De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 5 mei pagina 4

5 mei 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. : 1246 <* £ vallig, zoo van coloriet «Is kragtige penceelsbehandeling op doek" behaalde / 30, een .vrouwehoofd" en een zinspeling op den koophandel" werden slechts 10 en 14 stuivers 'waard gekeurd. De koopers waren gehouden van ieder gul den n stuiver opgeld te betaalen en 4e betaaling te doen in grof zilver geld of goude Wanneer over het algemeen de pry'zen, die men besteedde, laag waren, dan wordt dit verklaard door de byzonder ongunstige ty'domstandigheden. Het laatste jaar der 18e eeuw heeft aan Amsterdam groote schade toegebracht. Mocht men zich in 1802 vleien, dat de vrede van Amiens nieuwen voorspoed zou brengen, de slechte jaren duurden voort, en pas na den Franschen tijd kwam er blijvende beterschap. De hierboven genoemde Kolders" was Louis Bernard Coclerc, kunstschilder, geboren te Maastricht in 1740, gestorven te Luik in 1817. Jan en Bernardus de Bosch zy'n voorvaderen der familie de Bosch Eemper. De schildery van Ten Compe heb ik geme ten, en bevonden, dat de maten da ir genomen zy'n aan de buitenzede van het paneel, dus zoider de Vijst. Haarlem, 20 April 1901. A. W. WEISSMAN. Uitlaten. De Firma H. Kleinmann en Co. te Haarlem bljjkt zeer ondernemend te z$n in het uitgeven van gereproduceerde kunst. En ze doet haar keus daartoe in verschillende richtingen: architectuur-fragmenten, schilderijen en teekeningen, modern zoo goed als oud. De repro ductie langs mechanische weg wordt steeds meer algemeen; ets en gravure ziet men nog slechts zelden daartoe dienstbaar gemaakt. De voortdurende verbeteringen en de uitbreiding van het vermogen der fotografie, maken de resultaten steeds meer volkomen. Het negatief heeft men tot clichéweten te verwerken en de reproductie is er nu met fotografische ge trouwheid in den vorm van lichtdruk. De proeven, in dat soort door het atelier Kleinmann en Co. geleverd, zy'n dikwy'ks zeer gelukkig. Het meer of minder goede slagen hangt dan ook veel af van den aard der te reproduceeren schilderijen. Het eene werk leent zich daartoe zooveel beter dan het ander. Over 't algemeen genomen by'v. zal een zeventiend' eeuwsch schildery zich beter weer gegeven vertoonen dan een middeneeuwsch. Thans geeft de firma uit e»n serie: »Altvlamische und Hollandische Meister" in een wel is waar wat bonte verscheidenheid; op de lijst staan o.m. Lucaa van Leiden, Johannes Ver meer, Peter de Hoogh, Memling. Maar daarbij kan opgemerkt worden, dat de kooper naar believen zy'n keus kan doen. De lichtdrukken hebben een flink formaat: 30 X 41. Er werd ons ter bezichtiging toegezonden een eerste aflevering van Rogier van der Wey'der, bevat tende een tiental reproductie's naar zijne (of hem toegeschreven) werken. Ik merkte daarbij P> ó"8' het papier wat te gerirge substantie heeft, niet compact genoeg van nerf is voor het afdrukken van deze werken. Müdunkt een hardere en meer gladde papiervlakte, zou zich tot het weergeven van deze strak in lijn en tint gesloten kunst veel gunstiger leenen. Wan. neer men bijv. eerst op een fotographie door Hanfsiangel, die sublieme teederheid van Jezus' broos beenderen-lichaam heeft aanschouwd, zal men in deze lichtdrukken van dat zelfde beeld veel fijnheden uitgewischt vinden; ook de tinten in draperieën en landschap zijn hier zooveel schraler. Maar ondanks deze bemerkingen, zijn toch de uitgaven van Kleinmann wel degelijk aanbeveling in de belangstelling waard. W. S. Uit M f oMerlaM. De Hollanders zy'n een bizonder volk, daar over laat zich niet twisten. Maar verwend zijn ze in hooge mate. Van hunne geboorte af dubbel en dwars millionairs in natuurschoon, lijden zij helaas aan de algeneene menschely'ke eigenschap van hnn bezit weinig of niet te waardeeren. Zij hebben de vergezichten over de in diep groen van kleur verzadigde weiden steeds aanschouwd, waarover de schaduwen der wolken als wilde schimmen glijden, en hun oog heeft altijd gerust op die verre horizonnen die in de teerste tonen zich voordoen. Voor hem echter die van deze omgeving lang ver stoken was en na jaren van afwezigheid het hollandsch landschap en de zeldzaam schil derachtige steden weerziet, schijnt dit alles hem toe als een wonderland; hy schrijdt als 't ware van openbaring in openbaring. Hij gevoelt te 11 aan op klassieken bodem, alwaar het genie van een Israels en de myste rieuze Rembrandtieke creaties van een Bauer te buis bebooren. Voor hem zijn de Noordhollandsche stille vaarten niet eentoonig, want links en rechts rust zy'n oog met wellust op monumenten van kleur, ? dorpen en eenzame boerenhoeven die met hunne roode daken be scheiden schitteren in de grootsche kleurensymphonie welke vroeg in den morgen en tegen avondstond bijna dagelijks in die streken zich vernemen laat. Kijk er eens, Etnilie, maar ky'k nu toch eens, een echtpaar rijdt per Noordhollandsche tram naar Edam , kyk nu toch, al die weidjes en slootjes en koetjes,'t is toch aardig, hoor. Nu komen wy zoo even van Budapesth en Iscbl en toch ..., waarachtig 't is aardig. Iets werd er in hen vaardig, maar de geheele mensch pakte de schoone landstreek niet. Voor deze en dergelijke oordeelen en schijngenietingeu, welke men te dikwijls hoort uit spreken, is echter eene groote, groote veront schuldiging1 Tot het getiot van het grootsche en ongemeene behoort stemming, veel stemming, en hierover beschikt ook de beste niet aly'd. Het hollandsch landschap is in zijne kleurschakeeringen zoo zeer teer, zelfs de (ffekten in de verlichting van land en weiden en steden blijven gereserveerd en intiem zonder uiterlijk vertoon. Voor het in zich opnemen der indrukken van de romantische bergry van den Rijn, of de hoogten van Zwitserlands ber gen is men steeds gedisponeerd. Niet aldus voor het aandoenlijk teedere en zeldzaam krachtige van uitdrukking van hier. Het ak koord van het hollandsch landschap ligt nu eenmaal heel diep en is niet gemakkelijk in zy'ne ryke tonen te vatten. Maar zelfs de behoefte aan dit genot wordt in den Hollander niet alyd vaardig en ook ontmoet men schil ders van reputatie aan wie de schitterende Zaan en het kleurenryke Noord-Holland geheel onbekend zijn. Men ziet, ook de hollandsche schilders behooren tot de bedoelde millionairs. De geestdriftigste bewonderaar en de grootste Jtenner en bespieder van het schoon van ons land is de schilder Max Lieberman, dien sinds kort ook de eer toekomt de auteur te zijn van Josef Isreel's kunst. Tot verbazing aller maar tot onze grootste voldoening publiceert hy een geschrift over den grooten peintre des ombres et des douleurs, waarmede binnenlandsche en buitenlandsche kunstbeoordeels hebben mede rekening te honden. Welnu, dezelfde begaafde schilderen schrijver gaf mjj op den weg, toen ik van de nuchtere boorden der Spree voor goed hierheen terugkeerde, dit goede woord mede: het genie van uw volk is de kleur". En daarin heeft Lieberman zoo volkomen gelijk. Er is in Nederland niet slechts veel sentiment voor kleur, maar wezenlijke behoefte aan kleur, en wel in alle standen, en dit niet bij bizondere gelegenheden, neen, altijd en altijd. Elk dorp bijna heeft zy'n eigenaardig koloriet, dat men overal aantreft zoowel in de woningen der armen als in die der gegoeden. En welk een kleur! Ook hierover kan men, zelfs, als het klimaat het temperament wederom tot zijne aloude kalmte heeft gereduceerd, in opgetogenheid gerakan. Welk een prachtig paarschblauw heerscht voor in Emmenes-Binnen en Huizen, welk een uiterst gedistingeerd grijs in Egmond- Binnen, welk een prachtig geel in de Zandvoortsche stille, kleine oude wo ningen. Met welk een smaak zy'n vele schepen op binnenvaarten geschilderd en de boerenwagens in de dorpen ! Hoe gelukt het aan de boerenhoeven tusschen Enkhuizen en Hoorn de schijnbaar meest kontrasteerende tinten naast en onder elkaar te gebruiken. Overal zouden deze tegen elkaar schreeuwen, maar hier is alles in verband. Ja, in het koloriet uit zich de groote begaafdheid van het Nederlandsche volk. Het moet overal schilderen ; waar de Hollander maar kan, geeft by kleur aan. Dit is een uiterst verblijdend opvallend verschijn sel, dat te meer treft en boeit, hoe langer men van deze omgeving verstoken was, Maar alles werkt mede ; de licht- en luchtwerkingen geven aan dit alles dat bizonder cachet. Kon men een stuk muur, dat hier door intimiteit van tonen u boeit naar Berlijn medenemen men zou weldra bemerken dat uw bezit slechts een blok steenen is, nietszeggend en dood. Er zy'n voorbeelden voor smaak en diepe behoefte aan kleur in overvloed voorhanden. Zie op Pinksteren of Paschen de vrouwelijke Scheveningsehe jeugd van 18 en SO jaar pink aan pink van hare mantels omhangen door de dorpstraat slenteren en ge neemt een beeld waar der fijnste kleurenkeus, in harmonie met het teer genuanceerde landschap rondom. Maar hier is begin en geen einde! Beter is het, ditmaal Max Liebermann het woord te geven, aan wiens geschrift over onzen Israels en over ons land wel iets toe te voegen is, maar waaraan ook de kundigste kenner op dit gebied weinig kan verbeteren. In de ver tolking van Jan Veth, die ook hier een mees terstuk van stijl en begrijpen ge?ft, publiceerde de Nieuwe Botterdamsche Courant onlangs de boeiende en uiterst zaakkundige gedachten van Max Liebermann. Deze zy'n nu met illustraties van meerdere werken van Israels verschenen in Die Zeitschrift für Bildende Kunst (uitgave C. A. Seemann, Laipzig). H.t bizonder inzicht van den auteur in Israels werk vindt met recht ook in dit weekblad een plaats, te meer daar Liebermann zoo duidelijk het creëeren van onzen grooten meester verklaart. »Israels is geen Ueber mensen1' en?wat heden ten dage zeldzamer is by' wil er geen zy'n. Mensch zijn volstaat hem. Trots zijne jaren, heeft by de ziel van een jongeling behouden; met den onstuimigen hartstocht van den minnaar brengt hij zy'n werken voort. Wat Fromentin van Rembrandt zegt: »I1 a bien peint parccqu 'il a bien senti" is op geen levend schilder meer van toepassing dan op Israels: hy' schildert goed omdat by goed voelt. Hy' beziet de wereld niet met spot, of van bovenaf, maar met medegevoel. Van daar het aan Rembrandt herinnerende pathos, dat den toeschouwer doortrilt, ofschoon op het schildery' niets anders gebeurt dan het alledaagsche. Maar ook dat heeft hy met Rembrandt ge meen, dat hy' meer luminist is dan kolorist. Elke afzonderlijke lokaalkleur wordt onder geschikt aan de tonaliteit van het geheel en lost zich in licht en schaduw op. Ook richt hy zy'n samenstel niet zoozeer op kleur dan wel op licht, het beloop van het licht be paalt de kompositie van het schildery. Maar ook is de kleur by' Israels een integreerend bestanddeel van het schildery ; hy karakteriseert met kleur, de kleur is hem een noodzakelijk uitdrukkingsmiddel, niet een meer of minder overbodige toegift: by' gaat van de kleurenvisie uit. Toch is Israels palet niet rijk, maar hy weet zy'ne weinige kleuren op het ry'kst te nuanceeren. Zonder Rembrandt ook maar in het minst uiterlyk na te volgen, hebben zijn schilderijen een tonaliteit die aan zijnen, grooten landgenoot denken doet. Israels houdt van de schemering, als de omtrekken der dagen samen smelten; aan het geënveloppeerde geeft hij de voorkeur boven het bepaalde; het droomerige van den avond stond verkiest hij boven het helle van de zon, het mysterieuse wordt door hem vertolkt in een hum alleen eigendommely'ke techniek, die, zonder stelligen penseelstreek, zonder iets stcffulijkp, alles spiritualiseerend, zonder kleur, zonder toon, het geheel meer op het doek i- arademt dan schildert. Ongezocht en onopgesmukt is het dat hy schildert, heelemaal niet officieel, niet als »de beroemde meester." De eenvoud is zy'n sty'l; hy' gebruikt geen tien woorden waar hij er met n kan volstaan; zy'ne kunst is dekoratief, maar geen dekoratie. Alleen een lyriesch kunstenaar zou Israels kunnen benaderen, want de kunst van Israels is een kleur geworden gedicht; een eenvoudig volkslied, kinderly'k, in bybelschen zin een voudig; alles gevoel, sentiment en nog eens gevoel. Israels zeide eens tegen Liebermaun: «behalve Millet is er geen schilder, die zoo weinig van teekenen en schilderen verstond als ik, en even wel zoo goede schilderyen heeft gemaakt." Met andere woorden: evenals Millet is ook Israels geen talent maar een genie. Hy is dan ook de eenige schilder der negentiende eeuw, dien men naast Millet stellen kan. Hun beiden is een zekere sacerdotale trek gemeen. Maar ter wijl Millet, de krassere, meer mannelijke van de twee, zich meer op de teekening concen treert, zooals een beeldhouwer op het silhouet doet, is de meer teedere, weekere Israels meer schilder. Zijn zwaartepunt ligt in de schilder achtige tonaliteit. Men verwy't Israels dikwy'ks gebrekkigheid van teekening. Maar omdat Israels zy'n zwaar tepunt in de schildering legt, daarom teekent hy°nog niet slecht. Evenmin als een slecht geschilderd stuk daarom nog goed geteekend is. Niet de omtrek maakt de teekening, en Veslasquez teekent geenszins slechter dan Dürer of Holbein, omdat h\j zonder de buiten lijn, die den schilderachtigen indruk schaden zou, de tonen vlak naast elkander legt. Integen deel, hoe volkomener een schildery' is uitge voerd, d. w. z. hoe dichter het bij den indruk der natuur komt, zooveel te beter is het geteekend: anders zou die indruk niet bereikt zijn. Hoe nader de hiëroglief aan de natuur komt en alle beeldende kunst is hiëroglief zooveel te beter is zij geteekend. Aan Israels is de schilderkunst het werktuig tot weergave zyner sentimenten. Hy' wil niet de ruimte schilderen, maar als ik mij zoo mag uitdrukken de psychologie van de ruimte. Hy' schildert den ketel met het zingende water of het knetterende vuur op den haard, om de geheimen van het vertrek uit te drukken. Manet schildert dat wanneer het hem als schilder bekoort. Hem is schilderen einddoel. Het is het karakteristieke kenteeken van het genie dat men zy'n uiting als noodzakelijk voelt. De schilderyen van Israels schijnen ons thans noodzakelyk: er moest een meester komen om de schoonheden van Holland, die sinds de oude meesters als het ware braak lagen, te ontdekken. Terecht heeft men Hol land het land van de schilderkunst par excel lence genoemd en het is geen toeval dat Rembrandt en Israels Hollanders zy'n." Het artikel van Max Liebermann (Nieuwe Botterd. Cour. 4 April 1901) bevat nog veel dat over kunst tot overdenken opwekt; de plaats ontbreekt hier om dit alles op te nemen. * * * De publicatie van dit belangry'k artikel van Max Liebermann over Israële, onze schilderschool en ons land, dat overwaard is rustig in zy'n geheel te worden gelezen en overdacht, heeft het gevolg, dat in de Nieuwe Botter damsche van 20 April een Hollander de pen opvat, om van Liebermann's kunst ons op de hoogte te brengen. De auteur schijnt zeer be kend te zy'n met de kunstuitingen in Duitschland en bewijst dit voornamelijk door de treffende opvatting over Liebermann's streven en creëeren. Nieuw is deze studie, en de geestige en juiste opmerking, dat men Lie bermann zou kunnen noemen den schilder van het voorbijgaande, van het flikkerendvluchtige, den schilder van de beweging. Door het citeeren van eenige doeken te München, Hamburg en elders, in welke met recht de energieke beweging der handeling de hoofdfactor van het karakteristieke uitmaakt, staaft de auteur zijne opvatting over Lieber mann's kunst. Liebermann toeft sinds een twintigtal jaren eiken zomer gedurende eenige maanden in Holland. Geheel daargelaten in hoeveire het hem gegeven werd het Hollandsch koloriet in zich op te nemen en tot het zy'ne te maken, trots de liefde van Liebermann voor ons landschap en ons volk, is hy volgens bovenstaande opvatting, als schilder der beweging,geen hollandsch artiest ge worden. Want de hoofdtrek van het hollandsch landschap heeft iets zeer vredelievends, iets dat naar rust uitnoodigt na volbrachten arbeid. J. H. SCUORER. aiiHiiHiiiiiiiMiuiiiiniiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimm J. EIGENHUIS. De Wijsgeer. Uitgave van de Erven Lootjes, Haarlem. J. Eigenhuis telt mede onder de sympathieke, jonge werkers der laatste jaren. Hy behoort nog wel niet tot de eersten in 't gelid, maar hij drirgt toch mede naar voren. Zy'n plaats is zeker niet geheel achteraan en als we zeggen nog wel iets van hem te verwachten, dan is dat geen stopwoord of pleister. De hoofdvoorwaarde ter beoordeeling van een jorg auteur kan niet gelden z'n af-zyn, niet de vastheid van vorm, het onberispelyke in de woorduitbeelding en al die kwaliteiten meer waarin de meesten een norm zoeken. Eer zou ik, indien dit weer niet veel gezegd was, aan het tegendeel gelooven. Een vogel die niet rust, ineens met zy'n volle pracht komt is een rariteit en 't oude gezegde, dat hij wiens eerste werk een chef d'oeuvre is, zeldzaam nog superieur werk levirt, gaat niet zoo geheel en al mank. Men wordt in de litteratuur r,u eenmaal niet als meester geboren De aangeboren gave de gave om het denken, voelen, waarnemen, in woorden scherp en schoon om te zetter, moet aanwezig zijn, maar de afwerking, de verfijning, het verdiepen, verbreeden, harmoniseeren, dat moet komen door geduldig voortploeteren, komt by' de een vroeger, by de ander later. Het is opmerkely'k hoe ongaaf, hoe onzuiver Eigenhuis in 't meeste van zy'n werk bly'ft. By de mooiste zinnen komen ineens de botste woorden. Ze staan er als sjovele bedelaars, als armoedige klerken tusschen gezond-stevige menschen, doen aan als stadhuiswoorden tus schen een ruischende melodie. In elke schets maakte hy andere fouten. Van het eene is hy genezen om weer in een vreemder feil te vervallen en telkens komen weer andere oneffenheden, 't Lijkt vaak of elke onbewutta stuwing tot harmonie in hem ontbreekt, of hij is een machine die maar voortwerkt, of een schooljongen, die zijn werk afmaakt met onvaste band. Maar al die onzuiverheden, banale woorden, vreemde lappen, raken toch eigenlijk maar het uiterlijke, de kunst van het woord en ze hebben maar heel weinig te maken met het innerlyk wezen wat hem voortdry'ft. De hoofdvoorwaarde bij een jong litterator is zijn innerlyk, zijn ky'k op de dingen, zy'n wijze van aanvoelen, zijn wijze van doorvoelen, het doordringen, het zich vereenzelvigen met het object, het n worden ermede. Op den duur kan men daarmee niet volstaan, moet alles tot eenheid groeien, niet zoozt er door studie, dan wel 'door eigen zuiver voelen, door ingeving. Er zy'n velen, die meenen, dat een zuivervoelend mensch geen onzuiver werk kan maken en betrekkelijk is dit ook zoo. Dezen zullen onvoorwaardelijk aan de litteraire toe komst van Eigenhuis twijfelen. Maar men dient in aanmerking te nemen, dat, waar zijn fouten slechts het uiterlyk wezen der kunst betreft, hier omstandigheden, onvolkomen opleiding, milieu, in aanmerking genomen moet worden. Als men in een artistieke omgeving opgroeit en meeleeft, als de kritiek van hoogere geesten je alty'd gewillig ten dienste staat, och, dan is het nog zoo'n kunst niet een zuivergeacheveerd artistiek stuk proza of ,een rythmisch-goed sonnet te leveren. Ik voor my' voel me alty'd een weinig wantrou wig wanneer ik sta tegenover zulk onberispelyk werk. Vooral met de N. Gidswoorden, als je daar eenmaal de truc van hebt, kun je ver rassende e ffekten krijgen. Nu is er iets voor te zeggeu zich eerst op den vorm toe te leggen, daar geheel meester van te zy'n voor je aan het andere denkt. Maar met den vorm alleen kom je er toch niet en het zich teveel toeleggen op 't een, werpt het andere wel eens terug. Het schrijven is nu eenmaal geen hoedanigheid, die je in de volle uitgestrektheid, maar in eens ontvangt. Waar nu by Eigenhuis telkens en telkens andere fouten voorkomen, wijst dat eensdeels op een gebrek aan zuiver voelen, maar anderzy'ds weer op een oorspronkelijke wy'ze van werken. Eigenhuis peutert niet naar modellen van anderen. Hy is een ploeteraar, een tobber, een zwoeger. Hy' werpt zich met zy'n volle kracht op 't onderwerp, dringt er in door, zwoegt er aan, om er aan terecht te brengen wat mogelijk is. Somtijds lukt hem dit, zooals in Tyme de Kroosvisscher, waarvan ik hem overigens het woest-romantische einde cadeau geef en somtyds maakt hy met zy'n taal allermalste sprongen als in «Van vrijen tot trouwen". Maar in alles wat hy' schry'ft zit hy zelf in. Het is vleesch van zy'n vleesch en zeen van zy'n zeen. Hy' transponeert niet over anderen heen. ontleent niet aan anderen en daarom bly'ft zyn werk frisch en prettig om te lezen. Hy ontleent slechts aan wat om hem heen leeft en dat is echt, al kan zy'n fantasie soms gril lige buitelingen maken. Hy typeert graag en zy'n typen staan vast voor hem, leven daardoor voor ons ook. Zy'n figuren zijn meestal genomen, hier in dit boek uit dn lagelandsche streken om Amsterdam, zy'n Waterkerk maar dit typeeren maakt dan ook, dat al naar gelang zy'n figuren zelf zy'n het proza daaraan wordt, hetzy' bonkig, drabbig, teemerig of wild. Hy' zit, om zoo te zeggen, te veel in zy'n personen en dikt hun kwaliteiten wel eens te veel aan, alleen uit zucht om het type er goed in te krijgen en dat naakt zy'n proza dan onzuiver, belet het om superieur te worden. Ik voor my acht het typeeren niet zoo'n groote kunst. Het lijkt my' zoo gemakkelijk een driftig mensch driftig, een wijsgeer beredeneerend te laten zy'n en Eigenhuis voelt dit ook wel, want ook by hem siepelt het men schely'ke door, laten de omstandigheden zich voelen, maar meestal komt toch een kleine onzuiverheid den slotindruk weer bederven. Het litterair werken in ons land ly'kt my niet gemakkely'k. De kritiek is gewoonlijk scherp en de aanmoediging gering. Het schijnt vaak of Nederland geen belang erby heeft een eigen litteratuur te kry'gen. Er wordt zoo weinig onderling gedaan tot verhooging. Het publiek leest wel de boeken, vraagt nooit naar den auteur, tenzy' voor hem de groote trom wordt geroerd. De meeste auteurs zijn daarby' autodidacten. Ze moeten zichzelf maar redden, hun eigen weg zoeken, hun eigen fouten corrigeeren. Kringen waar men elkaar 't werk voorleest, bestaan niet, of ze zijn van lager orde. Van vriendenhand krijgt men maar zeer weinig inlichting. Wie er toe in staat is maakt er er een kritiekje van en zegt in die kritiek dan zoo min mogeJyk. Nu ja, een recensent is dan ook ge^n leermeester! Maar voor den auteur bestaan geen andere leermiddelen en gelukkig bij, die in zy'n begintijd wat felle kritieken krijgt. Hij heeft kans er nog wat van mede naar huis te dragen. Voor de rest moet ieder maar zorgen dat hy er komt. We hebben met recht selfmadelitteratoren. J. Eigenhuis is, als ik 't wel heb, begonnen in de overgangsperiode, toen da ijver der N. Gidsinenschen was uitgebloeid, het litteraire leven voor een oogenblik stilstond en hy heeft als allen die niet direkt geënt wareu op den Nieuwen-Gidsstam, gekomen in die tusschenperiode, met nog het oude, dorre school -Nederlandsen in je hoofd, de moeielykheid dit te doorworstelen, de moeiely'kheid van eigenlyk twee schrijftalen in je hoofd te hebben. Vandaar in zy'n proza vaak de vreemdsoortigste samenmengeling, een mooie zin, naast een foei-leelijke. Voor hen, die met de N. Gids opgroeiden of voor hen die nu komen, bestaat deze moeielykheid niet zoozeer. Maar by dit alles is Eigenhuis er niet zoo veel minder om. 't Blijft toch het eigen inner lijk, wat uit het werk moet spreken en wat beslist. Ik zou deze schetsen gaarne aan velen ter lezing aanbevelen. G._VAN HULZEN. NIK U W E UITGA VEN, Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie, No.17. Apeldoorn, Laurens Hansma. ^Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem". No. 24 April 1901. Verslag over het jaar 1900, met Bijlagen. Amsterdam, J. H. de Bussy. »Ilotterdamschen Kunstkring". Statuten en het Huishoudelijk Reglement. Rotterdam, J. de Jong. »Rotterdamsche Kunstkring". Jaarverslag over 1900, benevens ledenlijst. Bijdragen tut de Geographie van Borneo's Weshr-afdeeliny, door J. J. K. ENTIIOVES. Ie stuk. Leiden, i>oekhandel en drukkery voorh. E. J. Brul. HENKJ, EVERS. De architectuur in hare hoof dtijdperken. Compleet in 10 i 12 afl. Afl. l Egypte. Groningen, J. B. Wolters. Verdiig der werkzaamheden van »0ns Huis" gedurende h«t achtste werkjaar. (September 1899?Juli 1900.) Waar is uitkomst? Ofer den toestand van het arbeidende volk, door LEO TOI.STOY. Uit het Russisch vertaald door Z. S. 's Gravenhage, Drukkerij »Vrede". De Toekomst der liberale partij, door J. STOI-TEL. St. Anna-Parochie, J. Kuiken Jr. De nieuwe Eeuw, 27 April 1901. Orgaan van de Universetle Broederschap Organisatie, onder leiding van Katherir.e Tingley, Point Lorna, San Diego, CaliforniëV. S. A. uitgave van de Hollandia- Drukkery', Utrecht. Verpltegsienbelangen. Een drietal beschou wingen over verdichtsel en werkelijkheid in 't leven der verpleegster, door ZR. H. SI>EYER. Met een inleidend woord van P. L. TAK. Am sterdam, D. Buys Dz. liet A B. C dtr huishouding, door SELMA POETS. Alkmaar, P. Kluitman. Jlet Alcoholisme, de Staat en de Verkiezingen. Een woord aan de kiezers vanwege het hoofd bestuur der Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken, St. Anna-Parochie, J. Kuiken Jz. Krotten en sloppen. Een onderzoek raar den woningtoestand te Amsterdam, ingesteld in opdracht van den Amsterdamschen Bestuurdersbond, door L. M. HERMANS. Met teekeiingen van ALB. P. HAHN. Amsterdam, S. L. van Looy. Ome Eeuw, maandschrift voor Staatkunde, Letteren, Wetenschap en Kunst, onder redactie van P. J. Blok, P. D. Chantepie de la Saussaye, G. F. Haspels, E. B. Kielstra, Jhr. H. Smissaert, W. van der Vlugt en Jhr. B. H. C. K. van der Wyck. Ie jaarg., eerste aflev. Mei 1901. Haarlem, De Erven F. Bohn. Leerboek der Stereometrie met opgaven, door dr. J. KORS. Met 95 figuren. Groningen, P. Noordhoff. Hochdeutsche Sprachlehre für Niederlander, von H. G. SPEUTT. Achte verbesserte Auflage, Revidiert von D. Pol. Groningen, P. Noordhoff. Uitgaven P. Noordhoff, Groningen: Ome gezondheid, een leesboek voor de volksschool, door prof. dr. D. HUIZINGA, schrijver van Uitstapjes in het rijk der Natuur. Vijfde, herziene druk. Parijs, stukken ter vertaling van het Noderl. en in het Fransch, ten gebruike van de hoogste klassen -der Gymnasia en Hoogere Burger scholen, door R. D. NAUTA. Leesboek der Aardrijkskunde van Nederland, door T. PLUIM. I, Algemeen gedeelte met 30 illustraties, 12 schetskaartjes, 40 grafische voor stellingen en vragenboekje. Woord en beeld, Leiddraad by het onderwijs in het Nederlandsen, door J. B. MEERKERK. A Short English grammar, for the Use of Dutch Schools, by' R. A. HLQENHOLTZ. Volleerde leercursus der Duitsche taal, door J. N. VALKHOFF Ie stukje. Ie gedeelte. Achtste, naar de nieuwste Dnksche spelling omgewerkte druk. Flora, uitstapjes in het plantenry'k voor de vMks-ichool, door R. BOS, met zes gekl. platen en 157 houtsneden, Ie stukje, derde druk. Flora, uitstapjes in hei plantenry'k voor de volksichool, door R Bos. 2e stukje, 2e druk, met zes gekl. platen en 70 houtsneden. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard no. 18: In eigen Hand, door Miriam Irgen, I. Bennekom's Omstreken, door H. Witte, met afbeeldingen, I. De Woningverbetering, door M. P. de Clercq, I. Voor onze Amateur-fotografen, door dr. J. E. Rombouts, met afbeeldingen. Die m»t den regenmantel, uit het Spaanscb, van E. Sanchez Pastor, door Floria. Het Huwelykvan Koningin Wilhelmina, te Peking gevierd, met afbeelding. Verscheidenheid. Feuilleton. tititiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiniiitliiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitf Reclames. 40 cents per regel. ft S.4O en hooger 14 Meter l Franco en vrU van invoerrechten toegezonden ! Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte witte en gekleurde ,,IIentieberg>ZUde" van 45 cent tot ft 11.1O per Meter. G. Henneberg, Zijde Fabr. (k. & k. Hof).), Zürich. K AM S TRA's Matrassen-, Bedden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED DER TOEKOMST met 10jaar.garan tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO s'ellen. Geïllustreerde Prijscourant gratis. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit inENGELSCHE LEDIKA.NTEN. Nieuwendam. iSchellingwoude. Oranje Sluizen, Eiland Marken. Zorgvliet. 't Kalfje. Ouderkerk, Uithoorn. PLEIZIERTOCHTJES, Voor het maken hiervan is een prachtig ingericht STOOMJACHT dagelijks (be halve Zondags) t e 11 n u r. Te bevrappn Kantoor Haven-Stoombootdiens-t, 127» O. rJL. Voorburgwal, Amsterdam. Interc. Telefoon 634. Panio- en Muziekhandel H. RAHR, te Utrecht. Opgericht 1835. Telephoon No. 443. Amerikaansche, Duitsche en Fransche PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in : H U U H P I A «T O ' S. Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst; uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in en buiten abonnement. Hoofrï-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIf> K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstr. 151'. Eenig specialiteit in deje artikelen in geheel Nedfil. ECHT VICTORIAWATER. FRIOKE & C0. BKSTE ADRES VOOR SPAANSCHE en PORTO, f IJNEN. KE1ZERSGBACHT 18, AMSTEBDAM Piano-, Orgel- en Mrata ME Y ROOS & K ALS HO VEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Kuur. fiepareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl