De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 28 april pagina 2

28 april 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O K NEDERLAND. No. 1244 met belofte den korteren diensttijd feitelijk in te voeren' Dit vertrouwde de Kamer, met het oog op komende ministers van Oorlog, maar half en toen zij formeel haar wil te kennen gaf, om deze belofte wettelijk sanctie te geven, ging minister Eland. heen. Zijn opvolger, de heer Kool, voor stander van een 12 of meer maandscht-n eeisten oefentijd, zal een termijn van 8 maanden dienst voor eerste oefening in de wet vastleggen maar met een achierdeurtje. ... waardoor een in werkelijkheid langeren oefentijd kan worden binnen gesmokkeld. Algemeen wordt aangenomen dat de druk van conservatieven kant, de houding van den voomitstrevenden minister Eland heeft bepaald. Zijn conservatieve opvolger wijkt voor invloed van tegenovergestelde richting. Spel van het noodlot! Maar dit wil gezegd zijn, zulk een beginselloos gescharrel wel 's lands hoogxte belangen bewijst gebrek aan kracht en totale afwezigheid van karakter bij de natie. * # * De minister Kool heeft in een interview gezegd niet absoluut te zijn tegen een eersten oefentijd van 8 maanden, mits de herhalings> efeningen hemdedeuadt-lijkheid er van aantoonen. Gaat de Kamer in dit opzicht met Zijne Excellentie mede dan staat dit gelijk met een langeren eersten oefenlijd dan thans wordt voorgesteld en welke den minister Eland werd geweigerd. Elke deugdelijke maatstaf ontbreekt toch ter beoordeeling der militaire h kwaamheden der lotelingen. Het subjectief oordeel der hoogere chefs omtrent duur van eerste oefening zal nu beslissen. Een oordeel beïnvloed door weiisch van boven en door druk van eigen omgeving. In welke richting beide factoren werken is niet twijfelachtig, gelet op den behoudenden geest welk elk ambtenaarskorps als zoudanig eigen is. * * Niet het gewicht van de zaak, maar gouvernementeele handigheid zal over het lot der militaire wetten beslissen, en zulks omdat het daarin behandeld vraagstuk, door geen der politieke partijen, die de beslissing in handen hebben, ernstig wordt opgevat. Duidelijker als bij den heer Kuyper, leider der anti-revolutionaire partij, komt het bij geen der andere partij voerders voor den dag. In de Kamer houdt hij een doorwrochte rede waarin de noodzakelijkheid wordt betoogd om de richting welke leidt tot een volksleger in te slaan. In de Standaard van 20 Febr. j.l. schrijft hij ah hoofdredacteur: «Hetgeen zelfs een oppermachtigen vijand schaakmat kan zetten, en hem, bij de vreeze hier voor, van aanval kan doen afzien, is alleen de wetenschap, dat heel het volk militaire Dualiteiten bezit, en m al xijn weerbare manschappen geoefend en georganiseerd is." De weg voerende tot dit ideaal wordt everteens aangegeven. En wel een latere opkomst onder de wapenen d. i. verkorting van diensttijd naarmate men zich buiten de kazerne meer heeft bekwaamd. Zóó spreekt en schrijft de heer Kuyper, maar hij stemt zoodanig, dat dit beginsel nimmer in de wet zal worden neergelegd. Hij stemde toch tegen het amendementVerhey, waarbij een korteren diensttijd als belooning werd gezet op oefening buiten de kazerne om. De consequentie had van den heer Kuyper geëischt op dit amende ment over te gaan, nadat zijn eigen amen dement was afgestemd. Hoe oppervlakkig het militaire vraag stuk wordt behandeld blijkt verder uit hetgeen de Standaard schrijft, den dag nadat de militaire wetten in behandeling zijn genomen: »We zwegen den laatsten tijd met opzet over het