De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 12 mei pagina 2

12 mei 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WE E K BLAD VOOR NEDERLAND. NO.-1246 beschuldiging beneden zich zou hebben geacht ? Verder, zij het, voor een oogenblik, gelijk dr. Kuyper gist, acht hij, na Thorbeeke's rechtvaardiging, Groen gerechtigd, dien staatsman als zoodanig, zonder meer, als Godverzaker, aan de kaak te stellen? De mogelijkheid van zoodanige onver geeflijke bewering zal ik niet ontkennen. Mij echter wil het voorkomen, dat iets als wroeging in het gemoed moet doen trillen de hand, die haar neerschrijven dorst. Amst. 8 Mei 1901 J. A. LEVY. De Solowerken. Onder der titel «De voortzetting der Solo vallei-werken" geeft de heer C. Ta. van Deventer in het weekblad van 28 Aprilj.l. eene beschouwing over het door mg in De Amsterdammer van 21 April geschreven artikel >De Solowerken". Daaruit blijkt dat ook de heer van Deventer het lang niet onwaarschijnlijk acht, dat het werk althans in den eersten tijd. niet wat men noemt »rentabel" zal zijn. Evenzeer is de heer van Deventer het met mij eens dat in de eerste plaats over de bewoners van Java de uit den aanleg van het werk voortvloeiende lasten zullen móeten worden omgeslagen en dat het vast staat, dat de draagkracht der bevolking een vermeer dering van belastingdruk niet toelaat. Duch waar de heer van Deventer nu uitgaat van de meening dat voltooiing van de Solo-vallei-werken het eenige middel is om de bevolking tégeven *wat zij in de, eerste plaats tot vet betering van haar economischen toestand behoeft", daar stel ik mijne meening tegenover dat daartoe wel degelijk een ander en zelfs veel minder kostbaar en beter middel te yinden is in landver huizing naar een van nature vruchtbare streek. Irrigatiewerken ter verbetering van een klein gedeelte eener Kolonie ten koste van zulke enorme bedragen zrjn alleen dan te verdedigen indien in die Kolonie zeen vruchtbare grond meer onbebouwd ligt, maar waar het tegendeel het geval is en reusachtige uitgestrektheden slechts wachten op eene nijvere, land bouwende bevolking om in welvarende landstreken veranderd te worden, daar vereiacht eene gezonde koloniale politiek de gelijkmatige ontwik keling van het geheel e gebied, in plaats van ontzettende sommen ten koste te leggen aan een klein door de natuur slecht begiftigd gedeelte, terwijl vruchtbaar terrein in overvloed aanwezig is, doch onproductief gelaten wordt. Daarbij moet men bedenken dat de Javaan in de binnenlanden over het algemeen niet veel werk maakt van zijne woning en dit in armoedig bedeelde streken nog veel minder het geval is, zoodat bij landverhuizing het verlies van deze hali" vervallen bamboehut weinig bezwaarlijk voor den bewoner is, die overgebracht naar onontgonnen terreinen, daar in een paar weken een nieuw, oneindig fraaier huis kan gezet hebben dan hem tot dusver tot verblijf diende. Natuurlijk mag het Gouvernement niet tot landverhuizing dwingen, maar indien het slechts zorgt de gelegenheid daartoe te openen en de nieuwe volkplanting in de eerste tijden krachtig te steunen, dan heeft het zijn plicht gedaan en kan men het niets verwijten, indien een gedeelte der bevolking van de Solo-vallei de voorkeur bli)ft geven aan hare tegenwoordige om geving en toestand. Het Gouvernement beeft dan gedaan wat door den heer Van Deventer verlangd werd n.l. »wat noodig is om de bewoners der minder bevoorrechte landstreek, zooveel mogelijk in denzelfden toestand te brengen als waarin zij verkeeren, die geen gebrek lijden." Wel is waar niet door voortzetting der Solowerken, maar dan ook zonder de overige bevolking noemenswaard te belasten. Met opzet wordt door mij buiten be schouwing gelaten het door den heer Van Deventer opgeworpen denkbeeld om het Moederland de kosten te laten dragen. Wanneer men namelijk eenmaal van mee ning is dat Nederland verplicht is al de van Indiëgenoten millioecen terug te geven, zooals door den heer Van Deventer reeds in zijn Gidsartikel over decentrali satie werd voorgestaan, dan ligt het ten deele voor de hand om vaat te beginnen met Nederland de kosten voor de Solo vallei-werken te laten dragen. Ten deele evenwel slechts, want wanneer werkelijk teruggegeven zal worden wat van geheel Indiëis getrokken, dan moet die teruggave ook zooveel mogelijk op eene wijze geschie den, dat zij geheel Indiëten goede komt[en niet voor de eerste helft uitsluitend aan bewoners der Solo-vallei, waar Indiëzoo oneindig vele andere dringende behoeften heeft. Doch de kwestie van besteding der terug te geven millioenen kan men veilig laten rusten zoolang het teruggeven dier millioenen nog geen uitgemaakte zaak is, en dat is het nog lang niet en... zal het misschien nooit worden. Bijna niet aan te nemen toch is het, dat ooit in Nederland eene meerderheid gevonden zal worden voor eene aderlating van de schatkist met ongeveer 90 millioen. Immers reeds voor de sociale hervormingen komt geld tekort en zullen nieuwe belastingen ingevoerd moeten worden. Blijft men dus op delging dier millioenenschuld aandringen dan zou het kunnen gebeuren dat de vrees om tot terugbetaling dier millioenen gedrongen te worden, oorzaak werd, dat men hier te lande steeds doover werd ook voor beschei dener eischen van de Kolonie en voor hare belangen. Geheel iets anders is het evenwel om Nederland voortdurend in herinnering te brengen hoe het Insulinde benadeeld heeft en zoodoende tot bewustzijn te brengen, dat veel valt goed te maken. Daardoor zal eene betere behartiging van de belan gen van Indiëverkregen worden dan tot dusverre, helaas, het geval is. Als dan de belangstelling van Nederland voor zijn eigen Kolonie en de millioenen onderdanen zijner Vorstin aldaar, zij het ook maar half zoo groot moge worden als voor Drtyfus of Transvaal, dan ware reeds veel gewonnen. P. C. C. HANSEN Jr. Prof. Treub, het Handelsblad en het verslaggeven. In de vergadering van den VrijxinmgDemocratischen Bond, welke Zaterdag 4 Mei j.l. hier ter stede gehouden is, heeft, prof. Treub de aanmerking gemaakt, dat het verslag van hetgeen hij in een mee ting te S.eenwijk over samenwerking bij de verkiezingen met de sociaal democraten en het ia eerste instantie steramen op den sociaal-democraat zou gesproken hebben, onjuist was. Dit verslag kwam voor in de Prov. Oaerijsselsche en Zwolsche Courant en is daaruit door degrobte liberale bladen met gretigheid overgenomen. Prof. Treub liet daarop volgen, dat het meer gebeurde dat de verslagen van politieke redevoerin gen in de bladen niet juist waren, van welke onjuistheid hij niet alleen de schuld gaf aan de verslaggevers, hoewel deze niet altijd in staat waren een juist verslag te maken, maar ook aan de redacteuren der bladen, die wel eens neiging gevoelden om in de verslagen gewenschte veranderin gen aan te brengen. Daar het nu wel zeker ia, dat .we bij de. komende stembus tal van verslagen te lezen zullen krijgen, en door de op merking van prof, Treub het goed ver trouwen daarin wel eens kan verloren gaan, ben ik zoo vrij eenige opmerkingen over de techniek van het verslaggeven onder de aandacht van de lezers van dit blad te brengen. In de eerste plaats moet men onder scheid maken tusschen de verslagen der correspondenten in de verschillende plaat sen van ons land en die geleverd worden door de beroepsverslaggevers van de bladen zelve. Die correspondenten zijn toch in den regel, vooral in kleine plaatsen, geen journalisten van hun ambacht, maar pre dikanten, hoof.len van scholen, onder wijzers enz. Vaak ook is het de redacteur van het plaatselijk blaadje zelf, tevens uitgever en drukker, die die functie in zich vereenig.t. Deze allen behaoren meestal tot de partij, waartoe het blad behoort, waar van zij correspondent zijn. De verslaggevers van beroep, die bij de groDte bladen hun functies uitoefenen, hebben de gewoonte hun verslagen «persklaar'' te maken, d. w. z., staandede ver gadering een verslag samen te stellen, dat, zooals het daar ligt, dadelijk op de zetterij kan worden gegeven, waardoor het mogelijk is, dat het verslag van een vergadering, die b.v. te vijf uur wordt gesloten, nog denzelfden avond in de krant komt. Voor het leveren van een goed verslag in dien geest behoort niet alleen een algem«ene kennis, maar ook studie van het onderwerp, waarover het gaat, en dan een zekere flair, om de q'lintessence van het betoog van een'spreker te snappen en deze snel in woorden weer te geven. De eene spreker is duidelijker dan de ander en het beste verslag wordt derhalve gemaakt van de rede van een spreker, die helder denkt en zijn gedachten in goed gekozen woorden weet te vertolken. Nu kan ik me voorstellen, dat de cor respondent van een courant in een pro vinciestadje, waar het spreken van een man als prof. Treub een evenement is, die bekwaamheid om uitvoerig en «persklaar" te «verslaan" niet bezit. Men kan begrij pen dat hij, met het oog op den spreker, zenuwachtig is en derhalve zich zal be palen tot het maken van aanteekeningen om die later thuis uit te werken. Nu moet een uitvoerig «persklaar" verslag, ten minste wanneer de verslaggever eerlijk het debat geheel volgt, van zelf objectief zijn en zulke verslagen van politieke vergade ringen, die hier in Amsterdam plaats hebben, kan men dan ook in den regel lezen in de groote bladen als Het Handels blad, Het Vaderland en de Nieuwe Rotterdamsche Courant, die speciaal zich de woorden van Mr. Treub hebben aange trokken. Ik- meen een oordeel in deze te mogen uitspreken, en meer dan eens heb ik hulde gebracht en breng ik nog hulde aan de mannen, die, vooral in de laatste jaren, onvermoeid van de eene vergadering naar de andere trekken, om zoo juist mogelijk weer te geven, wat er gesproken is. Dat er wel eens in zulk een verslag een fout voorkomt, is wel zeker, maar veelal ligt dit meer aan de minder juiste wijze, waarop de spreker zich uitdrukt, dan aan den verslaggever zelf. Dat de redacties dezer bladen hoewel zij zich, blijkens hetgeen zij schreven, de uitdrukking van prof. Treub sterk hebben aangetrokken in die verslagen veranderingen zouden aanbrengen, betwijfel ik zeer, omdat zij, al bekroop haar de lust, daarvoor niet den tijd zouden hebben. Want de copie moet zoo snel mogelijk naar de zetterij en voor revisie heeft men niet meer tijd, dan juist voor dat doel gegund wordt. De correspondent in een kleine gemeente werkt echter anders. Hij gaat meestal in de eenzaamheid van zijn studeerkamer het ver slag volgens zijn aanteekeningen uitwerken, en nu kan ik me de mogelijkheid voor stellen, dat hij, gedreven door zijne poli tieke overtuiging, als 't ware onder de suggestie daarvan, er toe komt om 6f den spreker de dingen heel mooi te laten zeg gen, of aan enkele uitdrukkingen, vaak met verlies van het verband waarin zij gezegd zijn, relief te geven, opdat deze kunnen worden een wapen tegen den spre ker. Daarom hecht ik veel meer aan een »persklaar" gemaakt verslag van een be kwaam verslaggever, dan aan zulke cor respondenties. Het verslag van den correspondent, die zijn uiterste best heeft gedaan het zoo uitvoerig mogelijk te maken misschien wordt hij per regel betaald bereikt het dagblad, waarvoor het bestemd is, b. v. des middags te een uur. Om volledig te zijn wil men gaarne nog in de provincie editie opnemen, wat er b. v. te Steenwijk, te Edam, of te Borculoo door een groot man als prof. Treub den vorigen avond is ge sproken. De krant is echter al meer dan vol en voor dat verslag een paar pagina's meer te geven is wat kostbaar. Dun wordt nagegaan wat «Binnenlandsche berichten" «Gemengd" «School en Kerk", «Handel en scheepvaart'' kunnen missen in den regel maar zeer weinig en eindelijk krij ;t men een kolom ruimte. Het verslag aal zeker volgens den meesterknecht van de zetterij ongeveer twee kolom beslaan, en nu moet het, in godsnaam, daar men actueel wil blijven, maar tot n kolom terugge bracht worden. Iedereen, vooral de redac teur en chef, heeft het op dat oogenblik volhandig, men heeft geen tijd voor dat «terugbrengen", en daarom wordt het verslag in handen gesteld van een der mindere goden, die vaak van de politiek toeten noch blazen afweet. De man gaat aan het werk, schrapt hier een zin en daar een zin, let niet altijd op het verband en het is dan vaak geen wonder, dat de spreker bij het lezen of zich dood^rgert of in een schaterlach uit barst. Gegeven 's menschen ijdelheid is het eerste het meest denkbaar. Nu wil ik niet zegden, dat het aldus gegaan is met het verslag uit Steenwijk, *) maar het bovenstaande is mogelijk en zeer goed mogelijk, omdat het dagelijks gebeurt. Laat ik echter nogmaals verklaren, dat, waar de Niei{we Rolt. Courant en Het Handelsblad over veel ruimte hebben te beschikken, de verslagen, die door haar verslaggevers hier ter stede over andere kan ik niet oordeelen worden gele verd, voorioover menschelijk werk vertrouwbaar is, volkomen vertrouwbaar zijn. Dit is echter met het Handelsblad niet altijd het geval geweest. Er was een tijd en misschien heeft prof. Treub daaraan liefelijke herinneringen dat b. v. de raadsverslagen partijdig of ten minste niet volledig waren.- De toenmalige verslag gever gaf aan de radicalen, die in die dagen hun campagne in den raad begon nen, zooals hij zeide «hun drie regels" maar wat de tegeupartij, in deze de eigen partij, aanvoerde, werd in extenso mede gedeeld. Dit kwam, meende diejournalist, zoo in het systeem van zijn courant te pas. Hij ging van de theorie uit, dat, wanneer men een partijblad was, men zich zelf schade berokkende, indien men uitvoe rig vertelde, wat de tegenstander argumen teerde. Voor zulk een meemng valt wel iets te zeggen, maar dan moet men aan zijn ver slag niet den schijn geven, dat het objec tief is en nagenoeg al het belangrijke teruggeeft, dat door de sprekers is gezegd. Wij kunnen ons echter voorstellen dat het Handelsblad thans op de kothurnen van zijn verontwaardiging is gaan staan en het volgends schreef: legen die betichting van den hoogleeraar dient vior de eere der dajbla-lpera geprotes teerd, Dat de dagbladpers van al hetgeen op vergaderingen gesproken wordt geen steno rap'iische verslagen opneemt, is duidelijk. Ten eerste zou zoo iets zeker niet de l esbaarheid der couranten bevorderen, en vele sprekers, vooral van degenen, die optreden in politieke vergaderingen, zouden er van schrikken als 2e hetgeen ze in dergelijke bijeenkomsten gezegd hebben, woordelijk zagen weergegeven in de ciurant een schooljongen zou het hun dik werf verbeteren! Gelukkig dat de dagbladverslaggerers aan de wijsheid der redenaars dik werf nog eeaigen zin weten te geven. Maar sterke afkeuring verdient de meening van den hojgleeraar, dat de redacties met op zet in de verslagen dergenen, die haar op ver gaderingen vertegenwoordigen, zouden ver anderen. Die meening is beslist onwaar. Een min der goed verslag komt voor de verantwoording van den verslaggever althans zoo gaat het a»u oiis blad en de redactie wijzigt daarin niet." *) Da Prov. Ocerijsselsche en Zwolsche Courant heeft zich gehaast om in haar nummer van Dinsdag, 7 Mei, mede te deelen dat haar corres pondent, het volgende schreef: »Tot de a.s. verkiezingen komende meende spr. dat de vrijzinnige democraten zoowel als de sociaal democraten laatstgenoemden zijn dat gevoelen ook toegedaan bij de verkie zingen steeds elk een eigen caudidaat moettii stellen, maar bij herstemming alleen die caudidaten moeten steunen, welke grondwetsher ziening beschouwen als een eisch des lijds, als een maatregel om zoo spiedig mogelijk te geraken tot a'gemeen kiesrecht." Dit klopt nu volkomen met hetgeen prof. Treub Zaterdag jl. in de vergadering van den Vrijzinnig Democratischen Bond heeft gezegd. De redactie van de Ztcolsche Courant, zegt verder, dat zij alleen veraii'woordelijk is voor haar e;gen ver slag en niet, voor hetgeen daaruit in andere bladen ^verkorf' werd overgenomen. Tevens wijst zij er op, dat de Nieuwe Courant heeft medegedeeld dat prof. Treub volgens de Zie. Crt. zou geadviseerd hebben dat ^wanneer men geen eigen candidaat had men den sociaal-democraat moest steunen." De N. Crt. komt nu op haar beurt vertellen dat zij haar //onjuiste mededeeling" liad ontleend aan liet Handelsbl d. Ik heb ijverig daarnaar gezocht, naar niets anders kunnen vinden dan het volgende in het Ochtendblad van Donderdag 4 April jl. Wij lezen daarin: ,De heer prof. mr. M. W. F. Treub heeft te Steenwijk een politieke redevoering gehouden. Am het verslag daarvan ontleent het l'trechtsehe Dagllud het volgende" en dan kan men lezen wat mr. Treub gezegd heeft. Of nu dit verslag door het U. D. uit de Zw. Crt. is overgenomen weet ik niet, maar is dit het. geval geweest, dan is bovenstaande zinsnede van den Steenwijker correspondent verkort en gewijnigd, want we lezen in het uit het l', . aarjgekaalde de volgende verklaring: ,0nze bedoeling is: bij de eerste verkiezing elk zijn candidaat, bij herstemming samen met de sociaal-democratej." In ieder geval geeft het bovenstaande weer een curieus kijkje op de wijze waarop sommige rgroote dagbladen" soms aan vers'agen komen, ooi later uit den inhoud allerlei commentaren te trekken. Dat echter de N. Crt. aan Het Handelsblad de schuld geeft is curieus. Ik vind in het geheele uit het f". D. overge nomen verslag niet n zinsnede, welke haar mededeeling wettigt. Deze is kennelijk uit den duim gezogen. Hierbij had het Handelsblad het moeten laten, maar nu komt het tot do volgende bedekte bedreiging, welker historischegroüd bovendien volkomen onjuist is. «?Dergelijke insinuaties zijn destijds ook in socialisten-vergaderingen in Conslantia uitgebcac'it tegen de verslaggevers; en toen hebben de redacties der groo'e dagblaien besloten daar hun verslaggevers niet m;er heen te zenden. Acht professor Trsub het gewensc'it dat een dergelijke maatregel ook zal genomen worde tsn opz:chte van vergaderingen, waarin hij als spreker optreedt, of van vergaderingen van den ,Vrijzinnig-democratischen B md" hij heefs slechts te zeggen. Doch blijkens den indruk, dien zijn wo >rden over de verslaggevers heden in de vergadering van den Bond maakten en gegeven het, feit dat men telkens weer hoort: i de pers zal d t wel mededeelen" gelooven wij niet dat zijn partij de ontstentenis der pers op haar bijeenkomsten zoo bijster aangenaam zou vinden." Laat ik op den voorgrond mededeelen, dat «dergelijke insinuaties" niet eerst in Constantia tegen de redacties der dagbladen zijn uitgebracht, maar reeds in 1886 in Het Volkspark en dat het vooral het/fowdelublad was, dat men toen op het oog had; niet alleen omdat de verslaggever, wien dit werk was opgedragen, zich kennelijk doodergerde onder die menschen, «die zoo stonken" hij moet thans zelf anarchist zpn maar ook omdat de verslagen ecnigszin.3 partijdig waren, omdat een juist en vol ledig verslag van het gesprokene niet werd toegestaan. Ik herinner me een heftigen aanval van den heer J. A. Fortutjn, thans candidaat voor het lUmaat-schap van de Tweede Kamer, tegen de «kapitalistische bladen" en toen een dof dreigend gemompel uit de vergadering opsteeg, die ons niet veel goeds voorspelde, strekte Fortuijn beschermend zijn hand naar onze zijde uit en zeide tegen het publiek: «Jelui moet het deze menschen niet kwalijk nemen, dat zijn ook maar loonslaven!" Het feit dat aanleiling gaf, dat de Amsterdamsche dagbladen de vergade ringen in Constantia boycotten, was echter een ander, dan het Handelsblad vertelt. Het zal in het jaar 1894 geweest zijn, dat in een avondvergadering in Constantia, die geleid werd door den bekenden typograaf A. Kol, zooals gebruikelijk was, een aanval werd gedaan cp de «kapitalistische pers." Ik meen dat dit zijn oorzaak vond in hetgeen er geschreven was over de optochten der werkloozen omstreeks Kersttijd 1893, die op den tweeden Kerstdag tot een betreurens waardig conflict met de politie aanleiding gaven. De spreker was beleefd genoeg om mee te deelen, dat hij niet het oog had op de heeren, die verslag zaten te maken. Toen nu het debat geopend werd, teekende iemand van de galerij protest aan tegen deze laatste woorden. Hij meende dat de verslaggevers even goed «schuldig" waren als de redacties en hij wees met name iemand aan, die, omdat hij in een zaak wegens opruiing en het aanzetten tot het plunderen van een bakkerswinkel als ge tuige a charge voor de rechtbank was verschenen, bij dien spreker minder aange name herinneringen had nagelaten. De kerel wilde hier zich kennelijk wreken. Deze woorden verwekten natuurlijk groote beroering. Zelfs riep een stem: «smijt ze er uit l" en de voorzitter zat er bij te lachen en had onverholen pleizier in het stnndje. De verslaggevers, die meer zulke dingen hadden bijgewoond, sloten zich bij het verlaten van de zaal aaneen en bereikten veilig de Rozengracht. Er bestond toen een vereeniging van verslaggevers, De Amslerdamsche Pers geheeten. In een daartoe afzonderlijk be legde vergadering werd op voorstel van den verslaggever, wiens naam genoemd was, en van wien gezegd was dat hij mede tot »die schoeljes" behoorde, besloten, dat den hoofdredacteuren het feit zou worden mede gedeeld, en hun tevens te kennen zou worden gegeven dat men het de moeite niet waard achtte om, ter wille van een ver slag van zulk een vergadering, eenig ge vaar te loopen. Die hoofdredacteuren waren het natuurlijk daarmee eens en besloten werd geen verslagen meer van de verga deringen in Constantia te geven. Niet dus omdat de redacties beschuldigd werden in de verslagen te knoeien, zijn v in die vergaderingen geen verslagen meer uitgebracht, maar wel omdat de verslag gevers het ter wille van hun eigen veilig heid beter vonden er niet heen te gaan. Zooals ik echter zeide, was niet de hoofdgrief tegen de verslaggevers het minder juiste der verslagen of het brengen van veranderingen daarin, maar wel de vaak in de oogen der socialisten zeer onjuiste voorstellingen van straatbewegingen, bot singen met de politie, enz., waaraan vooral Het Handelsblad moest mank gaan. Tenzij Het Handelsblad prof. Treub mocht willen verdenken, dat hij de ver slaggevers voortaan zal bejegenen, als op dien bewasten avond in Conslantia is ge schied, gaat het door dit »groote dagblad" gegeven voorbeeld in het geheel niet op. En wat het nemen van «een dergelijketi maatregel" ook tegenover de vrijzinnig democraten betreft, Hel Handelsblad kan zeker voor zich zelf spreken maar dan ook voor zich zelf alleen. O/er de andere »pers" heeft het niets te zeggen. Prof. Treub werd in de vergadering verweten dat hij, volgens de Zivolsche Courant, zou aangeraden hebben, om, wanneer de vrijzinnig-democraten geen eigen candidaat stelden, op den sociaal democraat te stemmen. Hij had kunnen volstaan met op te merken, dat de corres pondent van de Zwolsche Courant welk blad genoemd werd, zijn woorden verkeerd had weergegeven en dat het wel meer voor komt, dat verslagen van politieke rede voeringen niet juist jzijn, zoo noodig ook met de opmerking, dat er verslaggevers zijn, die van de politiek geen tittel of iota afweten maar daarbij had hij zich kunnen bepalen. Wordt er toch door redac ties in verslagen gekort of gewijzigd, dan is dit noodgedwongen, om ruimte te winnen. Maar dat daarbij opzet in het spel zou zijn, om de beteekenis van de woorden van den spreker te veranderen, betwijfel ik op goede gronden ten zeerste. Iets anders was het echter met beschrij vingen of verslagen van betoogingen, die, hoewel met de politiek of met de sociale q-iaestie in verband staande, op straat gebeurden. Daar behoefde de verslaggever niet meer objectief te zijn, maar werd hij van zelf subjectief en was hij dat niet genoeg in de oogen der redactie, had hij voor zich het niet te loochenen feit en aan zijn indrukken uiting gegeven, dan was er natuurlijk altijd nog de hoofdredacteur, die over het aanbrengen van wijzigingen oordeelde. Van daar dat die ver-lagen in de verschillende bladen vaak zoo zeer uiteenliepen. Prof. Kuyper heeft in de Deputatenvergadering gezegd: van de koopmansbeurs zegt het gemeen gerucht, dat de eerlijke conscientie er bijna hopeloos in 't gedrang komt, maar ook van de politiek moet erkend, dat ze de beste karakters vaak bezoedeld Leeft. Er is aan alle politiek een vuile kant, die afgeeft". De vuilste kant heb ik altijd de ver* dachtmaking gevonden en prof. Treub heeft daarvan sinds de stichting van den Vrijzinnig-democratischen Bond van de zijde der liberale bladen ruim zijn deel gehad. Hij bijt bovendien overal de spits alleen af, en de «kopstukken" der partij laten hem ook overal alleen staan, om dan wellicht voor den dag te komen, als hun eigen candidatuur wordt bedreigd. Dit nu had hem, kennelijk ook op deze vergadering, waar die «kopstukken" even zeer door hun afwezigheid schitterden, min der aangenaam gestemd en toen hem nu verweten werd dat hij daarin anders sprak dan in Steenwijk en men zich daarbij op dagbladverslagen beriep, was zijn eenigszins korrelige uitval zeer goed te verklaren. Uit niets bleek echter, dat hij het oog had op de aanwezige verslaggevers of op de bladen die zij vertegenwoordigden en een ondervinding van bijna zestien jaren raadplegende, ontsnapte mij bij het lezen in Het Handelsblad van de philippica tegen prof. Treub en van de bedreiging aan het adres van den Vrijzinnig Democrati schen Bond, om voortaan zijn vergaderingen te boycotten, onwillekeurig het bekende: »qui s'y frotte s'y pique." Amst., 8 Mei. J. H. G. Vermindering yan militair schryfwerk. De officieren in ons leger zijn nu druk bezig met de bestudeering van de nieuw uitgekomen voorschriften voor de opkomst der miliciens met spoed, waarin alle nieuwe spoor- en tramlijnen werden opgenomen die in de laatste tien jaren in exploitatie kwamen. Men schijnt er eindelijk in geslaagd te zijn, voor die aangelegenheid nu tegelijk de denkbaarst metst gecompliceerde wijze te vinden. De sergeant-majoors denken zich suf er op, en zullen in hun snipperuurtjes voor elk milicien een bundeltje hebben samen te stellen, niet een bundel gedichtjes, maar geheime staatsdocumenten, waar 't wel en wee van het vaderland eenmaal van af hangen zal. De burgemeesters zullen die bundeltjes ter uitreiking krijgen, en geheime corres pondentie te voeren krijgen. Zal men nu, als uitvloeisel hiervan ook niet zonneklaar kunnen aantoonen, dat het aantal sergeant-majoors uitgebreid moet worden, en dat een langdurige kazemetijd noodig is, om de miliciens die bundeltjes te leeren begrijpen? Het conflict in Pruisen. Het is misschien niet overbodig, naar aanleiding van de jongste ministerieele crisis in Pruisen, die haren invloed in geheel Duitschland heeft doen gelden, en ook voor buitenlandsche belangen eene niet geringe beteekenis heeft, met enkele woorden te herinneren, wat de aanleiding tot deze crisis is geweest. Reeds voorjaren heeft keizer Wilhelm II gewezen op de noodzakelijkheid, om den handel en de nijverheid van Pruisen tot meerdere ontwikkeling te brengen door den aanleg van kanalen, die de groote rivieren vau het Rijk onderling zouden verbinden. Dat deze kanalen tevens eene strategische beteekeiiis zouden hebben, maakte de quaestie in de oogen van den keizer dubbel belangrijk. In het jaar 1899 werd een wetsontwerp ingediend, dat eene eerste schrede was op den aangewezen weg, en den aanleg voorstelde van twee oaderdeeien van het kanalen-net, n van Dortmund naar de Elbe, en n van Dortmund naar den Rijn. Dit ontwerp stuitte op heftigen tegenstand van de agrariërs en de conservatieven, dïe in iedere be voordeeling, hoe gerechtvaardigd ook, van handel en nijverheid, eene benadeeling van den landbouw verkiezen te zien. In den Pruisischen Landdag, waar genoemde partijen vrij spel hebben dank zij een kiesstelsel, dat door Bismarck het slechtste dat men zich denken kan werd genoemd -? werd het essentieele deel van het ontwerp, het kanaal van Dortmund naar de Elbe verworpen, ofschoon de keizer daarvoor per soonlijk in de bres was gesprongen. Van eene ontbinding van den Landdag moest worden afgezien, omdat van zulk een maat regel geen heil was te verwachten. Alleen werden een aantal Landrüthe, regeeringsambtenaren, die tegen het regeeringsontwerp hadden gestemd, van hun ambt ontzet. Keizer Wilhelm gaf echter den strijd

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl