Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O K NEDERLAND.
No. 1244
met belofte den korteren diensttijd feitelijk
in te voeren' Dit vertrouwde de Kamer,
met het oog op komende ministers van
Oorlog, maar half en toen zij formeel haar
wil te kennen gaf, om deze belofte wettelijk
sanctie te geven, ging minister Eland.
heen. Zijn opvolger, de heer Kool, voor
stander van een 12 of meer maandscht-n
eeisten oefentijd, zal een termijn van 8
maanden dienst voor eerste oefening in
de wet vastleggen maar met een
achierdeurtje. ... waardoor een in werkelijkheid
langeren oefentijd kan worden binnen
gesmokkeld.
Algemeen wordt aangenomen dat de
druk van conservatieven kant, de houding
van den voomitstrevenden minister Eland
heeft bepaald. Zijn conservatieve opvolger
wijkt voor invloed van tegenovergestelde
richting.
Spel van het noodlot!
Maar dit wil gezegd zijn, zulk een
beginselloos gescharrel wel 's lands hoogxte
belangen bewijst gebrek aan kracht en totale
afwezigheid van karakter bij de natie.
* #
*
De minister Kool heeft in een interview
gezegd niet absoluut te zijn tegen een
eersten oefentijd van 8 maanden, mits de
herhalings> efeningen hemdedeuadt-lijkheid
er van aantoonen. Gaat de Kamer in dit
opzicht met Zijne Excellentie mede dan
staat dit gelijk met een langeren eersten
oefenlijd dan thans wordt voorgesteld en
welke den minister Eland werd geweigerd.
Elke deugdelijke maatstaf ontbreekt
toch ter beoordeeling der militaire h
kwaamheden der lotelingen. Het subjectief
oordeel der hoogere chefs omtrent duur
van eerste oefening zal nu beslissen. Een
oordeel beïnvloed door weiisch van boven
en door druk van eigen omgeving. In
welke richting beide factoren werken is
niet twijfelachtig, gelet op den behoudenden
geest welk elk ambtenaarskorps als
zoudanig eigen is.
* *
Niet het gewicht van de zaak, maar
gouvernementeele handigheid zal over het
lot der militaire wetten beslissen, en zulks
omdat het daarin behandeld vraagstuk,
door geen der politieke partijen, die de
beslissing in handen hebben, ernstig wordt
opgevat. Duidelijker als bij den heer
Kuyper, leider der anti-revolutionaire
partij, komt het bij geen der andere partij
voerders voor den dag. In de Kamer
houdt hij een doorwrochte rede waarin
de noodzakelijkheid wordt betoogd om de
richting welke leidt tot een volksleger in
te slaan. In de Standaard van 20 Febr.
j.l. schrijft hij ah hoofdredacteur:
«Hetgeen zelfs een oppermachtigen vijand
schaakmat kan zetten, en hem, bij de
vreeze hier voor, van aanval kan doen
afzien, is alleen de wetenschap, dat heel
het volk militaire Dualiteiten bezit, en m
al xijn weerbare manschappen geoefend en
georganiseerd is."
De weg voerende tot dit ideaal wordt
everteens aangegeven. En wel een latere
opkomst onder de wapenen d. i. verkorting
van diensttijd naarmate men zich buiten
de kazerne meer heeft bekwaamd.
Zóó spreekt en schrijft de heer Kuyper,
maar hij stemt zoodanig, dat dit beginsel
nimmer in de wet zal worden neergelegd.
Hij stemde toch tegen het
amendementVerhey, waarbij een korteren diensttijd
als belooning werd gezet op oefening buiten
de kazerne om. De consequentie had van
den heer Kuyper geëischt op dit amende
ment over te gaan, nadat zijn eigen amen
dement was afgestemd.
Hoe oppervlakkig het militaire vraag
stuk wordt behandeld blijkt verder uit
hetgeen de Standaard schrijft, den dag
nadat de militaire wetten in behandeling
zijn genomen:
»We zwegen den laatsten tijd met opzet
over het volksleger, omdat niet duidelijk
genoeg kon uitkomen, dat het stelsel Eland
ons zulk een leger niet brengt."
