestanders (blz. 12). Hij «al de gelegen
heid om wederpartijders te verguizen
(blz. 19) niet laten voorbijgaan, en dit,
ondanks de herinnering aan «Neerlands
volk als burgergemeenschap" (hlz. 8. 12).
Hij zal echter het principieele geschilpunt
niet anders dan in wijdgolvende algemeen
heid aanduiden: «Onze strijd gaat niet
»tegen personen, maar tegen den God in
»het staatsrecht, verzakenden geest die
»in aller Liberalen politiek zich belichaamt"
(blz. 20).
Ik constateer hier ernstige tekortkoming,
en vraag daarvan rekenschap.
Wie aldus als beschuldiger optreedt,
heeft, vóór alles, tweeledigen
onontwijkbaren plicht te vervullen. Hij heeft waar
te maken, wat hij zegt: dat der Liberalen
politiek God in het Staatsrecht verzaakt,
en hij heeft te betoogen, wat hij stelt: dat
het Evangelie ook op staatkundig terrein
uitgangspunt zijn kan. Doet hij het eerste
niet, dan staat hij schuldig aan valsch
getuigenis, in zedelijken, aan laster, in
wereldlijken zin. Laat hij het tweede na,
dan maakt hij zich schuldig aan mislei
ding zijner argelooze hoorders, door als
bewezen aan te nemen, hetgeen bewijs
behoeft.
Uit den aard der zaak, kan het eerste
punt niet behandeld worden, zoo lang
Dr. Kuyper in eigen kring, waar tegen
spraak uitgesloten is, zich verstout afwe
zigen, door zwaarwichtige beschuldigingen,
te brandmerken. Indien de «kostelijke
organisatie'"' waarop hij groot gaat (blz. 21),
verkregen en in stand gehouden wordt,
door te streelen den hartstocht van laag
allooi, die in ongemotiveerde verdachtma
king zich uit, dan wordt noch de drijf
kracht noch haar werking hem benijd.
Anders staat het met het tweede punt,
dat beredeneerd worden kan, omdat de
schrijver het als verkiezingsleuze be
schouwd wil zien. «Niet tot wat kerk ge
«behoort, maar alleen de vraag of het
«Evangelie ook op staatkundig terrein uw
«uitgangspunt is, scheidt hier de bokken
»van de schapen" (blz. 6). Hier staat,
als onomstootelijk, op den voorgrond, dat
het Evangelie, op staatkundig terrein, uit
gangspunt zijn kan.
Ik vraag, ter weerlegging van die mee
ning op den man af: van welke belijdenis,
het Evangelie ?
Bepalen wij ons tot de »medestanders",
in de rede vermeld. Zal het zijn het
Evangelie der Koomschen, dat Maria
feesten van staatswege gevierd, en eene
missie bij het Vaticaan ingesteld wil heb
ben? Neen, zegt Dr. Kuyper (blz. 14).
Zal het zijn het Evangelie der Friesche
christelijk-historischen, dat de navolgende
eischen stelt:
lo. Gereformeerde kerk, Staatskerk;
2o. alle nationale instellingen, gerefor
meerd ;
3o. Joden over de grens (of over de
kling);
4o. Roomschen, buiten ambt;
5o. godsdienstvrijheid beperkt:
Go. Heidendom (waaronder:
misbediening) geweerd.
Zal het dit Evangelie zijn? Neen, her
haalt Dr. Kuyper (blz. 16).
Zal het dan zijn het Evangelie der
»vrij-antirevolutionairen ?" Neen, waar
schuwt Dr. Kuyper: »Ik zie zoo menige
«bedenkelijke uitlating op het stuk der
^beginselen niet voorbij. Ik weet óók wel
»dat ze zkh bijna uitsluitend uit de
«hoogere klassen recruteeren. En zeer
«blijft het de vraag of we in de sociale
«vraagstukken met heri verder zullen
»komen." (blz. 17).
Alzoo, van al die Evangelies kan geen
enkel staatkundig uitgangspunt zijn. Blijft
over het Evangelie, uitsluitend en alleen
naar de lezing, de opvatting, de vertol
king, de uitlegging van Dr. Kuyper.
Dit Evangelie vormt de scheidslijn
tusschen »bokken en schapen." Daarnaar
heeft men, in het Staatkundige, zich te
gedragen, wanneer het op practisch
regeeringsbeleid aankomt.
Of alle «medestanders," in 's lands
raadzaal, even blijmoedig en devotelijk
dat juk zich zullen laten welgevallen, als,
zij thans, op hei geduldige papier, in n
optelsom worden saarngevoegd, moeten zij
weten. Ons volk echter zal eene andere
Aan onze Abonnés.
Redactie en uitgevers van De Amsterdammer Weekblad voor
Nederland hebben, getrouw aan vroegere belofte, thans het genoegen
aan hunne abonnés de volgende premie aan te bieden:
DREI SCHÜSSE
Burenballade. Gedicht van Dr. Rudolph Presber.
Componirt von BERNARD ZWEERS.
Met bijgevoegde Hollandsche vertolking van JAC. VAN LOOY.
Deze compositie, 8 paginas kwarto met geïllustreerden omslag,
stellen wij voor onze abonnés verkrijgbaar voor slechts
T IJ F K W T W ? m 'f I füC E !¥T S.
Aroor niet ge.ibonneerden is de prijs WKUKIVTlfii CENTS.
Abonnés in de stad gelieven daartoe 25 Cents te storten ten
onzen kantore Heerengracht 457 b, h Koningsplein, terwijl den abonnés
buiten Amsterdam verzocht wordt dit bedrag in postwissel te zenden
aan de uitgevers van dit Weekblad, VAX HOLKEMA & WAKEXDOUF, te Amst.
vraag zich te stellen en bij de aanstaande
verkiezing te beantwoorden hebben.
Die vraag is deze: of zijne hoogste be
langen moeten worden beheerscht, door
kerkelijk krakeel, dan wel of die belangen
daarbuiten gehouden, en zelfstandiglijk,
naar eigen recht, geregeld moeten worden.
Die zelfstandige regeling van hetgeen
buiten kerkelijk gebied ligt, en door
clericale zeloten daarheen gesleurd wordt,
is dezen een doorn in het oog, gelijk het
der liberalen geloofsbrief is. De Staat,
naar liberale opvatting, is die, welke ge
legenheid biedt tot ontvouwing van alle
menscli-eJijke vermogens. Juist daarom,
wordt hij beschimpt als: «een atheïstische'1
vblz. 19).
Wij wijzen den laster af, met
Thorbecke's hooghartige bewoordingen aan
Groen: »Den hoogsten wil, naar deszelfs
«stellige openbaring, rechtstreeks temaken
«tot het constitutitf en organiseerend
be«ginsel van den Staat, schijnt mij een
«salto mortale, daar ik voor terugwijk. Ik
»ken eerst den Staat uit zijne eigene,
ins«gelijks door God gegeven, regels, eer ik
«derzelver hoogere gronden door alle
ver«schillende instanties, terugleide tot hetgeen
«over alles is." (Brieven, blz. fiö.)
J. A. LEVY.
Amsterdam, 25 April 1901.
Passief-liberalen".
i.
«De vergadering van leden der negen
kiesvereenigingen Vooruitgang alhier heeft
gisteravond een zeer bevredigende uitkomst
gehad" aldus het Handelsblad van Vrij
dag, 19 April j!.
Laten wij eens even nagaan wat aan
leiding tot deze bijeenkomst en die bevre
diging gaf.
In een vergadering van het
CentraalComiiéwas een cotrnaissie benoemd, die
zich tot taak had gesteld om na te gaan,
of de artt. 2 en 3 van het reglement herzie
ning zouden behoeven en zoo ja, welke
wijzigingen er alsdan in dienden aangebracht
te worden. In een later daarna gehouden
vergadering van alle bestuursleden van
de verschillende districten is toen mede
gedeeld, dat deze commissie de redactie
van de art. 2 en 3 zoo voortreffelijk vond,
dat zij het niet noodig achtte om wijzi
gingen voor te stellen. Alle leden van
het Centraal-comitéwaren het daarmee
eens en de aanwezige bestuursleden gingen,
op een paar uitzonderingen na, gewillig
met deze meening mede.
Echter werd nog besloten in een ver
gadering van alle, leden te laten beslissen
over de vraag: zullen de statuten der
vereenigingen, voor zooverre zij in art. 2
de beginselen harer leden en in art. 3 de
maatregelen, die op wetgevend gebied
krachtens die beginselen noodig worden
geoordeeld, aanwijzen, aan een herziening
worden onderworpen ?
