Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 1245
te bevorderen, om het gebruik maken van
dat recht tot zijn hoogstmogelijk effect te
voeren en niet door het nalaten van een
bekenden maatregel met bewustheid dat
effect kleiner te houden dan het wezen
kon.
A m s t., 21-4 '01. A. B. D.
Zonder humor was de opname zeker
niet. Maar van anderen aard dan de heer
D. ontdekte. Wij plaatsten het bedoelde
artikel, niet tot verontrusting, maar tot
geruststelling van de voorstanders van
Evenredige Vertegenwoordiging, gelijk wij
zelf ook sedert een kwart eeuw zijn ;
immers als eéto serieus bestrijder, die van
de zaak en hare geschiedenis studie heeft
gemaakt, niets anders weet in het midden
te brengen, dan zou men zelfs, een be
schouwing als van D. overbodig kunnen
achten.
Iets over de Rnssisehe
studenten-onlusten.
In de N. Rolt. CL van 10 April jl. is door
bemiddeling van een Leidschen professor een
oordeel over de jocgste Russische
studententroebelen opgenomen, dal zoo infaam was, dat
het wellicht daardoor nog in de herinnering
van vele lezers van dit weekblad is gebleven.
Deze heer, die zich belachelijk maakt voor ei
ken Europeaan door te spreken over een
Schwefelbande" die van uit het buitenland
door anarchisten -wordt geleid, beweert ia het
kort, dat genoemde bende obstructionisten de
Russische universiteiten terroriseert en de
meerderheid der studenten, ordelievend en
loyaal, verhindert de eollege's bij te wonen.
Een fatsoenlijk «liberaal" blad moest zich m. i.
schamen, waar het goed kan en moet ingelicht
zijn, een dergelijk stuk op te nemen, maar waar
het dit gedaan fceeft, 't zij wegens de autoriteit
van den Leidschen hooggeleerde, 't zij door dat
het daarmee in de lijn bleef van zijn merk
waardig-weinig liberale oordeelvellingen over
buitenlandsche toestanden in het algemeen,
mocht een protest uit naam van de
Nederlandsche studenten m. i. niet uitblijven. De
gebeurtenissen der laa'ste en voorlaatste maand
toch. htbben ook hier te lanle levendige sym
pathie en belangstelling gewekt, naar ik hoop,
niet alleen bij sociaal-democraten, die weten,
dat 't jarenlange bewonderenswaardige werk
honner partijgenooten in Rus'aid, waarheen
het hun slechts niet den.diepsten eerbied past
op te zien, een nieuwe revoiutiormaire periole
voor het. Csarenrijk heeft geopend, die ditmaal,
na nederlaag op nederlaag tot de veraietiging
zal voeren van een systeem, dat een voortdu
rende schande is voor het burgerlijke Europa.
Dat bij ons nog geene sympathie-betuigingen
openlijk en georganiseerd zijn geuit, moet ge
weten worden ten deele aan de bedroevende
aaarchie en het buiten het leven staan van een
groot deel onzer studeLfon, ten deele aan ge
brek aan organisatie-vormen onder hen en het
besef, dat ons protest toch wellicht nooit die
wakkere strijders zou bereiken.
.Een ingezonden stuk in de N. Rott. Cl., dat
uit naam vaa den vrijzinnigen" student pro
test ainteekende tegen de poging in, het stuk
van den Russischen knoet-professor, ons hier te
lande minachting in te boezemen voor de
hel1 den der Russische universiteiter. werd gewei
gerd en daar de redactie van dit weekblad wel
zoo vriendelijk is geweest mij te vergunnen,
de voornaamste feiten daariu vervat, den lezers
van dit b'ai voor te leggen, maak ik daarvan
dankbaar gebruik.
Ik wil er slechts mee aantoonen, dat de toe
stand der Russische studenten zoo was gewor
den, dat groote manifestaties de eenige handel
wijze was, die hun nog restte, ten einde zich
oiet willoos tot kostschoolknapen of soldaten te
liten neerduwen. Zonder in te gaan op de die
pere beteekenis der laatste Russische troebelen,
die ligt in het verbond van proletariaat en in
tellect, wilde ik aantoonen, dat het de plicht is
van eiken Nederlandschen student of intellec.
tueel, van welke ricbting ook, met sympathie
en eerbied op te zien naar die jonge mannen
en vrouwen, die niet aarzelen een schijnbaar
hopeloozen strijd aan te gaan, ten einde zich
een geringe mate van vrijheid in denken en doen
.te verwerven, zonder welke wij ons het leven
moeilijk meer kunnen denken.
In het stuk van den Rufslsehen hoo^leeraar
worden met zooveel woirden de massacres"
te St Petersburg op den 17a Maart jl. oatkeud.
Nu behal'e dat men in alle buitenlandsche
bladen, die zich grondig met de zaak bezig
hielden, eensluidende berichten dienaangaande
kan vinden, zou het protest der Russische
schrijvers, dat direct na die gebeurtenissen in
bijna alle Europeesche bladen is opgenomen, de
beweringen van den knoet-professor ontzenuwen,
maar ten overvloede wil ik eenige aanhalingen
doen uit een rekest van de Veresniging tot
ouderlingen bijstand van Russische schrijvers",
een stuk, dat zocals meu in den Temps van
11 April kan lezen, de sluiting van die
vereeniging heeft ten gevolge gehad. Zie hier die
aanhalirgen: Gelijk volgt uit de verklaringen
van onze ledeu voor het bestuur der
vereeniging, drongen de kozakken, voor hun oogen,
op een ongewapende volksmenigte in, die zij
eerst hadden omsingeld en zoo zelfs de moge
lijkheid benomen zich te verspreiden eu ver
pletterden haar met hun paarden, terwijl zij
haar tergden en verminkten met zweepslagen,
en kozen de politie-agenten middelerwijl onder
de massa afzonderlijke personen uit, die zij
naar voren sleurden en met hun velen te gelijk
aanvielen, om die slachtoffers meedoogenloos
met hunne vuisten en sabels te ranselen. Voor
hun oogen werden vrouwen, die met bloed
bedekt waren en zich uitgeput vanzelf aan
de politiedienaren overgaven, baldadig aan
gegrepen en opnieuw afgeranseld. Verscheidene
leden der vereeniging, die zich bij toeval onder
de menigte bevonden, ondergingen hetzelfde
geweld. Zoo ontving de heer Annensky, een
reeds bejaard autenr, die algemeene achting
geniet, van een agent een vuistslag, die hem
het oog insloeg en hem ter aarde wierp, op het
oogenblik "dat bij zich tot den officier van po
litie wendde met het verzoek zijn mannen toch
te weerhouden, die met woede insloegen op een
ongewapende en weerlooze groep.
De Temps van den 4n April bevat een inter
view van een Russisch journalist met generaal
Kleigels, prefect van Petersburg, dat een heer
lijk staaltje geeft van den geest, die de duivels
bezielt, die werkelijk de macht in Rusland uit
oefenen, 't Is te lang om hier in extenso weer
gegeven te worden, maar als extract van de
wijsheid van dien gezagsman kan men de slot
regels nemen: »Ik heb mijn kozakken en hun
sabels".
Om nu te komen tot de beteekenis der mani
festaties van de Russische studenten kan men
niet beter doen, dan weer te geven, wat zij zelf
of nog beter hun hoogleeraren zelve over den
toestand zeggen, waarin de universiteiten en
haar bezoekers langzamerhand zijn gekomen. Het
beste en volledigste van wat mij in dat opzicht
onder het oog is gekomen; is het smeekschrift
van don heer Milioukov, een professor in de
geschiedenis aan de universiteit te Moskou, waar
van de Temps zegt, dat het een kostbaar docu
ment is voor de meeningea in Russische univer
sitaire kringen. Het smeekschrift is bij den heer
Milioukov in beslag genomen, voor hij den tijd
had gehad onderteeken ngen te verzamelen en
het papier op te zenden. Daarop is de heer M.
gearresteerd en langs admir.istratieven we?
verbarmeu naar een verwijderd gouvernement. In
de volgende termen drukte hij zich uit: wij,
onderge teekenden, uwe troujve onderdanen,
gelooren het onze plicht van patriotten te
zijn, bij gtlagenheid der univarsiteits troebelen
deze nederige smeekbede tot u te richten. Wij
drukken daarin uit, wat reeds sedert lang,
smartelijk de ziel beweegt van eiken Rus, die
een bewust leven leidt. Dd onlusten, aan de
universiteiten^ die sedert veertig jaar periodiek
tsrugkeeren, hebben reeds duizenden jongeliedea
in het verderf gestort en gedeclasseerd, jonge
lieden, die vurig streefden naar het wel en het
geluk des vaderlands. Het zou onbetwistbaar
tiet rechtvaardig zijn, alle verantwoordelijkheid
voor die wanordelijkheden op da studenten zelve
te doen neerkomen. De oorzaken van het ver
schijnsel liggen veel dieper. Zij zij a verbonden
aan verscheidene algemeene toestanden van
oas politiek en maatschapp Ijk leven en meer
in 't bizonder aan 't gebrek aan organisatie van
ons acsdemielevfn. Dat gebrek aan organisatie
werd twee jaar geleden in 't licht gebeld door
de commissie, die Uwe Majesteit had ingesteld.
Maar de werkzaamheden dier commissie hebben
practisch niet bet resultaat gehad, dat men
recht had er van te verwachten. De publitke
opinie is tot de discussie over die werkzaamheden
niet toïgelaten, noch door middel van de pers
noch op andere wijze. Alus is langs
bureaucratiseben weg behandeld en de documenten zijn
begraven im het ministerie van openbaar onder
richt, waar de edelmoedige voornemens van U we
Majesteit niet alleen zijn verzwakt, maar zelfs
zijn vernietigd.
lu stede van zich op loyale wijze te voegen.
naar uwe aanwijzingen, rakende de noodzake
lijkheid van een nauwere en meer geautoriseerde
verbinding tusschen studenten en hong'eeraren
der hoogere scholen hetft de minisier diegenen
van de professoren terugge-oepen, die door hun
verdiensten en toewijding op de studenten een
werkelijk diepen invloed hadden kunnen
uitoefenen. De studenten, die deel hebben genomen
aan de onlusten zijn, in plaats van den invloed
te ondergaan van maatregelen van unreelen
aard, die hen hadden kunnen tot kalmte
brengen, van de universit itea uitgestootep, en
om de inwendige discipline te waarborgen, heeft
men slechts het aantal inspecteurs vermeerderd,
d. w. z. heeft meu niets gedaau dan de
universiteits-politie te versterken.
Het voirloop^ reglement, van den 29 Juli
1899, bestemd om nieuwe on'u -ten te voorkomen,
heeft de bedreiging met militaire!! dienstplicht
uitgesproken tegen de stu lentea, die onlusten
zouden veroorzaken. Die maatregel, die tu toe
gepast is, kan, ongetwijfilJ, de beweging
onderdrukken, ten minste gedurende zekeren tijd.
Maar men most de moreele gevolgen er van
niet uit het oog verliezen ? zij onderdrukt maar
overtuigt uie*. Door die maatregel zullen jonge
lieden, vol enthousiasme, bezield met nobele
strevingen en gevoelei s, worden gedeclasseerd
en verliezen bun ouders eensklaps de hoop, die
zij lange jaren hebben gekoesterd ; op de andere
studenten zal die maatregel een ui'werking van
schrik hebben; zij zullen voor hun toekomst
sidderen. Ia \ kort, die maatregel verdrukt onze
jongelui, hij smoort bij hen alle edele aspiraties
van intellectueelen aard en levert de zwaksten
onder hen over aan de overbeerschine van
dat egoïstisch eu laag streven, dat, ook zóó reeds
te zeer ifl ons gehrele dagelijksch leven heer out.
Bij middel van .zulke maatregel* n geheele
generaties op te voeden, dat wil zeggen, dat men
in het nationale levi u die drukkende en ver
stikkende atmosfeer schept en handhaaft, waar in
per slot slechts verval en ontbinding kunnen
bloeien. Hat gewicht van. die atmosfeer drukt niet
slechts op de jeugd, maar ook op de geslachten
van volwassenen, la het een normale toestand,
dat in een autocratisch land de stem der trouwe
onderdanen niet tot een souverein vermag door
te dringen ? En echter schijnt werkelijk het
teekenen alleen van dit nederig schrift een daad
van buitengewonen burgermoed in de oogen
van velen.
Om loyaal en eerlijk aan hunnen keizer hun
bdueften en inu.*e wenschen uit te drukken,
zijn uw onderdanen in de noodzakelijkheid in
het grheim te handelen en met de vrees, dat
de politie zich meester maakt van hun smeek
schrift, voor het in uwe handen komt.
Verschillende personen, die volkomen de hier
uitgedrukte meeningen deelen, zullen ongetwij
feld niet durven te leekenen, uit vrees voor de
gevolgen.
In die omstandigheden begint het leven ondrage
lijk te schijrea voor ieder levend en bewust
menscb; overal verspreidt zich een nooilottige
apathie; alle belangstelling in de publieke zaak
wordt uitgedoofd en in alle kringen van het
maatschappelijke en politieke leven doet zich
klaarblijkelijk het gebrek aan mannen gevoelen.
De wenschen en klachten hierin uitgesproken
worden geheel bevestigd door professor Janic,
van wien de Temps een artikel uit de Neus Freie
Presse overneemt in haar nummer van 27 Maart.
