De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 28 april pagina 1

28 april 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1244 DE AMSTERDAMMER AD A°. 1901. NEDERL Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden /' 1.50, Ir. p. post f l .60 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea Cs.'.pumnes tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 28 April. Advertentiün van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschlunil, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOI.F MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. VERHUIZINGEN. Men gelieve bjj eventueele verhuizing niet enkel het nieuwe adres aan onze administratie op te geven, maar ook het volledige oude adres daarbij te vernielden. YAN HOLKEMA & WAULJWORF, Uitgeiers. MMiMlliiiiiiiiiiiliiiMiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiHMHiiii iiiiiMtiiiiiiiiimi v A A I M H O C ». V4N VERRE EN VAN NABIJ: De Staat bedreigd, door mr. J. A. Levy. - Passief-liberalen ', I, door Eeti ex-lid op het hellend vlak. Oorlog, Marine en Politie, door *,*? -~ De voortzetting der olo-vallei-werken, door C. Th. van Deventer. De Rekening. SOCIALE AANGELEGENHE DEN : De Pruisische niinisterieele aanschrijvingen in zake woningtoestanden, door C. v. D. Openbare volksbibliotheken, door J. A. Tours KUNST EN LËPTEBËN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp Tentoonstelling in Arti, door W. SteenhoiT. Oude kunst en hare waarde, door A. \V. Weissman. Boekaankondiging. Een Uoeren-ballade door Jao. v. Looy.?Ten laatste, naar het Duitsch, van B. Prebster. Sijthoff s uitgave van Grieksche en Latijnsche handschriften in pho tographische reproductie, door H. C. Muller. , FEUILLETON: De uniform voor slecht gedrag, I, door Flora Amüe Steel. - RECLAMES. VOOR DAMES: De Uostenrijksche huwelijksmarkt, door M. Een kwestie van groot belang, door v. d. V. Allerlei, door Caprice Ingezonden. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMJ8CÜE KRONIEK, door D. Stigter. ALLER LEI. INGEZONDEN. - PEN- EN POTLUODKRAS3EN. ADVERTENTIEN. De Staat bedreigd. Volharden bij het ideaal. Openingswoord 'er Ueputatenvergadering van 17 April 1901 door Dr. A. Kuyper (Amsterdam 1901) blz. 23. Ligt het aan de theologische opleiding, of aan den profetenmantel, dien de schrijver bijwijlen ontplooit? Ook dit werk heeft met de openbaringen der diplomatie den trek gemeen, dien Talleyrand, als aanbevelenswaard, haar aanried: Ie, vague n cessaire. Ziehier een geschrift, waarin opgeraapt wordt, al wat voor de hand ligt, om het Kabinet te treffen, ten einde te komen tot de smadelijke slotsom: »De strijd moet »langs dit Kabinet voorbijgaan" (blz. 5). Nu zou men meenen, dat ons eeneprincipieele beschouwing wachtte. Aangekondigd wordt zij ook: «De eenige vraag, die in »Juni beslissing wacht is, of naar het ^christelijk volksdeel, dan wel naar onze »volk9genooten, die met den Christus, »althans in politieken zin, gebroken hebben, »de meerderheid in de Staten-Generaal zal »zijn" (blz. 5). Zij wordt zelfs nader om schreven als: »de vraag of het Evangelie »ook op staatkundig terrein uw uitgangs»punt is" (blz. 6). Het blijft echter bij die aankondiging en omschrijving. Straks, zal de redenaar verklaren, dat het niet gaat om bemachtiging van het regeerkasteel (blz. 0), zoo min als om persoonlijk winst bejag (blz. 8). Hij zal uitweiden over medestanders (blz. 12). Hij «al de gelegen heid om wederpartijders te verguizen (blz. 19) niet laten voorbijgaan, en dit, ondanks de herinnering aan «Neerlands volk als burgergemeenschap" (hlz. 8. 12). Hij zal echter het principieele geschilpunt niet anders dan in wijdgolvende algemeen heid aanduiden: «Onze strijd gaat niet »tegen personen, maar tegen den God in »het staatsrecht, verzakenden geest die »in aller Liberalen politiek zich belichaamt" (blz. 20). Ik constateer hier ernstige tekortkoming, en vraag daarvan rekenschap. Wie aldus als beschuldiger optreedt, heeft, vóór alles, tweeledigen onontwijkbaren plicht te vervullen. Hij heeft waar te maken, wat hij zegt: dat der Liberalen politiek God in het Staatsrecht verzaakt, en hij heeft te betoogen, wat hij stelt: dat het Evangelie ook op staatkundig terrein uitgangspunt zijn kan. Doet hij het eerste niet, dan staat hij schuldig aan valsch getuigenis, in zedelijken, aan laster, in wereldlijken zin. Laat hij het tweede na, dan maakt hij zich schuldig aan mislei ding zijner argelooze hoorders, door als bewezen aan te nemen, hetgeen bewijs behoeft. Uit den aard der zaak, kan het eerste punt niet behandeld worden, zoo lang Dr. Kuyper in eigen kring, waar tegen spraak uitgesloten is, zich verstout afwe zigen, door zwaarwichtige beschuldigingen, te brandmerken. Indien de «kostelijke organisatie'"' waarop hij groot gaat (blz. 21), verkregen en in stand gehouden wordt, door te streelen den hartstocht van laag allooi, die in ongemotiveerde verdachtma king zich uit, dan wordt noch de drijf kracht noch haar werking hem benijd. Anders staat het met het tweede punt, dat beredeneerd worden kan, omdat de schrijver het als verkiezingsleuze be schouwd wil zien. «Niet tot wat kerk ge «behoort, maar alleen de vraag of het «Evangelie ook op staatkundig terrein uw «uitgangspunt is, scheidt hier de bokken »van de schapen" (blz. 6). Hier staat, als onomstootelijk, op den voorgrond, dat het Evangelie, op staatkundig terrein, uit gangspunt zijn kan. Ik vraag, ter weerlegging van die mee ning op den man af: van welke belijdenis, het Evangelie ? Bepalen wij ons tot de »medestanders", in de rede vermeld. Zal het zijn het Evangelie der Koomschen, dat Maria feesten van staatswege gevierd, en eene missie bij het Vaticaan ingesteld wil heb ben? Neen, zegt Dr. Kuyper (blz. 14). Zal het zijn het Evangelie der Friesche christelijk-historischen, dat de navolgende eischen stelt: lo. Gereformeerde kerk, Staatskerk; 2o. alle nationale instellingen, gerefor meerd ; 3o. Joden over de grens (of over de kling); 4o. Roomschen, buiten ambt; 5o. godsdienstvrijheid beperkt: Go. Heidendom (waaronder: misbediening) geweerd. Zal het dit Evangelie zijn? Neen, her haalt Dr. Kuyper (blz. 16). Zal het dan zijn het Evangelie der »vrij-antirevolutionairen ?" Neen, waar schuwt Dr. Kuyper: »Ik zie zoo menige «bedenkelijke uitlating op het stuk der ^beginselen niet voorbij. Ik weet óók wel »dat ze zkh bijna uitsluitend uit de «hoogere klassen recruteeren. En zeer «blijft het de vraag of we in de sociale «vraagstukken met heri verder zullen »komen." (blz. 17). Alzoo, van al die Evangelies kan geen enkel staatkundig uitgangspunt zijn. Blijft over het Evangelie, uitsluitend en alleen naar de lezing, de opvatting, de vertol king, de uitlegging van Dr. Kuyper. Dit Evangelie vormt de scheidslijn tusschen »bokken en schapen." Daarnaar heeft men, in het Staatkundige, zich te gedragen, wanneer het op practisch regeeringsbeleid aankomt. Of alle «medestanders," in 's lands raadzaal, even blijmoedig en devotelijk dat juk zich zullen laten welgevallen, als, zij thans, op hei geduldige papier, in n optelsom worden saarngevoegd, moeten zij weten. Ons volk echter zal eene andere Aan onze Abonnés. Redactie en uitgevers van De Amsterdammer Weekblad voor Nederland hebben, getrouw aan vroegere belofte, thans het genoegen aan hunne abonnés de volgende premie aan te bieden: DREI SCHÜSSE Burenballade. Gedicht van Dr. Rudolph Presber. Componirt von BERNARD ZWEERS. Met bijgevoegde Hollandsche vertolking van JAC. VAN LOOY. Deze compositie, 8 paginas kwarto met geïllustreerden omslag, stellen wij voor onze abonnés verkrijgbaar voor slechts T IJ F K W T W ? m 'f I füC E !