Van tweeën hier n. Of er is onwil in
het spel om eigen beginsel door te voeren,
want dan ware het plicht geweest bijtijds
voor een volksleger propaganda en stem
ming te maken, hetgeen mei is geschied
en nu moet worden goed gepraat; of er is
geheele onkunde omtrent de materie onzer
defensie, want geen wetten zijn denkbaar
die meer vierkant tegenover een volksleger
staan dan de van regeeringswege ingediende.
Niet beter maakt het het officieuse
ofh'cieele Vaderland. In het nomtner van
17 en 18 Februari schrijft het:
«Behalve de hier aangegeven redenen
zijn er vermoedelijk nog wel andere, die
tot aanneming der wetsontwerpen kunnen
drijven, zooals bijv. de overtuiging dat
deze Minister van Oorlog zeer gem tigd
is in zijn eischen en men er nu betrek
kelijk goedkoop kan afkomen, en de
wensch om deze reeds zoo lang hangende,
altijd zér lastige quaestie nog vóór de
verkiezingen af te doen, ten einde een
nieuw Kabinet niet weer dadelijk voor
dien steen des aanstoots te stellen."
Een meer luchthartige, allen ernst mis
sende houding tegenover een vraagstuk,
dat zulke zware personeele en financieele
offers eischt en zoo diep in het volksleven
ingrijpt, is niet denkbaar.
Ook de militaire causerieschrijver van
het Vaderland schijnt terug te schrikken
voor de zedelijke verantwoordelijkheid,
welke hij op zich heeft geladen, door vóór
aanname der militaire wetten geijverd te
hebben, want hij zwijgt, in plaats van te
juichen bij de hervatting der onderhan
delingen.
De houding van meerdere politieke
partijen tegenover leger en vloot is slechts
verklaarbaar door aan te nemen dat men
daaraan alleen als «politiemacht"
beteekenis toekent. Deze meening wordt ver
sterkt door het gebruik hetwelk de Regee
ring van de gewapende macht maakt, be
nevens door meerdere officieele uitlatingen.
Zoo sprak de Minister van Oorlog in
de vergadering der Tweede Kamer van
22 Februari j.l.
»Maar wat in geen geval mag gebeuren,
is 's winters de kazerne te sluiten.
In de eerste plaat zijn troepen noodig
voor de practisclie kadervorming, in de
tweede plaats moet men er bij de hand
hebben voor het eventueel handhaven van
de orde...."
De commissie van rapporteurs tot vast
stelling van de onrlogsbegrooting, dienst
1001, wees in de Eer.-te Kamer op de
nadeelige gevolgen: «wanneer men troepen
noodig heeft tol handhaving van de
binnerilandsche orde en (men) slechts over
Weinig geoefende soldaten kan beschikken."
De heer Karnebetk omschreef in de
Tweede Kamer de taak der tot korte
oefening opgeroepen dienstplichtigen o. m.
als bestemd »ter handhaving van de open
bare orde en ru.-t.''
In de »Gids der miliciens" heet de be
stemming van het leger:
l o. Handhaving der inwendige rust en
der wetten.
2o. De bescherming van de Kroon en
den Vaderlandschen grond.
* *
*
Met graagte stemmen jaarlijks meerdere
partijen de groote sommen benoodigd
voor leger en vloot, want nu alleen is het
mogelijk het naüonalileit-igevoel der massa,
die prijs stelt op een zelfstandig staats
verband en de zekerheid van het behoud
daarvan evenredig acht met de gelden
jaarlijks aan de defensie besteed, tegen
over het politiek eigenbelang uit te spelen,
dat de weerrnacht als politiemacht be
schouwt. Steun vinden de partijen in deze
bij hen, die het militairisme beschouwen
als een aangenaam tijdbedriif', en het noodig
oordeelen ten einde bij ofiicieele gelegen
heid pracht en luister te kunnen bijzetten.
Zoolang de behoudende partijen zeker
zijn van in leger en vloot willige
politiewerktuigen te bezitten, en zoolang het
volk als volk zich daartegen niet verzet,
zal men steeds staan voor de kans van
vermeerdering der militairistische
politieuitgaven. Het is dan ook geen bloot
toeval dat deze wetten zullen worden aan
genomen op het tijdstip, dat het behou
dende gedeelte van de natie aaneengesloten
front meent te moeten maken tegenover
het andere gedeelte, omvattende de «her
vormingsgezinde," krachtig opdringende
partijen.