Hij bevestigt de memorie der Russische stu
denten te Lausanne, die ik nog vermelden wil,
eu geeft toe, dat de studentenbewegingen van
dezen winter te Kiev en te Petersburg het ge
volg zijn van de universiteitsreglemeuten van
1884, die het liberale statuut van 1S63 ver
vingen.
Professor Janic gfeft nog andere oorzaken
aan: het verlies van het prestige der profes
soren, die nog slechts worden aangezien als
creaturen van het gouvernement, de verhooging
van de inschrijvingsgelden, de beperking van het
getal der studenten, en een serie maatregelen
tot surveilleering, waarvan de eene al
kwetsender dan de andere is. Een zeer waardevolle
verklaring van de onlusten geven vooral ook
de Russische studenten te Laueanne in een
memorie, door den Temps van 20 Maart, uit de
Gazette de Lausanne overgenomen, /ij werpen
de schuld op de statuten van 1384, die de uni
versiteiten van alle vrijheid berooven en haar
tot oppersten chef den minister van openbaar
onderwijs geven die naar willekeur de rectoren,
curatoren en professoren aanwijst. *Alle onaf
hankelijkheid van meening, alle vrijheid van
gedachte wordt als gevaarlijk beschouwd en ver
volgd. De beste professoren worden van de uni
versiteiten verjaagd en vervangen door slaafsche
creaturen, aan het gouvernement toegedaan, 1)
Dan wijzen zij op de ondragelijke discipline,
waaronder de studenten gebukt gaan, en de
strenge straffen, die een rechtbank uitspreekt,
welke uit de bestuurders zelf is samengesteld
en dus per se partijdig is.
De uitsluitingen en arrestaties bi'gonnen met
vernieuwde kracht na de troonsbestijging van
Nicolaas II, toen men zoo onvoorzichtig was
geweest een rekest tot den Czaar te richten. In
1899 werden de studenten te Petersburg
beleedigd door hun r;ctor en werd deze
dieatengevolge uitgi fl )ten. Daarop had bij het ver
laten der plechtigheid een slachtirg plaats,
met zweepslagen en charges, die studenten, pro
fessoren, ioch voorbijgangers spaarde. Toen staak
ten de studenten m Rusland, vijf en twintig
duizend man in getale, alom het werk. Di
vervolgingen groeiden aan. De commissie, waar
van de heer Miloukov oik spreekt, werd benoemd
en het resultaat was, dat bare voorstellen wer
den in de doos gestopt, ea den 29sten Juli 1899
de wet op don militairen dienst als straf werd
ingesteld, die geen ouderdom, ongeschiktheid,
of functie als kostwinner ontzag. De wet deed
den beker overloopun van niet- te-dragen d wang
en sinds dien tijd is het verzet der Russische
studenten weer in het acnte stadium getreden,
waarvan het einde, naar wij hopsn en hun
toewen-chen, niet zal komen, dan wanneer het
Caarendom in zijn tegenwoordige"! staat is om
vergeworpen en de knoet is vertrapt. Op dien
weg slechts onze bewondering!
W. v. RAVESTEIJN Ju.
1) Te St. Petersburg werden 19 professoren
en privaat-docenten afgewet van 1898 99. De
univerteiten hebben op die wijze geleerden als
Metschiiikof, Kovalevsky, Kareef, Erissmann,
Gambarof verlorrn.
lllmflflIlllimillllllllltJIiniJJJ.IflIllliniMIDlIllDIIIIIIIIIIIIIIIIIIIJIinlIHIl
Sociale aanqzlcqzn/icben.
iiiiiHHiiiiimnimiHiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiil
ArMüer$ue$Cueraii]£ liüaanteteöiDg van
jnblieke werken,
De sociale kwesties, daarmee bedoel ik
de onderdeden van het groote
arbeidersvraagstuk van onzen tijd, worden niet in
n dag opgelost Althans niet in de practijk.
Het heeft soms jaren noodig, vóór dat een
n in de theorie, n daar waar hij in toe
passing is gebracht, vrijwel algemeen als
nuttig erkende maatregel is ingevoerd, voor
een belangrijk aantal der daarbij betrokken
werklieden. Ka dit des te erger, wanneer, niet
de staat, maar de gemeentebesturen zijn
aangewezen om zulk een maatregel in
toepassing te brengen. Wij kunnen dat
biizonder duidelijk leeren uit de geschiede
nis in ons land van de pogingen, om in
de bestekken vanwege openbare lichamen,
van staat en van provincie en gemeentebestu
ren, bepalingen op te nemen omtrent loon en
arbeidsduur voor de daarbij eventueel be
trokken werklieden. Ruim zeven jaar gele
den heeft de Raad van Amsterdam deze
ingevoerd voor hare werken. Men heeft
geconstateerd, dal, n stadsbestuur, n
opzichters, n aannemers, zich over de
invoering daarvan nimmer hebben beklaagd,
en het heeft het goede gevolg gehad dat
ook bij particuliere ondernemingen in het
bouwvak een loon- en werktijdstandaard
aldaar is ingevoerd, waardoor de positie
der arbeiders aanmerkelijk is verbeterd
geworden.
Hoezeer hebben, sedert, de arbeiders in an
dere steden onzes lands zich ingespannen om
de respectieve gemeenteraden, te bewegen,
desgelijks te doen ! Welke bergen van adres
sen zijn niet verzonden, en welke stroomen
»3chlagende" argumenten niet in 't veld ge
bracht, . . Ik herinner maar eens aan Rotter
dam, waar 30 vereenigingen zeven jaren lang
hebben geadresseerd en ge adhaesieeerd . . .
Alles te vergeefs! Slechts zér enkele
lichamen hebben het goed Amsterdamsche
voorbeeld gevolgd, de overgroote meerder
heid onzer vroedschappen heeft de drin
gende verzoeken met een beroep op de nooit
volprezen «vrijheid van beweging", verwezen
naar de snippermand!
Maar hoe troosteloos deze lijdensgeschie
denis ook moge zijn, dezelfde ondervinding
die ze ons deed brengen, heeft ons ook
geleerd dat, zoomin als andere sociale
vóórwaarts-stappen en verbeteringen deze
belangrijke zaak met de afwijzingen, vol
strekt niet van de baan is. De
Timmerliedenbond heeft bereids besloten op zijn
jongste congres, in dit jaar allerwege ver
gaderingen voor dit doel te beleggen, en
hoe meer moreele en numerieke invloed
de arbeiders erlangen op de gemeenteraden,
hoe meer zal ook deze kwestie voortdurend
weder op den voorgrond worden gesteld.
Vóór mij ligt thans een stuk werk, 't welk
voor ieder die belang stelt in deze materie,
van het hoogste belang kan worden geacht.
Het Oostenrijksche regeringsbureau voor
Arbeids statistiek (een instelling als het
Fransche «Office du travaü" en
deEogelsche »Board of trade"), 't welk ongetwijfeld
vooral zijn beteekenis ontleent aan de uit
stekende leiding van den verdienstelijken
prof. Migerka, heeft een zeer ernstig en
breed-opgezet onderzoek ingesteld naar den
stand van dit vraagstuk in de verschillende
landen, en de resultaten van dit onderzoek
in een uitvoerig, goed bewerkt «Bericht"
neergelegd, 't welk over alle, in de ver
schillende landen en staten tot nu toe
ingevoerde beschermende maatregelen op
dit gebied een belangwekkend overzicht
geeft. 1)
De aanleiding, dat het bureau deze be
langrijke arbeid heeft ondernomen, was
gelegen in een opdracht door de Kamer
gegeven, om de sociaalpolitieke zijde dezer
kwestie te bestudeeren en, in overleg met
den Arbeidsraad, zoo mogelijk een wets
voorstel samen te stellen. Het benoodigde
materiaal werd verkregen deels door rond
vragen bij de aangewezen lichamen, bureau's
voor arbeids-statistiek enz., in het buiten
land, deels uit de litteratuur op dit gebied,
en tot de verschijning van het werk zoo
veel mogelijk aangevuld. Het strekt zich
uit over de vaststelling van
minimumof standaardloonen, van maximum- arbeids
tijd, de voorzorgsmaatregelen tegen onge
vallen of verzekering tegen ziekte, de
1) «Der Arbeiterschntz bei Vergebung
otfantlicher Arbeiten und Lieferungen". Bericht des
k. k. arbeits-statistischen Amtes. (Wien 1KOO,
K K. Hof- und Staatsdruckerei).
uitbetaling van loonen op feestdagen, het
weren van onder aannemers, en het oplos
sen van geschillen tusschen aannemers en
werklieden.
Het belangrijkste was dus, na te gaan
de bepalingen waarin den arbeiders een
minimum-loon werd verzekerd, en een
minimum arbeidstijd vastgesteld. De pro
paganda voor deze maatregelen dateert
reeds van 1855, toen in Brussel pogingen
werden gedaan om in de bestekken een
minimum-loon op te nemen, welke pogingen
later ook op andere plaatsen in Belgi
dikwijls herhaald zijn. In 1832 stelde Vaillant
in den Parijschen gemeenteraad den zelfden
eisch, begunstigd door het bestaan van
talrijke, door de vakvereenigingen opge
stelde loonlijsten, waaraan hij bij aanbe
steding de aannemers verplichten wilde,
zich te houden. Talrijke gemeente
raadsbesluiten in dezen geest werden even
wel door de regeeriiig ongeldig verklaard.
Ook in het parlement werden meermalen
wetsvoorstellen van Vaillant, Cistelin,
Dansette e a. ingediend, en in 1897 sprak de
Eerste Arbeidsraad zich vóar do opneming
van loon en werktijd-bepalingen in de be
stekken van rijks- en gemeentewerken, uit.
In 1884 werd door de Londensche lypo
graten de eisch van een minimum loon in
de bestekken voor drukwerken,
geprogageerd. De Londensche chool Bjard en de
Graafschapsraad willigden de desbetreffende
eischen in, en toeüde Trades
Union-kongressen van Dundee (1839) en Liverpool
(1890) de eisch van het standaardloou (de
standaard, door de vakvereehiging te stel
len) met algemeene stemmen aannamen,
werd spoedig de zaak over geheel Engeland
aanhangig gemaakt. In Nederland dateert
de strijd over deze bepalingen uit hel begin
der 90 er jaren, toen iu de T\v. Kamer een
voorstel werd ingediend om in de bestekken
van Rijkswege bepalingen op te nemen.
De Kamer verwierp dit wat het loon aan
gaat, maar keurde bepalingen omtrent
werktijd goed. Behalve Amsterdam, die het
in 1894 invoerde, hebben nog enkele andere
steden de maatregelen ingevoerd, en is het
sedert voortdurend in verschillende gemeen
teraden aan de orde geweest, maar bijna
overal afgewezen. In Denemarken werd in
1892 een betrtffend wetsvoorstel door de
Kamer verworpen. IQ Zwitserland en
Duitschland werden eveneens door de arbei
ders pogingen aangewend, maar zonder
resultaat. I u Oostenrijk stelden in 1892 de
Weener bouwarbeiders den eisch van een
minimum-loon, een 10 urigen arbeidsdag,
en de erkenning der vakvereepigingen als
lichamen om in overeenstemming meteene
door den Raad ingestelde comm.ssie tarie
ven vast te stellen.
Wat aangaat de mate waarin tot nu toe
de bepalingen zijn aanvaard en in toepas
sing zijn gebracht, deelt het bericht mee,
dat de vaststelling van een minimum loon
tot nu toe volledig is doorgevoerd in
GrootBrittannië, Victoria en NdW South-Wales,
in Frankrijk, in het kanton G ace v e, en ia
de staten Kansas en New-York; in Bilgi
bij alle werken vanwege de provinciale
besturen, in de meeste groote steden en op
dit oogenblik bij wijze van proef ook b\j
uitbestedingen vanwege den Staat; in Neder
land in Amsterdam definitief, en in enkele
kleinere gemeenten bij wijze van proef.
Als maatstaf' geldt in Engeland het »ter
plaatse geldende, door de vakvereenigingen
doorgevoerde loon," wat tot voorwaarde
heeft het aanwezig zijn van sterke vakver
eenigingen, die bij machte zijn, tarieven
op te stellen. Elders wordt het minimum
loon door de autoriteiten zelf vastgesteld,
waar dan als grondslag wordt genomen het
loon, 't welk stad of provincie aan hun
eigen werklieden uitbetalen. In Duitschland
worden alléa bepalingen gegeven voor
drukwerk, in overeenstemming met het tarief
van den vakbond. Ia Belgiëwordt ge
woonlijk bij aanbesteding den inschrijvers
gevraagd, welke loonen en werktijd zij van
plan zijn, vast te stellen, en daarmede bij
de gunning rekening gehouden. De Lon
densche autoriteiten schrijven bovendien
voor bij werken van langen duur, dat, mocht
gedurende de uitvoering door eene overeen
komst tusschen patroons en vak-organi
satie in het betreffende vak een
loonsverhooging worden ingevoerd, dan ook de
loonen der bij haar werken betrokken
arbeiders gelijkmatig moeten worden ver
hoogd. Verder worden veelal de arbeiders
in de bestekken procentsgewijze ingedeeld
in groepen naar den ouderdom of naar
minderwaardigheid, om te voorkomen dat
de duurdere arbeidskrachten door
goedkoopere worden vervangen.
Verder is de regeling van den arbeidstijd
een der hoofd-eischen der arbeiders. In
vele gevallen is zij tegelijk mét het minimum
loon doorgevoerd, zooals in de Londener
Graafchsapsraad, in Amsterdam, Frankrijk
en Australië, dikwijls echter bestaan allén
regelingen van den arbeidstijd, o. a. bij
werken van den Nederlandschen Staat en
in Oostenrijk, waar de 11-urige werkdag is
voorgeschreven. In de Staten van
NoordAmerika is voor alle werken die door de
Bondsregeering worden aanbesteed, de
acldurige arbeidsdag vastgesteld, terwijl een
gelijke bepaling is ingevoerd in Columbia,
Cafifornië, Golorado, Kansas, Maryland
(Buffalo), Massachusets, New-York, Utah
en \Vest-Virginie.
Voor het overige bevatten de bepalingen
ter arbeidersbeEcberming in de bestekken :
verbod van den Zondagsarbeid, bijslag bij
overuren, een verzekering tegen ziekte en
ongevallen.
Ik mag niet teveel van de ruimte vergen,
om de talrijke bepalingen, die daaromtrent
in de verschillende Staten en steden worden
voorgeschreven, hier in details te herhalen.
Uit den interessanten arbeid van prof.
Migerka, over deze thans overal actueele
arbeiderskwestie, treedt dit klaar aan den
dag, dat de invoering dezer beschermende
maatregelen door middel van bestek-voor
schriften, gaandeweg toeneemt, als een
langzaam-aan ontwakend bewustzijn dat de
openbare bestuurslichnmen langs dezen
weg hebben méte werken, om het lot der
arbeiders te verbeteren.
Dat ons land in dit opzicht mee achter
aan komt, behoefde ik zeker wel nauwelijks
hieraan toe te voegen.
Voor hem, die in deze sociale aangele
genheid belangstelt, en op de hoogte van
dit vraagstuk wenscht te komen, kan ik
het werk, waaraan ik deze gegevens ont
leende, ten zeerste ter lezing aanbevelen.
i
Muziek in de Hoofdstad.
Het was riet uitsluitend een »L;ederavond"(!)
den 29an April, toen Messchaert en Röntgen
hunne kostelijke gaven ten toon spreidden in
de kleine zaal van het Concertgebouw; want
Röctgen begeleidde niet alleen, maar gaf ook
eenige exquise solovoordraehten ten beste,
waarover straks meer.
Messchaert zong twee aria's van Bach ; n
uit de cantate «Phoebua und Pan" en een uit
»Der zufriedengestellte Aeolus". Eerstgenoemde
cantate was reeds gedeeltelijk hier bekend door
een sopraanaria, welke door Marcella Pregi gezon
gen is en enorm veel l>y val gevonden heeft. De
aria uit de tweede wereldlijke cantate zal wel
door de meeste aanwezigen niet begrepen zijn.
Waarom werd in het tekstboek niet met een
noot tof gelicht, wat de beteekenis eigenlyk
was der thans duistere woorden 1 Bach heeft
deze cantate in 1725 gecomponeerd brj gelegen
heid van den naam dag van een zekeren dr. August
Muller. De mythologische figuren Aeolus,
Zephyrus, Pallas en Pomona komen den
feestelïng met hunne wenschen tegemoet. Pallas
spreekt o. a. van haar Augustus (verhevene).
Pomona spreekt van August (oogstmaand); zoo
vindt men er allerlei woordspelingen in, die zoo
wel betrekking hebben op den voornaam van
den feesteling als op zyn naamdag (3 Augus
tus). Aeolus zegt nu dat de t^jd weldra zal
aanbreken dat hy zijnen «treuen Unterthanen"
macht zal geven met woede te razen, zelfs ceders
>um zu scbmeissen'' en »Berges Gi^fel auf zu
reissen".
Wie will ich lustig lachen
Wenn Alles durch einander geht !
Wenn eelbst der Fels nicht sicher teht
Und wenn die I aoher krachen
So will ich lustig lachen!"
Het was die uitbundige passage uit de cantate,
welke door Messchaert op onnavolgbare w^jze
weergegeven werd. Waarlijk men weet niet
wat meer te bewonderen, het meesterschap van
den zanger, of den koatelijken humor van den
componist, die daarin een staaltje geeft van
eene veelzijdigheid, die de oningewijde
muziekvriend niet achter hem zou gezocht hebben.
Da laatste weken staan overigens wel onder
het teeken van Bach. Eerst het Bach-feest te
Berlijn, dan hij ons de Mattheus- en Johannes
Passion (Utrecht, Amsterdam en Leiden)
Weihriachtsoratorinm (Amsterdam), Hoht Messe
^Rotterdam) !
Voorts zong Messchaert nog eenige liederen
van Grieg, waarvan alleen «Letzter Frühling"
een schoon gedachte, diepgevoelde compositie
is, de overige echter slechts door het buiten
gewone voordrachtstalent van Messchaert ge
releveerd werden. Schuberts
»Sshwacengesang" vormde het slot van den avond.
Hier liet de meester vaa den zang den meester
van het lied de schoonste triomphen vieren.
Onvergefelijk klonken o. a. Der Atlas,
Ihr Bild, die Stadt, der Doppel^anger en
Aufenthalt. Hoejammer.dat er zoovele liede
ren weggelaten werden o.a. »Kriegers Ahnung",
»Am Meere" enz.
Rö:tgen speelde met groote distinctie een
Andante con variazioni van Haydn, een Gigue
van Bach, een Allegro van Scarlatti en een
viertal stukjes van G. H. G. von Brucken Fock.
Deze laatste werkjes zijn eerst onlangs ver
schenen in fraaie uitgave bij de Algemeene
Muziekhandel. Het strekt Röatgen tot eer dat
h\j ze thans reeds introduceerde. Ze verdienen
ten volle door alle pianisten, die over een
vaardige techniek, maar bovenal over een
fijnen, artistieken muzikalen zin beschikken,
gespeeld te worden. Later hoop ik terug te
komen op deze compogitiën.
Het feestconcert dat door de dames Henriette
en Anna Roll gegeven werd met medewerking
van mej. Gars'acker kon ik helaas niet bij
wonen. De eerste der beide dames herdacht
het feit dat z\j voor 25 jaar haar eerste
muziekles heeft gegeven. Het moge als bewijs
van ernstig streven bij haar gelden, dat zij
thans nog hoogere volmaking gaat zoeken
onder leiding van den gevierden pianist
Feruccio Busoni. Mejuffrouw Anna Roll nam
tevens afscheid van hst publiek, daar zij zich
in het huwelijk gaat begeven.
Het Utrechtsche orchest onder leiding van
Wouter Hutschenruyter (in het vorige nummer
publiceerde ik dit reeds) gaf 11. Zondag eene
matinee in het Concertgebouw in plaats van
ons eigen corps, dat dien dag te Luik optrad.
Het is bekend dat er weinig muziekdirecteuren
zyn, die zooveel noviteiten ten gehoore bren
gen als de ijverige Utrechtsche orchestdirecteur.
Zjjn geheele programma was hier onbekend.
Lsat mij aanstonds verklaren dat hy ook
hier aan zijn goede gewoonte trouw bleef
om een paar werken van Nederlandsche com
ponisten uit te voeren. Deze waren Röntgen's
Ballade over een Noorsche voiksraelodie, en
eene Rhapsodie over het bekende
Nederlandsche Volkslied »Piet Hein" van den
twintigjarigen P. G. v. Anrooy.
Het is reeds te lang geleden dat Rüntgen's
Ballade hier is uitgevoerd. Daarom deed het my
groot genoegen uit de voortreffelijke voordracht
van Hutschenruyter's orchest op nieuw te be
speuren, dat het een werk is schoon van ge
dachten en vorm, met mooie orchesteffeeten,
waarbij van het Noorsche thema met zijn
eigenaardig type en zijn weemoed vooral aan
het slot, op zeer muzikale wijze party getrok
ken is.
Van Anrooy's Rhapsodie is buitengewoon
geestig en pittig bewerkt. Geheel ongedwongen
en vol van echten, gezonden humor trekken
de motieven van het populaire «Piet Hein" in
een kleurrijk instrumentaal gewaad den toe
hoorder voorby. Het is een tegenhanger van
Brahms' Akadamische Festouverture. Men
houde dezen jeugdigen Nederlandschen com
ponist in het oog. Hy' zal van zich doeu spreken!
Het hoofnummer van het programma bestond
uit de E-dar symphonie van Jos. Suk, den
bekenden tweeden violist van het Boheemsche
Strijkquartet. De Heer Hutschenruyter had in
het programboek een beschry ving gegeven met
notenvoorbeelden van dit opus 14, waarvoor
wij hem zeer dankbaar mogen zy'n en die
zeker enorm heeft by'gedragen tot beter
begrip van het werk. Inderdaad is deze
symphonie eene compositie waaruit het bui
tengewone talent van den jongen boheemschen
meester overtuigend bly'kt. De motieven zijn
allen nobel van vinding en voortreffelijk ge
xposeerd door de verschillende instrumenten.
De bewerking getuigt van veel zelfstandigheid;
alleen komt het mij voor dat de instrumentatie