Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
: 1246
<* £
vallig, zoo van coloriet «Is kragtige
penceelsbehandeling op doek" behaalde / 30, een
.vrouwehoofd" en een zinspeling op den
koophandel" werden slechts 10 en 14 stuivers
'waard gekeurd.
De koopers waren gehouden van ieder gul
den n stuiver opgeld te betaalen en 4e
betaaling te doen in grof zilver geld of goude
Wanneer over het algemeen de pry'zen, die
men besteedde, laag waren, dan wordt dit
verklaard door de byzonder ongunstige
ty'domstandigheden. Het laatste jaar der 18e eeuw
heeft aan Amsterdam groote schade toegebracht.
Mocht men zich in 1802 vleien, dat de vrede
van Amiens nieuwen voorspoed zou brengen,
de slechte jaren duurden voort, en pas na den
Franschen tijd kwam er blijvende beterschap.
De hierboven genoemde Kolders" was Louis
Bernard Coclerc, kunstschilder, geboren te
Maastricht in 1740, gestorven te Luik in 1817.
Jan en Bernardus de Bosch zy'n voorvaderen
der familie de Bosch Eemper.
De schildery van Ten Compe heb ik geme
ten, en bevonden, dat de maten da ir genomen
zy'n aan de buitenzede van het paneel, dus
zoider de Vijst.
Haarlem, 20 April 1901. A. W. WEISSMAN.
Uitlaten.
De Firma H. Kleinmann en Co. te Haarlem
bljjkt zeer ondernemend te z$n in het uitgeven
van gereproduceerde kunst. En ze doet haar
keus daartoe in verschillende richtingen:
architectuur-fragmenten, schilderijen en
teekeningen, modern zoo goed als oud. De repro
ductie langs mechanische weg wordt steeds
meer algemeen; ets en gravure ziet men nog
slechts zelden daartoe dienstbaar gemaakt. De
voortdurende verbeteringen en de uitbreiding
van het vermogen der fotografie, maken de
resultaten steeds meer volkomen. Het negatief
heeft men tot clichéweten te verwerken en
de reproductie is er nu met fotografische ge
trouwheid in den vorm van lichtdruk.
De proeven, in dat soort door het atelier
Kleinmann en Co. geleverd, zy'n dikwy'ks zeer
gelukkig. Het meer of minder goede slagen
hangt dan ook veel af van den aard der te
reproduceeren schilderijen. Het eene werk
leent zich daartoe zooveel beter dan het
ander. Over 't algemeen genomen by'v. zal een
zeventiend' eeuwsch schildery zich beter weer
gegeven vertoonen dan een middeneeuwsch.
Thans geeft de firma uit e»n serie:
»Altvlamische und Hollandische Meister" in een
wel is waar wat bonte verscheidenheid; op de lijst
staan o.m. Lucaa van Leiden, Johannes Ver
meer, Peter de Hoogh, Memling. Maar daarbij
kan opgemerkt worden, dat de kooper naar
believen zy'n keus kan doen. De lichtdrukken
hebben een flink formaat: 30 X 41. Er werd
ons ter bezichtiging toegezonden een eerste
aflevering van Rogier van der Wey'der, bevat
tende een tiental reproductie's naar zijne (of hem
toegeschreven) werken. Ik merkte daarbij P> ó"8'
het papier wat te gerirge substantie heeft,
niet compact genoeg van nerf is voor het
afdrukken van deze werken. Müdunkt een
hardere en meer gladde papiervlakte, zou zich
tot het weergeven van deze strak in lijn en
tint gesloten kunst veel gunstiger leenen.
Wan. neer men bijv. eerst op een fotographie door
Hanfsiangel, die sublieme teederheid van Jezus'
broos beenderen-lichaam heeft aanschouwd, zal
men in deze lichtdrukken van dat zelfde beeld
veel fijnheden uitgewischt vinden; ook de tinten
in draperieën en landschap zijn hier zooveel
schraler. Maar ondanks deze bemerkingen, zijn
toch de uitgaven van Kleinmann wel degelijk
aanbeveling in de belangstelling waard.
W. S.
Uit M f oMerlaM.