Maar bovendien er is haast bij het werk.
Bij de stembus in Juni gaat het hard
tegen hard, en het kon best gebeuren, dat
de uitslag zoodanig was, dat de kans om
in müitairistischen zin te werken voor
goed zou zijn verkeken. Vandaar die over
dreven spoed en ijver om de wetten er
door te krijgen, het koste wat het wil.
* *
De groote voordeelen aan een volks
leger verbonden zijn grif weg door allen
partijen erkend, maar het angstig omkijken
naar klassebelang doet ten deze de weeg
schaal naar het bestaande overhellen ;
vandaar dat meer dan n persoon van
politiek beteekenis is achter de schijftaf'el
vóór een volksleger, maar er tegen stemt.
* *
Met zekerheid kan worden gezegd dat
de militaire wetten uit partijpohti k zullen
worden aangenomen. Of de christelijke of
de liberale partij het pleit in Juni bij de
stembus zal winnen doet ter zake niets
af. Men helpt elkander door een moeilijk
vraagstuk van de baan ie schuiven, na
h-t voor cóteriebelangen te hebben uitge
buit. Want er kan getuigd worden dat
de comedievertooning, waa>dnor men de
massa tracht wijs te maken dat leger en
vloot heusch bestemd zijn ter behartiging
van nationale belangen, tot het uiterste is
volgehouden. Het partijdoel is alzoo be
reikt, daar tevens versterking der ge
wapende politie is verkregen, grondgedachte
der militaire wetten. Na dit resultaat is
er geen motief meer voorhanden om het
moeilijke vraagstuk niet ten spoedigste op
zij te zetten. De groote sukkelgang met
leger en vloot wordt nu voortgezet.
Oodanks de groote offers door het volk ge
bracht wordt wederom niets bereikt. En
zóó zal het blijven totdat door het algemeen
kiesrecht het volk als volk zich van het
vraagstuk zal meester maken.
--'? *
A:
De tot nu toe gevolgde houding der
verschillende partijen in zake leger en
vloot schrijft aan hen, die een deugdelijk
defensie instituut ten onzent noodzakelijk
achten, omdat het nationale leven daar
ten nauwste mede samenhangt, den plicht
voor om bij de aanstaande Kamerverkie
zingen hun stem uit te brengen op de
candidaten van die partij, waarvan, op
grond van het verleden, kan worden ver
wacht dat zij leger en vloot aan hunne
ware bestemming zullen laten beantwoor
den door het algemeen belang te stellen
boven cöterie of klassegeest, ook zelfs dan,
wanneer rnen niet geheel mocht instem
men met de beginselverklaring dier partij.
De voortzetting der
Solo-vallei-werken.
De heer P. (,'. (J. Hansen Jr. heeft, in
het weekblad van ?_'! April jl., de vraag
gesteld of de voortzetting der hier bedoelde
werken verantwoord zou zijn. Hij komt tot
de slotsom dat alleen dan, indien vaststond
dat die werken na hun voltooiing genoeg
zame directe voordeelen voor den iiscus
zullen opleveren om daaruit de rente en
de geleidelijke aflossing van de voor die
voltooiing vereischte kapitalen te bestrijden,
tot, de voortzetting mag worden overgegaan.
Siaat dit, niet vast. dan loopt men gevaar,
een werk tot stand te brengen, dat w<>J is
waar een klein ge,Itelie van Java ten goede
komt, maar dat, daarentegen alle buiten dat
gedeelte wonende ingezetenen van N.-Indi
lasten oplegt, waar voor hen geenerlei lust
tegenover slaat. En daar de heer Hansm
nu vrij wel zeker schijnt te zijn, dat de
directe voordeelen, na de- voltooiing dier
werken te behalen, in ge >n verhouding zul
len staan tot de aanlegkosten, meent hij,
dut hun voortzetting »eerder een schande
voor Nederland dan een zegen voor Java
(zou) kunnen worden genoemd."
Het standpunt van den heer flansen is
niet nieuw; het werd ir,»-,-nomen en met
klem verdedigd door den beer J. E. de
Mt-ijier, lid der z. g. n. Solo commissie ; en
er bestaat grond voor het vermoeden, dat
ook de tegenwoordige regeering veel voor
dat standpunt gevoelt. Toch schijnt, het nüj
duidelijk, dat het, onhoudbaar is. Het gaat
niet aan, om bij den aanleg van een open
baar werk alleen op de directe voorwerpen
< die het zal afwerpen te letten. Naast de
directe mogen ook indirecte verwacht wor
den, voortvloeiend uit de verhoogde wel
vaart eener landslteek, welkereconomischen
toestand men verbetert. En het aanbrengen
dier verbetering wordt Maatsplicht, indien
zij het eenige middel blijkt om een redelijke
j kans op welvaart te geven aan hen, die
! onder zeer ongunstige levensvoorwaarden
verkeeren. Zoo dachten dan ook de drie
andere leden der S do commissie, de heeren
Telders, Leemai.s en Kraus er over, die
eenstemmig tot de conclusie kwamen, dat
de aangevangen irrigatiewerken moesten
worden voltooid, omdat daardoor aan de
bevolking zou worden gegeven wal .'ij in
de eerste, plaats lot verbetering i'int haar
cconotnisclten toestand bclioe/t.
Hiermede is, in weinig woorden, het
! standpunt, dat ten deze moet worden in
genomen, omschreven. Een rechtvaardig
bestuur behoort, er voor te waken, dat de
levensvoorwaarden voor de ingezetenen van
het bestuurd gebied zooveel mogelijk ge
lijkelijk gunstig zijn. Het mag niet dulden,
; dat in do eene landstreek, tengevolge eerier
slechte water verdeel ing, periodiek gebrek
wordt geleden, terwijl elders, waar het zij
de natuur, het zij nient-chelijk vernuft voor
een beteren toestand zorgden, de grond
voldoende opbrengt om den horig* r der
opgezetenen te stillen. Het moet doen wat
noodig is om de bewoners fier minder-be
voorrechte landstreek, zooveel mogelijk in
denzelfden toestand te brengen, als waarin
zij verkeeren, die geen gebrek lijden en
indien van dezen daarvoor eenige opoffering
gevergd wordt, dan is dit, wel verre van
onrechtvaardig te zijn, juist de toepassing
van het solidariteitsbeginsel, waarvan elke
naar rechtvaardigheid strevende
mei,schenrnaatschappij behoort uit te gaan.
De heer Hansen zal, naar ik vertrouw,
wel niet ontkennen, dat de economische
toestand van de bewoners «Ier Solo-vallei,
in het bijzonder van de
Bengawan-djerostreek, beneden de bescheidenste eischen
blijft. Mocht hij hieromtrent nog twijfel
. gevoelen, dan neem ik de vrijheid hem te
verwiizen naar de beschrijving, reeds in
l 1887 door den toenmaligen resident van
' Hoerabaja (later gouverneur generaal) Jhr.
(J H. A van der W ij c k gegeven van de
diepe ellende die daar, bijkans eiken
westnjoeson, geleden wordt. ') Ik vraag in
gernoede aan hem en aan een ieder, die van
deze beschrijving kennis nam: mogen in een
land dat onder Nederlands souvercirn'teit
staat, dergelijke toestanden voortduren?
! Het, lijdt geen twijfel: voortzetting der
Solo vallei-werken is een eisch van
recht! vaardigheid, dus van gezonde politiek.
Hoe moeten nu echter ile konen van
dat werk, ten laste van Indië. gevonden
worden? Dit zou een inderdaad moeilijk
op te lossen vraagstuk zijn, indien blijken
mocht wat laiig niet onwaarschijnlijk
is dat het werk, althans in den eersten
tijd, niet wat men noemt »rentabel" zal zijn.
Wel is waar zouden dan, zooals ik betoogde,
, de uit den aanleg van het, werk voort
vloeiende lasten over de geheele bevolking
van N.-Irrdië, in de eerste plaats over de
bewoners van Java, die zeker :, dier be
volking uitmaken, moeten worden omge
slagen, maar om dit te kunnen doen, behoort
vast te staan, dat de draagkracht der
be? volking een vermeerdering van
belasting; druk toelaat. Eu dit staat in het geheel niet
vast, of liever: het tegendeel staat vast.
De Javaan, ook in de zoogenaamd welva
rende streken, is reeds boven zijn krachten
belast en het denkbeeld dat hij, gedurende
stelle 15 jaar, nog met een bijdrage van
'2 millioen ten behoeve der Solo-vallei zou
kunnen worden bezwaard, moet,
onvoor| waank'lijk worden afgewezen,
\ Slaan wij hier dus voor de keuze tusschen
twee onrechtvaardigheden:' Moeten wij of
de bewoners der Solo-vallei hun ellendig
i bestaan laten voortslepen, ot hen, die elders
j wonen, den strijd om bet beslaan zoo goeil
1 als onmogelijk te maken'.' Hel zou een
treurig dilemma zijn, waarvan de oplossing
wel geen andere zou kunnen wezen dan, in
afwachting van >betere tijden'', de
Soloyallei rnaar weer aan haar lot over te laten.
: Gelukkig echter ligt er nog een andere
weg open : de gelden, noodig voor de
vol! tooiing der Solo vallei werken behoeven
niet ten laste der Indische begrooting te
komen, zij kunnen ook, zrj moeien zelfs door
Nederland beschikbaar worden gesteld.
Toen Nederland in vroeger jaren zich de
overschotten der Indische rekeningen
toeeigende, kon daarvoor maar n
vergoelijkingsgrond worden aangevoerd: de verze
kering, dat Nederland, zoo noodig, Indi
! wederkeerig tegemoet zou komen. Door
; niemand is dit duidelijker en gemoedelijker
gezegd dan door den heer N. G. l'ierson,
! toen hij in 1871 de betei-kenisvolle woorden
j sprak: --Indien ii'ij uj> ome beurt bereid \ijn
o in Jura. (ds h f t in, nood rerkeert, uit onï.e
\ sfl/afkist te licljien. mogen /rij, dan/,/ n/ij, ook
7ivl hieslunn dal In-I orcrscliol ran Juni,
in' dien lii'l lanr/s natuurlijken ireij. : onder
L/inslnndile.le.it is onisluiin, aan +\edciland ten
'joedi' komt." '-')
Ik zul in het midden laten of de ongeveer
!)<) millioen Indische overschotten, die, na
het uitspreken dezer gemoedelijke woorden,
i ') Aangehaald in het Verslag der
Solocommissie. Zie het overzicht daarvan in de
' Indische Gidx, jaargang i!M)(>, blz l;'>.">!i en volg.
i '-') ».lava en de Koloniale (Juestie'", door N,G.
Pierson. Amsterdam, G. h. !? urike IsTl.
aan N> derland ten goede kwamen «langs
natuurlijken weg, zonder kunstmiddelen"
waren ontstaan, maar zooveel is zeker dat
?/tl door Nederland «printen werden. De heer
Pierson, die in 1871 het standpunt der
toenmalige gematigd liberalen zoo duidelijk
onipchreef, voert sedert welhaast vierjiren,
als hoofdman van eeri gematigd-liberaal
ministerie, liet beheer over de ne.lerlandsclie
p.eldmiilduleii. Dat deze fi ancieeleen kolo
niale specialiteit tot dusver in gebreke
bleef', zijn woord van voorheen tot daad te
maken, is ten der pijnlijkste teleurstellingen,
die de onbevangen strijder voor Indië's goed
recht heeft, kunnen ondervinden. Toch late
h ij alle hope nog niet varen, zelfs niet de
hope, dat zij die i ;i o'en heei l'ierson
rnocht-n komen wellicht, bereidwilliger zullen
l worden gevonden o;n de consiquenties der
door dezen verkondigde leer te aai,vaarden.
Want waarlijk : Jam re-r keer t in nood- De
voortzettii'g der Soio-vallei-werken kan uit
de indische middelen niet bekostigd wor
den, zonder dat andere indische belangen
worden opgeofferd of geschaad. Het is
meer dan md om de gegeven, belofte te
vervullen. ()id accc/ilc, pai/e.
Den Haag-, 22 April 1901.
C. Tir. VAN DEVENTER.
De llekeuing.
Het Engelsche weekblad Punch bevatte
deze week eene plaat, waarop John Buil
wordt afgebeeld in <ie gedaante van een
dikken schooljongen, die in een kermis
tent rnet allerlei oorlogs-emblemen zijn
potinj in een automaat, stopt. De
automaai, die rnet doodshoofden, medusahoof
den en granaten op lugubre wijze is ver
sierd, heeft twee opschriften;
»Zuid-Afrikaansche oorlog" en »Vrede". En de
dikke jongen bromt met een nijdig en
koppig gezicht: »Ik heb een hoop pcnnien
in dit ding gestopt, en ik heb er niets
uit gekregen. Maar (rasl/icraden) »ik
ga er mee door, tot ik er wat uit, krijg."
Of' Johnny inderdaad zoo >;vastberaden"
is, nu hij, ten gevolge van den
roekeloozen oorlog, waartoe hij zich door
Charuberlain en de t'/iarlercd ('oin/iani/ heeft
laten drijven, heeft, te voorzien in een
reusachtig tekort van vijf en-vijfug
milliOPII pond sterling? Hij is, als elke jon
gen, bijzonder gesteld op zijn zakgeld; hij
is een erge zoetekauw en hij houdt van
een lekker nationaal steenkolenvuurtje.
En nu komt de minister van financiën,
Sir Michael Hicks-B.'ach, hem op al deze
punten pijnlijke o H'drs vragen. Johnny
vindt, dat op die manier de uiterst pro
blematische glorie van den
Zuid-Afrikaanschen oorlog wel wat al te duur is gekocht
en het >l'aij.' pa;/.' jiaijf' van Sir Michael
brengt een eenigszins pijnlijken trek op
zijn dikke tronie, een trek dien J'unch
waarschijnlijk ten onrechte voor eene uit
drukking van vastberadenheid houdt.
Onze teekenaar geeft heden een andere
voorstelling van den toestand, die echter
per slot van rekening vrij wel op hetzelfde
neerkomt. Hier wordt de eerzame matrone
Brittannia onaangenaam verrast door het
bezoek van drie mannen, die haar met
een ironischen glimlach belastingbiljetten
komen aanbieden. «Inkomstenbelasting,"
»suiker," «steenkolen," zijn de onwelkome
opschriften. »Pai/! nai/ .' pa/j .' " zou het
motto ook hier kunnen luiden. En om de
maat der plagen en kwalen vol te nieten,
verioonen de gevreesde bezoekers de trek
ken van Kruger, Steijn en de \Yret.
Bleef het nu rnaar bij die vijf-en-vijftig
i millioen pond ! Maar de kanselier der
schatj kist, die zich eene soort van glorie schijnt
i te maken van zijne rmêiloogerilooze open
hartigheid, heeft Johnny duidelijk te ver
staan gegeven, dat hij er met uit offer
niet afkomt. Zoo !ang de oorlog duurt,
zal hem die twee-en-ecn-half millioen
gulden per dag kosten. En het einde
is niet te voorzien!
Dat komt er van, Johnny, als men bru
taal de hand uitsteekt naar buurrnans
goed, ala men zijn eerlijken schooljongens
aard verloochent; als men vergeet, dat
ook bij het geliefde kwanselen, dat den
Engelschen schooljongen is aangeboren,
het fair /</"// dient geëerbiedigd te worden;
als men zich doet kennen als een Imlh/
van de ergste soort.
'?'?:? -^
Engeland, zegt de Te/H/ix, naar
aanlei, ding van de door Sir Michael
Ilioksj Beach ingediende begrooting, is een nieuwe
periode ingetreden, in welke zijne finan
ciën, in plaats van voor (ie natiën van
het vaste land een voorwerp te zijn van
bewondering en afgunst, zullen vervallen
in bet, chronisch deficit en zich zullen
leeuen tot de ongezonde experimenten der
protectionisten en reciprociteitsmannen.
En het is zeker niet een der minst be
denkelijke trekken van de begrooting over
1!inl 1002, dat op hetzelfde oogenblik,
waarop de uitgaven van een enkel jaar
het geweldige totaal van vijf milliarden
bereiken, en waarop de schatkist zich
genoodzaakt ziet, alle belastingschuldigen
te treffen en door hare zware eischen
wellicht onschatbare bronnen van
nalionalen rijkdom te doen opdrogen, het minis
terie Salisbury (Jhamberlain onverstoor
baar blijft vasthouden aan zijne politiek
van bevoordeeling der conservatieve be
langen, en eene premie handhaaft van
.~>0 millioen voor het groot-grondbezit en
van een zelfde bedrag voor de
Anglicaansche geestelijkheid, terwijl het de
bevolking der steden overmatig belast ten
koste van die van het platteland. Een
lid van het kabinet, Sir George
Hamilton, heeft naïef verklaard: het gouver
nement acht het zijn eersten plicht, zijne
rrientlen ie dienen. Maar die vrienden
behooren lang niet allen tot de kategorie
der bevoorrechten. Er zijn er onder hen,
en wel zeer velen, die behooren tot den
breeden zoom der burgerij, die zich met
een inkomen van 2 a oOUO gulden moet
behelpen, mpnschen die conservatief zijn
omdat dit in hun oogen een goedkoope
manier is om fatsoenlijk te zijn, menschen
die zich hoogelijk vereerd voelen do.jr
eene zelfs maar oppervlakkige aanraking
met een Lord of een Baronet, in een
woord, de groote schare der ijverige leden
van de Primroae League, die uit pure
fatsoenlijkheid Jingoes waren tot in hart
en nieren. Onder hen heerscht thans
weening en knersing der tanden. De
glorie is hun te duur gekocht en zij be
weren, dat zij de verhooging der inkom
stenbelasting twee pcn:e van elk pond
sterling niet kunnen betalen.
Geen nood, denkt de regeering. Laat
hen maar mopperen ; zij betalen toch. En
dat ziet de regeering waarschijnlijk zeer
juist in. Het zal b-ij mopperen blijven, en
voor dat dubbeltje per pond zullen deze
goede lieden hun chauvinisme, hun impe
rialisme en hun conservatisme niet aan den
kapstok hangen.
Ernstiger is de oppositie tegen de nieuw
in te voeren belastingen, waardoor de suiker
en de steenkolen worden getroffen. Hier
worden groote beginselen aangetast, hetgeen
niet het geval is bij de verhooging van den
incoinc taf, welks rekbaarheid altijd een
glorie van de Engelsche finrncieele politiek
is geweest. Over de suikerbelasting be
klagen zich tal van groote industrieën, niet
het minst die van de jams en conserven,
die in Engeland tot grooten bloei is ge
komen, en de hygiënisten, die suiker als
een der beste voedingsmiddelen voor het
volk aanprijzen. En wat de
steenkolenbelasting betreft, is niemand de dupe van
de vrij dwaze bewering, dat deze de En
gelschen niet zal schaden, omdat zij slechts
als uitvoerrecht wordt geheven. De men
schen die het weten, en dat zijn hier de
kolenproducenten en de kolenhandelaars,
verzekeren rp de meest stellige manier,
dat Engeland slechts in enkele kolensoorten
het monopolie heeft, en dus slechts daar
van de onmisbare producent is. terwijl voor
alle andere soorten de door de regeering
voorgestelde maatregel eene bevoordeeling
zal zijn van de concurrenten op het vaste
land van Europa en in Amerika.
Johnny krijgt zijn streken t'huis. Hij
heeft, het er naar gemaakt!
Socialz
De Prüisisclie Einisterieele aaiisciirijrasen
in zale woningtoestanden.
De bekende aanschrijving-en, die van weïe de
departementen van Binnenlaudsche Zaken,
Ecredienst, en Lindbnuw in Pruisen aan de
regeeringsprehidtutcn zijn gericlit, ten eiude deze op
te wekken, bij de onder hun toezieli' staande
provinciale en gemeentelijke autoriteiten op
meerdere werkzaamberd ten behoeve van verbe
tering van woningtoestanden aan te dringen,
hebben begrijpelijkerwijze ia Duitschlsud en ook
daar buiten hlgeineeu de aandacht getrokken.
Niet zoozeer omdat de daarin aangeprezen mid
delen, om aan den op vo'e plaatsen lieers-chenden
woningnood tegemoet te komen, nieuw of weinig
bekend kunnen worden ceacht. H't verschiilf.;n
van goedkoope en aan redelijke eiseben voldoende
woningen aan werklieden en lafrere beambten
in dienst van S',aat en Gemeente, het
onderf-teu: en van ten a:<reniei:uen nutte werkende al
of niet es p-Tütieve bouwverrenignigeu, door
subsidie, reutep-aranlie of verstrekking van
bouwj gronden op billijke voorwaarden ; de gebeele of
gedeeltelijke vrijstelling van belastingen of ver
goeding voor siraataïuileg, riolceriug of andere
op de exploitatie van bouwterrein drukkende
uitgaven ; het verbeteren der verkeersmiddelen,
ten einde aan iii de steden werkzame arbeiders
dn gelegenheid te openen op grootereu afstand
van litt centrum hun woonplaats te vestigen en
eindelijk bet zooveel mogelijk tegengaan der
speculatie in bouwterreinen door een ratio :tele
exploitatie van het, gemeentelijk grondbezit, dat
alles is reeds meermalen aanbevolen en ook
reeds zoowel in Duitscliland als elders in meer
dere of mindere mate in toepassing gebracht.
De btteekenis van den maatregel moet, dan ook
meer hieriu gezocht worden, dat de It-geeriug
hare tot, dusver vrijwel pv-ieve houdingtegcuover
het, woningvraagKtuk van n laat. \Vel wordt,
eikend dat, slcc'it.s door uitgebreide wettelijke
rvgclinEr op afdoende wij/.e ia de bes'u'tnde
misstanden is te vooizien, doch niettemin wordt,
er op s.rewea:n, dat, ook reeds door best
uur.-:maatregi'len vu'.l te bereiken va't, in verban,i
waarmede de lasere besturen worden aange
schreven, die maatregelen te nemen, welke
althans ten deeli; in K;t, gebrek aan gezonde,
goedkiiope en in zedelijk en sociaal opzicht
voldoende woi.iugeii zullen voorzien.
Nu ten onzei.t gegrond uitzicht bestaat, dat
linnen korden tijd eeu wet,lelijke regeling tot
stand zal zijn gekomen, welke eveneens de
gemeentebesturen tot een meer actii f optreden
op dit, gebied zal nopen, kan het mogelijk zijn
uut hebben bedoelde mmisterieele aanschrij
vingen eens in bijzonderheden na te gaan, ten
einde zich af te vragen, of daarin ook een
vingerwijzing kan gelegen zijn, voor de hier te
volgen woiiingpoiitiek.
Als zoodanig komt zeker in de eerttc p'aats
in aanmerking de circulaire,-waarin de algemeene
regelen ter behandeling van het woningvraagstuk
worden aangegeven. Deze worden in vier rubrie
ken gesplitst, lu de eerste plaats is hierbij
sprake van het versclif.fr n van behoorlijke
woningen aan de eigen ambtei,aren. (K-eralwaar
deze ontbreken of de huren buiten verhouding
hoog zijn, behooren Staat en Gemeente door
eigen aanbouw, of door het verstrekken van
bouwkapitaal ia het gebrek te voorzien. Daarbij
wordt aangenomen dat het eerste de voorkeur
verdient, onverschillig of de aanbouw in eigen
beheer of door middel van particuliere onder
nemers geschiedt. Geven de gemeenten er
echter de voorkeur aan coiiperaüere
bouwvereeuigingen in het, leven te roepen en te onder
steunen, dan bestaat daartegen geen bezwaar,
mits die ondersteuning voldoende zij, om binnen
afiieubaren tijd den aanbouw van liet benoodigde
aantal woningen te verzekeren en maatregelen
getroffen worden, om overbevolking speciaal door
onderverhuring tegen te gaan. Ook moet in dat
geval gezorgd worden, dat deze woningen niet door
verkojp aan hunne bestemming kunnen worden