volksleger, omdat niet duidelijk genoeg kon uitkomen, dat het stelsel Eland ons zulk een leger niet brengt." Van tweeën hier n. Of er is onwil in het spel om eigen beginsel door te voeren, want dan ware het plicht geweest bijtijds voor een volksleger propaganda en stem ming te maken, hetgeen mei is geschied en nu moet worden goed gepraat; of er is geheele onkunde omtrent de materie onzer defensie, want geen wetten zijn denkbaar die meer vierkant tegenover een volksleger staan dan de van regeeringswege ingediende. Niet beter maakt het het officieuse ofh'cieele Vaderland. In het nomtner van 17 en 18 Februari schrijft het: «Behalve de hier aangegeven redenen zijn er vermoedelijk nog wel andere, die tot aanneming der wetsontwerpen kunnen drijven, zooals bijv. de overtuiging dat deze Minister van Oorlog zeer gem tigd is in zijn eischen en men er nu betrek kelijk goedkoop kan afkomen, en de wensch om deze reeds zoo lang hangende, altijd zér lastige quaestie nog vóór de verkiezingen af te doen, ten einde een nieuw Kabinet niet weer dadelijk voor dien steen des aanstoots te stellen." Een meer luchthartige, allen ernst mis sende houding tegenover een vraagstuk, dat zulke zware personeele en financieele offers eischt en zoo diep in het volksleven ingrijpt, is niet denkbaar. Ook de militaire causerieschrijver van het Vaderland schijnt terug te schrikken voor de zedelijke verantwoordelijkheid, welke hij op zich heeft geladen, door vóór aanname der militaire wetten geijverd te hebben, want hij zwijgt, in plaats van te juichen bij de hervatting der onderhan delingen. De houding van meerdere politieke partijen tegenover leger en vloot is slechts verklaarbaar door aan te nemen dat men daaraan alleen als «politiemacht" beteekenis toekent. Deze meening wordt ver sterkt door het gebruik hetwelk de Regee ring van de gewapende macht maakt, be nevens door meerdere officieele uitlatingen. Zoo sprak de Minister van Oorlog in de vergadering der Tweede Kamer van 22 Februari j.l. »Maar wat in geen geval mag gebeuren, is 's winters de kazerne te sluiten. In de eerste plaat zijn troepen noodig voor de practisclie kadervorming, in de tweede plaats moet men er bij de hand hebben voor het eventueel handhaven van de orde...." De commissie van rapporteurs tot vast stelling van de onrlogsbegrooting, dienst 1001, wees in de Eer.-te Kamer op de nadeelige gevolgen: «wanneer men troepen noodig heeft tol handhaving van de binnerilandsche orde en (men) slechts over Weinig geoefende soldaten kan beschikken." De heer Karnebetk omschreef in de Tweede Kamer de taak der tot korte oefening opgeroepen dienstplichtigen o. m. als bestemd »ter handhaving van de open bare orde en ru.-t.'' In de »Gids der miliciens" heet de be stemming van het leger: l o. Handhaving der inwendige rust en der wetten. 2o. De bescherming van de Kroon en den Vaderlandschen grond. * * * Met graagte stemmen jaarlijks meerdere partijen de groote sommen benoodigd voor leger en vloot, want nu alleen is het mogelijk het naüonalileit-igevoel der massa, die prijs stelt op een zelfstandig staats verband en de zekerheid van het behoud daarvan evenredig acht met de gelden jaarlijks aan de defensie besteed, tegen over het politiek eigenbelang uit te spelen, dat de weerrnacht als politiemacht be schouwt. Steun vinden de partijen in deze bij hen, die het militairisme beschouwen als een aangenaam tijdbedriif', en het noodig oordeelen ten einde bij ofiicieele gelegen heid pracht en luister te kunnen bijzetten. Zoolang de behoudende partijen zeker zijn