Die vergadering had Donderdagavond
18 April j|. in Odeon plaats, en was
vooraf-gegaan door een circulaire van het
Centraal Comité, waarin we o. m. het vol
gende lezen :
De beginselen der liberale partij werden door
de oprichters onzer Vereenigingen nader
geteekend en iu art. 2 der Statuten als de beginselen
door de leden te belijden, vaslgcli <r.i. In art. :>
werden de maatregelen aangewezen waartoe zij,
welke die beginselen aanvaarden, moeten mede
werken, zonder andere maatregelen uit te sluiten
(f het. meer of min dringende der wettelijke
voorziening op een of ander gebied in het bizouder
aan te teekeiien.
//Onze Vereenigingen kennen dus geen gepre
ciseerd progianima van actie, en hebben zich
van het uitspreken der urgentie van ceiiigen
maatregel onthouden.
//De candidaatstelling bij de verkiezingen in
het jaar ] S97 heeft, plaats gehad op den grondslag
dier ruime omschrijving van het, be'edeu beginsel
en van hetgeen als uitvloeisel dier belijdenis
werd geweuscht 13.j de keuze van onze candiduten
is het mogelijk geweest personen van onder
scheiden nuance in staatkundige overtuiging
binnen de lijnen der vouruitstrevcnd-liberale
partij tot candidaten onzer Vereenigiugen te
proclameeren en hebben wij onze caudidaten in
de meeste districten zien zegevieren. Als volks
vertegenwoordigers hebben zij krachtig en veelal
eendrachtig medegewerkt tot het trtil'en van
maatregelen, door ons destijds nuttig en noodig
geoordeeld.
//Die uitkomst bevestigt ons in de overtuiging,
dat eene nadere omschrijving der beginselen,
zooals die in uwe Reglementen zijn omschreven,
alsnog niet wordt, vereischt en dat, u uit de
f'irmuleering der beginselen rn uit de keuze der
candidaten de richting en het oogmerk der
Vereenigingen met zekerheid is aan te wijzen."
Nu is in de vergadering van Donder
dag, IS April, j. 1. met algerneene stemmen
op n na een motte aangenomen, waarin
de leden, kennis genomen hebbende van
de circulaire van het centraal comité, dit
comitéverzoeken om bij het uitbrengen van
advies bij de verkiezingen zich te laten
leiden door de overwegingen, in die circu
laire uitgesproken.
Nu sprak dit wel van zelf, want men
kon van het centraal-comiténiet ver
wachten, dat het van meening veranderde.
maar de motie was een middel om de
vergadering tot een goed einde te brengen,
een soort van klap op den vuurpijl.
De «overweging" waarom het
centraalcomitégeen wijziging van de art. 2 en 3
wenschte een wensch thans ook door de
vergadering gedeeld hebben wij boven
vermeld.
Laten wij nu eens zien, welke de «be
ginselen der liberale partij" zijn, zooals
deze door de oprichters der vereenigingen
[ werden beleden en thans ook nu weer, door
het besluit der vergadering, in art. 2 zijn
vastgelegd. Wij lezen daarin:
//Die beginselen zijn :
]" dat de Slaat dient bestuurd te worden met
eerbiediging, maar tevens onafhankelijk van elke
kerkelijke richting en gezindte;
. 2" dat, de zorg voor lager, middelbaar eu
hooger onderwijs niet aan den Staat mag worden
onttrokken;
3J dat het algemeen belang niet gedoogt, dat
het particulier bezit van gebruiksj^oaderea of
van productiemiddelen worde opgeheven;
4" dat aan de ontwikkeling van het, individu
eu aa'i het particulier initiatief moet, worden
gelaten zoodanige vrijheid, als met het algemeen
belang vereeuigbaar is, en niet leidt tot onder
drukking van maatschappelijk zwakkeren.
Nu kunnen wij aannemen, dat de heeren
oprichters, toen zij in 1897 hun manifest
in zee zonden, zeer vage begrippen hadden
omtrent de beginselen der liberale partij,
maar het komt ons toch voor, dat zij in
de afgeloopen vier jaren, wel tot een meer
heldere omschrijving van die beginselen
hadden kunnen komen. Op den voorgrond
dient er op te worden gewezen dat be
ginselen, zooals dit in 2' en 3°geschiedt,
nooit op een negatie mogen rusten en dat
verder alles wat in deze beginselverklaring
wordt omschreven ook kan onderteekend
worden door den meest hardnekkigen con
servatief.
Men moet dan ook een zeer groot
voorstellings-vermogen hebben, om, zooals in
art. .'! te lezen staat, tot de conclusie te
kunnen komen, dat de in art. 2 omschreven
beginselen onder meer leiden, en dit wordt
het eerst genoemd, tot: »handliaving van
liet vrijliandclstelsel". Volgt deze hand
having, welke zelf een beginsel is, uit
beginsel sub 3" of sub 4" ? Zoek nu maar
eens het verband in onze stad van koop
lieden !
Gaan we nu verder, dan vinden wij in art. 3:
»het treffen van maatregelen tot verbetering
van verkeerswegen en opheffing van be
lemmeringen, als middel tot bevordering
van handel, scheepvaart, landbouw en
nijverheid ; ontwikkeling van de welvaart
der koloniën door verzekering van een
ruim arbeidsveld aan de particuliere nijver
heid en behartiging van de belangen van
den inlander ; bevestiging van de nationale
onafhankelijkheid en bevordering eener
gelijkmatige verdeeling van daaraan ver
bonden lasten, door nadere regeling van
de levende strijdkrachten en invoering van
persoonlijken dienstplicht'' ; en dan :
»beleidvol financieel beheer, opdat bij uit
breiding van staatszorg daaruit ge^ne aan
hare draagkracht onevenredige belasting
der naiie voortvloeie".
Hoe men nu de bovenstaande vier be
ginselen ook keere en wende, het is mij
niet mogelijk om in te zien, dat zij juist
moeten leiden tot rfete eischen, die even
goed kunnen voorkomen in een program
van etn zuiver conservatieve als van een
gewone liberale partij.
Maar, zal men ons toeroepen, daarop
volgen de sociale eischen, en wel:
]" verplichte verzekering van arbeiders tegen
de gevolgen van ziekte of ongelukkeu, en voor
ziening tegen de geldelijke nadeelen verbonden
aan ouderdom en invuliditeit, een en ander met
nicdewerkiug van den Staat;
2" betere regeling van de contractueele ver
houding tusschen werkgever en arb'ider ;
.'i" invoering van Kamers van Arbtid,
4°bestrijding van het pauperisme ;
5" bevordering van volksgezondheid ;
f)' invoering van leerplicht;
7" uitbreiding van vak-en ambachtsonderwijs
op ruime schaal ;
V verbetering van den rechtstoestand der
geduwde vrouw : bescherming van verwaarloosde
j kinderen.
j Nu heeft de vergadering op advies van
j het centraal-comiié, besloten om niet uit
j deze acht punten te schrappen, de eischen,
{ die reeds verkregen zijn. Als reden
daarj voor wordt opgegeven, dat zij de richting
j teekenen die man in LSD" wilde ingaan,
| deii weg waarop men nog wil voortschrijden,
j maar toch hadden wij gaarne willen weten
l hoe de vereenigingen met de reserve
geI maakt omtrent het «beleidvol financieel
beheer", zich de mogelijkheid denken, om
te komen tot de verwezenlijking, van den
socialen eiseh sub l o. neergelegd. Wat
wordt bedoeld met «niet medewerking van
den Staat?".
Hot komt ons voor, dat men in xake de
arbeiderspensiouneering toch wel wat meer
klaren wijn had mogen schenken aan de
werklieden-kiezers, die juist dit punt bij
de aanstaande verkiezingen op den voor
grond zullen brengen, en volgens den
laatsten Staatkundigen Brief van Mr. Van
Houten, daarop niet eenige aanspraak
hebben,
Het zou dan al te gek zijn, indien
Vooruitgang deze kiezers toeriep: «Wij
verwijzen u daaromtrent naar onze be
ginselen, ntêrgelegd in art. 2."
Wat bedoelt men met de phrase: «bestrij
ding van pauperisme?"
De liberale partij, die toch in 1890 nog
haar vereenigingspunt had in de Liberale
Unie, had zich in de vergadering van 14
November van datjaar omtrent beide punten
vrij duidelijk uitgesproken. In het program
van urgentie vroeg zij: «invoering van een
stelsel van verplichte verzekering tegen
de nadeelen waaraan de arbeid bloot staat
tengevolge van ongevallen, ziekte, invali
diteit en ouderdom, en zulks, althans voor
invaliditeit en ouderdom zoo noodig, ten
deele op kosten van den Staat"; en inde
vergadering van den 2Gsten Januari j. 1.
heef] de Liberale Urne het door ons ge
cursiveerde »zoo noodig" met algerneene
stemmen over boord geworpen.
Waar er sprake is van bestrijding van
het pauperisme, vroeg de Liberale Unie
in 1896: «herziening der armenwet tot
verzekering der samenwerking van alle
armbesturen, en tot erkenning van den
plicht der overheid om voortwoekering van
het pauperisme te keeren en de armen
verzorging niet aan te merken als uitsluitend
uitvloeisel van haar politiezorg."
En wat vinden wij nu in de circulaire,
die tot leiddraad strekte van deze ver
gadering :
//Wij aarzelen geen oogenblik wanneer wij u
in overweging geven art. 3 der S atuten niet
te herzien, niet aan te vullen, doch alleen de
noodzakelijkheid u\t. te spreken dat de arbeid
op wetgevend gebied naast voorziening in hetgeen
ter bevordering van handel, nijverheid, laodbouw
en scheepvaart noodig is, in hetgeen ter ontwik
keling onzer kèloniën gedaan moet worden, en
in hetgeen bij een beleidvol beheer der financiën
! onder verdeeling der (iüancieele las>ten naar
draagkracht niet mag worden verzuimd, vooral
gericht zij op het betiachten van sociale recht
vaardigheid, op het treffen van maatregelen tot
verhtninsr. en bescherming der intellectueele, eu
economisch zwakken in onze Maatschappij."
En de leden, die de motie voorstelden,
i de heeren J. Boissevain, H. W.
Groeneveld, J. van Hasselt, mr. J. A. Levy,
mr. W. H. K. Mouthaan, mr. F. S. van
Nierop, mr. J. B. Koel vin k en Arm. P.
Th. Sassen zijn met die phrase omtrenrte
sociale rechtvaardigheid, en de
geheele^ergadering in hun gevolg, meegegaan.
Die «economische zwakken" moeten zich
in den laatsten tijd bijzonder sterk gaan
gevoelen, nu men aldus met de phrase tot
hun verheifing wil werken.
! Wij herinneren ons een vermake'ijk geval.
Bij de verkiezingen in 1897 waren als
voorloopige candidaten voor Vooruitgang IX.
opgegeven, mr. W. H. de Beaufort en....
: mr. A. Kerdijk. Dat dit mogelijk was in
\ deze vereen iging, gaf aan deze voorloopige
! candidaatstelling iets humoristisch. In een
daarvoor belegde vergadering, waarin beide
candidaten tegenwoordig waren, verklaarde
mr. W. H. de Beaufort volkomen mtöte
gaan met de beginselverklaring, neergelegd
in art. 2 en met de maatregelen, die volgens
art. 3, daarvan het gevolg zouden zijn,
terwijl de heer Kerdijk meende art. 3 ook
wel te kunnen onderschrijven, maar dat
hij zich echter de volle vrijheid voorbe
hield, hoe hij zich de daarin voorkomende
maatregelen zou denken.
Men weet dat toen de vergadering den
heer De Beaufort verwierp en den heer
Kerdijk tot candidaat proclameerde !
Zulke dingen konden nog in 1897 ge
beuren, maar nu de partijen betere grenzen
hebben afgebakend, de beginselen scherper
hebben omlijnd, rijst toch de vraag, of het
Centraal-Comitéhet recht had om te ver
klaren, dat de beginselen der liberale parlij
thans nog zijn vastgelegd in art. 2 der
Statuten, terwijl in art. 3 de maatregelen
worden aangewezen, waartoe de beginselen
moeten voeren.
Een ex-lid op het hellend vlak.
(Slot volgt).
Oorlog, Marine en Politie.
De comedie enkele jaren geleden bij
Marine gespeeld, beleeft thans bij Oorlog
een tweede opvoering. Toen werd minister
Janssen tot heengaan gedwongen, omdat
de Kamer hem de gelden onthield voor
een pantserschip, bestemd voor Nederland
en Indië, terwijl aan zijn opvolger Roëll
een zelfde schip werd toegestaan, nu even
wel bestemd voor Indiëen Nederland.
Thans is de minister Eland afgetreden
omdat hij, hoewel voorstander van een
8-maandschen eersten oefentijd, een
12inaandsche in de wet wilde vastleggen,