De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 12 mei pagina 4

12 mei 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, 1246 1: c |t Elders vindt men: Hoe zulk een oude man Nog zoo regeeren kan!... 't la kolossaal, voorwaar Voor een man van tachtig jaar! In het tweede bedrijf vindt men: Roovers rechts Koovers links Roovers rechts Papiro en onbek. Ridder Allen Roovers rechts Roovers links Doge Zijt gij bet? Wy zyn het. Zijt gij het? Wy zgn het. Zij zyn het. Wy zijn het. Slaapt hu? Hij slaapt. Wees gerust, slaap. (ste). Ik geloof dat men het onweerstaanbaar ko mische van het geheel moet vinden in het parodistische van de woorden en van het spel .en tegelijkertijd in het serieus gemeende van de muziek. De titel .Quasi ernstige opera" is dan ook zeer goed gekozen. Het orchestrale gedeelte van bet werk was in de beste handen by het Utrechtsche stede lijke orchest. Alles klonk zeer gesoigneerd en mooi van toon. Het koor was mede voor treffelijk. De beer Wagenaar had op de eerste rqen van de stalles een gedeelte van het koor doen plaats nemen ter versterking van het koor op het tooneel. In zoo'n werk is alles geoorloofd en in elk geval het geheel heeft er stellig bij gewonnen. Aan de hoofdpersonen mag men geen volle eischen stellen wat den zang aangaat. In menig gedeelte moest men den goeden wil voor de daad nemen. Mevrouw Broek?L^ndré, die de vrouwelijke hoofdrol vervulde was naar ik meen de eenige geschoolde stem ; dat was dan ook duidelijk merkbaar, want zy stak ver boven hare medespelers uit Het spel echter van allen zoowel van solisten als koorleden en figuranten was onverbeterlijk. Men was met liefde en volle toewijding b\j de zaak. De heer C. P. T. Bigot, uit Amsterdam, die xich met de regie belast had en zich van die taak uitstekend gekweten heeft, zal vermoe delijk een dankbaar werk gehad hebben. Behalve »de- Doge" werd nog uitgevoerd een blijspel-ouverture, Zweedsche Lucifersmarsch voor mannenkoor en orchest en »0de aan de Vriendschap1' (uit de gedichten van den Schoolmeester) voor gemengd koor en piano van Wagenaar en van Anrooy 's ver leden week door mg besproken Rhapsodie over «Piet Hein". Wagenaar's blijspel-ouverture stamt uit 's componisten eerste tijdperk. Dat kan men duidelijk waarnemen, maar tevens krijgt men daardoor een interessanten kijk op zyn ont wikkelingsgang. De beide andere werkjes van Wagenaar zijn aardigheden die den een meer, den ander minder zullen behagen, die echter in dat milieu niet misplaatst waren. V. Anrooy's ouverture maakte in Utrecht onder 'e com ponisten energische leiding een even goeden kidruk als in Amsterdam. Het is te hopen dat »de Doge van Venetië" evenals de Schipbreuk een reis door ons land zal mogen maken. Ongetwijfeld zal hot succes even groot zijn als te Utrecht. Wat ik ten slotte Wageaaar toewensch een tekst voor een komische opera, maar n van nniverseele waarde, n die zoowel in ons land, als in Duitschland en Frankrijk geestig gevonden kan worden. ANT. AVERKAMP. Tentoonstelling yan Arcïtectnra et Ainicitia. Deze tentoonstelling, tot 19 Mei nog in het Stedelijk Museum geopend, draagt een drieledig karakter, we vinden er namelyk «oude, heden daagsche en ambachtskunst" vertegenwoordigd. De oude kunst zien we hier hoofdzakelijk door tal van photo's naar de in onze stad nog zoo menigvuldig voorkomende poortjes en deuromlystingen, die zoowel uit een archi tectonisch als picturaal oogpur.t, meesterstukjes van bouw- en beeldhouwkunst zyn; terwyl en dit ligt eenigszins in de reden, de meeste ruimte is toegewezen aan da kunst van onzen tyd, en aan die, welke haar ontstaan direkt aan den handwerker ontleende. De afdeeling hedendaagsche kunst, van deze oorspronkelijk, architecten-vereeniging, omvat voor een niet gering gedeelte voortbrengselen der kunstnijverheid of toegepaste kunst, waarvan het merkwaardige is, dat 2$ in tegenstelling met vroeger tyd, thans deels aan den schilder deels aan den bouwmeester het vaderschap te danken hebben. Het spreekt van zelf dat dit natuurlijk niet in het belang der voortbrengselen zelf kan zyn, en indien men ernstig nagaat, isheteigenlyk onmogelijk, dat n persoon die zich steeds bezig heeft gehouden met het zoeken naar schoonheid en deugdzaamheid in een bouwwerk, nu eveneens geheel op de hoogte kan zy'n van de byzondere eischen die men aan goede meubelen stellen moet, en van de waarde die een behangsel dient in te nemen, van de meest aan hare bestemming beantwoordende vormen voor smeedwerk, van goede en juiste, uit de bewerking voortvloeiende verhoudingen van glas en aardewerk, van versieringen voor boeken en banden, voor litho- en zincografUche doel einden, kortom van alle vakken en ambach ten waarvan de grondige kennis van n en wa< daarmede ten nauwste samen hangt, reeds meer dan genoeg voor n mensch is. Eveneens kan het niet tot degelijke resultaten leiden indien een picturalist, zich terloops met meube len, aardewerk als anderszins bezig houdl en dit als ernstig werk wil doen doorgaan Indien men zich zeer duidelijk bewust is da onze hedendaagsche kunstnijverheid in velt opzichten verre achter staat bij vroegeren tyd dan slechts zal, wanneer, in samenwerking, iedei zich met een onderdeel hiervan bezig houdt een verbetering mogelijk zyn; vanzelf zal dan ieder zich meer bepaald op dat gedeelte toe leggen waarvoor hy de meeste geschikthen heeft, het beste toe in de gelegenheid is, o door bijzondere voorliefde toe geleid wordt zooals thans reeds met enkelen der jongeren het geval is. Nu volgt uit bovenstaande niet direct da alles wat thans gemaakt en voor een deel hier geëxposeerd is, geen goede eigenschappen ver toont; in het minst niet, temeer daar ook hiei reeds werk is van hen die zich door beoefe ning van het ambacht zelf vormden, en daar door behalve de moeilijkheden, ook de mee'' uit de bewerking zelf komende vormen be grepen; terwyl ook het werk der anderen in ieder geval voor het meerendeel gunstig afateek b\j wat ook nu nog aan meubelen, aarde werk, metaalarbeid verkrijgbaar is bij hen die zich uitgeven voor meubelmakers, aardewerkfabrikanten, zilversmeden enz. Het ligt niet in myn bedoeling, hier stuk voor stuk de verschillende inzendingen aan een. leoordeeling te onderwerpen, slechts datgene wat ik, hetzij door de goede eigenschappen, letzy' doordat het van bepaald verkeerd prin cipe getuigde, in mijn geheugen gehouden heb wil ik hier even meer als toelichting, releveeren. Ia de eerste zaal dan, maakte het aardewerk van 't Hooft en Libouchère, met wandversieringen door eenvoudige motieven in ver schillende klei-nuances, een goeden indruk en stak gunstig af bij den inzending van »de Distel" die evenals nog zoovele aardewerk'abrieken maar steeds doorgaat met het gewone voorbij te zien (uit geringschatting?) en ver sierde vazen enz. te maken waarbij noch de vaas noch de versiering iets met elkaar gemeen lebben en als geschapen zijn zonder doel; en zelfs daar waar zij een klokje of zooiets willen ;even is er ook geen verband tusschen het uur werk en het aarden omhulsel te bespeuren. Behalve nog het dry f werk van Zwollo, dat technisch, een groot meesterschap verraadt, maar in ontwerp de meest uiteenloopende be grippen te zien geeft, getuigt de inzending van »De Amstelhoek" van een zeer ernstig streven. [Iet zil verwerk, als kleine kandelaars, inktpot, nee potjes enz., benevens het nieuw-zilveren eetservies dragen zeer duidelijke kenteekenen van ernstige overweging om, zonder bijkomende versiering, door den vorm alleen, aangename dingen te geven, zoodat we van hen bepaald meer van kunnen verwachten. Soms is het, evenals de meubelen, eveneens van »de Amstelhoek", doch tot een apart vertrek vereenigd en deels bg de inzending van het «Binnenhuis" opge nomen, wat arm van uitzicht, door het zoeken naar juiste en doelmatige vorm; maar ook hier zal door den tyd wel meer rykdom in komen, een rijkdom die ons byv. in Indisch en Per zische kunst by hun groote technisch die vaar digheid, zoo kan bekoren. Als ik mg niet vergis in de tweede zaal geplaste, was het beeldhouwwerk van Mendes da Costa voor de Studenten Sociteit te Utrecht; wat, als alles wat wij van dezen by uitstek deco ratieve beeldhouwer te zien krijgen, goed en geestig was, zoowel sluitsteenen, als ontwerpen roor ijzeren haardplaten, terwyl ook het beeld houwwerk aan een kastje van den architect A. H. Zinsmeister, juist en goed is en een niet te scheiden geneel vormt met dit mooi van verhouding zyn de meubeltje. Eveneens goede meubelen zyn hiervan den heeren K. van Lseawen, de Bizelen Barlage, terwyl de de firma van Wijngaarden de hier reeds vroe;er besproken meubelen met versieringen van floytema inzond, die kunnen dienen als voorbeeld, hoe samenwerking van architect en schilder nog niet altijd een goed geheel tot stand brengt. Da inzending van het «Bin nenhuis" heeft iets bazar-achtigs, waartoe trouwens het aanhangen van prysbrief jes even als »de Amstelhoek" dit deed, toe bijdraagt, wat op een tentoonstelling geen goeden indruk maakt. Het is jammer dat het «Binnen huis" niet getracht heeft eens een binnenhuis of een geheele kamer te doen zien, zooals «de Amstelhoek"; nu staan er wel meubelen by elkaar, die het goedkoopst aldaar verkrijg baar ameublement vertegenwoordigen, maar geheel is er niet in; en veel zaken zien we er, waarbij de voorwerpen er blijkbaar zyn, om der wille van de versiering en niet versiering op een voorwerp aangebracht, daar waar dat noodig was. Zoo byv. de talrijke gebati .te boekbanden, die, hy meer dan een, den band en het boek geheel doen vergeten terwille van virtuositeiten in batiktechaiek; hoe met goed materiaal zonder veel versiering een eenvoudige en daardoor misschien zeer goede portefeuille vervaardigd kan worden, bewijst de heer Loeber, terwijl ook het lederwerk van den heer Merckelbach uit Utrecht veel degelyks bevat en door kennis van het handwerk, by juister ornamentvormen zeer zou winnen. Dit zyn ongeveer de dingen die my op kunstnyverheid-gebied het meest zyn by'gebleven, mogelijk heb ik een enkele vergeten, de inzender duide mij dit dan niet ten kwade, daar men onmogelijk alles kan vermelden, en ook gevaar zou loopen in herhalingen te ver vallen. In het kort willen wy nu nog even de afdeeling der Ambachtskunst bespreken. Deze toch is,hoe onvolledig ook en hoe weinig zy ook nog de bedoeling van hen die haar op touw gezet hebben verwezenlijkt, in vele opzich ten zeer belangrijk- Zy geeft ons voorwerpen van vroegeren tyd en van thans vervaardigd door ambachtslieden die dit maakten niet als persoonlijke kunstwerken maar als vormen die door het gebruik en de noodzakelijkheid moe sten zyn, zooals ze zyn, en waaraan naar mate van hun eigen vindingrijkheid eenige versiering werd aangebracht of meestal vanzelf ingelascht, vaak berustende op tradities die van vader op zoon overgingen. Het verschil tusschen deze zaken en wat thans veelal op kunstnyverheidsgebied gemaakt wordt is zeer groot, waarvan de oorzaak hoofdzakelijk hierin ligt, dat de eersten, als het ware al makende ontstaan zijn, terwyl de anderen meer getuigen van een vin ding, van het bedenken op papier van een voorwerp waarvan de uitvoering dan later meest door andere handen volgt. In een toe lichting tot de tentoonstelling door de heeren C. A. Lion Cachet, Jan Kalf vinden we dit verduidelijkt; als zouden deze dingen te beschouwen zyn als de vruchten van den arbeid veler geslachten, die de deugden in zich dragen van reeksen praktische mannen, die er achter eenvolgens aan hebben gewerkt, totdat een door de ondervinding als goed erkend type ontstond En iets verder, als het meest kenmerkende ejvan »ar is vooral in deze dingen rust; d. w. z. een bij den beschouwer gewekt gevoel van tevre denheid, omdat er niets aan is, dat hy zich anders had gedacht: het gevolg van de vol komen eendracht tusschen uiterlyk en bestem ming, van de groote doelmatigheid." Zoo zyn de voorwerpen, dezer tentoonstel ling, als een les voor den ambachtsman di zien kan, hoe liefde voor het vak, gewone voorwerpen tot kunstwerken verheffen kan, en voor den kunstnyveraar, hoe iedere vorm en versiering geheel uit moet gaan van het voor werp zelf en van de bestemming en hierdoo: dus feitelyk het geheel ontstaan moet en nie uit persoonlijke vindingen die gebaseerd zijn op schoonheid, of dikwijls excentriciteit, waarbi men het doel veelal uit het oog verliest. Uitgebreider had deze tentoonstelling kunnen zyn, en byv. wat aardewerk betreft, zich mee: tot ons land kunnen bepalen, voornamelyk daa dit geheel afhankelijk is van de aanwezige kleisoorten; maar tocb, zooals zy daar is, werkt zy voor hen die er vatbaar voor zyn als een stortbad, waarvan de opfrissching zoo wy hopen heilzaam mag werken. R. W. P. Jr. De He Bismarck-MograpMe. OTTO VON BISMARCK. Sein Leben und Sein, tferk. Von Johannes Kreutzer. Zwei Bande. 1900. Historici van de beteekenis als v. Sybel en . Treitschke hebben, de eerste in zijne Begr ndttng des Deulschen Reiches durch Wilhelm I, de 'aatste in zijne Deutsche Geschichte, zeker veel gedaan om het licht der geschiedenis te laten stralen ook over 't aangezicht vau Otto von Bismarck. Wie tot hen gaat om zich te onder richten over Duitscblaud's lotgevallen in de dagen van den eenheidsstrijd naar binnen en )uiten, vindt wel alles, wat er belangrijks te weten is omtrent den leider van dien eenheids strijd; maar wie eene biographie van den Minister en Rijkskanselier onder drie Keizers, verlangt, moet toch naar andere boeken omzien. Dr. Hans Bium heeft recht op waardetring voo*r zijne Persönliche Erinnerungen, eu niet minder voor Fürsl Bismarck und seine Zeil; Moritz Busch met zijne Tayebuchbldller en zijn Vnser Reichskanzler zal aan de vrienden van //het auecdotische met historischen ondergrond iu Bismarck's leven" blijvende belangstelling schen ken. Maar beiden schreven onder 't oog van den man, dien ze verheerlijkten, en aan den aatste gelukte het bovendien maar heel zelden ets meer te wezen dan omroeper bij caleidosjopiscb kleurenspel. iiooger staan zeker prof. ttorst Kohl's briefverzamelingen en jaarboeken, looger ook prof. Poschiiger's detailstudiën, die zich tot over Bismarck's Tisckgesprdche toe uitstrekken. Maar ook zij zijn geen biografen; zij verzamelden bouwstoffen, maar een gebouw stichtten ze niet. En verder is er nog een fraai geïllustreerd boekje, no. 4 der Monographien zur Weltgeschichte van dr. Ed. Heyck, en een met groote zaakkennis en veel citaten aingevuld pleidooi Bismarck-fienkicürdigkeiten van dr Paul Liman ; iocu geen van deze twee levensgeschiedenissen hebben zich weten te verhtff-n boven 't peil der onvoorwaardelijke bewoudermg. Vooral dr. Liman is een partijdig auteur. Zijne liefde voor den schepper vau het Duitsche Rijk, en zijne onbepaalde bewondering voor den Rijkskauselier, die dat Rijk op hechte grondslagen opbouwde, is zoo groot, dat de glans van Bismarck's naam zijne oogen heeft blind ge maakt voor 't onvulfcomene in dien bouw en zijn bouwmeester. Maar anders ja, is het boekje van dr. Paul L:man niet liet minste oader de pogingen om van Bismarck's persoon eu werk uitvoerig te verhalen. Naast, en verre boven, hetgeen anderen van hem schreven, staan de Gedanken und Erinneiffen, door den emeritus op Enedrichsruu voor het nagesfacht geboekt. Maar ook deze afzon derlijke teekeningen vormen geen beeld, en zijn zelfs niet zóó afgewerkt, dat, ze tot een gehetl zijn te ver«jenigen. Maar is het wel mogelijk om nu reeds, dat is niet veel langer dan twee jaren na zijn dood, eene biograplie te geven van den man, wiens alles omvattende kracht in de breedte en in de diepte werkte, dertig jaren lang, onafgebroken, overal merkbaar, alomtegenwoordig, maar nooit door iemand in hare ware bedoelingen begrepen? Is het wel mogelijk, nu reed*, met zekerheid, te kunnen zeggen: zóó is het gegaan, en zóó heeft Otto von Bisma-ck dat alles gewild en geleid, met zijn Koning, en somtijds ondanks eene tegenstrijdige meening zijns Voisten; tegen den stroom der volksovertuiging, en met het gejubel der instemmende menigte; steunende op de macht des gewelds heden orn e?ne weer strevende pers te breidelen, en morgen met twee, drie letterkundige kierkeu in de weer om zich door eene gedienstige pers te rechtvaardigen, te vers'erken? Is het thans reeds te doen, vertrouwbaar Jicht te laten schijnen op zooveel als gedurende Bismarck's pslitieke leven in 't donker moest gebeuren, ouder staatkucd g ge heim, en met niet mter getuigen dan de ge wisselde nota's onderteekeningen dragen ? Dat Bismarck zich oriënteerde in elke nieuwe periode zijner micht, en Biet zelden zich redde vóór den storm door de opkomende doLkere wolkjes aan den horizon te bespeuren, als anderen slechts den blauwen hemel bewonderden, is gaen ge heim. Dat hij personen ea omstandigheden van den tegenstrijdigsten aard dienstbaar maakte aan de belanden, die hij diende, is almede btkend genoeg. Er was een tijd, dat de eene helft van htt Duitsche rijk den toorn des hemels afriep over zijn hoofd, terwijl hij met de andere helft wetten maakte, die aan alle staatsgevaarlijken het zwijgen oplegde. Toea weer kwam er een tijd, dat de aanklagers van straks bereid waren hem te huldigen als den man, die de maat schappij redde tegen de aanslagen der boozen, terwijl de medestanders van voor eenige jaren geen uitweg zagen in de onbegrijpelijklieden der Bismarcksche sympathie-wisselingen. Toch ook weer, ten laatste, en slechts twee jaren voor zijn heengaan voorgoed, n juichkreet van be wondering en eerbiedige instemming bij allen, ter verheerlijking vaa den genialen leider des Rijks tegen elke mogelijke miskenning en on vriendelijkheid van buiten. Nog niet genoeg van 't tegenwoordige: wederom twee jaren, t u de stuurman van het staatsschip is den ouden loods moede, want de koers van het vaartuig moet anders gericht, en dit kan alleen geschieden als deze van de brug afkomt. Bismarck's ontslag is niet de minste der moeielijkhedeu voor een eer lijk biograaf. -X- -X* Johannes Kreutzer, auteur der jongste Bismarckbiographie, beeft zich de bezwaren, aan de vervulling zijner taak verbonden, niet ontveinsd ; maar zijn lust om met al zijn vermogen, en overeenkomstig de historische gegevens van het heden, zijnen Bismarck ten voeten uit te tee kenen, heeft hem, ondanks alle bezwaren, aan den arbeid gezet. En nu is het beeld voltooid, en wie zich het genoegen schenken willen het van nabij en in al zijne deelen te bezien, vin den daartoe gelegenheid ia Kreutzer's boek. Wie er in begint te lezeu, is reeds na de eerste bladzijden voor 't boek gewonnen, en hij blijft geboeid tot de laatste pigiua. Want het is in de eerste plaats eene gccd geschreven biographie. Dat het op bronnenstudie berust, bespeurt men terstoud, al heeft, de schrijver de gewone Duitsche methode niet gevolgd om alle blad zijden van zijn boek met noten en nogmaals noten te bezwaren. Omtrent allerlei punten van nog niet te geven beslissing, wordt eerlijk onmacht beleden, liever, dan op het historische onderzoek van later dagen vooruit, te loopen. Ojk merkt ds lezer het niet dikwijls, als er quaestieuse dingen in de biographie behandeld worden, want m vele gevallen heeft de schrij ver naast de overweging van bet voor en tegen zóó beslissing genomen, dat men met hem instemt. Waardeering is dt; grondtoon vau het heele boek, maar vriendelijke critiek is daarom niet uitgesloten. Johaanes Kreutzer heeft het geloof in Bismarck, maar hij houdt, hem uiet voor een onfeilbaar mentcli of een heilige. Hij weet te goed, dat de deugden van een staatsman uiet Biauwck's levensdoel, nu. en dan verduisterd worden door middelen, die misschien nuttig en noodzakelijk, maar niet altijd hoog verheven of zelfs maar eerlijk zijn. Hij weet tevens, dat wie zoo vlekkeloos van alle eigenbaat en zelf zucht als Biscmarck het levenspad afloopt, allicht eenig ander meuschelijk gebrek in zich zei ven minder scherp waarneemt. Een staatsman van Bismarck's succes en gelukkige kansrekeningen, eenig en alleen ter wille van Keizer en Rijk, mocht welhaast meenen, dat persoonlijke tegen standers den voet te lichten hetzelfde was als zich verdienstelijk te maken voor het Vaderland. Ook is het maar een begin van menschenkennis, te beseffen, dat wie als Bismarck door het onverbiddelijke van zijn wil telkens zegeviert, gaat geloovea, dat iedere mogelijke meening dienstbaar behoort te wezen aan zijne inzichten. Het wordt op 't laatst: wie mij weerstaat, weerstaat de waarheid en het recüt.' * * * Boven alles treft bij Johannes Kreutzer zijn diep besef van hetgeen grootheid is in dien Otto von Bismarck. De geschiedenis van Duitsch land, sedert Bismarck zich zijne levenstaak be wust werd, is de ontwikkeling van een drietal groote qiaestëu: 1. boe moet de grondwet des Rijks geregeld zijn ten opzichte der kroon- en der volksrechten, van gezag en vrijheid; 2. hoe zal het versnipperde Duitsch'and, zouder de rechten der afzonderlijke staten onder den voet te halen, en bevrijd van de suprematie van een machtigen nabuurstaat, tot eenheid komen, en zijne grenzen afronden met vroegere Duitsche f ouwen; 3. wat moet er gedaan worden om apitalisten en nietsbezittenden, werkgevers en arbeiders, tot vrede te brengen in het nieuwe Duitsche Rijk? Welnu, bij elke van deze drie quaestiëa is het Bismarck, die aan zijn Vorst eu aan het Volk den weg wijst en dien effent. In een tijd, toen zelfs de edelste en krachtigste mannen weifelden en dwaalden bij het opgaan naar het eenheidsdoel, zag hij het rechte pad en leidde er allen heen, zijn Koaing in de eerste rijen. Persoonlijke vrees kende hij niet, en gevaren trotseerde bij ten einde toe. Toen hij optrad was er onvrede tusschen regeering en volk, en soms schet n het, alsof hij den revolutiestroom niet binnen zijue oevers houden zou, maar hij versaagde niet, leidde en richtte het staatsschip zóó, dat het ten laatste in veilige haven voor anker kwam. Aan Bismarck, en aan hem in de eerste plaats, dankt Duitschland het, dat zijn raam een machtwoord werd, en een eeretitel. Ba ook dit is het eenige niet, waardoor Bismurck's grootheid uitblinkt boven die vau aaderen. Maar dat hij nooit moede werd vaa den arbeid, van de eeae gedachte voortschreed tot de andere; dat hij eerst voor zich zelven tot besliste overtuiging zich ophief, en dan aan het groote gtheel des Rijks den weg wees, dat hij meedestander en tegenstander bij iedere gelegenheid en zouder bet te zoekeu ouder den indruk bracht zijner genialiteit,, dit is het, wat in hem te benijden schijnt. Hoogst van alles neg is het, dat Bismarck de dingen, die zijn naam onsterfelijk hebben gemaakt, met eene eenvoudigheid van doen voloracht, waar door het den schijn kon hebben, alsof hij sleehts het doodgewone verrichtte! * * * Er zijn in de beide deelen van Kreutzer's boek over B.smarck zes afdeelingen: de tijd van voorbereidinz; Bismarck als Pruisisch Minister; idem als stichter en kanselier van den Noordduitschen Boud; de bloeitijd der buitenlandsche politiek; de binnenlandëchi staatkunde vaa den Rijkskauselier; de laatste ambtsjaren. Als eene soort van narede volgt dan nog: de oudrijkskaaselier; maar bet eigenlijke staatkundige leven sluit met de voorlaatste afdeeling van 't boek. Natuurlijk treedt in het eene hoofdstuk meer het epische, in het andere het didactische op den voorgrond; nu eens geniet de auteur van den jubel der menschen in Bismarck's gloriedagen, dan weer is het zijne taak de bedoe lingen en handelingen van den Rijkskanselier te verklaren en soms te verdedigen. Of het kan voorkomen, dat hij B smarck's woorden weer spreken moet, en zelfs wel misprijzen. Want, ik heb bet reeds gezegd, Kreuzer's boek is niet enkel eene lofrede. Zoo b.v. niet, waar hij de partij van Moltke en Blumenthal kiest tegen. over Roon en Bismarck. Het is bekend, dat de Pruisische iegerscüaren na een veldtocht van vier maanden voor Parijs stonden; vele weken, zonder dat er een bombardement volgde. Roon en Bismarck wilden, dat het bombardement ten spoedigste zou beginnen; Blumenthal en Moltke weiiscuten de beschieting uit te stellen tot eene volkomener insluiting der stad. Zoo verliepen vier tot zes weken. Moltke, die Parijs door den honger tot overgave wilde dwingen, scheen geen haast te maken, en de Koning bleef weifelen met een door Bismarck geweuscbt rechtstreeksch gebod. Het was in deze dagen van verschil ter hoogster plaatse," dat men onder 't publiek be gon mee te spreken, en de couranten ingelicht werden omtrent de ware r:dtn van het niet beschieten van Parijs. //Koningin Victoria was tegen een bombardement der goede stad," zei men, en had in dien geest aan koning Wilhelm geschreven; ook kroonprinses Erederik, Victoria's dochter, deed het, hare om door haar echtgenoot op Zijne Majesteit te werken, en daarom werd de Fransche hoofdstad gespaard." Was het publiek dezen keer goed ingelicht, of hadden Moltke en Blumenthal gelijk? Onze biograaf gelooft het laatste, en is haast geneigd //de inmenging der dames" eene legende te noemen. Heel wel moge lijk, maar toch is 't gebleken, dat Bismarck scherper zag dan Moltke, toen bij aan de meening van eene overgave der stad door hongersnood niet veel waarde hechtte. Krachtiger nog dau in deze quaestie is Kreut zer's ' tegenspraak, waar hij aan den //keizers titel" toekomt. Bismarck, ia zijne Gedanken -und Erinnerungen, verhaalt, dat hij tot zelfs byd en Kroouprms eerst na advies en pleidooi voor ditu titel een voorstander en vriend heeft gevonden. Maar Bismarck, die uit het geheugtn dicteerde, vergis*e zich: aan Kroonprins riedrich komt de eer toe de eerste geweest te zijn om voor zijn vader den keizerstitel te verlangen. In de hoogste mate belangrijk is natuurlijk het hoofdstuk der Kidturkumjif in Kreutzer's boek, omdat het met overwe^eude nauwgezet heid de:e periode iu Bismarck's binuenlandsche staatkunde ontleedt en toelicht. In zijue Gedan ken nnij Erinneïungeii heeft de oud-rijkskanselier veel gesproken eu betoogd om de onverwachte wisseling zijner houding tegenover de Roomsche kerk en tegen het Centrum te rechtvaardigen, en o. a. gezegd, dat Minister Palk verder was gegaan dan hem, Bismarck, wel behaagde, maar dat de zelfstandigheid vau een Minister soms ook deu llijkskanselier het meegaan en zwijgen voor schrijft. Doch dit is Kreutzer niet genoeg om met die rechtvaardiging iu te stemmen. Voor hem is en blijft Bismarck's kerkelijke politiek met hare nijdige scherpte in 't; begin, en hare overhaaste frontverandenng in 1SS1- en '85 eene fout. Wie intusschen de bladzijden omtrent den Ktilturkampf (112?165 van het tweede deel) iu Kreutzer's Boek naleest, krijgt den indruk, dat de Rijkskanselier gedwaald heeft door zijne onkunde ten opzichte der moederkerksche vol harding, en niet door zekere onverdraagzaam heid in zaken des geloof*. En is hij is al zoo weinig door de vrees voor nieuwe moordaan slagen tegen zijn persoon, als uit baat tegen den godsdienst der Catholiekeo, vóór of tegen de Meiwetten in 't krijt gekomen. En hiermede sluit ik deze aankondiging vau Kreutzer's biographie. Het is niet alleen het jongste, maar mijns bedunkens ook het beste boek, dat tot heden over Otto van Bismarck gedrukt is. A. W. SlELLWAGEN. NIEUWE UITGAVEN. Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie. No.18. Apeldoorn, Laurens Hansma. Ttoee-en twintigs'e jaarverslag vanhetBnrgerziekenhuis te Amsterdam, over 1900. Amster dam, C. A. Spin & Zoon. Dolare, door WALTHEE VAN WEIDE, 's Gravenhage, Van der Haar & Van Ketel. Homerus' Odyssee, in proza vertaald en met korta ophelderingen voorzien, door dr. W. G. VAN DEB WEEKD. Afl 1. Amsterdam, S L. van Looy. Het leven en de werken van Gerrit Dou, beschouwd in verband met het schildersleven van zyn tyd, door Dr. W. MARTIN. Met een portret van den schilder. Leiden, S. C. van Doesburgh. B bert Fruin's verspreide geschriften. Afl. 19. 's Gravenhage, Martinus Ny'hofï. Getuigenis voor het Spiritualisme, ly'tt van eminente getuigen, voor Nederland samenge steld door H. B KENNEDY VAN DAM 's Grahage, J. S. Dükhoff. Voor de Boeren. No. 1. Orgaan dar Vereeniging: Het Christelijk Nationaal BoerenComité. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard, No. 19: In eigen Hand, door Miriam Irgen, II. De Helmduiker, door B. Streefland, met afbeeldingen. Bannekom's Omstreken, door H. Witte, met afbeeldingen, II. De Woningverbetering, door M. P. de Clercq. (Slot.) ? Het gedenkteeken op het graf van wijlen Dr. W. C. H Staring, met afbeelding. Feulleton. HllllltllllllllllllllllllillllHIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIHIItlllln TRADEMARK MARTELL'S C06NAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wynhandelaars en bij de vertegenwoordigers KOOPMANS «fc B1U ItflKR, Wynhandelaars te Amsterdam. Nieuwendam. Schellingwoude. Oranje Sluizen, Eiland Marken. Zorgvliet. 't Kalfje. Ouderkerk. Uithoorn. PLEIZIERTOCHTJES, Voor het maken hiervan is *en prachtig ingericht STOOMJACHT dageli.ks (be halve Zomlags) t e li a u r. T R bevragen Kantoor Haven-Stoombootdiemt, 127» O. Z. Voorburgwal, Amsterdam. I n tere. Telefoon KAMSTRA's Matrassen-, Bedden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO stellen. Gt'Mustreerde Prijscourant gratis. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano-, Oriel- en Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. Panio- en Muziekhandel H. RAHR, te Utrecht. Opgericht 1S35. Telephoon No. 443. Amerikaansche, Duitscae en Fransche PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: H U II K P I A ]¥O ' . Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigste uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in en buiten abonnement. H. STORBt's 27 maal bekroonde verzending. NETTEX Kesi<t«iizstrasse 15, in alle JI U n c li e 11. soorten. Rijk gtïllustreertie catalogus.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl