Historisch Archief 1877-1940
No. 1246
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V00R NEDERLAND.
nkt op, maar liet door zijne regeering bij
den aanvang der thans gesloten zitting
van den Pruisischen Landdag een nieuw
ontwerp indienen. Men hoopte, de oppositie
door tweeërlei maatregelen te ontwapenen.
In de eerste.plaats had men het ontwerp
uitgebreid door toevoeging van verschil
lende stroomregelingen, die aan de »Junker''
aan gene zijde van de Elbe zouden ten
goede komen. In de tweede plaats liet
me.n als lokaas, als belooning voor
meerdej^ Regierungsfreundlichkeit, de mogelijk
heid doorschemeren van een beslist pro
tectionistische verhooging der invoerrechten.
De rijkskanselier Von Bülow verklaarde
in den Landdag, dat de regeering door
drongen was van de noodzakelijkheid om
den landbouw ter hulp te komen en dat
zij hiermede rekening zou houden bij de
vaststelling van de nieuwe tarieven voor
invoerrechten en bij de besprekingen over
de vernieuwing der handelstractaten.
Het is duidelijk, dat de quaestie, door
deze verklaring, van eene zuiver Prui
sische tot eene Duits-hèen zelfs tot
eene internationale is geworden. De
»bondgenooten", Oostenrijk Hongarije en Italië,
gaven duidelijk hunne ontevredenheid te
kennen, en Rusland dreigde in e "?n officieus
communiquémet represaille-maatregelen.
Doch de Agrariërs lieten zich door zulk
een »vogel in de lucht" niet verlokken
tot het opgeven van hun standpunt. In
overleg met het Centrum verklaarden zij
in de Commissie uit den Landdag, dat zij
alleen hunne toestemming wilden geven
tot ? de stroomregeling der rivieren in het
Oosten, waarbij zij rechtstreeks belang
hadden, en tot de kanalisatie van de
Lippe, die .door het Centrum wenschelijk
werd geacht. Het essentieele gedeelte van
het regeringsvoorstel werd echter, evenals
het vorige jaar, door de meerderheid der
Commissie verworpen.
Zoo was de regeering in een impasse
geraakt, die tot de bekende ministeriëele
crisis leide. De heer Von Miquel, de
aartsknoeier, die zijne groote talenten in
de laatste jaren meer en meer tot poli
tieke intriges heeft gebruikt, was het
eerste slachtoffer. Ditmaal was het niet
de he«r Von Lucanus, die hem namens
den Keizer te verstaan gaf, dat het bekende
»Sie sind mein Mann'' van tien jaren
geleden zijn geldigheid verloren had: het
was de Rijkskanselier zelf, de heer Von
Bülow, tegen wien M queFs intriges hoofd
zakelijk gericht «aren, die hem
beleefdelijk te kennen gaf, dat hij bereid was, een
verzoek van ontslag door den heer Miquel
ingediend (of in te dienen ?) bij den Keizer
te steunen. De pil werd een weinig ver
guld door de benoeming van den voorkorten
tijd nog zoo machtigen staatsman tot lid
van het Pruisische Hoogerhuis voor den
duur van zijn leven. De bijvoeging, dat
dit een bewijs was van 's keizers vertrou
wen, klinkt nogal ironisch. Tegelijk met
den vice-president van het ministerie
(president is de Rijkskanselier) en minister
van financiën Von M'quel verdwenen zijne
collega's voor landbouw en voor handel
en nijverheid, de heeren Von
HaramersteinLoxten en Brefeld van het tooneel. Het
was eene noodzakelijke opruiming, want
deze ministers waren bepaald
kanalfeindlich. Dergtlijke zonderlinge verhoudingen,
waarbij een deel van de regeering bijna
openlijk de door die regeering ingediende
plannen bestrijdt, zijn alleen mogelijk in
een land, waar de hoofden der departe
menten slechts iti naam verantwoordelijke
ministers zijn. In Pruisen blijven de mi
nisters, zoolang de koning het goedvindt,
om het even of zij het vertrouwen van de
meerderheid der volksvertegenwoordiging
al of niet bezitten ; zij gaan, wanneer zij
niet langer de gehoorzame uitvoerders zijn
lllMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIH IIIIIHHHII
lllllllllllllMllllllllllllllllllltlllllllIllllllllllllllllMHIIlllllllflIIllllHIIIIlHII
DE lMHIini VOOR SLECHT UIUG
DOOB
3) LORA ANNIE STEEL.
(Slot).
Een veertien dagen later lag het kamp vlak
voor den ingang van een smallen bergpas, met
achter zich een snellen ttroom, gezwollen door
het smelten der sneeuw van de hoogten een
pas die besliste zi-gepraal of volkomen neder
laag beteekende voor den kleinen troep, die
er zich een weg doorheen moest banen om
gicdsche bergen te bereiken. En toch, hoewel
ieder dier mannen zyn leven bedre gd wist,
was 't geheele kamp in opschudding omdat
majoor Griifiths zyn tweede paar putties miste.
De overige officieren hadden zich vergenoegd
met n enkel paar dezer wollen
beenbedekkingen, die in heuvelland dienst doen als
slobkousen, en 't stygen zoozeer vergemakke
lijken; maar de majoor, die altijd methodisch
te werk ging, had zich tegen alle
eventualiteiten willen voorzien. En zie, waar de dood
hem dreigde en zyn ziel naar de grootst
mogelyke orde in alle zaken dorstte, nu was zijn
schoon paar verdwenen. Hoewel van nature
niet spraakzaam, was hy toch gewoon te zeggen
?wat hem op 't hart lag. En zoo liep in 't kamp
't gerucht dat ze gestolen waren, en 't ontbrak
niet aan commentaren zoowel in di mess-tent
als in de cantine.
In de mess-tent verklaarde de adjudant, met
gefronsd voorhoofd, dat er in den laatsten tijd
herhaaldelijk kleine diefstallen hadden plaats
gehad, die nooit waren ontdekt, te beginnen
met 't verdwy'nen van Smith's geweer. Dit liet
zich wellicht nog verklaren omdat men zich
in een vijandelyk land bevond, maar wie duivel
had iets aan een paar beenen
overhemdsknöopenl
En aan een overhemd," viel hier
eendroefgeestige stem in.
Item, een stuk geparfumeerde zeep,1' zei
een ander.
En een kam," begon een derde.
De kolonel, die tot nu toe een bescheiden
van den koninklijken wil. Het ministerie
is nu weer homogeen, in zooverre name lijk
dat, de min slers allen kanalfreundlich zijn.
Ongetwijfeld is de loop van zaken een
overwinning geweest voor den Rijkskanse
lier, die zich zijn gevaarlijksten tegen
stander van den hals geschoven heefc.
Die tegenstander was tevens een mede
dinger, want het is volstrekt geen geheim,
dat de heer Von M quel reeds b ij de aftreding
van vorst Hohenloneop eene benoeming tot
Rijkskanselier had gerekend, en dat hij den
heer Von Bü!ow hoopte ten val te brengen
om hem in zijne waardigheid te kunnen op
volgen. Oin dit doel te bereiken, was de oude
revolutionair van 1848, de man, die vele
jaren lang een der leiders van de
nationaalliberale partij was geweest, de vertrouwde
geworden van agrariërs en ultra-conserva
tieven. In plaats van «vertrouwde'1, zou
het beter zijii van «handlanger" te spreken :
van vertrouwen kon bij zulk een
poJitieken kameleon eigenlijk geen sprake zijn.
Intusschen is de moeilijkheid slechts
verschoven. De Landdag is naar huis ge
stuurd, maar voor hoe lang'? Eene ont
binding zou bij het bestaande vicieuse
kiesstelsel, niets baten. Althans op het
oogenblik niet. Misschien hopen de heer
Von Bülow en zijn koninklijke meester,
dat het gelukken zal voor de kanaalplannen
onder de bevolking propaganda te maken.
De vraag is dan, op wie men eigenlijk
wil werken. Da groote massa der bevolking
heeft op de samenstelling van den land
dag feitelijk geen invloed, de cóterie .der
jonkers en agrariërs des te meer. Zoo
blijft het conflict bestaan tus.-chen de kroon
en hen die zich bij voorkeur de steun
pilaren vaa troon en altaar noemen. Juist
als voor een halve eeuw zeggen die brave
en onbaatzuchtige vaderlanders: Und der
König absolut, wennerunsern Wdlentiiut.
Als de heer von Bülow aan dit conflict
op welke wijze dan ook een einde kan
en durft maken, zal hij een veel handiger
en veel energieker man zijn, dan hij zich
tot nu toe heeft getoond.
SociaL aanaclcytnfizbm.
«lIlllimilllllllllllllllllllIIMIimilltlIIlMMIIMMMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimtl
Zitplaatsen foor litikelbEtoileii.
Aan maatregelen en raadgevingen in het
belang der gezondheid van het menschdom
heeft het in beschaafde landen in de laatste
jaren niet ontbroken, en waar het de
gezpndheidsbelangen der gemeenschap betreft,
zijn ook hier te land«, hetzij door het Rijk,
hetzij van wege de Gemeente vele nuitige
maatregelen in werking gekomen. De voor
korten tijd door de Tweede Kamer aange
nomen gezondheids- en woningwet mag
zeer waarschijnlijk wel als een stap in de
goede richting worden aangemerkt, en het
is wtl te verwachten, dal deze wetten zoo z;j
in werking komen, van gunstigen invloed
voor het algemeen welzijn zullen zijn.
De zorg hiervoor breidt zich intusschen
gestadig uit, en in den laatsten tijd zijn
niter rn het bijzonder de nadeelige gevolgen
die aan de uitoefening van sommige be
roepen verbonden zijn, onder de aandacht
van den wetgever gebracht. Voor verschil
lende beroepen of bedrijven zijn hier te
lande reeds wettelijke bepalingen in het
leven geroepen, in den regel met het
hoofddoel om voor de gezondheid van hen,
die zulk een beroep of bedrijf' uitoefenen.
te waken.
Tot de beroep?, waarvoor in den laatsten
tijd in andere Rijken wetten zijn gemaakt,
behoort het beroep van winkelbedienden.
De aanleiding daartoe bestond vooral hierin,
dat stemmen zijn opgegaan om te betoogen
dat het langdurig staan van winkelbedien
den nadeelige gevolgen voor hunne
gestilzwijgen had bewai'-d, richtte zich hrer driftig
tot den adjula.t: Op my'n woord, meneer,
't is een schande voor de s'af en ik moet op een
streng onderzoek aandringe', zoodra we deze
.bergbewoners geslagen hebben. Ik ik was
niet van plan iets te zeggen, rnair sed ? t acht
dagan ben ik mijn tandenborstel kwijt."
Waarop een algemeene uittocht volgde naar
de koele buitenlucht, wasr de duisternis oneer
biedig lachen kon verbergen, want de kolonel
was een dier mannen die nooit nzelfde hand
doek gebruiken voor 't gezicht en de handen.
Fonkelende sterren waren zichtbaar in de
spleet tusschen de hooge rotsen die z;ch aan
weerskanten verhieven; spookachtig donkera
gevaarten, waarop de wacatvuren van den
vijand hier en daar schitterden gelijk sterren
aan een duister uitspansel. E ^n vijand machtig,
waakzaam, en toch, in 't aangezicht van die
wachtvuren, hadden de mannen 't gevaar dat
hen den volgenden dag wachtte vergeten, voor
't onbeduidend verlies van 't oogen'ilik en spra
ken ze over de putttes van den majoor.
't Is zooals :k altijd beweerd heb," zei de
romancier van G compagnie, 't Is begonnen
van 't oo^enblik dat Jocy tvaith van ons werd
weggenomen in kamp no. 2. 't Is zyn geest en
niets anders. Zyn geest die zich een trew so
aanschaft. Kijk maar eens hier! Ze begraven
hem, niet waar? zooals hij viel behoorlijk
in broek en jas meer niet Wel! sedert
heeft hij zijn geweer ons afgenomen, een kapotjas
van D compvgnie en een ransel van A ".
Vergeet de dekens niet die hij uit 't
magazyn nam, kameratd," viel hem de lange Ier
in de rede. 't Is in ieder geval een goei
bewy's voor 't lut dat den armen drommel be
schoren is, dat hij ze noodig heefc waar hij
nu is."
Ik zou niet gaarne over dergelijke dingen
den cpot drijven," liet een andere ernstige stem
zich hooren; want*-wy die uit de Hooglanden
komen hebben verstand van die zaken."
Houd je tweede gezicht voor je, Maf," zei
een derde; we verlangen geen van je
spookhistories van avond. Je bent al even erg als
die verwenschte zwartjes, die zweren dat ze
Joe meer dan eens in een rooie uniformjas in
de achterhoede hebben zien ronddwalen."
Wel, ze zullen hem dan zóó wel niet meer
zien," zei een vierde man, wysgeerig, want
hy is van kleermaker veranderd. Eergisteren
nacht ontnam hy sergeant Jones zyn dienst j as
zondheid had, of dit allicht zou kunnen
hebbea. In Daitschland, waar op t April jl.
een wettelijke regeling
betrtffeudeziiplaatsen voor winkelbedienden in werking is
getreden, is deze voorafgegaan door eene
enq.iête van win kei bedienden te Berlijn.
Er zijn aldaar ziekenfondsen met een
gro >t aantal leden, en aan deza zieken
fondsen is als regel do Bepaling verbonden,
dat in geval van ziekte de Jeilen, een
geldelijke uitkering ontvangen. Hit is dus
voor de n'oanciën vau zoodanig ziekenfonds
van groot belang, zooveel mogelijk te
zorgen, dat schadelijke invloeden, die ziekte
kunnen veroorzaken/<;worden weggenomen.
Ten einde uu zooveel mogelijk betrouw
bare inl.chiitigen te verkrijgen omtreut het
al of niet schadelijke van het staan van
winkelbedienden, zoowel mannelijke als
vrouwelijke, heeft men zich gewend tot de
genetsheeren van een ziekenfonds te Ber
lijn, dat meer in het bijzonder voor win
kelbedienden is opgericht, en ongeveer
55,(M) leden telt, waarbij ongeveer 15000 j
vrouwelijke. Van de aan dit ziekenfonds
verbonden geneesheeren werd de vraag of
het lange staan algeoieene ziekelijke stoor
nissen in het mensch«hjk lichaam kan
veroorzaksn, door 240 bevestigend, en
s-lechts d)or 7 ontkennend beantwoord,
terwijl deze laatste toegaven, dat bestaaude
stoornissen er Wt l door konden verergeren.
Vooral voor meisjss in de ontwikkelingv
jaren, en juist deze ziju dikwijls in winkels
werkzaam, werd hel langdurig staan zeer
nadeelig geacht, eii men was vnj algemeen
van mediung dat vooral het ontstaan vau
geslachtsziekten hierdoor zeer kon worden
bevorderd.
Andere stoornissen, die kunnen ontstaan,
zijn vooral stoornissen iti den bloedsomloop
van de onderste ledematen, zich open
barende door gezwollen beenen en
adergpatten, welke laatst^, en dit maakt de
zaak nog al belangrijk, meestal van
blijvenden aard zijn. Bij de gehouden ei quêie
werd door velen der oudervraagden uit
eigen beweging nog de ontstoken platvoet
als een mogelijk gevolg van Jangdurig
staan genoemd.
De schadelijke invloed, die daardoor op
de geheele constitutie van een ruensohkan
worden teweeggebracht, bestaat vooral in
te groote veroioiidheid, daarmede samen
hangende ovtr.-panning en tijdelijke onge;
schtktheid tot uitoefening van het beroep,
terwijl in de gehouden ei quête ook
geesteszwakte en bloedarmoede werden genoemd,
De wettelijke in Duitschland aangenomen
verordeningen luiden als volgt:
Art. I. Iti de lokaliteiten van publieke
vtrkoopplaatsep, waarin klanten worden
bediend, en eveneens in de tot die
verkoopplaaUen behoorende kantoren moet
voor het daar aanwezig personeel een naar
het aantal dier personen voldoende gele
genheid om te zitten aanwezig zijn. Voor
hen, die met de bediening der klanten
belast zijn, moet de gelegenheid zoo zijn
ingericht, dat zij ook gedurende korte
rustpoozen kan worden gebruikt.
Art. II. O.iaangetast blijft de bevoegd
heid der politie om bij beschikking, hetzij
in hel algemeen, hetzij voor bepaalde
verkoopplaatsen te bepalen, aan welke
bijzondere eisenen de zitgelegenheid met
het oog op het aantal personen, waarvoor
zij bestemd is. moet voldoen.
In de toelichting wordt gezegd, dat men
meende niet het ngelsche voorbeeld te
moeten volgen hetwelk .i zetel voor elke
drie vrouwelijke bedienden voldoende
acht, en ook niet het Fransche voorbeeld,
dat a zetel per vrouwelijke bediende
aanwijst. Dit laatste vond men veelal
onnoodig, en zou in kleine winkels met
geiinge ruimte soms onuitvoerbaar kunnen
zijn. Daarom wordi het aan de politie ter
beoordeelïng overgelaten.
Daar in de Duitsche verordening alleen
van het personeel wordt gewaagd' en dus
hieronder zoowel het vrouwelijk als het
mannelijk personeel wordt begrepen, is dit
zeker een voordeel boven de verouleningen
in Frankrijk en Engeland, die alleen op
vrouwelijk personeel betrekking hebben.
Ook veidient de Duitsche verordening,
wat bstreft de bepaling van het aantal
zitplaatsen door de politie allicht te
verlltllllMIMIIIlmlIMiltllMflIllllnlIIIIMMMIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIMIIIItli
en de sergeant heeft op zijn bijbal gezworen
(.'at hij 't Joe Smith's geest betaald zou zetten,
zoodra hij er toe in dj gelegenheid was, ai
moest hij er voor naar de hel gaan."
Intusschsn wa^ majoor Grittiihs bezig onge
veer 't zelfde te zeggen, toen hij met zyn
lorgnet op den neus iu de deur der mess-teut
stond.
Wie de dief ook inige zijn," merkte bij op
met die rechtvaardigheid die hem ten allen
tijde kenmerkte, hy schijnt 't instinkt vai
een gentleman te hebben; maa1-, bij God
meneer, als ik hem uitvind, ^al ik hem leeren
wat 't beteekei.t de slobkousen van een oüieier
te velde te stelen !''
Daarop beschouwde hij ontevreden zy'ne
beenen; keek met meer voldoening naar de
vijandelijke wachtvuren en ging toen naar bin
nen om vóór dan morgen nog een paar uren
rust te nemen.
Maar een ander, eenige mijlen terug in de
vallei, keek met gelijke voldoening n naar zijn
beenen, n naar de sterren. Een lang, gespierd,
flink man, die bezig was een pijp te ruoken
een andermans pijp waarschijnlijk vlak
bij 't gat in den grond waar den vorigen nacht
de vlaggestok had gestaan.
Did paar weken hadden meer voor Gaorge
Offord gedaan dan hem van een uitrusting
voorzien, ze hadden hem een gevoel van eigen
waarde gegeven, hoewel hij er innig van over
tuigd was dat Peroo een prachtig leugenaar
was als hij beweerde dat hij huaaar'a uitrusting
óf gekregen of eerlijk gekocht had.
Zelfs, toen hij met welgevallen zijn beenen
beschouwde, mompelde hy: Ik geloot
waarach'jg dat 't de putties van den majoor zijn,
arme kerel ja, ze zien er naar uit of ze
van hem waren " Daarna rustte z'n blik op de
sergeant's jas die h\j droeg -?en toen liep hij
in gedachten verzonken op en neer, steeds op
en neer, lang} 't git in den grond waar de
vlag had gestaan.
Een hinkende gedaante dook uit de duis
ternis op en kwam naar hem toe.
Wel?" vroeg hij scherp.
De orders zijn gegeven voor 't aanbreken
van den dag, huzaar, en hier zijn nog eenige
patronen."
G :orge Offord lachte een eigenaardig kort
lachje van innige zelfvoldoening.
't Was een paar uur na zonsopgang, maar
kiezen boven de in de beide andere .ge
noemde Europeesche Rijken aangenomen
wetten. Volledigheidshalve zij nog ver
meld, dat buiten Europa ook nog in enkele
fetaten van Noord-Amerika en in Australi
wettelijke verordeningen zijn tot stand
gekomen.
Hier te lande is in deze richting door
de wetgevende macht nog niets verricht,
en dit zal ook niet noodig zijn, zoo slechts
door patroons of werkgevers aan de ge
makkelijk te volbrengen voorwaarden wordt
voldaan, om een voldoend aantal zitplaatr
sen voor winkelbedienden aan te brengen,
en hun te veroorlooven hiervan een passend
gebruik te maken. Hier weegt toch niet
alleen de moreele verplichting, om naar
vermogen voor de gezondheid van onder
geschikt personeel te zorgen, doch ook
welbegrepen eigenbelang moet dit, dunkt
mij, ieder patroon of werkgever doen inzien.
Niet alleen toch geeft een ongestoorde
gezondheid lust en kracht tot werk doch
ook het volhardingsvermoaen is bij flink
gezonde menschen natuurlijk veel grooter,
dan bij hen, wiens gezondheid bij de uit
oefening van een beroep reeds meer of
minder schade heeft geleden.
En dat dit bij winkelbedienden, en vooral
vrouwelijke, die geen gelegenheid hebben
om te zitten, allicht het geval zal kunnen
worden, mag men wel met zekerheid aan
nemen.
A m s t., Mei 1001. Dr. Je. v. D. PLAATS,
4iMi itmMiiiiiimiiimiililiMliiMiltirlmiiiiitillimilllMIllllHHIIi
Inziet in de Hoofdstad
Donderdag 2 dezer stond er wed rom een
gast aan het hoofd van ons
Concertgebouworchest. TQans was het geen buitenlander met
een beroemden naam, maar de heer mr. J. H.
Baron v. Zuylen van Nyevelt uit Den Haag.
De werken die hij op zyn programma had
gezet waren Weber's Freischütz-ouverture,
Bramhs' tweede Symphonie, Schumann's «Etudes
Sypmhoniques", door W. Kes gt instrumenteerd
en Wagner's voorspelen voor «Lohengriu" en
«Meistersinger."
Reeds aanstonds bleek het dat de heer v.
Zuylen een vasten wil en een gevestigde over
tuigirg heeft ten opzichte zyner tempi. Eane
overtuiging, niet voortspruitende uit een zucht
om het toch vooral anders te doen dan zoo
menigeen, maar gegrondvest op het karakter
en het innerlyke wezen van het werk, dat hij
interpreteert. Ean byzonder goeden indruk
maakte op my de voordracht van de
symphonie van Brahms; en hierin nog apart
het derde gedeelt", dat met al de poëzie en
gratie die er in liggen, weergegeven werd.
Doch ook het eerste Allegro, met zyn zonnige,
stralende pbys onourie was zeer schoon in de
verdeeling zyner Bchakeeringen. Het
prachtvolle, zangrijke tweede thema der violoncellen
en alten, dat by' een langzamer teoipo zoo
licht tot ziekelijkheid overslaat, was thans
uitermate bekoorlyk door de juistheid van
zyn beweging. Het Adagio kwam my ietwat
onrustig voor, doch het Finale waswederzeer
mooi en ontlokte aan het talrijke publiek een
krachtig applaus.
In de variatiën van S^humann, door Kes
geïnstrumenteerd, kon men zien hoe deze de
geraffineerdste orchesttff ;cten kent. Zeer schoou
en vol afwisseling kliekt het orchest. Toch
vroeg ik my' af of zulke experimenten wel
navolging verdienen. Vooreerst is onze
orchestlitteratuur zoo rijk, ook aan werken in den
variatievorm, dat er aan zulke arrangementen wel
geen behoefte bestaat. Doch ook kon ik af en toe
een gevoel van lengte niet onderdrukken, het
geen ik bij een voordracht op het klavier van
onze eerste kunstenaars, nooit heb ondervonden.
Het is mogelyk dat n artiest meer
persoonlykheid aan den dag kan leggen in zoo'n werk dan
een collectief van kunstenaars ; maar het kan
ook zijn dat de ware aard van het werk niet
UllllflIIIIIIIIIJIIIIIM
nog waren de hoogten niet genomen.
Zend iemand wis ouk," hijgde da kolo
nel, toen hij aan 't hootd van een verluren
troep veteranen een rotsachtige h .ogte trachtte
te b.stormen van waar een plongeerend vuur
lederen aanval had verijdeld. 'jrilfith»,
in godsnaam ga zelf, of zie dat ge iemand
vindt om die jonge soldaten ginds op onzen
rechtervleugel ain t« voeren, of ze zu.lea
wijken -- - en dan "
Wijken? Niets waarschijnlijker! Een zwakke
compagnie, grootendeels bestaande uit rekruten
een compagnie waarvan de officieren «aren
neergeschoten, die een taak hadden te verhullen
alleen mogelijk voor oud-ged^enden, mannen
die door gewoonte onverschillig waren gewor
den voor 't fluiten der kogels. Majjor Griifiths,
terwijl hij zich er heen spoedde, zag dit alles
zag ook 't fatale weifelen der troep. God !
Zou hij tijdig genoeg aankomen om die weife
ling te doen ophouden om zich aan hun
hootd te plaatsen? c'at was 't eenig noolige,
een aanvoerder ! niets dan dit een aanvoer
der voor die jonge soldaten !
En daar was een aanvoerder. Een flinke
gedaante aan 't hojfd der weifelende
nieuwej lingen.
j Vooruit! Vooruit jongens, volgt mij!"
! riep ecre stem die bezielde en vertrouwen
' inboezemde; en 't klonk den majoor, terwijl
. hij, half verblind door zijn haast, zich voor
waarts spoedde, als een stem uit den hemel toe.
Vooruit! Vuoniit! Geef ze er van langs?
Hakt er op in! Hip, hip, hoera!!''
Een luid hoera volgde als antwoord, en vol
geestdrift stormde; de zwakste compagnie van
j 't regiment den aanvoerder achterna ter over
winning.
Ik berijp er voor den duivel niemendal
van," zei de kolonel dienzilfden avon.i geër
gerd, toen de kleine troep aan gene zijde van
de pas veilig bivakeerde in een met wilgen
begroeide vallei. Vóór hen lag de prijs waar
voor ze gekomen waren; achter hen 't ge
vaar dat r.u geweken was. Iemand van
mijn regiment," ging hy voort, voert een
bizond'T kranig stuk uit onder ons gezegd,
redt de eer van den dag; natuurlijk tracht ik
uit te vinden wie 't is, en men discht mij een
verhaal op van den een of .anderen geest. Wat
duivel beteekent dat, majoor ?"
De majoor schudde 't hoofd. Ik zou er
ongestraft op een ander terrein kan overge
bracht worden.
Kes hetft zijne bewerking aan den heer
v. Zuylen opgedragen en het is zeer begrijpelijk
dat deze de gelegenheid heeft aangegrepen
het met ons orchest hier te interpreteeren.
Het werd dan ook met schoenen klank en
groote intelligentie vertolkt.
De twee Wagner'sche voorspelen en de
Freiscl tz-ouverture van Weber vonden by'
den heer Van Znylen eene warm gevoelde en
kerngezonde wadergave.
Het succes van den heer v. Zuylen was
zeer groot; goed gedacht was het van hem
ook het orchest te doen deelen in den dank
van het publiek.
Zaterdag 4 dezer gaf onze Afdeeling van
Toonkunst voor hare leden de tweede uitvoering
in dit seizoen, en wel met de Mis in C. van
Beethoven en de Dante-symphonie van Liszt.
Over de Dante (-ymphouie loopen de meeningen
der musici van alle landen sterk uiteen. Daar
ik nu de Dante- t-ymphonie van Liszt ni't by'
uitstek het werk vind, om over het koor der
zangvereeniging van Toonkunst eene bespre
king te geven en daar de Mis in C. van Beet
hoven pas voor een paar jaar geleden was
uitgevoerd, ec het werk sedert dien ty'd nitt
is veranderd, evenmin vermoedelyk de opvattin)?
van den heer Mergelberg, meende ik deze uit
voering wel te mogen verzuimen ten einde
gevolg te geven aan eene uitnoodiging tot
bijwoning van :
De Doge van Venetië"
in den Schouwburg te Utrecht. Misschien
zullen zich verschillende mijner lezers onder
de werken van den «ouden beer Smits" her
inneren de »Proeve van een opera-tekst". De
schry'ver heeft in die schets een kostely'ke an
vermakelijke parodie geleverd op de onzinnige
librettu'.-s die ongeveer een halve eeuw geleden
gangbaar waren. Weinig zal dr. Lindo toen
gedacht hebben, dat een componist zyn werk
nog eens muzikaal zou ilK.streeren en als
heusche opera de wereld in zenden. De heer
Joh. Wagenaar, die door de compositie van
»de Schipbreuk" uit de gedichten van den
Schoolmeester, bewezen hetft een uitstekend
talent te bezitten voor humoristische
tooneelijes, heeft met veel vaardigheid ei.kele wijzi
gingen gemaakt in den tekst, ten einde dien
pasklaar te maken voor de compositie en zoo
is dan »de Doge van Venetië" ontsta in ais
«quasi ernstige Opera in 3 bedryven door
Johan Wagenaar."
In-tweeërlei opzicht acht ik het ontspin
van dit werk een gelukkig verscbynsel. Ten
eerste omdat daarmede bewezen is, dat de
armzalige libretto's van toen 'voor goed uit
gediend hebben ; anders toch zou a musicus
a leek zich niet zoo kunnen vermaken
bij die geestige perisflage; ten tweede omdat
de zin onzer voorouders voor het grappige en
luimige, zooals die zich o. a. openbaart in
gedichten van Hooft en Breeroo, in schilde
ryen van Jan Steen, Ostade en Teniers en
zelfs in compositiën van Orlando di Lasso
e. a., omdat die zin, zeg ik by' Wagenaar weder
om schijnt te herleven. En dat acht ik in den
tegenwoordigen zenuw-prikkelenden tijd een
weldaad, een verkwikkirg. Maar wat is Wa
genaar dan ook voortrt ff ilyk geslaagd in het
muzikaal weergeven der verschillende situa
ties ! Raeds de keuze der Leitmotieven ver
raadt een scherpen blik op het eigenaardige
der toestanden. Indien men nu echter meent
dat de muzitk van Wagenaar zich naar het
burlesque neigt, dan vergist men zich sterk.
En daarmede jukt geloof ik dat Wagenaar
ons allen gepakt heeft. De muziek is serieus;
met groot meesterschap is het orchest behan
deld. Vol verscheidenheid in klankkleur en zoo
doorzichtig, dat nooit de zangstemmen ver
drukt worden, ontmoet men een gratie en
bekoorlijkheid in de instrumentatie*, die getui
genis afleggen van Wagenaar's talent en
degely'k ontwikkelde compositietechniek De finales
van alle drie de bedryven zijn prachtig van
bewerking, het zyn ensembles vol leven en
kleur. Het begin van het tweede bedrijf by
het kaartspel is een juweel van orchestratie.
E .renzoo de overgarg van smart in bly'dschap
(derde bedryf). En dan die degelijke muziek
by zotte woorden als deze:
Wie dood is die komt nooit weerom
Als wijlen Pierlala !
Neen verleider, neen ! o nimmer
O Dina, neen! Gij heerlijk
vrouwenDimmer (!)
iiiiimiiimiiiiMimiliDU
geen eed op kunnen doen, meneer, hoewel de
gedaante mij een weinig deed dei,ken aan
maar dat is onmogelijk. Maar daar ik, volgens
uw bevel, toch terug moet rijden raar gir
dschen top om te zi> n hoe we dien 't best
kunnen vasthouden, zal ik meteen mij naar de
plek begeven waar 't stormloopen begon, om
zoo modelijn de oplossing te vinden."
Maar hij behoefje zoo ver niet te gaan.
In een der kleine holten van 't plateau,
waar de sneeuw vroeg smelt, en blauwe
vergeat-mij nietjes en alpenroz^n welig tieren,
stuitte sergeant Jones met z'n patrouille
die in den veiligheidsdienst voorzag op Peroo
den waterdrager, bezig onder tranen een soort
van lijkdienüt te houden over 't lijk van Georee
Offord.
Hy droeg de jas van sergeant Jones en de
putties waren die van majoor Griffith^; maar
de sergeant knielde neer en streelde de strepen
op da mouw, half werktuigelijk, half liefkozend
"ea de majoor brak Peroo's verontschuldigingen
af, en z'n stem trilde toen hij zei:
Wat voor den duivel komt 't er op a in
wat hij nam, behalve den pas! Ga wat op zij.
man, dit is rny'n werk, niet het uwe sergeant !
schaar uwe mannen in 't gelid voor 't laatste
saluut scherpe patronen."
Zeer onvolledig was wat de majoor zich van
den lijkdieiist herinnerde maar wat bij zei
was toepasselyk. Zoo vertrouwde hij 't stof
felijk overschot van den kameraad toe aan d ;
aarde, terwyl hy wat verward sprak van een
natuurlijk en een ge jstelijk lichaam een man
uit de aarde aardsch, en een die 't evenbeeld
is van God. En toen na de bede om niet
te worden geleid in verzoeking en verlost to
worden van den booze, volgde 't salvo, dat door
de echo's werd herhaald, en lieten ze George
Offjrd en den pas in elkanders bezit.
Misschien vroeg de majoor zich bij 't terug
rijden wel af of er thans een figuur stond voor
den Hoogen Witten Troon gekleed in het tenuo
voor sleclt gedrag en of de opperste wijs
heid de verontschuldiging begreep : ik heb een
leven vol wederwaardigheden gehad, dat ver
zeker ik u."
Maar door zu'tke gedachten werd Peroo niet
gekweld, hij behoefde die veronbchu'diging
niet. Voor hem was 'c voldoende dat de huzaar
eenmaal was gewesst de beschermer van den.
zwakke".