De Hollanders zy'n een bizonder volk, daar
over laat zich niet twisten. Maar verwend zijn
ze in hooge mate. Van hunne geboorte af
dubbel en dwars millionairs in natuurschoon,
lijden zij helaas aan de algeneene menschely'ke
eigenschap van hnn bezit weinig of niet te
waardeeren. Zij hebben de vergezichten over
de in diep groen van kleur verzadigde weiden
steeds aanschouwd, waarover de schaduwen
der wolken als wilde schimmen glijden, en hun
oog heeft altijd gerust op die verre horizonnen
die in de teerste tonen zich voordoen. Voor
hem echter die van deze omgeving lang ver
stoken was en na jaren van afwezigheid het
hollandsch landschap en de zeldzaam schil
derachtige steden weerziet, schijnt dit alles
hem toe als een wonderland; hy schrijdt als
't ware van openbaring in openbaring. Hij
gevoelt te 11 aan op klassieken bodem, alwaar
het genie van een Israels en de myste
rieuze Rembrandtieke creaties van een Bauer
te buis bebooren. Voor hem zijn de
Noordhollandsche stille vaarten niet eentoonig, want
links en rechts rust zy'n oog met wellust op
monumenten van kleur, ? dorpen en eenzame
boerenhoeven die met hunne roode daken be
scheiden schitteren in de grootsche
kleurensymphonie welke vroeg in den morgen en tegen
avondstond bijna dagelijks in die streken zich
vernemen laat.
Kijk er eens, Etnilie, maar ky'k nu toch eens,
een echtpaar rijdt per Noordhollandsche
tram naar Edam , kyk nu toch, al die
weidjes en slootjes en koetjes,'t is toch aardig,
hoor. Nu komen wy zoo even van Budapesth
en Iscbl en toch ..., waarachtig 't is aardig. Iets
werd er in hen vaardig, maar de geheele
mensch pakte de schoone landstreek niet.
Voor deze en dergelijke oordeelen en
schijngenietingeu, welke men te dikwijls hoort uit
spreken, is echter eene groote, groote veront
schuldiging1 Tot het getiot van het grootsche
en ongemeene behoort stemming, veel stemming,
en hierover beschikt ook de beste niet aly'd.
Het hollandsch landschap is in zijne
kleurschakeeringen zoo zeer teer, zelfs de (ffekten
in de verlichting van land en weiden en
steden blijven gereserveerd en intiem zonder
uiterlijk vertoon. Voor het in zich opnemen
der indrukken van de romantische bergry van
den Rijn, of de hoogten van Zwitserlands ber
gen is men steeds gedisponeerd. Niet aldus
voor het aandoenlijk teedere en zeldzaam
krachtige van uitdrukking van hier. Het ak
koord van het hollandsch landschap ligt nu
eenmaal heel diep en is niet gemakkelijk in
zy'ne ryke tonen te vatten. Maar zelfs de
behoefte aan dit genot wordt in den Hollander
niet alyd vaardig en ook ontmoet men schil
ders van reputatie aan wie de schitterende Zaan
en het kleurenryke Noord-Holland geheel
onbekend zijn. Men ziet, ook de hollandsche
schilders behooren tot de bedoelde millionairs.
De geestdriftigste bewonderaar en de grootste
Jtenner en bespieder van het schoon van ons
land is de schilder Max Lieberman, dien
sinds kort ook de eer toekomt de auteur te
zijn van Josef Isreel's kunst.
Tot verbazing aller maar tot onze grootste
voldoening publiceert hy een geschrift over
den grooten peintre des ombres et des douleurs,
waarmede binnenlandsche en buitenlandsche
kunstbeoordeels hebben mede rekening te
honden. Welnu, dezelfde begaafde schilderen
schrijver gaf mjj op den weg, toen ik van de
nuchtere boorden der Spree voor goed hierheen
terugkeerde, dit goede woord mede: het genie
van uw volk is de kleur". En daarin heeft
Lieberman zoo volkomen gelijk. Er is in
Nederland niet slechts veel sentiment voor
kleur, maar wezenlijke behoefte aan kleur, en
wel in alle standen, en dit niet bij bizondere
gelegenheden, neen, altijd en altijd. Elk
dorp bijna heeft zy'n eigenaardig koloriet, dat
men overal aantreft zoowel in de woningen
der armen als in die der gegoeden. En welk
een kleur! Ook hierover kan men, zelfs, als
het klimaat het temperament wederom tot zijne
aloude kalmte heeft gereduceerd, in
opgetogenheid gerakan. Welk een prachtig
paarschblauw heerscht voor in Emmenes-Binnen en
Huizen, welk een uiterst gedistingeerd grijs
in Egmond- Binnen, welk een prachtig geel
in de Zandvoortsche stille, kleine oude wo
ningen. Met welk een smaak zy'n vele
schepen op binnenvaarten geschilderd en de
boerenwagens in de dorpen ! Hoe gelukt het
aan de boerenhoeven tusschen Enkhuizen en
Hoorn de schijnbaar meest kontrasteerende
tinten naast en onder elkaar te gebruiken.
Overal zouden deze tegen elkaar schreeuwen,
maar hier is alles in verband. Ja, in het koloriet
uit zich de groote begaafdheid van het
Nederlandsche volk. Het moet overal schilderen ; waar
de Hollander maar kan, geeft by kleur aan. Dit
is een uiterst verblijdend opvallend verschijn
sel, dat te meer treft en boeit, hoe langer
men van deze omgeving verstoken was, Maar
alles werkt mede ; de licht- en luchtwerkingen
geven aan dit alles dat bizonder cachet. Kon
men een stuk muur, dat hier door intimiteit
van tonen u boeit naar Berlijn medenemen
men zou weldra bemerken dat uw bezit slechts
een blok steenen is, nietszeggend en dood.
Er zy'n voorbeelden voor smaak en diepe
behoefte aan kleur in overvloed voorhanden.
Zie op Pinksteren of Paschen de vrouwelijke
Scheveningsehe jeugd van 18 en SO jaar pink
aan pink van hare mantels omhangen door
de dorpstraat slenteren en ge neemt een beeld
waar der fijnste kleurenkeus, in harmonie met
het teer genuanceerde landschap rondom.
Maar hier is begin en geen einde! Beter
is het, ditmaal Max Liebermann het woord te
geven, aan wiens geschrift over onzen Israels
en over ons land wel iets toe te voegen
is, maar waaraan ook de kundigste kenner op
dit gebied weinig kan verbeteren. In de ver
tolking van Jan Veth, die ook hier een mees
terstuk van stijl en begrijpen ge?ft, publiceerde
de Nieuwe Botterdamsche Courant onlangs de
boeiende en uiterst zaakkundige gedachten van
Max Liebermann. Deze zy'n nu met illustraties
van meerdere werken van Israels verschenen
in Die Zeitschrift für Bildende Kunst (uitgave
C. A. Seemann, Laipzig). H.t bizonder inzicht
van den auteur in Israels werk vindt met
recht ook in dit weekblad een plaats, te meer
daar Liebermann zoo duidelijk het creëeren
van onzen grooten meester verklaart.
»Israels is geen Ueber mensen1' en?wat heden ten
dage zeldzamer is by' wil er geen zy'n. Mensch
zijn volstaat hem. Trots zijne jaren, heeft by
de ziel van een jongeling behouden; met den
onstuimigen hartstocht van den minnaar brengt
hij zy'n werken voort.
Wat Fromentin van Rembrandt zegt: »I1 a
bien peint parccqu 'il a bien senti" is op
geen levend schilder meer van toepassing dan
op Israels: hy' schildert goed omdat by goed
voelt. Hy' beziet de wereld niet met spot, of
van bovenaf, maar met medegevoel. Van daar
het aan Rembrandt herinnerende pathos, dat
den toeschouwer doortrilt, ofschoon op het
schildery' niets anders gebeurt dan het
alledaagsche.
Maar ook dat heeft hy met Rembrandt ge
meen, dat hy' meer luminist is dan kolorist.
Elke afzonderlijke lokaalkleur wordt onder
geschikt aan de tonaliteit van het geheel en
lost zich in licht en schaduw op. Ook richt
hy zy'n samenstel niet zoozeer op kleur dan
wel op licht, het beloop van het licht be
paalt de kompositie van het schildery. Maar
ook is de kleur by' Israels een integreerend
bestanddeel van het schildery ; hy karakteriseert
met kleur, de kleur is hem een noodzakelijk
uitdrukkingsmiddel, niet een meer of minder
overbodige toegift: by' gaat van de
kleurenvisie uit. Toch is Israels palet niet rijk, maar
hy weet zy'ne weinige kleuren op het ry'kst
te nuanceeren. Zonder Rembrandt ook maar
in het minst uiterlyk na te volgen, hebben
zijn schilderijen een tonaliteit die aan zijnen,
grooten landgenoot denken doet.
Israels houdt van de schemering, als de
omtrekken der dagen samen smelten; aan het
geënveloppeerde geeft hij de voorkeur boven
het bepaalde; het droomerige van den avond
stond verkiest hij boven het helle van de zon,
het mysterieuse wordt door hem vertolkt in
een hum alleen eigendommely'ke techniek, die,
zonder stelligen penseelstreek, zonder iets
stcffulijkp, alles spiritualiseerend, zonder kleur,
zonder toon, het geheel meer op het doek i-
arademt dan schildert.
Ongezocht en onopgesmukt is het dat hy
schildert, heelemaal niet officieel, niet als »de
beroemde meester." De eenvoud is zy'n sty'l;
hy' gebruikt geen tien woorden waar hij er
met n kan volstaan; zy'ne kunst is dekoratief,
maar geen dekoratie.
Alleen een lyriesch kunstenaar zou Israels
kunnen benaderen, want de kunst van Israels
is een kleur geworden gedicht; een eenvoudig
volkslied, kinderly'k, in bybelschen zin een
voudig; alles gevoel, sentiment en nog eens
gevoel.
Israels zeide eens tegen Liebermaun: «behalve
Millet is er geen schilder, die zoo weinig van
teekenen en schilderen verstond als ik, en even
wel zoo goede schilderyen heeft gemaakt." Met
andere woorden: evenals Millet is ook Israels
geen talent maar een genie. Hy is dan ook
de eenige schilder der negentiende eeuw, dien
men naast Millet stellen kan. Hun beiden is
een zekere sacerdotale trek gemeen. Maar ter
wijl Millet, de krassere, meer mannelijke van
de twee, zich meer op de teekening concen
treert, zooals een beeldhouwer op het silhouet
doet, is de meer teedere, weekere Israels meer
schilder. Zijn zwaartepunt ligt in de schilder
achtige tonaliteit.
Men verwy't Israels dikwy'ks gebrekkigheid
van teekening. Maar omdat Israels zy'n zwaar
tepunt in de schildering legt, daarom teekent
hy°nog niet slecht. Evenmin als een slecht
geschilderd stuk daarom nog goed geteekend
is. Niet de omtrek maakt de teekening, en
Veslasquez teekent geenszins slechter dan
Dürer of Holbein, omdat h\j zonder de buiten
lijn, die den schilderachtigen indruk schaden
zou, de tonen vlak naast elkander legt. Integen
deel, hoe volkomener een schildery' is uitge
voerd, d. w. z. hoe dichter het bij den indruk
der natuur komt, zooveel te beter is het
geteekend: anders zou die indruk niet bereikt
zijn. Hoe nader de hiëroglief aan de natuur
komt en alle beeldende kunst is hiëroglief
zooveel te beter is zij geteekend.
Aan Israels is de schilderkunst het werktuig
tot weergave zyner sentimenten. Hy' wil niet
de ruimte schilderen, maar als ik mij zoo
mag uitdrukken de psychologie van de ruimte.
Hy' schildert den ketel met het zingende water
of het knetterende vuur op den haard, om de
geheimen van het vertrek uit te drukken.
Manet schildert dat wanneer het hem als
schilder bekoort. Hem is schilderen einddoel.
Het is het karakteristieke kenteeken van het
genie dat men zy'n uiting als noodzakelijk
voelt. De schilderyen van Israels schijnen ons
thans noodzakelyk: er moest een meester
komen om de schoonheden van Holland, die
sinds de oude meesters als het ware braak
lagen, te ontdekken. Terecht heeft men Hol
land het land van de schilderkunst par excel
lence genoemd en het is geen toeval dat
Rembrandt en Israels Hollanders zy'n."
Het artikel van Max Liebermann (Nieuwe
Botterd. Cour. 4 April 1901) bevat nog veel
dat over kunst tot overdenken opwekt; de
plaats ontbreekt hier om dit alles op te nemen.
* *
*
De publicatie van dit belangry'k artikel van
Max Liebermann over Israële, onze
schilderschool en ons land, dat overwaard is rustig in
zy'n geheel te worden gelezen en overdacht,
heeft het gevolg, dat in de Nieuwe Botter
damsche van 20 April een Hollander de pen
opvat, om van Liebermann's kunst ons op de
hoogte te brengen. De auteur schijnt zeer be
kend te zy'n met de kunstuitingen in
Duitschland en bewijst dit voornamelijk door de
treffende opvatting over Liebermann's streven
en creëeren. Nieuw is deze studie, en de
geestige en juiste opmerking, dat men Lie
bermann zou kunnen noemen den schilder
van het voorbijgaande, van het
flikkerendvluchtige, den schilder van de beweging.
Door het citeeren van eenige doeken te
München, Hamburg en elders, in welke met
recht de energieke beweging der handeling de
hoofdfactor van het karakteristieke uitmaakt,
staaft de auteur zijne opvatting over Lieber
mann's kunst.
Liebermann toeft sinds een twintigtal jaren
eiken zomer gedurende eenige maanden in
Holland. Geheel daargelaten in hoeveire het
hem gegeven werd het Hollandsch koloriet in
zich op te nemen en tot het zy'ne te maken, trots
de liefde van Liebermann voor ons landschap en
ons volk, is hy volgens bovenstaande opvatting, als
schilder der beweging,geen hollandsch artiest ge
worden. Want de hoofdtrek van het hollandsch
landschap heeft iets zeer vredelievends, iets
dat naar rust uitnoodigt na volbrachten arbeid.
J. H. SCUORER.
aiiHiiHiiiiiiiMiuiiiiniiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimm
J. EIGENHUIS. De Wijsgeer. Uitgave van
de Erven Lootjes, Haarlem.
J. Eigenhuis telt mede onder de sympathieke,
jonge werkers der laatste jaren.
Hy behoort nog wel niet tot de eersten in
't gelid, maar hij drirgt toch mede naar voren.
Zy'n plaats is zeker niet geheel achteraan
en als we zeggen nog wel iets van hem te
verwachten, dan is dat geen stopwoord of
pleister.
De hoofdvoorwaarde ter beoordeeling van
een jorg auteur kan niet gelden z'n af-zyn,
niet de vastheid van vorm, het onberispelyke
in de woorduitbeelding en al die kwaliteiten
meer waarin de meesten een norm zoeken.
Eer zou ik, indien dit weer niet veel gezegd
was, aan het tegendeel gelooven.
Een vogel die niet rust, ineens met zy'n
volle pracht komt is een rariteit en 't oude
gezegde, dat hij wiens eerste werk een chef
d'oeuvre is, zeldzaam nog superieur werk
levirt, gaat niet zoo geheel en al mank.
Men wordt in de litteratuur r,u eenmaal niet
als meester geboren De aangeboren gave
de gave om het denken, voelen, waarnemen,
in woorden scherp en schoon om te zetter,
moet aanwezig zijn, maar de afwerking, de
verfijning, het verdiepen, verbreeden,
harmoniseeren, dat moet komen door geduldig
voortploeteren, komt by' de een vroeger, by de
ander later.
Het is opmerkely'k hoe ongaaf, hoe onzuiver
Eigenhuis in 't meeste van zy'n werk bly'ft.
By de mooiste zinnen komen ineens de botste
woorden. Ze staan er als sjovele bedelaars, als
armoedige klerken tusschen gezond-stevige
menschen, doen aan als stadhuiswoorden tus
schen een ruischende melodie.
In elke schets maakte hy andere fouten.
Van het eene is hy genezen om weer in een
vreemder feil te vervallen en telkens komen
weer andere oneffenheden, 't Lijkt vaak of
elke onbewutta stuwing tot harmonie in hem
ontbreekt, of hij is een machine die maar
voortwerkt, of een schooljongen, die zijn werk
afmaakt met onvaste band.
Maar al die onzuiverheden, banale woorden,
vreemde lappen, raken toch eigenlijk maar
het uiterlijke, de kunst van het woord en ze
hebben maar heel weinig te maken met het
innerlyk wezen wat hem voortdry'ft.
De hoofdvoorwaarde bij een jong litterator
is zijn innerlyk, zijn ky'k op de dingen, zy'n
wijze van aanvoelen, zijn wijze van doorvoelen,
het doordringen, het zich vereenzelvigen met het
object, het n worden ermede. Op den duur
kan men daarmee niet volstaan, moet alles tot
eenheid groeien, niet zoozt er door studie, dan
wel 'door eigen zuiver voelen, door ingeving.
Er zy'n velen, die meenen, dat een
zuivervoelend mensch geen onzuiver werk kan
maken en betrekkelijk is dit ook zoo. Dezen
zullen onvoorwaardelijk aan de litteraire toe
komst van Eigenhuis twijfelen. Maar men dient
in aanmerking te nemen, dat, waar zijn fouten
slechts het uiterlyk wezen der kunst betreft,
hier omstandigheden, onvolkomen opleiding,
milieu, in aanmerking genomen moet worden.
Als men in een artistieke omgeving opgroeit en
meeleeft, als de kritiek van hoogere geesten
je alty'd gewillig ten dienste staat, och, dan
is het nog zoo'n kunst niet een
zuivergeacheveerd artistiek stuk proza of ,een
rythmisch-goed sonnet te leveren.
Ik voor my' voel me alty'd een weinig wantrou
wig wanneer ik sta tegenover zulk onberispelyk
werk. Vooral met de N. Gidswoorden, als je
daar eenmaal de truc van hebt, kun je ver
rassende e ffekten krijgen.
Nu is er iets voor te zeggeu zich eerst op
den vorm toe te leggen, daar geheel meester
van te zy'n voor je aan het andere denkt.
Maar met den vorm alleen kom je er toch
niet en het zich teveel toeleggen op 't een,
werpt het andere wel eens terug. Het schrijven
is nu eenmaal geen hoedanigheid, die je in
de volle uitgestrektheid, maar in eens ontvangt.
Waar nu by Eigenhuis telkens en telkens
andere fouten voorkomen, wijst dat eensdeels
op een gebrek aan zuiver voelen, maar
anderzy'ds weer op een oorspronkelijke wy'ze van
werken. Eigenhuis peutert niet naar modellen
van anderen. Hy is een ploeteraar, een tobber,
een zwoeger. Hy' werpt zich met zy'n volle
kracht op 't onderwerp, dringt er in door, zwoegt
er aan, om er aan terecht te brengen wat mogelijk
is. Somtijds lukt hem dit, zooals in Tyme de
Kroosvisscher, waarvan ik hem overigens het
woest-romantische einde cadeau geef en
somtyds maakt hy met zy'n taal allermalste
sprongen als in «Van vrijen tot trouwen".
Maar in alles wat hy' schry'ft zit hy zelf in.
Het is vleesch van zy'n vleesch en zeen van zy'n
zeen. Hy' transponeert niet over anderen heen.
ontleent niet aan anderen en daarom bly'ft
zyn werk frisch en prettig om te lezen. Hy
ontleent slechts aan wat om hem heen leeft
en dat is echt, al kan zy'n fantasie soms gril
lige buitelingen maken.
Hy typeert graag en zy'n typen staan vast
voor hem, leven daardoor voor ons ook. Zy'n
figuren zijn meestal genomen, hier in dit boek
uit dn lagelandsche streken om Amsterdam,
zy'n Waterkerk maar dit typeeren maakt dan
ook, dat al naar gelang zy'n figuren zelf zy'n het
proza daaraan wordt, hetzy' bonkig, drabbig,
teemerig of wild. Hy' zit, om zoo te zeggen, te veel in
zy'n personen en dikt hun kwaliteiten wel eens
te veel aan, alleen uit zucht om het type er
goed in te krijgen en dat naakt zy'n proza
dan onzuiver, belet het om superieur te worden.
Ik voor my acht het typeeren niet zoo'n
groote kunst. Het lijkt my' zoo gemakkelijk
een driftig mensch driftig, een wijsgeer
beredeneerend te laten zy'n en Eigenhuis voelt
dit ook wel, want ook by hem siepelt het men
schely'ke door, laten de omstandigheden zich
voelen, maar meestal komt toch een kleine
onzuiverheid den slotindruk weer bederven.
Het litterair werken in ons land ly'kt my
niet gemakkely'k. De kritiek is gewoonlijk
scherp en de aanmoediging gering. Het schijnt
vaak of Nederland geen belang erby heeft
een eigen litteratuur te kry'gen. Er wordt zoo
weinig onderling gedaan tot verhooging. Het
publiek leest wel de boeken, vraagt nooit naar
den auteur, tenzy' voor hem de groote trom
wordt geroerd.
De meeste auteurs zijn daarby' autodidacten.
Ze moeten zichzelf maar redden, hun eigen
weg zoeken, hun eigen fouten corrigeeren.
Kringen waar men elkaar 't werk voorleest,
bestaan niet, of ze zijn van lager orde. Van
vriendenhand krijgt men maar zeer weinig
inlichting. Wie er toe in staat is maakt er
er een kritiekje van en zegt in die kritiek
dan zoo min mogeJyk. Nu ja, een recensent
is dan ook ge^n leermeester! Maar voor den
auteur bestaan geen andere leermiddelen en
gelukkig bij, die in zy'n begintijd wat felle
kritieken krijgt. Hij heeft kans er nog wat van
mede naar huis te dragen.
Voor de rest moet ieder maar zorgen dat
hy er komt. We hebben met recht
selfmadelitteratoren.
J. Eigenhuis is, als ik 't wel heb, begonnen
in de overgangsperiode, toen da ijver der N.
Gidsinenschen was uitgebloeid, het litteraire
leven voor een oogenblik stilstond en hy
heeft als allen die niet direkt geënt wareu
op den Nieuwen-Gidsstam, gekomen in die
tusschenperiode, met nog het oude, dorre
school -Nederlandsen in je hoofd, de
moeielykheid dit te doorworstelen, de moeiely'kheid van
eigenlyk twee schrijftalen in je hoofd te
hebben. Vandaar in zy'n proza vaak de
vreemdsoortigste samenmengeling, een mooie
zin, naast een foei-leelijke. Voor hen, die met
de N. Gids opgroeiden of voor hen die nu
komen, bestaat deze moeielykheid niet zoozeer.
Maar by dit alles is Eigenhuis er niet zoo
veel minder om. 't Blijft toch het eigen inner
lijk, wat uit het werk moet spreken en wat
beslist.
Ik zou deze schetsen gaarne aan velen ter
lezing aanbevelen.
G._VAN HULZEN.
NIK U W E UITGA VEN,
Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie, No.17.
Apeldoorn, Laurens Hansma.
^Bulletin van het Koloniaal Museum te
Haarlem". No. 24 April 1901. Verslag over
het jaar 1900, met Bijlagen. Amsterdam, J. H.
de Bussy.
»Ilotterdamschen Kunstkring". Statuten en
het Huishoudelijk Reglement. Rotterdam, J.
de Jong.
»Rotterdamsche Kunstkring". Jaarverslag over
1900, benevens ledenlijst.
Bijdragen tut de Geographie van Borneo's
Weshr-afdeeliny, door J. J. K. ENTIIOVES. Ie
stuk. Leiden, i>oekhandel en drukkery voorh.
E. J. Brul.
HENKJ, EVERS. De architectuur in hare hoof
dtijdperken. Compleet in 10 i 12 afl. Afl. l
Egypte. Groningen, J. B. Wolters.
Verdiig der werkzaamheden van »0ns Huis"
gedurende h«t achtste werkjaar. (September
1899?Juli 1900.)
Waar is uitkomst? Ofer den toestand van
het arbeidende volk, door LEO TOI.STOY. Uit het
Russisch vertaald door Z. S. 's Gravenhage,
Drukkerij »Vrede".
De Toekomst der liberale partij, door J.
STOI-TEL. St. Anna-Parochie, J. Kuiken Jr.
De nieuwe Eeuw, 27 April 1901. Orgaan
van de Universetle Broederschap Organisatie,
onder leiding van Katherir.e Tingley, Point
Lorna, San Diego, CaliforniëV. S. A. uitgave
van de Hollandia- Drukkery', Utrecht.
Verpltegsienbelangen. Een drietal beschou
wingen over verdichtsel en werkelijkheid in 't
leven der verpleegster, door ZR. H. SI>EYER.
Met een inleidend woord van P. L. TAK. Am
sterdam, D. Buys Dz.
liet A B. C dtr huishouding, door SELMA
POETS. Alkmaar, P. Kluitman.
Jlet Alcoholisme, de Staat en de Verkiezingen.
Een woord aan de kiezers vanwege het hoofd
bestuur der Nederlandsche Vereeniging tot
Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken, St.
Anna-Parochie, J. Kuiken Jz.
Krotten en sloppen. Een onderzoek raar den
woningtoestand te Amsterdam, ingesteld in
opdracht van den Amsterdamschen
Bestuurdersbond, door L. M. HERMANS. Met
teekeiingen van ALB. P. HAHN. Amsterdam, S. L. van
Looy.
Ome Eeuw, maandschrift voor Staatkunde,
Letteren, Wetenschap en Kunst, onder redactie
van P. J. Blok, P. D. Chantepie de la Saussaye,
G. F. Haspels, E. B. Kielstra, Jhr. H. Smissaert,
W. van der Vlugt en Jhr. B. H. C. K. van
der Wyck. Ie jaarg., eerste aflev. Mei 1901.
Haarlem, De Erven F. Bohn.
Leerboek der Stereometrie met opgaven, door
dr. J. KORS. Met 95 figuren. Groningen, P.
Noordhoff.
Hochdeutsche Sprachlehre für Niederlander,
von H. G. SPEUTT. Achte verbesserte Auflage,
Revidiert von D. Pol. Groningen, P. Noordhoff.
Uitgaven P. Noordhoff, Groningen:
Ome gezondheid, een leesboek voor de
volksschool, door prof. dr. D. HUIZINGA, schrijver
van Uitstapjes in het rijk der Natuur. Vijfde,
herziene druk.
Parijs, stukken ter vertaling van het Noderl.
en in het Fransch, ten gebruike van de hoogste
klassen -der Gymnasia en Hoogere Burger
scholen, door R. D. NAUTA.
Leesboek der Aardrijkskunde van Nederland,
door T. PLUIM. I, Algemeen gedeelte met 30
illustraties, 12 schetskaartjes, 40 grafische voor
stellingen en vragenboekje.
Woord en beeld, Leiddraad by het onderwijs
in het Nederlandsen, door J. B. MEERKERK.
A Short English grammar, for the Use of
Dutch Schools, by' R. A. HLQENHOLTZ.
Volleerde leercursus der Duitsche taal, door
J. N. VALKHOFF Ie stukje. Ie gedeelte. Achtste,
naar de nieuwste Dnksche spelling omgewerkte
druk.
Flora, uitstapjes in het plantenry'k voor de
vMks-ichool, door R. BOS, met zes gekl. platen
en 157 houtsneden, Ie stukje, derde druk.
Flora, uitstapjes in hei plantenry'k voor de
volksichool, door R Bos. 2e stukje, 2e druk,
met zes gekl. platen en 70 houtsneden.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard no. 18: In eigen Hand, door
Miriam Irgen, I. Bennekom's Omstreken,
door H. Witte, met afbeeldingen, I. De
Woningverbetering, door M. P. de Clercq, I.
Voor onze Amateur-fotografen, door dr. J.
E. Rombouts, met afbeeldingen. Die m»t
den regenmantel, uit het Spaanscb, van E.
Sanchez Pastor, door Floria. Het Huwelykvan
Koningin Wilhelmina, te Peking gevierd, met
afbeelding. Verscheidenheid. Feuilleton.
tititiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiniiitliiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitf
Reclames.
40 cents per regel.
ft S.4O
en hooger 14 Meter l Franco en
vrU van invoerrechten toegezonden !
Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte witte
en gekleurde ,,IIentieberg>ZUde" van
45 cent tot ft 11.1O per Meter.
G. Henneberg, Zijde Fabr. (k. & k. Hof).), Zürich.
K AM S TRA's Matrassen-, Bedden- en
Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek.
BED DER TOEKOMST met 10jaar.garan
tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO
s'ellen. Geïllustreerde Prijscourant gratis.
Honderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKA.NTEN.
Nieuwendam.
iSchellingwoude.
Oranje Sluizen,
Eiland Marken.
Zorgvliet.
't Kalfje.
Ouderkerk,
Uithoorn.
PLEIZIERTOCHTJES,
Voor het maken hiervan is een prachtig
ingericht STOOMJACHT dagelijks (be
halve Zondags) t e 11 n u r. Te bevrappn
Kantoor Haven-Stoombootdiens-t, 127» O. rJL.
Voorburgwal, Amsterdam.
Interc. Telefoon 634.
Panio- en Muziekhandel
H. RAHR, te Utrecht.
Opgericht 1835. Telephoon No. 443.
Amerikaansche, Duitsche en
Fransche
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in :
H U U H P I A «T O ' S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst;
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in en
buiten abonnement.
Hoofrï-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIf>
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstr. 151'.
Eenig specialiteit in deje
artikelen in geheel Nedfil.
ECHT
VICTORIAWATER.
FRIOKE & C0.
BKSTE ADRES VOOR
SPAANSCHE en PORTO, f IJNEN.
KE1ZERSGBACHT 18, AMSTEBDAM
Piano-, Orgel- en Mrata
ME Y ROOS & K ALS HO VEN,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Kuur.
fiepareeren Stemmen Ruilen.