¥T S. Aroor niet ge.ibonneerden is de prijs WKUKIVTlfii CENTS. Abonnés in de stad gelieven daartoe 25 Cents te storten ten onzen kantore Heerengracht 457 b, h Koningsplein, terwijl den abonnés buiten Amsterdam verzocht wordt dit bedrag in postwissel te zenden aan de uitgevers van dit Weekblad, VAX HOLKEMA & WAKEXDOUF, te Amst. vraag zich te stellen en bij de aanstaande verkiezing te beantwoorden hebben. Die vraag is deze: of zijne hoogste be langen moeten worden beheerscht, door kerkelijk krakeel, dan wel of die belangen daarbuiten gehouden, en zelfstandiglijk, naar eigen recht, geregeld moeten worden. Die zelfstandige regeling van hetgeen buiten kerkelijk gebied ligt, en door clericale zeloten daarheen gesleurd wordt, is dezen een doorn in het oog, gelijk het der liberalen geloofsbrief is. De Staat, naar liberale opvatting, is die, welke ge legenheid biedt tot ontvouwing van alle menscli-eJijke vermogens. Juist daarom, wordt hij beschimpt als: «een atheïstische'1 vblz. 19). Wij wijzen den laster af, met Thorbecke's hooghartige bewoordingen aan Groen: »Den hoogsten wil, naar deszelfs «stellige openbaring, rechtstreeks temaken «tot het constitutitf en organiseerend be«ginsel van den Staat, schijnt mij een «salto mortale, daar ik voor terugwijk. Ik »ken eerst den Staat uit zijne eigene, ins«gelijks door God gegeven, regels, eer ik «derzelver hoogere gronden door alle ver«schillende instanties, terugleide tot hetgeen «over alles is." (Brieven, blz. fiö.) J. A. LEVY. Amsterdam, 25 April 1901. Passief-liberalen". i. «De vergadering van leden der negen kiesvereenigingen Vooruitgang alhier heeft gisteravond een zeer bevredigende uitkomst gehad" aldus het Handelsblad van Vrij dag, 19 April j!. Laten wij eens even nagaan wat aan leiding tot deze bijeenkomst en die bevre diging gaf. In een vergadering van het CentraalComiiéwas een cotrnaissie benoemd, die zich tot taak had gesteld om na te gaan, of de artt. 2 en 3 van het reglement herzie ning zouden behoeven en zoo ja, welke wijzigingen er alsdan in dienden aangebracht te worden. In een later daarna gehouden vergadering van alle bestuursleden van de verschillende districten is toen mede gedeeld, dat deze commissie de redactie van de art. 2 en 3 zoo voortreffelijk vond, dat zij het niet noodig achtte om wijzi gingen voor te stellen. Alle leden van het Centraal-comitéwaren het daarmee eens en de aanwezige bestuursleden gingen, op een paar uitzonderingen na, gewillig met deze meening mede. Echter werd nog besloten in een ver gadering van alle, leden te laten beslissen over de vraag: zullen de statuten der vereenigingen, voor zooverre zij in art. 2 de beginselen harer leden en in art. 3 de maatregelen, die op wetgevend gebied krachtens die beginselen noodig worden geoordeeld, aanwijzen, aan een herziening worden onderworpen ? Die vergadering had Donderdagavond 18 April j|. in Odeon plaats, en was vooraf-gegaan door een circulaire van het Centraal Comité, waarin we o. m. het vol gende lezen : De beginselen der liberale partij werden door de oprichters onzer Vereenigingen nader geteekend en iu art. 2 der Statuten als de beginselen door de leden te belijden, vaslgcli <r.i. In art. :> werden de maatregelen aangewezen waartoe zij, welke die beginselen aanvaarden, moeten mede werken, zonder andere maatregelen uit te sluiten (f het. meer of min dringende der wettelijke voorziening op een of ander gebied in het bizouder aan te teekeiien. //Onze Vereenigingen kennen dus geen gepre ciseerd progianima van actie, en hebben zich van het uitspreken der urgentie van ceiiigen maatregel onthouden. //De candidaatstelling bij de verkiezingen in het jaar ] S97 heeft, plaats gehad op den grondslag dier ruime omschrijving van het, be'edeu beginsel en van hetgeen als uitvloeisel dier belijdenis werd geweuscht 13.j de keuze van onze candiduten is het mogelijk geweest personen van onder scheiden nuance in staatkundige overtuiging binnen de lijnen der vouruitstrevcnd-liberale partij tot candidaten onzer Vereenigiugen te proclameeren en hebben wij onze caudidaten in de meeste districten zien zegevieren. Als volks vertegenwoordigers hebben zij krachtig en veelal eendrachtig medegewerkt tot het trtil'en van maatregelen, door ons destijds nuttig en noodig geoordeeld. //Die uitkomst bevestigt ons in de overtuiging, dat eene nadere omschrijving der beginselen, zooals die in uwe Reglementen zijn omschreven, alsnog niet wordt, vereischt en dat, u uit de f'irmuleering der beginselen rn uit de keuze der candidaten de richting en het oogmerk der Vereenigingen met zekerheid is aan te wijzen." Nu is in de vergadering van Donder dag, IS April, j. 1. met algerneene stemmen op n na een motte aangenomen, waarin de leden, kennis genomen hebbende van de circulaire van het centraal comité, dit comitéverzoeken om bij het uitbrengen van advies bij de verkiezingen zich te laten leiden door de overwegingen, in die circu laire uitgesproken. Nu sprak dit wel van zelf, want men kon van het centraal-comiténiet ver wachten, dat het van meening veranderde. maar de motie was een middel om de vergadering tot een goed einde te brengen, een soort van klap op den vuurpijl. De «overweging" waarom het centraalcomitégeen wijziging van de art. 2 en 3 wenschte een wensch thans ook door de vergadering gedeeld hebben wij boven vermeld. Laten wij nu eens zien, welke de «be ginselen der liberale partij" zijn, zooals deze door de oprichters der vereenigingen [ werden beleden en thans ook nu weer, door het besluit der vergadering, in art. 2 zijn vastgelegd. Wij lezen daarin: //Die beginselen zijn : ]" dat de Slaat dient bestuurd te worden met eerbiediging, maar tevens onafhankelijk van elke kerkelijke richting en gezindte; . 2" dat, de zorg voor lager, middelbaar eu hooger onderwijs niet aan den Staat mag worden onttrokken; 3J dat het algemeen belang niet gedoogt, dat het particulier bezit van gebruiksj^oaderea of van productiemiddelen worde opgeheven; 4" dat aan de ontwikkeling van het, individu eu aa'i het particulier initiatief moet, worden gelaten zoodanige vrijheid, als met het algemeen belang vereeuigbaar is, en niet leidt tot onder drukking van maatschappelijk zwakkeren. Nu kunnen wij aannemen, dat de heeren oprichters, toen zij in 1897 hun manifest in zee zonden, zeer vage begrippen hadden omtrent de beginselen der liberale partij, maar het komt ons toch voor, dat zij in de afgeloopen vier jaren, wel tot een meer heldere omschrijving van die beginselen hadden kunnen komen. Op den voorgrond dient er op te worden gewezen dat be ginselen, zooals dit in 2' en 3°geschiedt, nooit op een negatie mogen rusten en dat verder alles wat in deze beginselverklaring wordt omschreven ook kan onderteekend worden door den meest hardnekkigen con servatief. Men moet dan ook een zeer groot voorstellings-vermogen hebben, om, zooals in art. .'! te lezen staat, tot de conclusie te kunnen komen, dat de in art. 2 omschreven beginselen onder meer leiden, en dit wordt het eerst genoemd, tot: »handliaving van liet vrijliandclstelsel". Volgt deze hand having, welke zelf een beginsel is, uit beginsel sub 3" of sub 4" ? Zoek nu maar eens het verband in onze stad van koop lieden ! Gaan we nu verder, dan vinden wij in art. 3: »het treffen van maatregelen tot verbetering van verkeerswegen en opheffing van be lemmeringen, als middel tot bevordering van handel, scheepvaart, landbouw en nijverheid ; ontwikkeling van de welvaart der koloniën door verzekering van een ruim arbeidsveld aan de particuliere nijver heid en behartiging van de belangen van den inlander ; bevestiging van de nationale onafhankelijkheid en bevordering eener gelijkmatige verdeeling van daaraan ver bonden lasten, door nadere regeling van de levende strijdkrachten en invoering van persoonlijken dienstplicht'' ; en dan : »beleidvol financieel beheer, opdat bij uit breiding van staatszorg daaruit ge^ne aan hare draagkracht onevenredige belasting der naiie voortvloeie". Hoe men nu de bovenstaande vier be ginselen ook keere en wende, het is mij niet mogelijk om in te zien, dat zij juist moeten leiden tot rfete eischen, die even goed kunnen voorkomen in een program van etn zuiver conservatieve als van een gewone liberale partij. Maar, zal men ons toeroepen, daarop volgen de sociale eischen, en wel: ]" verplichte verzekering van arbeiders tegen de gevolgen van ziekte of ongelukkeu, en voor ziening tegen de geldelijke nadeelen verbonden aan ouderdom en invuliditeit, een en ander met nicdewerkiug van den Staat; 2" betere regeling van de contractueele ver houding tusschen werkgever en arb'ider ; .'i" invoering van Kamers van Arbtid, 4°bestrijding van het pauperisme ; 5" bevordering van volksgezondheid ; f)' invoering van leerplicht; 7" uitbreiding van vak-en ambachtsonderwijs op ruime schaal ; V verbetering van den rechtstoestand der geduwde vrouw : bescherming van verwaarloosde j kinderen. j Nu heeft de vergadering op advies van j het centraal-comiié, besloten om niet uit j deze acht punten te schrappen, de eischen, { die reeds verkregen zijn. Als reden daarj voor wordt opgegeven, dat zij de richting j teekenen die man in LSD" wilde ingaan, | deii weg waarop men nog wil voortschrijden, j maar toch hadden wij gaarne willen weten l hoe de vereenigingen met de reserve geI maakt omtrent het «beleidvol financieel beheer", zich de mogelijkheid denken, om te komen tot de verwezenlijking, van den socialen eiseh sub l o. neergelegd. Wat wordt bedoeld met «niet medewerking van den Staat?". Hot komt ons voor, dat men in xake de arbeiderspensiouneering toch wel wat meer klaren wijn had mogen schenken aan de werklieden-kiezers, die juist dit punt bij de aanstaande verkiezingen op den voor grond zullen brengen, en volgens den laatsten Staatkundigen Brief van Mr. Van Houten, daarop niet eenige aanspraak hebben, Het zou dan al te gek zijn, indien Vooruitgang deze kiezers toeriep: «Wij verwijzen u daaromtrent naar onze be ginselen, ntêrgelegd in art. 2." Wat bedoelt men met de phrase: «bestrij ding van pauperisme?" De liberale partij, die toch in 1890 nog haar vereenigingspunt had in de Liberale Unie, had zich in de vergadering van 14 November van datjaar omtrent beide punten vrij duidelijk uitgesproken. In het program van urgentie vroeg zij: «invoering van een stelsel van verplichte verzekering tegen de nadeelen waaraan de arbeid bloot staat tengevolge van ongevallen, ziekte, invali diteit en ouderdom, en zulks, althans voor invaliditeit en ouderdom zoo noodig, ten deele op kosten van den Staat"; en inde vergadering van den 2Gsten Januari j. 1. heef] de Liberale Urne het door ons ge cursiveerde »zoo noodig" met algerneene stemmen over boord geworpen. Waar er sprake is van bestrijding van het pauperisme, vroeg de Liberale Unie in 1896: «herziening der armenwet tot verzekering der samenwerking van alle armbesturen, en tot erkenning van den plicht der overheid om voortwoekering van het pauperisme te keeren en de armen verzorging niet aan te merken als uitsluitend uitvloeisel van haar politiezorg." En wat vinden wij nu in de circulaire, die tot leiddraad strekte van deze ver gadering : //Wij aarzelen geen oogenblik wanneer wij u in overweging geven art. 3 der S atuten niet te herzien, niet aan te vullen, doch alleen de noodzakelijkheid u\t. te spreken dat de arbeid op wetgevend gebied naast voorziening in hetgeen ter bevordering van handel, nijverheid, laodbouw en scheepvaart noodig is, in hetgeen ter ontwik keling onzer kèloniën gedaan moet worden, en in hetgeen bij een beleidvol beheer der financiën ! onder verdeeling der (iüancieele las>ten naar draagkracht niet mag worden verzuimd, vooral gericht zij op het betiachten van sociale recht vaardigheid, op het treffen van maatregelen tot verhtninsr. en bescherming der intellectueele, eu economisch zwakken in onze Maatschappij." En de leden, die de motie voorstelden, i de heeren J. Boissevain, H. W. Groeneveld, J. van Hasselt, mr. J. A. Levy, mr. W. H. K. Mouthaan, mr. F. S. van Nierop, mr. J. B. Koel vin k en Arm. P. Th. Sassen zijn met die phrase omtrenrte sociale rechtvaardigheid, en de geheele^ergadering in hun gevolg, meegegaan. Die «economische zwakken" moeten zich in den laatsten tijd bijzonder sterk gaan gevoelen, nu men aldus met de phrase tot hun verheifing wil werken. ! Wij herinneren ons een vermake'ijk geval. Bij de verkiezingen in 1897 waren als voorloopige candidaten voor Vooruitgang IX. opgegeven, mr. W. H. de Beaufort en.... : mr. A. Kerdijk. Dat dit mogelijk was in \ deze vereen iging, gaf aan deze voorloopige ! candidaatstelling iets humoristisch. In een daarvoor belegde vergadering, waarin beide candidaten tegenwoordig waren, verklaarde mr. W. H. de Beaufort volkomen mtöte gaan met de beginselverklaring, neergelegd in art. 2 en met de maatregelen, die volgens art. 3, daarvan het gevolg zouden zijn, terwijl de heer Kerdijk meende art. 3 ook wel te kunnen onderschrijven, maar dat hij zich echter de volle vrijheid voorbe hield, hoe hij zich de daarin voorkomende maatregelen zou denken. Men weet dat toen de vergadering den heer De Beaufort verwierp en den heer Kerdijk tot candidaat proclameerde ! Zulke dingen konden nog in 1897 ge beuren, maar nu de partijen betere grenzen hebben afgebakend, de beginselen scherper hebben omlijnd, rijst toch de vraag, of het Centraal-Comitéhet recht had om te ver klaren, dat de beginselen der liberale parlij thans nog zijn vastgelegd in art. 2 der Statuten, terwijl in art. 3 de maatregelen worden aangewezen, waartoe de beginselen moeten voeren. Een ex-lid op het hellend vlak. (Slot volgt). Oorlog, Marine en Politie. De comedie enkele jaren geleden bij Marine gespeeld, beleeft thans bij Oorlog een tweede opvoering. Toen werd minister Janssen tot heengaan gedwongen, omdat de Kamer hem de gelden onthield voor een pantserschip, bestemd voor Nederland en Indië, terwijl aan zijn opvolger Roëll een zelfde schip werd toegestaan, nu even wel bestemd voor Indiëen Nederland. Thans is de minister Eland afgetreden omdat hij, hoewel voorstander van een 8-maandschen eersten oefentijd, een 12inaandsche in de wet wilde vastleggen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl