De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 12 mei pagina 3

12 mei 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1246 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V00R NEDERLAND. nkt op, maar liet door zijne regeering bij den aanvang der thans gesloten zitting van den Pruisischen Landdag een nieuw ontwerp indienen. Men hoopte, de oppositie door tweeërlei maatregelen te ontwapenen. In de eerste.plaats had men het ontwerp uitgebreid door toevoeging van verschil lende stroomregelingen, die aan de »Junker'' aan gene zijde van de Elbe zouden ten goede komen. In de tweede plaats liet me.n als lokaas, als belooning voor meerdej^ Regierungsfreundlichkeit, de mogelijk heid doorschemeren van een beslist pro tectionistische verhooging der invoerrechten. De rijkskanselier Von Bülow verklaarde in den Landdag, dat de regeering door drongen was van de noodzakelijkheid om den landbouw ter hulp te komen en dat zij hiermede rekening zou houden bij de vaststelling van de nieuwe tarieven voor invoerrechten en bij de besprekingen over de vernieuwing der handelstractaten. Het is duidelijk, dat de quaestie, door deze verklaring, van eene zuiver Prui sische tot eene Duits-hèen zelfs tot eene internationale is geworden. De »bondgenooten", Oostenrijk Hongarije en Italië, gaven duidelijk hunne ontevredenheid te kennen, en Rusland dreigde in e "?n officieus communiquémet represaille-maatregelen. Doch de Agrariërs lieten zich door zulk een »vogel in de lucht" niet verlokken tot het opgeven van hun standpunt. In overleg met het Centrum verklaarden zij in de Commissie uit den Landdag, dat zij alleen hunne toestemming wilden geven tot ? de stroomregeling der rivieren in het Oosten, waarbij zij rechtstreeks belang hadden, en tot de kanalisatie van de Lippe, die .door het Centrum wenschelijk werd geacht. Het essentieele gedeelte van het regeringsvoorstel werd echter, evenals het vorige jaar, door de meerderheid der Commissie verworpen. Zoo was de regeering in een impasse geraakt, die tot de bekende ministeriëele crisis leide. De heer Von Miquel, de aartsknoeier, die zijne groote talenten in de laatste jaren meer en meer tot poli tieke intriges heeft gebruikt, was het eerste slachtoffer. Ditmaal was het niet de he«r Von Lucanus, die hem namens den Keizer te verstaan gaf, dat het bekende »Sie sind mein Mann'' van tien jaren geleden zijn geldigheid verloren had: het was de Rijkskanselier zelf, de heer Von Bülow, tegen wien M queFs intriges hoofd zakelijk gericht «aren, die hem beleefdelijk te kennen gaf, dat hij bereid was, een verzoek van ontslag door den heer Miquel ingediend (of in te dienen ?) bij den Keizer te steunen. De pil werd een weinig ver guld door de benoeming van den voorkorten tijd nog zoo machtigen staatsman tot lid van het Pruisische Hoogerhuis voor den duur van zijn leven. De bijvoeging, dat dit een bewijs was van 's keizers vertrou wen, klinkt nogal ironisch. Tegelijk met den vice-president van het ministerie (president is de Rijkskanselier) en minister van financiën Von M'quel verdwenen zijne collega's voor landbouw en voor handel en nijverheid, de heeren Von HaramersteinLoxten en Brefeld van het tooneel. Het was eene noodzakelijke opruiming, want deze ministers waren bepaald kanalfeindlich. Dergtlijke zonderlinge verhoudingen, waarbij een deel van de regeering bijna openlijk de door die regeering ingediende plannen bestrijdt, zijn alleen mogelijk in een land, waar de hoofden der departe menten slechts iti naam verantwoordelijke ministers zijn. In Pruisen blijven de mi nisters, zoolang de koning het goedvindt, om het even of zij het vertrouwen van de meerderheid der volksvertegenwoordiging al of niet bezitten ; zij gaan, wanneer zij niet langer de gehoorzame uitvoerders zijn lllMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIH IIIIIHHHII lllllllllllllMllllllllllllllllllltlllllllIllllllllllllllllMHIIlllllllflIIllllHIIIIlHII DE lMHIini VOOR SLECHT UIUG DOOB 3) LORA ANNIE STEEL. (Slot). Een veertien dagen later lag het kamp vlak voor den ingang van een smallen bergpas, met achter zich een snellen ttroom, gezwollen door het smelten der sneeuw van de hoogten een pas die besliste zi-gepraal of volkomen neder laag beteekende voor den kleinen troep, die er zich een weg doorheen moest banen om gicdsche bergen te bereiken. En toch, hoewel ieder dier mannen zyn leven bedre gd wist, was 't geheele kamp in opschudding omdat majoor Griifiths zyn tweede paar putties miste. De overige officieren hadden zich vergenoegd met n enkel paar dezer wollen beenbedekkingen, die in heuvelland dienst doen als slobkousen, en 't stygen zoozeer vergemakke lijken; maar de majoor, die altijd methodisch te werk ging, had zich tegen alle eventualiteiten willen voorzien. En zie, waar de dood hem dreigde en zyn ziel naar de grootst mogelyke orde in alle zaken dorstte, nu was zijn schoon paar verdwenen. Hoewel van nature niet spraakzaam, was hy toch gewoon te zeggen ?wat hem op 't hart lag. En zoo liep in 't kamp 't gerucht dat ze gestolen waren, en 't ontbrak niet aan commentaren zoowel in di mess-tent als in de cantine. In de mess-tent verklaarde de adjudant, met gefronsd voorhoofd, dat er in den laatsten tijd herhaaldelijk kleine diefstallen hadden plaats gehad, die nooit waren ontdekt, te beginnen met 't verdwy'nen van Smith's geweer. Dit liet zich wellicht nog verklaren omdat men zich in een vijandelyk land bevond, maar wie duivel had iets aan een paar beenen overhemdsknöopenl En aan een overhemd," viel hier eendroefgeestige stem in. Item, een stuk geparfumeerde zeep,1' zei een ander. En een kam," begon een derde. De kolonel, die tot nu toe een bescheiden van den koninklijken wil. Het ministerie is nu weer homogeen, in zooverre name lijk dat, de min slers allen kanalfreundlich zijn. Ongetwijfeld is de loop van zaken een overwinning geweest voor den Rijkskanse lier, die zich zijn gevaarlijksten tegen stander van den hals geschoven heefc. Die tegenstander was tevens een mede dinger, want het is volstrekt geen geheim, dat de heer Von M quel reeds b ij de aftreding van vorst Hohenloneop eene benoeming tot Rijkskanselier had gerekend, en dat hij den heer Von Bü!ow hoopte ten val te brengen om hem in zijne waardigheid te kunnen op volgen. Oin dit doel te bereiken, was de oude revolutionair van 1848, de man, die vele jaren lang een der leiders van de nationaalliberale partij was geweest, de vertrouwde geworden van agrariërs en ultra-conserva tieven. In plaats van «vertrouwde'1, zou het beter zijii van «handlanger" te spreken : van vertrouwen kon bij zulk een poJitieken kameleon eigenlijk geen sprake zijn. Intusschen is de moeilijkheid slechts verschoven. De Landdag is naar huis ge stuurd, maar voor hoe lang'? Eene ont binding zou bij het bestaande vicieuse kiesstelsel, niets baten. Althans op het oogenblik niet. Misschien hopen de heer Von Bülow en zijn koninklijke meester, dat het gelukken zal voor de kanaalplannen onder de bevolking propaganda te maken. De vraag is dan, op wie men eigenlijk wil werken. Da groote massa der bevolking heeft op de samenstelling van den land dag feitelijk geen invloed, de cóterie .der jonkers en agrariërs des te meer. Zoo blijft het conflict bestaan tus.-chen de kroon en hen die zich bij voorkeur de steun pilaren vaa troon en altaar noemen. Juist als voor een halve eeuw zeggen die brave en onbaatzuchtige vaderlanders: Und der König absolut, wennerunsern Wdlentiiut. Als de heer von Bülow aan dit conflict op welke wijze dan ook een einde kan en durft maken, zal hij een veel handiger en veel energieker man zijn, dan hij zich tot nu toe heeft getoond. SociaL aanaclcytnfizbm. «lIlllimilllllllllllllllllllIIMIimilltlIIlMMIIMMMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimtl Zitplaatsen foor litikelbEtoileii. Aan maatregelen en raadgevingen in het belang der gezondheid van het menschdom heeft het in beschaafde landen in de laatste jaren niet ontbroken, en waar het de gezpndheidsbelangen der gemeenschap betreft, zijn ook hier te land«, hetzij door het Rijk, hetzij van wege de Gemeente vele nuitige maatregelen in werking gekomen. De voor korten tijd door de Tweede Kamer aange nomen gezondheids- en woningwet mag zeer waarschijnlijk wel als een stap in de goede richting worden aangemerkt, en het is wtl te verwachten, dal deze wetten zoo z;j in werking komen, van gunstigen invloed voor het algemeen welzijn zullen zijn. De zorg hiervoor breidt zich intusschen gestadig uit, en in den laatsten tijd zijn niter rn het bijzonder de nadeelige gevolgen die aan de uitoefening van sommige be roepen verbonden zijn, onder de aandacht van den wetgever gebracht. Voor verschil lende beroepen of bedrijven zijn hier te lande reeds wettelijke bepalingen in het leven geroepen, in den regel met het hoofddoel om voor de gezondheid van hen, die zulk een beroep of bedrijf' uitoefenen. te waken. Tot de beroep?, waarvoor in den laatsten tijd in andere Rijken wetten zijn gemaakt, behoort het beroep van winkelbedienden. De aanleiding daartoe bestond vooral hierin, dat stemmen zijn opgegaan om te betoogen dat het langdurig staan van winkelbedien den nadeelige gevolgen voor hunne gestilzwijgen had bewai'-d, richtte zich hrer driftig tot den adjula.t: Op my'n woord, meneer, 't is een schande voor de s'af en ik moet op een streng onderzoek aandringe', zoodra we deze .bergbewoners geslagen hebben. Ik ik was niet van plan iets te zeggen, rnair sed ? t acht dagan ben ik mijn tandenborstel kwijt." Waarop een algemeene uittocht volgde naar de koele buitenlucht, wasr de duisternis oneer biedig lachen kon verbergen, want de kolonel was een dier mannen die nooit nzelfde hand doek gebruiken voor 't gezicht en de handen. Fonkelende sterren waren zichtbaar in de spleet tusschen de hooge rotsen die z;ch aan weerskanten verhieven; spookachtig donkera gevaarten, waarop de wacatvuren van den vijand hier en daar schitterden gelijk sterren aan een duister uitspansel. E ^n vijand machtig, waakzaam, en toch, in 't aangezicht van die wachtvuren, hadden de mannen 't gevaar dat hen den volgenden dag wachtte vergeten, voor 't onbeduidend verlies van 't oogen'ilik en spra ken ze over de putttes van den majoor. 't Is zooals :k altijd beweerd heb," zei de romancier van G compagnie, 't Is begonnen van 't oo^enblik dat Jocy tvaith van ons werd weggenomen in kamp no. 2. 't Is zyn geest en niets anders. Zyn geest die zich een trew so aanschaft. Kijk maar eens hier! Ze begraven hem, niet waar? zooals hij viel behoorlijk in broek en jas meer niet Wel! sedert heeft hij zijn geweer ons afgenomen, een kapotjas van D compvgnie en een ransel van A ". Vergeet de dekens niet die hij uit 't magazyn nam, kameratd," viel hem de lange Ier in de rede. 't Is in ieder geval een goei bewy's voor 't lut dat den armen drommel be schoren is, dat hij ze noodig heefc waar hij nu is." Ik zou niet gaarne over dergelijke dingen den cpot drijven," liet een andere ernstige stem zich hooren; want*-wy die uit de Hooglanden komen hebben verstand van die zaken." Houd je tweede gezicht voor je, Maf," zei een derde; we verlangen geen van je spookhistories van avond. Je bent al even erg als die verwenschte zwartjes, die zweren dat ze Joe meer dan eens in een rooie uniformjas in de achterhoede hebben zien ronddwalen." Wel, ze zullen hem dan zóó wel niet meer zien," zei een vierde man, wysgeerig, want hy is van kleermaker veranderd. Eergisteren nacht ontnam hy sergeant Jones zyn dienst j as zondheid had, of dit allicht zou kunnen hebbea. In Daitschland, waar op t April jl. een wettelijke regeling betrtffeudeziiplaatsen voor winkelbedienden in werking is getreden, is deze voorafgegaan door eene enq.iête van win kei bedienden te Berlijn. Er zijn aldaar ziekenfondsen met een gro >t aantal leden, en aan deza zieken fondsen is als regel do Bepaling verbonden, dat in geval van ziekte de Jeilen, een geldelijke uitkering ontvangen. Hit is dus voor de n'oanciën vau zoodanig ziekenfonds van groot belang, zooveel mogelijk te zorgen, dat schadelijke invloeden, die ziekte kunnen veroorzaken/<;worden weggenomen. Ten einde uu zooveel mogelijk betrouw bare inl.chiitigen te verkrijgen omtreut het al of niet schadelijke van het staan van winkelbedienden, zoowel mannelijke als vrouwelijke, heeft men zich gewend tot de genetsheeren van een ziekenfonds te Ber lijn, dat meer in het bijzonder voor win kelbedienden is opgericht, en ongeveer 55,(M) leden telt, waarbij ongeveer 15000 j vrouwelijke. Van de aan dit ziekenfonds verbonden geneesheeren werd de vraag of het lange staan algeoieene ziekelijke stoor nissen in het mensch«hjk lichaam kan veroorzaksn, door 240 bevestigend, en s-lechts d)or 7 ontkennend beantwoord, terwijl deze laatste toegaven, dat bestaaude stoornissen er Wt l door konden verergeren. Vooral voor meisjss in de ontwikkelingv jaren, en juist deze ziju dikwijls in winkels werkzaam, werd hel langdurig staan zeer nadeelig geacht, eii men was vnj algemeen van mediung dat vooral het ontstaan vau geslachtsziekten hierdoor zeer kon worden bevorderd. Andere stoornissen, die kunnen ontstaan, zijn vooral stoornissen iti den bloedsomloop van de onderste ledematen, zich open barende door gezwollen beenen en adergpatten, welke laatst^, en dit maakt de zaak nog al belangrijk, meestal van blijvenden aard zijn. Bij de gehouden ei quêie werd door velen der oudervraagden uit eigen beweging nog de ontstoken platvoet als een mogelijk gevolg van Jangdurig staan genoemd. De schadelijke invloed, die daardoor op de geheele constitutie van een ruensohkan worden teweeggebracht, bestaat vooral in te groote veroioiidheid, daarmede samen hangende ovtr.-panning en tijdelijke onge; schtktheid tot uitoefening van het beroep, terwijl in de gehouden ei quête ook geesteszwakte en bloedarmoede werden genoemd, De wettelijke in Duitschland aangenomen verordeningen luiden als volgt: Art. I. Iti de lokaliteiten van publieke vtrkoopplaatsep, waarin klanten worden bediend, en eveneens in de tot die verkoopplaaUen behoorende kantoren moet voor het daar aanwezig personeel een naar het aantal dier personen voldoende gele genheid om te zitten aanwezig zijn. Voor hen, die met de bediening der klanten belast zijn, moet de gelegenheid zoo zijn ingericht, dat zij ook gedurende korte rustpoozen kan worden gebruikt. Art. II. O.iaangetast blijft de bevoegd heid der politie om bij beschikking, hetzij in hel algemeen, hetzij voor bepaalde verkoopplaatsen te bepalen, aan welke bijzondere eisenen de zitgelegenheid met het oog op het aantal personen, waarvoor zij bestemd is. moet voldoen. In de toelichting wordt gezegd, dat men meende niet het ngelsche voorbeeld te moeten volgen hetwelk .i zetel voor elke drie vrouwelijke bedienden voldoende acht, en ook niet het Fransche voorbeeld, dat a zetel per vrouwelijke bediende aanwijst. Dit laatste vond men veelal onnoodig, en zou in kleine winkels met geiinge ruimte soms onuitvoerbaar kunnen zijn. Daarom wordi het aan de politie ter beoordeelïng overgelaten. Daar in de Duitsche verordening alleen van het personeel wordt gewaagd' en dus hieronder zoowel het vrouwelijk als het mannelijk personeel wordt begrepen, is dit zeker een voordeel boven de verouleningen in Frankrijk en Engeland, die alleen op vrouwelijk personeel betrekking hebben. Ook veidient de Duitsche verordening, wat bstreft de bepaling van het aantal zitplaatsen door de politie allicht te verlltllllMIMIIIlmlIMiltllMflIllllnlIIIIMMMIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIMIIIItli en de sergeant heeft op zijn bijbal gezworen (.'at hij 't Joe Smith's geest betaald zou zetten, zoodra hij er toe in dj gelegenheid was, ai moest hij er voor naar de hel gaan." Intusschsn wa^ majoor Grittiihs bezig onge veer 't zelfde te zeggen, toen hij met zyn lorgnet op den neus iu de deur der mess-teut stond. Wie de dief ook inige zijn," merkte bij op met die rechtvaardigheid die hem ten allen tijde kenmerkte, hy schijnt 't instinkt vai een gentleman te hebben; maa1-, bij God meneer, als ik hem uitvind, ^al ik hem leeren wat 't beteekei.t de slobkousen van een oüieier te velde te stelen !'' Daarop beschouwde hij ontevreden zy'ne beenen; keek met meer voldoening naar de vijandelijke wachtvuren en ging toen naar bin nen om vóór dan morgen nog een paar uren rust te nemen. Maar een ander, eenige mijlen terug in de vallei, keek met gelijke voldoening n naar zijn beenen, n naar de sterren. Een lang, gespierd, flink man, die bezig was een pijp te ruoken een andermans pijp waarschijnlijk vlak bij 't gat in den grond waar den vorigen nacht de vlaggestok had gestaan. Did paar weken hadden meer voor Gaorge Offord gedaan dan hem van een uitrusting voorzien, ze hadden hem een gevoel van eigen waarde gegeven, hoewel hij er innig van over tuigd was dat Peroo een prachtig leugenaar was als hij beweerde dat hij huaaar'a uitrusting óf gekregen of eerlijk gekocht had. Zelfs, toen hij met welgevallen zijn beenen beschouwde, mompelde hy: Ik geloot waarach'jg dat 't de putties van den majoor zijn, arme kerel ja, ze zien er naar uit of ze van hem waren " Daarna rustte z'n blik op de sergeant's jas die h\j droeg -?en toen liep hij in gedachten verzonken op en neer, steeds op en neer, lang} 't git in den grond waar de vlag had gestaan. Een hinkende gedaante dook uit de duis ternis op en kwam naar hem toe. Wel?" vroeg hij scherp. De orders zijn gegeven voor 't aanbreken van den dag, huzaar, en hier zijn nog eenige patronen." G :orge Offord lachte een eigenaardig kort lachje van innige zelfvoldoening. 't Was een paar uur na zonsopgang, maar kiezen boven de in de beide andere .ge noemde Europeesche Rijken aangenomen wetten. Volledigheidshalve zij nog ver meld, dat buiten Europa ook nog in enkele fetaten van Noord-Amerika en in Australi wettelijke verordeningen zijn tot stand gekomen. Hier te lande is in deze richting door de wetgevende macht nog niets verricht, en dit zal ook niet noodig zijn, zoo slechts door patroons of werkgevers aan de ge makkelijk te volbrengen voorwaarden wordt voldaan, om een voldoend aantal zitplaatr sen voor winkelbedienden aan te brengen, en hun te veroorlooven hiervan een passend gebruik te maken. Hier weegt toch niet alleen de moreele verplichting, om naar vermogen voor de gezondheid van onder geschikt personeel te zorgen, doch ook welbegrepen eigenbelang moet dit, dunkt mij, ieder patroon of werkgever doen inzien. Niet alleen toch geeft een ongestoorde gezondheid lust en kracht tot werk doch ook het volhardingsvermoaen is bij flink gezonde menschen natuurlijk veel grooter, dan bij hen, wiens gezondheid bij de uit oefening van een beroep reeds meer of minder schade heeft geleden. En dat dit bij winkelbedienden, en vooral vrouwelijke, die geen gelegenheid hebben om te zitten, allicht het geval zal kunnen worden, mag men wel met zekerheid aan nemen. A m s t., Mei 1001. Dr. Je. v. D. PLAATS, 4iMi itmMiiiiiimiiimiililiMliiMiltirlmiiiiitillimilllMIllllHHIIi Inziet in de Hoofdstad Donderdag 2 dezer stond er wed rom een gast aan het hoofd van ons Concertgebouworchest. TQans was het geen buitenlander met een beroemden naam, maar de heer mr. J. H. Baron v. Zuylen van Nyevelt uit Den Haag. De werken die hij op zyn programma had gezet waren Weber's Freischütz-ouverture, Bramhs' tweede Symphonie, Schumann's «Etudes Sypmhoniques", door W. Kes gt instrumenteerd en Wagner's voorspelen voor «Lohengriu" en «Meistersinger." Reeds aanstonds bleek het dat de heer v. Zuylen een vasten wil en een gevestigde over tuigirg heeft ten opzichte zyner tempi. Eane overtuiging, niet voortspruitende uit een zucht om het toch vooral anders te doen dan zoo menigeen, maar gegrondvest op het karakter en het innerlyke wezen van het werk, dat hij interpreteert. Ean byzonder goeden indruk maakte op my de voordracht van de symphonie van Brahms; en hierin nog apart het derde gedeelt", dat met al de poëzie en gratie die er in liggen, weergegeven werd. Doch ook het eerste Allegro, met zyn zonnige, stralende pbys onourie was zeer schoon in de verdeeling zyner Bchakeeringen. Het prachtvolle, zangrijke tweede thema der violoncellen en alten, dat by' een langzamer teoipo zoo licht tot ziekelijkheid overslaat, was thans uitermate bekoorlyk door de juistheid van zyn beweging. Het Adagio kwam my ietwat onrustig voor, doch het Finale waswederzeer mooi en ontlokte aan het talrijke publiek een krachtig applaus. In de variatiën van S^humann, door Kes geïnstrumenteerd, kon men zien hoe deze de geraffineerdste orchesttff ;cten kent. Zeer schoou en vol afwisseling kliekt het orchest. Toch vroeg ik my' af of zulke experimenten wel navolging verdienen. Vooreerst is onze orchestlitteratuur zoo rijk, ook aan werken in den variatievorm, dat er aan zulke arrangementen wel geen behoefte bestaat. Doch ook kon ik af en toe een gevoel van lengte niet onderdrukken, het geen ik bij een voordracht op het klavier van onze eerste kunstenaars, nooit heb ondervonden. Het is mogelyk dat n artiest meer persoonlykheid aan den dag kan leggen in zoo'n werk dan een collectief van kunstenaars ; maar het kan ook zijn dat de ware aard van het werk niet UllllflIIIIIIIIIJIIIIIM nog waren de hoogten niet genomen. Zend iemand wis ouk," hijgde da kolo nel, toen hij aan 't hootd van een verluren troep veteranen een rotsachtige h .ogte trachtte te b.stormen van waar een plongeerend vuur lederen aanval had verijdeld. 'jrilfith», in godsnaam ga zelf, of zie dat ge iemand vindt om die jonge soldaten ginds op onzen rechtervleugel ain t« voeren, of ze zu.lea wijken -- - en dan " Wijken? Niets waarschijnlijker! Een zwakke compagnie, grootendeels bestaande uit rekruten een compagnie waarvan de officieren «aren neergeschoten, die een taak hadden te verhullen alleen mogelijk voor oud-ged^enden, mannen die door gewoonte onverschillig waren gewor den voor 't fluiten der kogels. Majjor Griifiths, terwijl hij zich er heen spoedde, zag dit alles zag ook 't fatale weifelen der troep. God ! Zou hij tijdig genoeg aankomen om die weife ling te doen ophouden om zich aan hun hootd te plaatsen? c'at was 't eenig noolige, een aanvoerder ! niets dan dit een aanvoer der voor die jonge soldaten ! En daar was een aanvoerder. Een flinke gedaante aan 't hojfd der weifelende nieuwej lingen. j Vooruit! Vooruit jongens, volgt mij!" ! riep ecre stem die bezielde en vertrouwen ' inboezemde; en 't klonk den majoor, terwijl . hij, half verblind door zijn haast, zich voor waarts spoedde, als een stem uit den hemel toe. Vooruit! Vuoniit! Geef ze er van langs? Hakt er op in! Hip, hip, hoera!!'' Een luid hoera volgde als antwoord, en vol geestdrift stormde; de zwakste compagnie van j 't regiment den aanvoerder achterna ter over winning. Ik berijp er voor den duivel niemendal van," zei de kolonel dienzilfden avon.i geër gerd, toen de kleine troep aan gene zijde van de pas veilig bivakeerde in een met wilgen begroeide vallei. Vóór hen lag de prijs waar voor ze gekomen waren; achter hen 't ge vaar dat r.u geweken was. Iemand van mijn regiment," ging hy voort, voert een bizond'T kranig stuk uit onder ons gezegd, redt de eer van den dag; natuurlijk tracht ik uit te vinden wie 't is, en men discht mij een verhaal op van den een of .anderen geest. Wat duivel beteekent dat, majoor ?" De majoor schudde 't hoofd. Ik zou er ongestraft op een ander terrein kan overge bracht worden. Kes hetft zijne bewerking aan den heer v. Zuylen opgedragen en het is zeer begrijpelijk dat deze de gelegenheid heeft aangegrepen het met ons orchest hier te interpreteeren. Het werd dan ook met schoenen klank en groote intelligentie vertolkt. De twee Wagner'sche voorspelen en de Freiscl tz-ouverture van Weber vonden by' den heer Van Znylen eene warm gevoelde en kerngezonde wadergave. Het succes van den heer v. Zuylen was zeer groot; goed gedacht was het van hem ook het orchest te doen deelen in den dank van het publiek. Zaterdag 4 dezer gaf onze Afdeeling van Toonkunst voor hare leden de tweede uitvoering in dit seizoen, en wel met de Mis in C. van Beethoven en de Dante-symphonie van Liszt. Over de Dante (-ymphouie loopen de meeningen der musici van alle landen sterk uiteen. Daar ik nu de Dante- t-ymphonie van Liszt ni't by' uitstek het werk vind, om over het koor der zangvereeniging van Toonkunst eene bespre king te geven en daar de Mis in C. van Beet hoven pas voor een paar jaar geleden was uitgevoerd, ec het werk sedert dien ty'd nitt is veranderd, evenmin vermoedelyk de opvattin)? van den heer Mergelberg, meende ik deze uit voering wel te mogen verzuimen ten einde gevolg te geven aan eene uitnoodiging tot bijwoning van : De Doge van Venetië" in den Schouwburg te Utrecht. Misschien zullen zich verschillende mijner lezers onder de werken van den «ouden beer Smits" her inneren de »Proeve van een opera-tekst". De schry'ver heeft in die schets een kostely'ke an vermakelijke parodie geleverd op de onzinnige librettu'.-s die ongeveer een halve eeuw geleden gangbaar waren. Weinig zal dr. Lindo toen gedacht hebben, dat een componist zyn werk nog eens muzikaal zou ilK.streeren en als heusche opera de wereld in zenden. De heer Joh. Wagenaar, die door de compositie van »de Schipbreuk" uit de gedichten van den Schoolmeester, bewezen hetft een uitstekend talent te bezitten voor humoristische tooneelijes, heeft met veel vaardigheid ei.kele wijzi gingen gemaakt in den tekst, ten einde dien pasklaar te maken voor de compositie en zoo is dan »de Doge van Venetië" ontsta in ais «quasi ernstige Opera in 3 bedryven door Johan Wagenaar." In-tweeërlei opzicht acht ik het ontspin van dit werk een gelukkig verscbynsel. Ten eerste omdat daarmede bewezen is, dat de armzalige libretto's van toen 'voor goed uit gediend hebben ; anders toch zou a musicus a leek zich niet zoo kunnen vermaken bij die geestige perisflage; ten tweede omdat de zin onzer voorouders voor het grappige en luimige, zooals die zich o. a. openbaart in gedichten van Hooft en Breeroo, in schilde ryen van Jan Steen, Ostade en Teniers en zelfs in compositiën van Orlando di Lasso e. a., omdat die zin, zeg ik by' Wagenaar weder om schijnt te herleven. En dat acht ik in den tegenwoordigen zenuw-prikkelenden tijd een weldaad, een verkwikkirg. Maar wat is Wa genaar dan ook voortrt ff ilyk geslaagd in het muzikaal weergeven der verschillende situa ties ! Raeds de keuze der Leitmotieven ver raadt een scherpen blik op het eigenaardige der toestanden. Indien men nu echter meent dat de muzitk van Wagenaar zich naar het burlesque neigt, dan vergist men zich sterk. En daarmede jukt geloof ik dat Wagenaar ons allen gepakt heeft. De muziek is serieus; met groot meesterschap is het orchest behan deld. Vol verscheidenheid in klankkleur en zoo doorzichtig, dat nooit de zangstemmen ver drukt worden, ontmoet men een gratie en bekoorlijkheid in de instrumentatie*, die getui genis afleggen van Wagenaar's talent en degely'k ontwikkelde compositietechniek De finales van alle drie de bedryven zijn prachtig van bewerking, het zyn ensembles vol leven en kleur. Het begin van het tweede bedrijf by het kaartspel is een juweel van orchestratie. E .renzoo de overgarg van smart in bly'dschap (derde bedryf). En dan die degelijke muziek by zotte woorden als deze: Wie dood is die komt nooit weerom Als wijlen Pierlala ! Neen verleider, neen ! o nimmer O Dina, neen! Gij heerlijk vrouwenDimmer (!) iiiiimiiimiiiiMimiliDU geen eed op kunnen doen, meneer, hoewel de gedaante mij een weinig deed dei,ken aan maar dat is onmogelijk. Maar daar ik, volgens uw bevel, toch terug moet rijden raar gir dschen top om te zi> n hoe we dien 't best kunnen vasthouden, zal ik meteen mij naar de plek begeven waar 't stormloopen begon, om zoo modelijn de oplossing te vinden." Maar hij behoefje zoo ver niet te gaan. In een der kleine holten van 't plateau, waar de sneeuw vroeg smelt, en blauwe vergeat-mij nietjes en alpenroz^n welig tieren, stuitte sergeant Jones met z'n patrouille die in den veiligheidsdienst voorzag op Peroo den waterdrager, bezig onder tranen een soort van lijkdienüt te houden over 't lijk van Georee Offord. Hy droeg de jas van sergeant Jones en de putties waren die van majoor Griffith^; maar de sergeant knielde neer en streelde de strepen op da mouw, half werktuigelijk, half liefkozend "ea de majoor brak Peroo's verontschuldigingen af, en z'n stem trilde toen hij zei: Wat voor den duivel komt 't er op a in wat hij nam, behalve den pas! Ga wat op zij. man, dit is rny'n werk, niet het uwe sergeant ! schaar uwe mannen in 't gelid voor 't laatste saluut scherpe patronen." Zeer onvolledig was wat de majoor zich van den lijkdieiist herinnerde maar wat bij zei was toepasselyk. Zoo vertrouwde hij 't stof felijk overschot van den kameraad toe aan d ; aarde, terwyl hy wat verward sprak van een natuurlijk en een ge jstelijk lichaam een man uit de aarde aardsch, en een die 't evenbeeld is van God. En toen na de bede om niet te worden geleid in verzoeking en verlost to worden van den booze, volgde 't salvo, dat door de echo's werd herhaald, en lieten ze George Offjrd en den pas in elkanders bezit. Misschien vroeg de majoor zich bij 't terug rijden wel af of er thans een figuur stond voor den Hoogen Witten Troon gekleed in het tenuo voor sleclt gedrag en of de opperste wijs heid de verontschuldiging begreep : ik heb een leven vol wederwaardigheden gehad, dat ver zeker ik u." Maar door zu'tke gedachten werd Peroo niet gekweld, hij behoefde die veronbchu'diging niet. Voor hem was 'c voldoende dat de huzaar eenmaal was gewesst de beschermer van den. zwakke".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl