Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WE E K BLAD VOOR NEDERLAND.
NO.-1246
beschuldiging beneden zich zou hebben
geacht ?
Verder, zij het, voor een oogenblik,
gelijk dr. Kuyper gist, acht hij, na
Thorbeeke's rechtvaardiging, Groen gerechtigd,
dien staatsman als zoodanig, zonder meer,
als Godverzaker, aan de kaak te stellen?
De mogelijkheid van zoodanige onver
geeflijke bewering zal ik niet ontkennen.
Mij echter wil het voorkomen, dat iets als
wroeging in het gemoed moet doen trillen
de hand, die haar neerschrijven dorst.
Amst. 8 Mei 1901 J. A. LEVY.
De Solowerken.
Onder der titel «De voortzetting der Solo
vallei-werken" geeft de heer C. Ta. van
Deventer in het weekblad van 28 Aprilj.l.
eene beschouwing over het door mg in De
Amsterdammer van 21 April geschreven
artikel >De Solowerken". Daaruit blijkt
dat ook de heer van Deventer het lang
niet onwaarschijnlijk acht, dat het werk
althans in den eersten tijd. niet wat men
noemt »rentabel" zal zijn. Evenzeer is de
heer van Deventer het met mij eens dat
in de eerste plaats over de bewoners van
Java de uit den aanleg van het werk
voortvloeiende lasten zullen móeten worden
omgeslagen en dat het vast staat, dat de
draagkracht der bevolking een vermeer
dering van belastingdruk niet toelaat.
Duch waar de heer van Deventer nu
uitgaat van de meening dat voltooiing van
de Solo-vallei-werken het eenige middel is
om de bevolking tégeven *wat zij in de,
eerste plaats tot vet betering van haar
economischen toestand behoeft", daar stel ik mijne
meening tegenover dat daartoe wel degelijk
een ander en zelfs veel minder kostbaar
en beter middel te yinden is in landver
huizing naar een van nature vruchtbare
streek. Irrigatiewerken ter verbetering van
een klein gedeelte eener Kolonie ten koste
van zulke enorme bedragen zrjn alleen dan
te verdedigen indien in die Kolonie zeen
vruchtbare grond meer onbebouwd ligt,
maar waar het tegendeel het geval is en
reusachtige uitgestrektheden slechts wachten
op eene nijvere, land bouwende bevolking
om in welvarende landstreken veranderd
te worden, daar vereiacht eene gezonde
koloniale politiek de gelijkmatige ontwik
keling van het geheel e gebied, in plaats
van ontzettende sommen ten koste te
leggen aan een klein door de natuur slecht
begiftigd gedeelte, terwijl vruchtbaar terrein
in overvloed aanwezig is, doch onproductief
gelaten wordt. Daarbij moet men bedenken
dat de Javaan in de binnenlanden over
het algemeen niet veel werk maakt van
zijne woning en dit in armoedig bedeelde
streken nog veel minder het geval is,
zoodat bij landverhuizing het verlies van
deze hali" vervallen bamboehut weinig
bezwaarlijk voor den bewoner is, die
overgebracht naar onontgonnen terreinen,
daar in een paar weken een nieuw, oneindig
fraaier huis kan gezet hebben dan hem
tot dusver tot verblijf diende.
Natuurlijk mag het Gouvernement niet
tot landverhuizing dwingen, maar indien
het slechts zorgt de gelegenheid daartoe
te openen en de nieuwe volkplanting in
de eerste tijden krachtig te steunen, dan
heeft het zijn plicht gedaan en kan men
het niets verwijten, indien een gedeelte der
bevolking van de Solo-vallei de voorkeur
bli)ft geven aan hare tegenwoordige om
geving en toestand. Het Gouvernement
beeft dan gedaan wat door den heer Van
Deventer verlangd werd n.l. »wat noodig
is om de bewoners der minder bevoorrechte
landstreek, zooveel mogelijk in denzelfden
toestand te brengen als waarin zij
verkeeren, die geen gebrek lijden." Wel is waar
niet door voortzetting der Solowerken,
maar dan ook zonder de overige bevolking
noemenswaard te belasten.
Met opzet wordt door mij buiten be
schouwing gelaten het door den heer Van
Deventer opgeworpen denkbeeld om het
Moederland de kosten te laten dragen.
Wanneer men namelijk eenmaal van mee
ning is dat Nederland verplicht is al de
van Indiëgenoten millioecen terug te
geven, zooals door den heer Van Deventer
reeds in zijn Gidsartikel over decentrali
satie werd voorgestaan, dan ligt het ten
deele voor de hand om vaat te beginnen
met Nederland de kosten voor de Solo
vallei-werken te laten dragen. Ten deele
evenwel slechts, want wanneer werkelijk
teruggegeven zal worden wat van geheel
Indiëis getrokken, dan moet die teruggave
ook zooveel mogelijk op eene wijze geschie
den, dat zij geheel Indiëten goede komt[en
niet voor de eerste helft uitsluitend aan
bewoners der Solo-vallei, waar Indiëzoo
oneindig vele andere dringende behoeften
heeft. Doch de kwestie van besteding der
terug te geven millioenen kan men veilig
laten rusten zoolang het teruggeven dier
millioenen nog geen uitgemaakte zaak is,
en dat is het nog lang niet en... zal het
misschien nooit worden. Bijna niet aan te
nemen toch is het, dat ooit in Nederland
eene meerderheid gevonden zal worden voor
eene aderlating van de schatkist met
ongeveer 90 millioen. Immers reeds voor
de sociale hervormingen komt geld tekort
en zullen nieuwe belastingen ingevoerd
moeten worden. Blijft men dus op delging
dier millioenenschuld aandringen dan zou
het kunnen gebeuren dat de vrees om tot
terugbetaling dier millioenen gedrongen te
worden, oorzaak werd, dat men hier te
lande steeds doover werd ook voor beschei
dener eischen van de Kolonie en voor
hare belangen.
Geheel iets anders is het evenwel om
Nederland voortdurend in herinnering te
brengen hoe het Insulinde benadeeld heeft
en zoodoende tot bewustzijn te brengen,
dat veel valt goed te maken. Daardoor
zal eene betere behartiging van de belan
gen van Indiëverkregen worden dan tot
dusverre, helaas, het geval is.
Als dan de belangstelling van Nederland
voor zijn eigen Kolonie en de millioenen
onderdanen zijner Vorstin aldaar, zij het ook
maar half zoo groot moge worden als voor
Drtyfus of Transvaal, dan ware reeds veel
gewonnen.
P. C. C. HANSEN Jr.
Prof. Treub, het Handelsblad
en het verslaggeven.
In de vergadering van den
VrijxinmgDemocratischen Bond, welke Zaterdag 4
Mei j.l. hier ter stede gehouden is, heeft,
prof. Treub de aanmerking gemaakt, dat
het verslag van hetgeen hij in een mee
ting te S.eenwijk over samenwerking bij
de verkiezingen met de sociaal democraten
en het ia eerste instantie steramen op den
sociaal-democraat zou gesproken hebben,
onjuist was. Dit verslag kwam voor in
de Prov. Oaerijsselsche en Zwolsche Courant
en is daaruit door degrobte liberale bladen
met gretigheid overgenomen. Prof. Treub
liet daarop volgen, dat het meer gebeurde
dat de verslagen van politieke redevoerin
gen in de bladen niet juist waren, van
welke onjuistheid hij niet alleen de schuld
gaf aan de verslaggevers, hoewel deze
niet altijd in staat waren een juist verslag
te maken, maar ook aan de redacteuren
der bladen, die wel eens neiging gevoelden
om in de verslagen gewenschte veranderin
gen aan te brengen.
Daar het nu wel zeker ia, dat .we bij
de. komende stembus tal van verslagen
te lezen zullen krijgen, en door de op
merking van prof, Treub het goed ver
trouwen daarin wel eens kan verloren
gaan, ben ik zoo vrij eenige opmerkingen
over de techniek van het verslaggeven
onder de aandacht van de lezers van dit
blad te brengen.
In de eerste plaats moet men onder
scheid maken tusschen de verslagen der
correspondenten in de verschillende plaat
sen van ons land en die geleverd worden
door de beroepsverslaggevers van de bladen
zelve.
Die correspondenten zijn toch in den
regel, vooral in kleine plaatsen, geen
journalisten van hun ambacht, maar pre
dikanten, hoof.len van scholen, onder
wijzers enz. Vaak ook is het de redacteur
van het plaatselijk blaadje zelf, tevens
uitgever en drukker, die die functie in zich
vereenig.t. Deze allen behaoren meestal tot
de partij, waartoe het blad behoort, waar
van zij correspondent zijn.
De verslaggevers van beroep, die bij de
groDte bladen hun functies uitoefenen,
hebben de gewoonte hun verslagen
«persklaar'' te maken, d. w. z., staandede ver
gadering een verslag samen te stellen,
dat, zooals het daar ligt, dadelijk op de
zetterij kan worden gegeven, waardoor
het mogelijk is, dat het verslag van een
vergadering, die b.v. te vijf uur wordt
gesloten, nog denzelfden avond in de krant
komt. Voor het leveren van een goed
verslag in dien geest behoort niet alleen
een algem«ene kennis, maar ook studie
van het onderwerp, waarover het gaat,
en dan een zekere flair, om de q'lintessence
van het betoog van een'spreker te snappen
en deze snel in woorden weer te geven.
De eene spreker is duidelijker dan de
ander en het beste verslag wordt derhalve
gemaakt van de rede van een spreker,
die helder denkt en zijn gedachten in goed
gekozen woorden weet te vertolken.
Nu kan ik me voorstellen, dat de cor
respondent van een courant in een pro
vinciestadje, waar het spreken van een
man als prof. Treub een evenement is, die
bekwaamheid om uitvoerig en «persklaar"
te «verslaan" niet bezit. Men kan begrij
pen dat hij, met het oog op den spreker,
zenuwachtig is en derhalve zich zal be
palen tot het maken van aanteekeningen
om die later thuis uit te werken. Nu moet
een uitvoerig «persklaar" verslag, ten
minste wanneer de verslaggever eerlijk het
debat geheel volgt, van zelf objectief zijn
en zulke verslagen van politieke vergade
ringen, die hier in Amsterdam plaats
hebben, kan men dan ook in den regel
lezen in de groote bladen als Het Handels
blad, Het Vaderland en de Nieuwe
Rotterdamsche Courant, die speciaal zich de
woorden van Mr. Treub hebben aange
trokken. Ik- meen een oordeel in deze te
mogen uitspreken, en meer dan eens heb
ik hulde gebracht en breng ik nog hulde
aan de mannen, die, vooral in de laatste
jaren, onvermoeid van de eene vergadering
naar de andere trekken, om zoo juist
mogelijk weer te geven, wat er gesproken
is. Dat er wel eens in zulk een verslag
een fout voorkomt, is wel zeker, maar veelal
ligt dit meer aan de minder juiste wijze,
waarop de spreker zich uitdrukt, dan aan
den verslaggever zelf. Dat de redacties
dezer bladen hoewel zij zich, blijkens
hetgeen zij schreven, de uitdrukking van
prof. Treub sterk hebben aangetrokken
in die verslagen veranderingen zouden
aanbrengen, betwijfel ik zeer, omdat zij,
al bekroop haar de lust, daarvoor niet den
tijd zouden hebben. Want de copie moet
zoo snel mogelijk naar de zetterij en voor
revisie heeft men niet meer tijd, dan juist
voor dat doel gegund wordt.
De correspondent in een kleine gemeente
werkt echter anders. Hij gaat meestal in de
eenzaamheid van zijn studeerkamer het ver
slag volgens zijn aanteekeningen uitwerken,
en nu kan ik me de mogelijkheid voor
stellen, dat hij, gedreven door zijne poli
tieke overtuiging, als 't ware onder de
suggestie daarvan, er toe komt om 6f den
spreker de dingen heel mooi te laten zeg
gen, of aan enkele uitdrukkingen, vaak
met verlies van het verband waarin zij
gezegd zijn, relief te geven, opdat deze
kunnen worden een wapen tegen den spre
ker. Daarom hecht ik veel meer aan een
»persklaar" gemaakt verslag van een be
kwaam verslaggever, dan aan zulke cor
respondenties.
Het verslag van den correspondent, die
zijn uiterste best heeft gedaan het zoo
uitvoerig mogelijk te maken misschien
wordt hij per regel betaald bereikt het
dagblad, waarvoor het bestemd is, b. v.
des middags te een uur. Om volledig te
zijn wil men gaarne nog in de provincie
editie opnemen, wat er b. v. te Steenwijk,
te Edam, of te Borculoo door een groot man
als prof. Treub den vorigen avond is ge
sproken. De krant is echter al meer dan
vol en voor dat verslag een paar pagina's
meer te geven is wat kostbaar. Dun wordt
nagegaan wat «Binnenlandsche berichten"
«Gemengd" «School en Kerk", «Handel en
scheepvaart'' kunnen missen in den regel
maar zeer weinig en eindelijk krij ;t
men een kolom ruimte. Het verslag aal
zeker volgens den meesterknecht van de
zetterij ongeveer twee kolom beslaan, en
nu moet het, in godsnaam, daar men actueel
wil blijven, maar tot n kolom terugge
bracht worden. Iedereen, vooral de redac
teur en chef, heeft het op dat oogenblik
volhandig, men heeft geen tijd voor dat
«terugbrengen", en daarom wordt het verslag
in handen gesteld van een der mindere
goden, die vaak van de politiek toeten
noch blazen afweet.
De man gaat aan het werk, schrapt hier
een zin en daar een zin, let niet altijd op
het verband en het is dan vaak geen
wonder, dat de spreker bij het lezen of
zich dood^rgert of in een schaterlach uit
barst. Gegeven 's menschen ijdelheid is
het eerste het meest denkbaar.
Nu wil ik niet zegden, dat het aldus
gegaan is met het verslag uit Steenwijk, *)
maar het bovenstaande is mogelijk en
zeer goed mogelijk, omdat het dagelijks
gebeurt.
Laat ik echter nogmaals verklaren, dat,
waar de Niei{we Rolt. Courant en Het
Handelsblad over veel ruimte hebben te
beschikken, de verslagen, die door haar
verslaggevers hier ter stede over andere
kan ik niet oordeelen worden gele
verd, voorioover menschelijk werk
vertrouwbaar is, volkomen vertrouwbaar zijn.
Dit is echter met het Handelsblad niet
altijd het geval geweest. Er was een tijd
en misschien heeft prof. Treub daaraan
liefelijke herinneringen dat b. v. de
raadsverslagen partijdig of ten minste niet
volledig waren.- De toenmalige verslag
gever gaf aan de radicalen, die in die
dagen hun campagne in den raad begon
nen, zooals hij zeide «hun drie regels"
maar wat de tegeupartij, in deze de eigen
partij, aanvoerde, werd in extenso mede
gedeeld. Dit kwam, meende diejournalist,
zoo in het systeem van zijn courant te
pas. Hij ging van de theorie uit, dat,
wanneer men een partijblad was, men zich
zelf schade berokkende, indien men uitvoe
rig vertelde, wat de tegenstander argumen
teerde. Voor zulk een meemng valt wel iets
te zeggen, maar dan moet men aan zijn ver
slag niet den schijn geven, dat het objec
tief is en nagenoeg al het belangrijke
teruggeeft, dat door de sprekers is gezegd.
Wij kunnen ons echter voorstellen dat
het Handelsblad thans op de kothurnen
van zijn verontwaardiging is gaan staan
en het volgends schreef:
legen die betichting van den hoogleeraar
dient vior de eere der dajbla-lpera geprotes
teerd, Dat de dagbladpers van al hetgeen op
vergaderingen gesproken wordt geen steno
rap'iische verslagen opneemt, is duidelijk. Ten
eerste zou zoo iets zeker niet de l esbaarheid
der couranten bevorderen, en vele sprekers,
vooral van degenen, die optreden in politieke
vergaderingen, zouden er van schrikken als 2e
hetgeen ze in dergelijke bijeenkomsten gezegd
hebben, woordelijk zagen weergegeven in de
ciurant een schooljongen zou het hun dik
werf verbeteren! Gelukkig dat de
dagbladverslaggerers aan de wijsheid der redenaars dik
werf nog eeaigen zin weten te geven.
Maar sterke afkeuring verdient de meening
van den hojgleeraar, dat de redacties met op
zet in de verslagen dergenen, die haar op ver
gaderingen vertegenwoordigen, zouden ver
anderen. Die meening is beslist onwaar. Een min
der goed verslag komt voor de verantwoording
van den verslaggever althans zoo gaat het
a»u oiis blad en de redactie wijzigt daarin
niet."
*) Da Prov. Ocerijsselsche en Zwolsche Courant
heeft zich gehaast om in haar nummer van
Dinsdag, 7 Mei, mede te deelen dat haar corres
pondent, het volgende schreef:
»Tot de a.s. verkiezingen komende meende
spr. dat de vrijzinnige democraten zoowel als
de sociaal democraten laatstgenoemden zijn
dat gevoelen ook toegedaan bij de verkie
zingen steeds elk een eigen caudidaat moettii
stellen, maar bij herstemming alleen die
caudidaten moeten steunen, welke grondwetsher
ziening beschouwen als een eisch des lijds,
als een maatregel om zoo spiedig mogelijk te
geraken tot a'gemeen kiesrecht."
Dit klopt nu volkomen met hetgeen prof. Treub
Zaterdag jl. in de vergadering van den Vrijzinnig
Democratischen Bond heeft gezegd. De redactie
van de Ztcolsche Courant, zegt verder, dat zij
alleen veraii'woordelijk is voor haar e;gen ver
slag en niet, voor hetgeen daaruit in andere
bladen ^verkorf' werd overgenomen. Tevens
wijst zij er op, dat de Nieuwe Courant heeft
medegedeeld dat prof. Treub volgens de Zie. Crt.
zou geadviseerd hebben dat ^wanneer men geen
eigen candidaat had men den sociaal-democraat
moest steunen."
De N. Crt. komt nu op haar beurt vertellen
dat zij haar //onjuiste mededeeling" liad ontleend
aan liet Handelsbl d.
Ik heb ijverig daarnaar gezocht, naar niets
anders kunnen vinden dan het volgende in het
Ochtendblad van Donderdag 4 April jl. Wij
lezen daarin:
,De heer prof. mr. M. W. F. Treub heeft te
Steenwijk een politieke redevoering gehouden.
Am het verslag daarvan ontleent het l'trechtsehe
Dagllud het volgende" en dan kan men
lezen wat mr. Treub gezegd heeft.
Of nu dit verslag door het U. D. uit de
Zw. Crt. is overgenomen weet ik niet, maar is
dit het. geval geweest, dan is bovenstaande
zinsnede van den Steenwijker correspondent
verkort en gewijnigd, want we lezen in het uit
het l', . aarjgekaalde de volgende verklaring:
,0nze bedoeling is: bij de eerste verkiezing
elk zijn candidaat, bij herstemming samen met
de sociaal-democratej."
In ieder geval geeft het bovenstaande weer
een curieus kijkje op de wijze waarop sommige
rgroote dagbladen" soms aan vers'agen komen,
ooi later uit den inhoud allerlei commentaren
te trekken.
Dat echter de N. Crt. aan Het Handelsblad
de schuld geeft is curieus.
Ik vind in het geheele uit het f". D. overge
nomen verslag niet n zinsnede, welke haar
mededeeling wettigt. Deze is kennelijk uit den
duim gezogen.
Hierbij had het Handelsblad het moeten
laten, maar nu komt het tot do volgende
bedekte bedreiging, welker historischegroüd
bovendien volkomen onjuist is.
«?Dergelijke insinuaties zijn destijds ook in
socialisten-vergaderingen in Conslantia
uitgebcac'it tegen de verslaggevers; en toen hebben
de redacties der groo'e dagblaien besloten daar
hun verslaggevers niet m;er heen te zenden.
Acht professor Trsub het gewensc'it dat een
dergelijke maatregel ook zal genomen worde
tsn opz:chte van vergaderingen, waarin hij als
spreker optreedt, of van vergaderingen van den
,Vrijzinnig-democratischen B md" hij heefs
slechts te zeggen. Doch blijkens den indruk,
dien zijn wo >rden over de verslaggevers heden
in de vergadering van den Bond maakten en
gegeven het, feit dat men telkens weer hoort:
i de pers zal d t wel mededeelen" gelooven
wij niet dat zijn partij de ontstentenis der pers
op haar bijeenkomsten zoo bijster aangenaam
zou vinden."
Laat ik op den voorgrond mededeelen,
dat «dergelijke insinuaties" niet eerst in
Constantia tegen de redacties der dagbladen
zijn uitgebracht, maar reeds in 1886 in
Het Volkspark en dat het vooral
het/fowdelublad was, dat men toen op het oog
had; niet alleen omdat de verslaggever,
wien dit werk was opgedragen, zich kennelijk
doodergerde onder die menschen, «die zoo
stonken" hij moet thans zelf anarchist
zpn maar ook omdat de verslagen
ecnigszin.3 partijdig waren, omdat een juist en vol
ledig verslag van het gesprokene niet werd
toegestaan. Ik herinner me een heftigen
aanval van den heer J. A. Fortutjn, thans
candidaat voor het lUmaat-schap van de
Tweede Kamer, tegen de «kapitalistische
bladen" en toen een dof dreigend gemompel
uit de vergadering opsteeg, die ons niet
veel goeds voorspelde, strekte Fortuijn
beschermend zijn hand naar onze zijde uit
en zeide tegen het publiek: «Jelui moet
het deze menschen niet kwalijk nemen,
dat zijn ook maar loonslaven!"
Het feit dat aanleiling gaf, dat de
Amsterdamsche dagbladen de vergade
ringen in Constantia boycotten, was echter
een ander, dan het Handelsblad vertelt.
Het zal in het jaar 1894 geweest zijn,
dat in een avondvergadering in Constantia,
die geleid werd door den bekenden typograaf
A. Kol, zooals gebruikelijk was, een aanval
werd gedaan cp de «kapitalistische pers." Ik
meen dat dit zijn oorzaak vond in hetgeen
er geschreven was over de optochten der
werkloozen omstreeks Kersttijd 1893, die
op den tweeden Kerstdag tot een betreurens
waardig conflict met de politie aanleiding
gaven. De spreker was beleefd genoeg om
mee te deelen, dat hij niet het oog had
op de heeren, die verslag zaten te maken.
Toen nu het debat geopend werd, teekende
iemand van de galerij protest aan tegen
deze laatste woorden. Hij meende dat de
verslaggevers even goed «schuldig" waren
als de redacties en hij wees met name
iemand aan, die, omdat hij in een zaak
wegens opruiing en het aanzetten tot het
plunderen van een bakkerswinkel als ge
tuige a charge voor de rechtbank was
verschenen, bij dien spreker minder aange
name herinneringen had nagelaten. De
kerel wilde hier zich kennelijk wreken.
Deze woorden verwekten natuurlijk groote
beroering. Zelfs riep een stem: «smijt ze er
uit l" en de voorzitter zat er bij te lachen
en had onverholen pleizier in het stnndje.
De verslaggevers, die meer zulke dingen
hadden bijgewoond, sloten zich bij het
verlaten van de zaal aaneen en bereikten
veilig de Rozengracht.
Er bestond toen een vereeniging van
verslaggevers, De Amslerdamsche Pers
geheeten. In een daartoe afzonderlijk be
legde vergadering werd op voorstel van
den verslaggever, wiens naam genoemd was,
en van wien gezegd was dat hij mede tot »die
schoeljes" behoorde, besloten, dat den
hoofdredacteuren het feit zou worden mede
gedeeld, en hun tevens te kennen zou
worden gegeven dat men het de moeite niet
waard achtte om, ter wille van een ver
slag van zulk een vergadering, eenig ge
vaar te loopen. Die hoofdredacteuren waren
het natuurlijk daarmee eens en besloten
werd geen verslagen meer van de verga
deringen in Constantia te geven.
Niet dus omdat de redacties beschuldigd
werden in de verslagen te knoeien, zijn
v in die vergaderingen geen verslagen meer
uitgebracht, maar wel omdat de verslag
gevers het ter wille van hun eigen veilig
heid beter vonden er niet heen te gaan.
Zooals ik echter zeide, was niet de
hoofdgrief tegen de verslaggevers het minder
juiste der verslagen of het brengen van
veranderingen daarin, maar wel de vaak
in de oogen der socialisten zeer onjuiste
voorstellingen van straatbewegingen, bot
singen met de politie, enz., waaraan vooral
Het Handelsblad moest mank gaan.
Tenzij Het Handelsblad prof. Treub
mocht willen verdenken, dat hij de ver
slaggevers voortaan zal bejegenen, als op
dien bewasten avond in Conslantia is ge
schied, gaat het door dit »groote dagblad"
gegeven voorbeeld in het geheel niet op.
En wat het nemen van «een dergelijketi
maatregel" ook tegenover de vrijzinnig
democraten betreft, Hel Handelsblad kan
zeker voor zich zelf spreken maar dan
ook voor zich zelf alleen. O/er de andere
»pers" heeft het niets te zeggen.
Prof. Treub werd in de vergadering
verweten dat hij, volgens de Zivolsche
Courant, zou aangeraden hebben, om,
wanneer de vrijzinnig-democraten geen
eigen candidaat stelden, op den sociaal
democraat te stemmen. Hij had kunnen
volstaan met op te merken, dat de corres
pondent van de Zwolsche Courant welk
blad genoemd werd, zijn woorden verkeerd
had weergegeven en dat het wel meer voor
komt, dat verslagen van politieke rede
voeringen niet juist jzijn, zoo noodig ook
met de opmerking, dat er verslaggevers
zijn, die van de politiek geen tittel of iota
afweten maar daarbij had hij zich
kunnen bepalen. Wordt er toch door redac
ties in verslagen gekort of gewijzigd, dan
is dit noodgedwongen, om ruimte te winnen.
Maar dat daarbij opzet in het spel zou zijn,
om de beteekenis van de woorden van den
spreker te veranderen, betwijfel ik op goede
gronden ten zeerste.
Iets anders was het echter met beschrij
vingen of verslagen van betoogingen, die,
hoewel met de politiek of met de sociale
q-iaestie in verband staande, op straat
gebeurden. Daar behoefde de verslaggever
niet meer objectief te zijn, maar werd hij
van zelf subjectief en was hij dat niet
genoeg in de oogen der redactie, had hij
voor zich het niet te loochenen feit en aan
zijn indrukken uiting gegeven, dan was
er natuurlijk altijd nog de hoofdredacteur,
die over het aanbrengen van wijzigingen
oordeelde. Van daar dat die ver-lagen
in de verschillende bladen vaak zoo zeer
uiteenliepen.
Prof. Kuyper heeft in de
Deputatenvergadering gezegd: van de koopmansbeurs
zegt het gemeen gerucht, dat de eerlijke
conscientie er bijna hopeloos in 't gedrang
komt, maar ook van de politiek moet
erkend, dat ze de beste karakters vaak
bezoedeld Leeft. Er is aan alle politiek een
vuile kant, die afgeeft".
De vuilste kant heb ik altijd de ver*
dachtmaking gevonden en prof. Treub
heeft daarvan sinds de stichting van den
Vrijzinnig-democratischen Bond van de
zijde der liberale bladen ruim zijn deel
gehad. Hij bijt bovendien overal de spits
alleen af, en de «kopstukken" der partij
laten hem ook overal alleen staan, om
dan wellicht voor den dag te komen, als
hun eigen candidatuur wordt bedreigd.
Dit nu had hem, kennelijk ook op deze
vergadering, waar die «kopstukken" even
zeer door hun afwezigheid schitterden, min
der aangenaam gestemd en toen hem nu
verweten werd dat hij daarin anders sprak
dan in Steenwijk en men zich daarbij op
dagbladverslagen beriep, was zijn eenigszins
korrelige uitval zeer goed te verklaren.
Uit niets bleek echter, dat hij het oog
had op de aanwezige verslaggevers of op
de bladen die zij vertegenwoordigden en
een ondervinding van bijna zestien jaren
raadplegende, ontsnapte mij bij het lezen
in Het Handelsblad van de philippica tegen
prof. Treub en van de bedreiging aan
het adres van den Vrijzinnig Democrati
schen Bond, om voortaan zijn vergaderingen
te boycotten, onwillekeurig het bekende:
»qui s'y frotte s'y pique."
Amst., 8 Mei. J. H. G.
Vermindering yan militair
schryfwerk.
De officieren in ons leger zijn nu druk
bezig met de bestudeering van de nieuw
uitgekomen voorschriften voor de opkomst
der miliciens met spoed, waarin alle nieuwe
spoor- en tramlijnen werden opgenomen
die in de laatste tien jaren in exploitatie
kwamen.
Men schijnt er eindelijk in geslaagd te
zijn, voor die aangelegenheid nu tegelijk
de denkbaarst metst gecompliceerde wijze
te vinden.
De sergeant-majoors denken zich suf
er op, en zullen in hun snipperuurtjes
voor elk milicien een bundeltje hebben samen
te stellen, niet een bundel gedichtjes, maar
geheime staatsdocumenten, waar 't wel en
wee van het vaderland eenmaal van af
hangen zal.
De burgemeesters zullen die bundeltjes
ter uitreiking krijgen, en geheime corres
pondentie te voeren krijgen.
Zal men nu, als uitvloeisel hiervan ook
niet zonneklaar kunnen aantoonen, dat
het aantal sergeant-majoors uitgebreid moet
worden, en dat een langdurige kazemetijd
noodig is, om de miliciens die bundeltjes
te leeren begrijpen?
Het conflict in Pruisen.
Het is misschien niet overbodig, naar
aanleiding van de jongste ministerieele
crisis in Pruisen, die haren invloed in
geheel Duitschland heeft doen gelden, en
ook voor buitenlandsche belangen eene
niet geringe beteekenis heeft, met enkele
woorden te herinneren, wat de aanleiding
tot deze crisis is geweest.
Reeds voorjaren heeft keizer Wilhelm II
gewezen op de noodzakelijkheid, om den
handel en de nijverheid van Pruisen tot
meerdere ontwikkeling te brengen door
den aanleg van kanalen, die de groote
rivieren vau het Rijk onderling zouden
verbinden. Dat deze kanalen tevens eene
strategische beteekeiiis zouden hebben,
maakte de quaestie in de oogen van den
keizer dubbel belangrijk. In het jaar 1899
werd een wetsontwerp ingediend, dat eene
eerste schrede was op den aangewezen
weg, en den aanleg voorstelde van twee
oaderdeeien van het kanalen-net, n van
Dortmund naar de Elbe, en n van
Dortmund naar den Rijn. Dit ontwerp stuitte
op heftigen tegenstand van de agrariërs
en de conservatieven, dïe in iedere be
voordeeling, hoe gerechtvaardigd ook, van
handel en nijverheid, eene benadeeling
van den landbouw verkiezen te zien. In
den Pruisischen Landdag, waar genoemde
partijen vrij spel hebben dank zij een
kiesstelsel, dat door Bismarck het slechtste
dat men zich denken kan werd genoemd -?
werd het essentieele deel van het ontwerp,
het kanaal van Dortmund naar de Elbe
verworpen, ofschoon de keizer daarvoor per
soonlijk in de bres was gesprongen. Van
eene ontbinding van den Landdag moest
worden afgezien, omdat van zulk een maat
regel geen heil was te verwachten. Alleen
werden een aantal Landrüthe,
regeeringsambtenaren, die tegen het
regeeringsontwerp hadden gestemd, van hun ambt ontzet.
Keizer Wilhelm gaf echter den strijd