van in leger en vloot willige politiewerktuigen te bezitten, en zoolang het volk als volk zich daartegen niet verzet, zal men steeds staan voor de kans van vermeerdering der militairistische politieuitgaven. Het is dan ook geen bloot toeval dat deze wetten zullen worden aan genomen op het tijdstip, dat het behou dende gedeelte van de natie aaneengesloten front meent te moeten maken tegenover het andere gedeelte, omvattende de «her vormingsgezinde," krachtig opdringende partijen. Maar bovendien er is haast bij het werk. Bij de stembus in Juni gaat het hard tegen hard, en het kon best gebeuren, dat de uitslag zoodanig was, dat de kans om in müitairistischen zin te werken voor goed zou zijn verkeken. Vandaar die over dreven spoed en ijver om de wetten er door te krijgen, het koste wat het wil. * * De groote voordeelen aan een volks leger verbonden zijn grif weg door allen partijen erkend, maar het angstig omkijken naar klassebelang doet ten deze de weeg schaal naar het bestaande overhellen ; vandaar dat meer dan n persoon van politiek beteekenis is achter de schijftaf'el vóór een volksleger, maar er tegen stemt. * * Met zekerheid kan worden gezegd dat de militaire wetten uit partijpohti k zullen worden aangenomen. Of de christelijke of de liberale partij het pleit in Juni bij de stembus zal winnen doet ter zake niets af. Men helpt elkander door een moeilijk vraagstuk van de baan ie schuiven, na h-t voor cóteriebelangen te hebben uitge buit. Want er kan getuigd worden dat de comedievertooning, waa>dnor men de massa tracht wijs te maken dat leger en vloot heusch bestemd zijn ter behartiging van nationale belangen, tot het uiterste is volgehouden. Het partijdoel is alzoo be reikt, daar tevens versterking der ge wapende politie is verkregen, grondgedachte der militaire wetten. Na dit resultaat is er geen motief meer voorhanden om het moeilijke vraagstuk niet ten spoedigste op zij te zetten. De groote sukkelgang met leger en vloot wordt nu voortgezet. Oodanks de groote offers door het volk ge bracht wordt wederom niets bereikt. En zóó zal het blijven totdat door het algemeen kiesrecht het volk als volk zich van het vraagstuk zal meester maken. --'? * A: De tot nu toe gevolgde houding der verschillende partijen in zake leger en vloot schrijft aan hen, die een deugdelijk defensie instituut ten onzent noodzakelijk achten, omdat het nationale leven daar ten nauwste mede samenhangt, den plicht voor om bij de aanstaande Kamerverkie zingen hun stem uit te brengen op de candidaten van die partij, waarvan, op grond van het verleden, kan worden ver wacht dat zij leger en vloot aan hunne ware bestemming zullen laten beantwoor den door het algemeen belang te stellen boven cöterie of klassegeest, ook zelfs dan, wanneer rnen niet geheel mocht instem men met de beginselverklaring dier partij. De voortzetting der Solo-vallei-werken. De heer P. (,'. (J. Hansen Jr. heeft, in het weekblad van ?_'! April jl., de vraag gesteld of de voortzetting der hier bedoelde werken verantwoord zou zijn. Hij komt tot de slotsom dat alleen dan, indien vaststond dat die werken na hun voltooiing genoeg zame directe voordeelen voor den iiscus zullen opleveren om daaruit de rente en de geleidelijke aflossing van de voor die voltooiing vereischte kapitalen te bestrijden, tot, de voortzetting mag worden overgegaan. Siaat dit, niet vast. dan loopt men gevaar, een werk tot stand te brengen, dat w<>J is waar een klein ge,Itelie van Java ten goede komt, maar dat, daarentegen alle buiten dat gedeelte wonende ingezetenen van N.-Indi lasten oplegt, waar voor hen geenerlei lust tegenover slaat. En daar de heer Hansm nu vrij wel zeker schijnt te zijn, dat de directe voordeelen, na de- voltooiing dier werken te behalen, in ge >n verhouding zul len staan tot de aanlegkosten, meent hij, dut hun voortzetting »eerder een schande voor Nederland dan een zegen voor Java (zou) kunnen worden genoemd." Het standpunt van den heer flansen is niet nieuw; het werd ir,»-,-nomen en met klem verdedigd door den beer J. E. de Mt-ijier, lid der z. g. n. Solo commissie ; en er bestaat grond voor het vermoeden, dat ook de tegenwoordige regeering veel voor dat standpunt gevoelt. Toch schijnt, het nüj duidelijk, dat het, onhoudbaar is. Het gaat niet aan, om bij den aanleg van een open baar werk alleen op de directe voorwerpen < die het zal afwerpen te letten. Naast de directe mogen ook indirecte verwacht wor den, voortvloeiend uit de verhoogde wel vaart eener landslteek, welkereconomischen toestand men verbetert. En het aanbrengen dier verbetering wordt Maatsplicht, indien zij het eenige middel blijkt om een redelijke j kans op welvaart te geven aan hen, die ! onder zeer ongunstige levensvoorwaarden verkeeren. Zoo dachten dan ook de drie andere leden der S do commissie, de heeren Telders, Leemai.s en Kraus er over, die eenstemmig tot de conclusie kwamen, dat de aangevangen irrigatiewerken moesten worden voltooid, omdat daardoor aan de bevolking zou worden gegeven wal .'ij in de eerste, plaats lot verbetering i'int haar cconotnisclten toestand bclioe/t. Hiermede is, in weinig woorden, het ! standpunt, dat ten deze moet worden in genomen, omschreven. Een rechtvaardig bestuur behoort, er voor te waken, dat de levensvoorwaarden voor de ingezetenen van het bestuurd gebied zooveel mogelijk ge lijkelijk gunstig zijn. Het mag niet dulden, ; dat in do eene landstreek, tengevolge eerier slechte water verdeel ing, periodiek gebrek wordt geleden, terwijl elders, waar het zij de natuur, het zij nient-chelijk vernuft voor een beteren toestand zorgden, de grond voldoende opbrengt om den horig* r der opgezetenen te stillen. Het moet doen wat noodig is om de bewoners fier minder-be voorrechte landstreek, zooveel mogelijk in denzelfden toestand te brengen, als waarin zij verkeeren, die geen gebrek lijden en indien van dezen daarvoor eenige opoffering gevergd wordt, dan is dit, wel verre van onrechtvaardig te zijn, juist de toepassing van het solidariteitsbeginsel, waarvan elke naar rechtvaardigheid strevende mei,schenrnaatschappij behoort uit te gaan. De heer Hansen zal, naar ik vertrouw, wel niet ontkennen, dat de economische toestand van de bewoners «Ier Solo-vallei, in het bijzonder van de Bengawan-djerostreek, beneden de bescheidenste eischen blijft. Mocht hij hieromtrent nog twijfel . gevoelen, dan neem ik de vrijheid hem te verwiizen naar de beschrijving, reeds in l 1887 door den toenmaligen resident van ' Hoerabaja (later gouverneur generaal) Jhr. (J H. A van der W ij c k gegeven van de diepe ellende die daar, bijkans eiken westnjoeson, geleden wordt. ') Ik vraag in gernoede aan hem en aan een ieder, die van deze beschrijving kennis nam: mogen in een land dat onder Nederlands souvercirn'teit staat, dergelijke toestanden voortduren? ! Het, lijdt geen twijfel: voortzetting der Solo vallei-werken is een eisch van recht! vaardigheid, dus van gezonde politiek. Hoe moeten nu echter ile konen van dat werk, ten laste van Indië. gevonden worden? Dit zou een inderdaad moeilijk op te lossen vraagstuk zijn, indien blijken mocht wat laiig niet onwaarschijnlijk is dat het werk, althans in den eersten tijd, niet wat men noemt »rentabel" zal zijn. Wel is waar zouden dan, zooals ik betoogde, , de uit den aanleg van het, werk voort vloeiende lasten over de geheele bevolking van N.-Irrdië, in de eerste plaats over de bewoners van Java, die zeker :, dier be volking uitmaken, moeten worden omge slagen, maar om dit te kunnen doen, behoort vast te staan, dat de draagkracht der be? volking een vermeerdering van belasting; druk toelaat. Eu dit staat in het geheel niet vast, of liever: het tegendeel staat vast. De Javaan, ook in de zoogenaamd welva rende streken, is reeds boven zijn krachten belast en het denkbeeld dat hij, gedurende stelle 15 jaar, nog met een bijdrage van '2 millioen ten behoeve der Solo-vallei zou kunnen worden bezwaard, moet, onvoor| waank'lijk worden afgewezen, \ Slaan wij hier dus voor de keuze tusschen twee onrechtvaardigheden:' Moeten wij of de bewoners der Solo-vallei hun ellendig i bestaan laten voortslepen, ot hen, die elders j wonen, den strijd om bet beslaan zoo goeil 1 als onmogelijk te maken'.' Hel zou een treurig dilemma zijn, waarvan de oplossing wel geen andere zou kunnen wezen dan, in afwachting van >betere tijden'', de Soloyallei rnaar weer aan haar lot over te laten. : Gelukkig echter ligt er nog een andere weg open : de gelden, noodig voor de vol! tooiing der Solo vallei werken behoeven niet ten laste der Indische begrooting te komen, zij kunnen ook, zrj moeien zelfs door Nederland beschikbaar worden gesteld. Toen Nederland in vroeger jaren zich de overschotten der Indische rekeningen toeeigende, kon daarvoor maar n vergoelijkingsgrond worden aangevoerd: de verze kering, dat Nederland, zoo noodig, Indi ! wederkeerig tegemoet zou komen. Door ; niemand is dit duidelijker en gemoedelijker gezegd dan door den heer N. G. l'ierson, ! toen hij in 1871 de betei-kenisvolle woorden j sprak: --Indien ii'ij uj> ome beurt bereid \ijn o in Jura. (ds h f t in, nood rerkeert, uit onï.e \ sfl/afkist te licljien. mogen /rij, dan/,/ n/ij, ook 7ivl hieslunn dal In-I orcrscliol ran Juni, in' dien lii'l lanr/s natuurlijken ireij. : onder L/inslnndile.le.it is onisluiin, aan +\edciland ten 'joedi' komt." '-') Ik zul in het midden laten of de ongeveer !)<) millioen Indische overschotten, die, na het uitspreken dezer gemoedelijke woorden, i ') Aangehaald in het Verslag der Solocommissie. Zie het overzicht daarvan in de ' Indische Gidx, jaargang i!M)(>, blz l;'>.">!i en volg. i '-') ».lava en de Koloniale (Juestie'", door N,G. Pierson. Amsterdam, G. h. !? urike IsTl. aan N> derland ten goede kwamen «langs natuurlijken weg, zonder kunstmiddelen" waren ontstaan, maar zooveel is zeker dat ?/tl door Nederland «printen werden. De heer Pierson, die in 1871 het standpunt der toenmalige gematigd liberalen zoo duidelijk onipchreef, voert sedert welhaast vierjiren, als hoofdman van eeri gematigd-liberaal ministerie, liet beheer over de ne.lerlandsclie p.eldmiilduleii. Dat deze fi ancieeleen kolo niale specialiteit tot dusver in gebreke bleef', zijn woord van voorheen tot daad te maken, is ten der pijnlijkste teleurstellingen, die de onbevangen strijder voor Indië's goed recht heeft, kunnen ondervinden. Toch late h ij alle hope nog niet varen, zelfs niet de hope, dat zij die i ;i o'en heei l'ierson rnocht-n komen wellicht, bereidwilliger zullen l worden gevonden o;n de consiquenties der door dezen verkondigde leer te aai,vaarden. Want waarlijk : Jam re-r keer t in nood- De voortzettii'g der Soio-vallei-werken kan uit de indische middelen niet bekostigd wor den, zonder dat andere indische belangen worden opgeofferd of geschaad. Het is meer dan md om de gegeven, belofte te vervullen. ()id accc/ilc, pai/e. Den Haag-, 22 April 1901. C. Tir. VAN DEVENTER. De llekeuing. Het Engelsche weekblad Punch bevatte deze week eene plaat, waarop John Buil wordt afgebeeld in <ie gedaante van een dikken schooljongen, die in een kermis tent rnet allerlei oorlogs-emblemen zijn potinj in een automaat, stopt. De automaai, die rnet doodshoofden, medusahoof den en granaten op lugubre wijze is ver sierd, heeft twee opschriften; »Zuid-Afrikaansche oorlog" en »Vrede". En de dikke jongen bromt met een nijdig en koppig gezicht: »Ik heb een hoop pcnnien in dit ding gestopt, en ik heb er niets uit gekregen. Maar (rasl/icraden) »ik ga er mee door, tot ik er wat uit, krijg." Of' Johnny inderdaad zoo >;vastberaden" is, nu hij, ten gevolge van den roekeloozen oorlog, waartoe hij zich door Charuberlain en de t'/iarlercd ('oin/iani/ heeft laten drijven, heeft, te voorzien in een reusachtig tekort van vijf en-vijfug milliOPII pond sterling? Hij is, als elke jon gen, bijzonder gesteld op zijn zakgeld; hij is een erge zoetekauw en hij houdt van een lekker nationaal steenkolenvuurtje. En nu komt de minister van financiën, Sir Michael Hicks-B.'ach, hem op al deze punten pijnlijke o H'drs vragen. Johnny vindt, dat op die manier de uiterst pro blematische glorie van den Zuid-Afrikaanschen oorlog wel wat al te duur is gekocht en het >l'aij.' pa;/.' jiaijf' van Sir Michael brengt een eenigszins pijnlijken trek op zijn dikke tronie, een trek dien J'unch waarschijnlijk ten onrechte voor eene uit drukking van vastberadenheid houdt. Onze teekenaar geeft heden een andere voorstelling van den toestand, die echter per slot van rekening vrij wel op hetzelfde neerkomt. Hier wordt de eerzame matrone Brittannia onaangenaam verrast door het bezoek van drie mannen, die haar met een ironischen glimlach belastingbiljetten komen aanbieden. «Inkomstenbelasting," »suiker," «steenkolen," zijn de onwelkome opschriften. »Pai/! nai/ .' pa/j .' " zou het motto ook hier kunnen luiden. En om de maat der plagen en kwalen vol te nieten, verioonen de gevreesde bezoekers de trek ken van Kruger, Steijn en de \Yret. Bleef het nu rnaar bij die vijf-en-vijftig i millioen pond ! Maar de kanselier der schatj kist, die zich eene soort van glorie schijnt i te maken van zijne rmêiloogerilooze open hartigheid, heeft Johnny duidelijk te ver staan gegeven, dat hij er met uit offer niet afkomt. Zoo !ang de oorlog duurt, zal hem die twee-en-ecn-half millioen gulden per dag kosten. En het einde is niet te voorzien! Dat komt er van, Johnny, als men bru taal de hand uitsteekt naar buurrnans goed, ala men zijn eerlijken schooljongens aard verloochent; als men vergeet, dat ook bij het geliefde kwanselen, dat den Engelschen schooljongen is aangeboren, het fair /</"// dient geëerbiedigd te worden; als men zich doet kennen als een Imlh/ van de ergste soort. '?'?:? -^ Engeland, zegt de Te/H/ix, naar aanlei, ding van de door Sir Michael Ilioksj Beach ingediende begrooting, is een nieuwe periode ingetreden, in welke zijne finan ciën, in plaats van voor (ie natiën van het vaste land een voorwerp te zijn van bewondering en afgunst, zullen vervallen in bet, chronisch deficit en zich zullen leeuen tot de ongezonde experimenten der protectionisten en reciprociteitsmannen. En het is zeker niet een der minst be denkelijke trekken van de begrooting over 1!inl 1002, dat op hetzelfde oogenblik, waarop de uitgaven van een enkel jaar het geweldige totaal van vijf milliarden bereiken, en waarop de schatkist zich genoodzaakt ziet, alle belastingschuldigen te treffen en door hare zware eischen wellicht onschatbare bronnen van nalionalen rijkdom te doen opdrogen, het minis terie Salisbury (Jhamberlain onverstoor baar blijft vasthouden aan zijne politiek van bevoordeeling der conservatieve be langen, en eene premie handhaaft van .~>0 millioen voor het groot-grondbezit en van een zelfde bedrag voor de Anglicaansche geestelijkheid, terwijl het de bevolking der steden overmatig belast ten koste van die van het platteland. Een lid van het kabinet, Sir George Hamilton, heeft naïef verklaard: het gouver nement acht het zijn eersten plicht, zijne rrientlen ie dienen. Maar die vrienden behooren lang niet allen tot de kategorie der bevoorrechten. Er zijn er onder hen, en wel zeer velen, die behooren tot den breeden zoom der burgerij, die zich met een inkomen van 2 a oOUO gulden moet behelpen, mpnschen die conservatief zijn omdat dit in hun oogen een goedkoope manier is om fatsoenlijk te zijn, menschen die zich hoogelijk vereerd voelen do.jr eene zelfs maar oppervlakkige aanraking met een Lord of een Baronet, in een woord, de groote schare der ijverige leden van de Primroae League, die uit pure fatsoenlijkheid Jingoes waren tot in hart en nieren. Onder hen heerscht thans weening en knersing der tanden. De glorie is hun te duur gekocht en zij be weren, dat zij de verhooging der inkom stenbelasting twee pcn:e van elk pond sterling niet kunnen betalen. Geen nood, denkt de regeering. Laat hen maar mopperen ; zij betalen toch. En dat ziet de regeering waarschijnlijk zeer juist in. Het zal b-ij mopperen blijven, en voor dat dubbeltje per pond zullen deze goede lieden hun chauvinisme, hun impe rialisme en hun conservatisme niet aan den kapstok hangen. Ernstiger is de oppositie tegen de nieuw in te voeren belastingen, waardoor de suiker en de steenkolen worden getroffen. Hier worden groote beginselen aangetast, hetgeen niet het geval is bij de verhooging van den incoinc taf, welks rekbaarheid altijd een glorie van de Engelsche finrncieele politiek is geweest. Over de suikerbelasting be klagen zich tal van groote industrieën, niet het minst die van de jams en conserven, die in Engeland tot grooten bloei is ge komen, en de hygiënisten, die suiker als een der beste voedingsmiddelen voor het volk aanprijzen. En wat de steenkolenbelasting betreft, is niemand de dupe van de vrij dwaze bewering, dat deze de En gelschen niet zal schaden, omdat zij slechts als uitvoerrecht wordt geheven. De men schen die het weten, en dat zijn hier de kolenproducenten en de kolenhandelaars, verzekeren rp de meest stellige manier, dat Engeland slechts in enkele kolensoorten het monopolie heeft, en dus slechts daar van de onmisbare producent is. terwijl voor alle andere soorten de door de regeering voorgestelde maatregel eene bevoordeeling zal zijn van de concurrenten op het vaste land van Europa en in Amerika. Johnny krijgt zijn streken t'huis. Hij heeft, het er naar gemaakt! Socialz De Prüisisclie Einisterieele aaiisciirijrasen in zale woningtoestanden. De bekende aanschrijving-en, die van weïe de departementen van Binnenlaudsche Zaken, Ecredienst, en Lindbnuw in Pruisen aan de regeeringsprehidtutcn zijn gericlit, ten eiude deze op te wekken, bij de onder hun toezieli' staande provinciale en gemeentelijke autoriteiten op meerdere werkzaamberd ten behoeve van verbe tering van woningtoestanden aan te dringen, hebben begrijpelijkerwijze ia Duitschlsud en ook daar buiten hlgeineeu de aandacht getrokken. Niet zoozeer omdat de daarin aangeprezen mid delen, om aan den op vo'e plaatsen lieers-chenden woningnood tegemoet te komen, nieuw of weinig bekend kunnen worden ceacht. H't verschiilf.;n van goedkoope en aan redelijke eiseben voldoende woningen aan werklieden en lafrere beambten in dienst van S',aat en Gemeente, het onderf-teu: en van ten a:<reniei:uen nutte werkende al of niet es p-Tütieve bouwverrenignigeu, door subsidie, reutep-aranlie of verstrekking van bouwj gronden op billijke voorwaarden ; de gebeele of gedeeltelijke vrijstelling van belastingen of ver goeding voor siraataïuileg, riolceriug of andere op de exploitatie van bouwterrein drukkende uitgaven ; het verbeteren der verkeersmiddelen, ten einde aan iii de steden werkzame arbeiders dn gelegenheid te openen op grootereu afstand van litt centrum hun woonplaats te vestigen en eindelijk bet zooveel mogelijk tegengaan der speculatie in bouwterreinen door een ratio :tele exploitatie van het, gemeentelijk grondbezit, dat alles is reeds meermalen aanbevolen en ook reeds zoowel in Duitscliland als elders in meer dere of mindere mate in toepassing gebracht. De btteekenis van den maatregel moet, dan ook meer hieriu gezocht worden, dat de It-geeriug hare tot, dusver vrijwel pv-ieve houdingtegcuover het, woningvraagKtuk van n laat. \Vel wordt, eikend dat, slcc'it.s door uitgebreide wettelijke rvgclinEr op afdoende wij/.e ia de bes'u'tnde misstanden is te vooizien, doch niettemin wordt, er op s.rewea:n, dat, ook reeds door best uur.-:maatregi'len vu'.l te bereiken va't, in verban,i waarmede de lasere besturen worden aange schreven, die maatregelen te nemen, welke althans ten deeli; in K;t, gebrek aan gezonde, goedkiiope en in zedelijk en sociaal opzicht voldoende woi.iugeii zullen voorzien. Nu ten onzei.t gegrond uitzicht bestaat, dat linnen korden tijd eeu wet,lelijke regeling tot stand zal zijn gekomen, welke eveneens de gemeentebesturen tot een meer actii f optreden op dit, gebied zal nopen, kan het mogelijk zijn uut hebben bedoelde mmisterieele aanschrij vingen eens in bijzonderheden na te gaan, ten einde zich af te vragen, of daarin ook een vingerwijzing kan gelegen zijn, voor de hier te volgen woiiingpoiitiek. Als zoodanig komt zeker in de eerttc p'aats in aanmerking de circulaire,-waarin de algemeene regelen ter behandeling van het woningvraagstuk worden aangegeven. Deze worden in vier rubrie ken gesplitst, lu de eerste plaats is hierbij sprake van het versclif.fr n van behoorlijke woningen aan de eigen ambtei,aren. (K-eralwaar deze ontbreken of de huren buiten verhouding hoog zijn, behooren Staat en Gemeente door eigen aanbouw, of door het verstrekken van bouwkapitaal ia het gebrek te voorzien. Daarbij wordt aangenomen dat het eerste de voorkeur verdient, onverschillig of de aanbouw in eigen beheer of door middel van particuliere onder nemers geschiedt. Geven de gemeenten er echter de voorkeur aan coiiperaüere bouwvereeuigingen in het, leven te roepen en te onder steunen, dan bestaat daartegen geen bezwaar, mits die ondersteuning voldoende zij, om binnen afiieubaren tijd den aanbouw van liet benoodigde aantal woningen te verzekeren en maatregelen getroffen worden, om overbevolking speciaal door onderverhuring tegen te gaan. Ook moet in dat geval gezorgd worden, dat deze woningen niet door verkojp aan hunne bestemming kunnen worden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl