Historisch Archief 1877-1940
No. 1246
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Sijthoff s uitpe m Grietehe en Latijnsche
Mscnriften in püotograpliisclie reproductie.
(SM.)
In het jaar 1788 gaf de Fransche geleerde
d'Ansse de Villoison, met behulp van den
waardigen directeur der Marcus-bibliotheek Morelli
(1778?1819), te Venetiëde Ilias van Homerus,
met de merkwaardige schollen, uit 12)- Zeven
jaar later verschenen de beroemde Prolegomena
op Homerus van F. A. Wolf, die in vele op
zichten op deze editio princeps berusten.
Volgen wij 't lot van ons handschrift. In
het jaar 1797 werd het met een 500-tal an
dere uit de bibliotheek van S. Marco naar
Parijs gebracht, en eerst in 1816 kwam het
weer te Venetiëterug. Terwijl het zich te Parijs
bevond, is het in 1810 bestudeerd door den
bekenden sneluitgever, Immanuel Bekker, wiens
nieuwe scholiën-uitgave in 1825?1827 te Ber
lijn is verschenen. De fout zoowel van Villoison
als van Bekker is evenwel geweest dat zij slechts
een uittreksel, een bloemlezing van de (volgens
hen) beste kantteekeningen hebben gepubliceerd.
Na het bekende boek van Lehrs (1833) over
de Homerische tekstkritiek van Aristarchus is
door Duitsche, Hollandsche, Engelsche geleerden
als om strijd op een volledige uitgave der scholiën
aangedrongen; voor ons land verwijzen wij al
leen, naar de geschriften van Cobet, van Naber,
van Herwerden, last not least bovenal van v.
Leeuwen en Mendes da Costa. 13) Van
buitenlandsche philologen moeten La Roche, Ludwich,
Monro. e. a. worden genoemd 14) Eerst in het
jaar 1875 verscheen een volledige uitgave door
W. Dindorf te Leipzig, die daarbij van de col
laties (tekstvergelijkingen) van Cobet en Monro
gebruik heeft gemaakt. De Duitsche geleerde
A. Ludwich evenwel, die zelf eene nieuwe editie
van Homerus heeft gegeven, heeft de gebreken
van Dindorf's arbeid aangetoond. Maar een
nieuwe uitgave der schollen bestaat er nog niet,
zij is een desiderandum: Editio textus cum
scholiis desideratur, zegt Comparetti, die zijne
voorrede op de volgende aardige manier besluit:
De hoogste eer valt nu onzen codex te beurt
door deze uitgave, voor welke de zorg van
Scato de Vries gewild heeft, dat ik een voor
rede schreef, en die dank zij den vader van
alle licht, //het schitterende licht van Helios",
de volmaakste is van alle die ooit tot stand
zijn gebracht. 15) Italiëschonk de zon, het
verlof om den codex door fotografie te ver
menigvuldigen hebben wij Italianen gaarne ge
geven, met toestemming van Salomon Morpurgo,
den weiwillenden directeur der Marcus-biblio
theek, een schets van de geschiedenis en een
korte beschrijving van het handschrift gaf ik
zelf; de uitgave is tot stand gekomen door het
levendige en wakkere Hollandsche volk 16), dat
nooit achterblijft bij den adel zijner voorouders,
en hunne groote verdiensten in ons vak van
studie." Met die woorden neemt Comparetti
van zijne lezers
afscheidVragen wij nu in 't algemeen, welke waarde voor
de klassieke studiën SijthofFs onderneming heeft,
dan antwoord ik: die van een onschatbaar hulp
middel! Het -ware te wenschen dat door de
fotografie de keunis van alle voorname hand
schriften overal wierd verspreid en gemakkelijk
gemaakt; immers het bezoeken van
buitenlandsche bibliotheken ea het bestudeeren en
copieeren van handschriften op de plaats zelve
is aan allerlei, vaak groote bezwaren onderhevig.
Onschatbaar is het, een volkomen betrouwbare
photographischc reproductie te hebben, en als
hulpmiddel bij de palaeographie, die zelve hulp
middel is op het uitgestrekte gebied der
philologie als kennis der Grieksehe en Latijusche
oudheid, i? de Leidsche uitgave met instemming
en dankbaarheid te begroeten. Veel waarheid
schuilt er nog in Goethe's woord: //Moge das
«Studium des griech und röm. Altherthums
imirinerfort die Basis der höheren Bildung bleiben.
(.Cbinesische, Indische, Aegyptische Altherthümer
»siud immer nur Curiositaten, er ist sehr
wohl»gethan, sich und die Welt damit bekannt zn
machen, zu sittlicher und esthetischer Bildung
aber werden sie uns wenig fruchten " 17) Men
lette er echter op dat Goethe, en terecht, van
zedelijke en aesthetische vormig spreekt, deze
zullen wij nooit bereiken wanneer wij niet breken
met de hedendaagsche versnippering van krachten
en met de overdreven specialiseering van den
arbeid. Niet alleen dat de handschriftenstudie,
ongeveer gelijk aan paleeographie, tot een afzon
derlijk vak van wetenschap is geworden, in de
laatste jaren heeft men, vooral in Duitschland,
aan een onderdeel daarvan, de papyrusstudie en
papyrusliteratuur, een afzonderlijk orgaan gewijd,
en de krachten worden al meer en meer ver
snipperd. Ieder geleerde zoekt zich zijn gebiedje
of terreintje uit, kijkt daarop met
Argusoogen rond om ongenoodigde bezoekers te weren,
en de blik op het groote geheel gaat helaas!
maar al te veel verloren. Wel is een reactie
in aantocht, maar de hedendaagsche specialitei
tenmode moet eerst haar toppunt hebben bereikt,
naar het schijnt, voordat beterschap mogelijk
is 18) Doch keeren wij tot de uitgave van de
firma Sijihoff terug.
De palsDographie of de leer van het uit- en
inwendig schriftwezen der Grieksche en
Romeinscbe literatuurwerken kan natuurlijk door deze
reproducties machtig worden bevorderd. Laten
wij nog even enkele bijzonderheden hiervan na
gaan. Tot het uitwendig schriftwezen behoort
de kennis en studie van het schrijfmateriaal
(papyrus waarvan ons »papier" , perka
ment, charta pergamena, naar Pergamum zoo
genoemd; later in de 10e en lle eeuw gebruik
van linnen papier, papier uit lompen, enz.), van
de schrijfgereedschappen (lineaal, inkt, bij de
Romeinen atramentum, pen of veer, calamus,
etc.)) en van den vorm der werken. De oudste
vorm was, zooals men weet, de rol (volumen),
en 't formaat gewoonlijk quarto. Zeer belangrijk
voor de kennis der oudheid zijn de twee- of
meermalen beschreven handschriften of z. g.
pilimpsesten, waarvan de ontcijfering vaak met
behulp van chemische reagentia gelukt is. Ein
delijk behoort tot het uitwendig schriftwezen
ook de kennis van de personen, die de hand
schriften hebben vervaardigd (schrijvers, scriba,
notarius, tabellio, librarius, enz. in de midden
eeuwen voornamelijk monniken), en niet minder
kennis van de afkortingen en van het snelschrift,
dat reeds in de oudheid zeer volmaakt is ge
weest. Het spreekt vanzelf dat door den aard
van het overschrijven en door onkunde reeds
zeer vrorg een groot aantal fouten in de hand
schriften is ingeslopen, zoodat dan ook de emen
datie der codices, die wetenschap waardoor onze
Hollandsche school zoo beroemd is geworden en
waarin boven allen Cobet uitblonk, een afzon
derlijk vak van studie geworden is.
Zoo komen wij, tot hetgeen men het inwendig
schriftwezen noemen kan, dat vak van studie
dat meer dan andere aan Sijthoff's onderneming
de grootste verplichtingen heeft. De keunis van
het Grieksche en Latijnsche schrift is alleen
door bestudeering van allerlei handschriften
praktisch te verkrijgen, en de thans begonnen
fotografische reproducties maken tot zekere hoogte
voortaan een reisje naar Londen en Parijs, naar
de bibliotheken en archieven van Italië, Spanje,
enz. overbodig. Nauw sluit zich bij de kennis
der handschriften de hulpwetenschap aan, die
men epigraphiek noemt, de ontcijfering en uit
gave van de duizenden en duizenden Grieksche
en Latijnsche in- en opschriften (inscripties), die
natuurlijk ook een nauwkeurige kennis vereiseht
van de alphabetten, of (wil men liever) de ont
wikkeling van het alphabet uit de verschillende
eeuwen. E a dit alles, vergeten wij het niet,
moet natuurlijk gepaard gaan met scherpzinnige
kritiek.
De draagster dezer scherpzinnige kritiek is
ten onzent het tijdschrift Mnemosyne 19). Cobet's
artikelen daarin zijn ware modellen van fijne en
geestige tekstkritiek. Naast en na hem komt
alle eer toe aan van Herwerden, den grooten
kenner der oud-Grieksche poëzie, aan Naber,
v. Leeuwen, Hartman, Polak en zoovele anderen
die een groot aantal teksten van klassieke of
(somtijds) na-klassieke schrijvers hebben trachten
te verbeteren. Alle hulde aan die geleerden en
hun arbeid! Maar er is ook hier een //maar"
bij. Ik kan mijne bedenkingen tegen het al te
veel overwegen van de tekstkritische richting
niet beter weergeven dan door te eindigen met
de hierboven reeds aangehaalde, maar niet mede
gedeelde woorden van den scherpzinnigen helle
nist en philoloog, maar vooral van den grooten
denker Friedrich Nietzsche, door zijne zuster in
diens biographie medegedeeld 20). Hier en daar
drukt Nietzsche zich wat scherp uit, maar in
hoofdzaak geeft hij volkomen weer wat ik denk
en voel. Hij zegt:
Er wird allmahlich Zeit, nicht mehr ber
»den Buchtstaben zu hoeken. Das Bestreben der
uachsten Philologengeneration muss endlich
//sein, abzuschliessen und das grosse Vermachtniss
//der Vergangenheit anzutreten. Auch diese
Wissenschaft muss dem Forlschritt dienen. Sein
«Leben würdig anzulegen, muss das Bestreben
//junger Krafte sein. Also stecke man sich
ent//sprechende Aufgaben. Man nahere die Wissen
schaft dem Streben der gegenwattigen
Men«?schen, man ziehe, was in der Rumpelkammer
steht, nicht wieder hervor. Das Wiederkauen
«muss auf horen Auch die litterarischen
Studien werden bertrieben. Man lese Shakespeare
//mehr als ber ihn. Man befördere die Lektüre
Plato's. Er fehlt in der Philologie an grossen
Gedanken, und daher in dem Studium an
«hinreichendem Schwung. Die Arbeiter sind
«Eabriksarbeiter geworden. Der Betrieb der
Gan«zen schwindet ihnen aus den Augen. Unsere
^Philologen sollen lemen mehr im Grossen zu
//urtheilen, und das Feilschen um einzelne
Stellen mit den grossen Erwagungen der
Phi//losophie 2u vertauschen. Man muss nette Vragen
stellen kannen, wenn man neue Antworten haben
Hwill. Die vergangene Periode hat endlich die
//Texte methodisch hergestellt. Das war eine
Hülfsarbeit. Er bleibt der Gegenwart mehr zu
//thun, als die Correktoren zu spielen.... Die
l MUI
Rollen van 6 Tabletten.! Rollen van 6 Tabletten. ? i o dubb. Capsules
Ellen Key: 0?er conyentioneele
Vrowelükbeiu.
Conventie is een stilzwijgende overeenkomst
om den schy'n te stellen boven het wezen, den
vorm boven den inhoud, de bijzaak boven de
hoofdzaak. Haar gebied is in zekeren mate dat
der steeds wisselende mode; in dieperen zin
valt het gedeeltelijk samen met het rijk der
wetten en zeden, met de begrippen over de
mate van zelfbeheersching en opoffering die.
ieder individu zichf in'de samenleving met
anderen op moet leggen. Hoe hooger de ont
wikkeling komt te staan, des te minder macht
zal men der maatschappij toekennen om te
rechten over het denken en gelooven, de levens
wijze en den werkking van het individu. Steeds
meer dringt de overtuiging door, dat een ieder
recht heeft zjjn eigen leven te leven, mits hij
de anderen niet schaadt. De cultuur legt ieder
nieuw geslacht de plicht op een aantal ver
dorde en der conventie vervallen
rechtsbegrippen op te ruimen, doode resten die de
nieuwe kiemen in hun ontwikkeling hinderen.
ledere t^d heeft zyn sterke persoonlijkheden
die luide vragen om vrijheid tegenover de
geldende zede en een eigen opvatting in zake
geweten en temperament. In dezen
voortdurenden strijd komt het er op aan te onder
scheiden wat werkelijk nog levend is en wat
conventie, dus een belemmering van heerlijke
vrijheid, diepere waarheid, grootere oorspron
kelijkheid, rijkeren levens-inhoud.
't Zijn echter niet alleen verouderde begrip
pen, die soms uitgeroeid moeten worden. In
iedere partij en «deren maatschappelyken
kring vormen zich spoedig een aantal
levenslooze vooroordeelen, kleingeestige beweegrede
nen en onzelfstandige gebruiken. En het zyn
telkens weer de vrouwen bij wie de conventie
het weligst bloeit. Want de zucht tot behoud,
als 't ware een instinct der vrouw, wordt dik
wijls en jammer genoeg, ook een steun van het
conventionalisme. Vrouwen zyn nog zelden
persoonlijk genoeg ontwikkeld, om in hetgeen
z\j behouden willen den schijn van het wezen,
den vorm van den inhoud te scheiden; of indien
zij het vermogen tot onderscheiden bezitten,
dan ontbreekt hun nog de moed om de rechte
keuze te doen, als de meerderheid zich voor
vorm en schijn uitgesproken heeft.
In de literatuur der laatste tien jaren over
en gedeeltelijk ook door vrouwen, heerscht
evenwel een sterke geest van verzet tegen de
conventie. Deze oppositie heeft zich bovenal
gericht tegen het verouderde beeld der ideaal
vrouw, wier hoogste eigenschap zelfverloo
chening heet, en tegen het verouderde
moraliteits-begrip volgens hetwelk liefde zonder
huwelijk onzedelijk, maar huwelijk ook zonder
liefde zedelijk genoemd wordt.
De vrouwen die het nieuwe ideaal: «zelfbe
wustheid in de zelfopoffering" gekozen hebben,
ontmoeten nu van den kant der moderne vrou
wenvoorvechtsters dezelfde soort conventioneele
bezwaren, die een vijftig jaren geleden tegen
het toenmaals nieuwe ideaal der vrouwenbe
weging geopperd werden.
Wij weten dat de oudere emancipatie-strijd
voornamelijk ten doel had, de rechten der
vrouw als mensen te bepalen; de tegenwoordige
beweging echter haar recht als individu, het
recht dus om naar eigen opvatting te gelooven,
te voelen, te denken en ook te handelen, zoo
lang zij daarmede niemand in zyn rechten
benadeelt. Daar het eerste doel van algemeenen
aard was, kon het streven er naar ook ge
meenschappelijk ondernomen worden ; de ver
klaring daarentegen van de zelfstandigheid der
vrouwelijke individualiteit moest de zaak van
elk persoon op zich zelf worden. Dit begrijpen
de vrouwen niet, die nog altyd voor het eerste
idee, de menschelyke rechten der vrouw werken.
Zy' zien niet in, dat iedere vrouw behalve hare
rechten als merisch ook hare geheel individueele
rechten moet verkrijgen als wezen van bepaalde
hoedanigheden. Het recht op een temperament
al wijkt het misschien nog zoo ver af van alle
mogelyke theorien en idealen, dat is de kern
van den strijd tusschen enkele vrouwen en de
vertegenwoordigsters der vroegere vrouwen
beweging.
Dat iedere persoonlijkheid een nieuwe wereld
\», deze ontdekking die in Shakespeare haren
Columbus vond een Columbus die spoedig
gevolgd werd door nieuwe scheepvaarders en
nieuwe veroveringen, deze ontdekking der
letterkunde is eerst langzamerhand door de
ervaring als waarheid bewezen geworden. Maar
dat daarmede een begin is gemaakt, dat de
oude, onwrikbare opvatting van de
menschely'ke natuur en hare vraagstukken plaats heeft
moeten maken voor een betrekkelijke en per
soonlijke beschouwing dat is vooral te danken
aan de denkers en dichters, die doodsvijanden
der conventie. Want dichters scheppen niet
alleen nieuwe vormen, kenschetsend is voor
namelijk hun gevoel voor oorspronkelijkheid
en waarheid in het leven. En hoewel hunne
navolgers ook alweer systematisch te werk
gaan, is toch het oorspronkelijk scheppend
genie steeds een protest tegen het conventi
onalisme waarin de een of andere
eigengerechtigde kunst- of levensopvatting vervallen is.
De dichter die hier in het Noorden met
een slag het verouderde ideaal der zich
onder alle omstandigheden opofferende vrouw
omvergeworpen heeft, was Ibsen, toen by' Nora
man en kinderen liet verlaten om de plichten
jegens zich zelf te vervullen; toen hij door
Spoken de overtuiging uitsprak, dat de eerlijk
heid eener vrouw tegenover haar eigen per
soonlijkheid ook voor het welzyn van anderen
meer beduidt, dan de trouw aan verdorde
zedely'kheidsbegrippen.
Ibscn is ten allen tijde de verkondiger der
vrijheid onder eigen verantwoordelijkheid ge
weest, dat wachtwoord van het individualisme.
Langzaam ging het luisteren, want men be
greep slechts ten deele. En geen bewustzijn
is in dit opzicht zoo hermetisch gesloten als
dat van een bepaald soort toongevende vrouwen.
Dat alle vrouwen dezelfde rechten zullen
verkry'gen als de man is alles wat zy bedoelen
in hun spreken over de vrijmaking der vrouwe
lijke persoonlijkheid. Zij vergeten dat het recht
om te worden wat zy wil, de vrouw (even goed als
den man) dikwy'ls zal dwingen juist datgene te
onderdrukken wat zij volgens hare natuur en
zienswyze is. Zij vergeten dat de persoonlijk
heid diepere eischen heeft dan het recht op
werk. Zij zien voorby' dat de eisch tot
solidariteit in opvattingen en daden der
pioniersters in de vrouwenbeweging ontaard
is in onderdrukking der vrouwelijke indivi
dualiteiten met hare eindelooze schakeeringen
van gevoelens, gedachten en karakters. Wel
iswaar is aaneensluiting nog noodig om de
vrouw de rechten te doen verkrijgen die zy
tot nu toe mist: toch moet hier nog meer dan
elders voor kuddegeest gewaarschuwd worden.
Voor de ontwikkeling der vrouwenzaak in
dieperen zin is het juist noodig, dat de ver
schillende vrouwelyke individualiteiten zoo vrij
mogelyk hare bruikbare krachten toonen in
groote verscheidenheid.
Niet alleen in het overdreven solidariteits
gevoel vertoont zich het conventionalisme der
vrouwenbeweging, maar ook in de manier
waarop zy' de tegenpartij bestrijdt. Het blijkt
in het gebrek aan inzicht voor het feit, dat
de vrouwenkwestie, wat het arbeidsveld betreft
voortaan en overal de baan van de sociale
kwestie kruist. Maar bovenal komt het te
voorschyn, waar men niet inziet, dat de vrouwen
beweging, hoe meer zy in ontwikkeling vooruit
gaat, ook des te ingewikkelder wordt, en hoe
het daardoor steeds moeilijker zal worden haar
een afzonderlijk standpunt in te laten nemen
temidden van de met haar samenhangende
vraagstukken.
Het is b.v. noodig dat er meer inrichtingen
van onderwys voor vrouwen komen. Maar
zullen alle deze ook de persoonlijkheid tot
ontwikkeling brengen ? Hebben wy niet de
fijnste,-verrukkelijkste vrouwelyke individuali
teiten bij onwetende oude dames van zeventig,
tachtig jaar aangetroffen, of by zulke vrouwen
die nooit geregeld onderwijs genoten hebben?
Het is b.v. rechtvaardig dat de loonen der
vrouwen verhoogd worden, maar stijgt in ver
houding daarmede ook hare arbeidswaarde ?
Stelt men zich werkelijk voor, dat de meesten
dier over den lessenaar gebogen vrouwen leven
dig belang stellen in hare werkzaamheid, terwijl
toch haar ware innerlyfr wezen eerst tot zyn
recht zou komen -indierj"zfj zich bogen over.
een wiegje? Het is b. v. goed dat ook ver
mogende meisje een bezigheid hebbeu willen.
Maar de keerzyde hiervan ? Daar zy zich met
een kleine belooning tevreden kunnen stellen,
ontnemen zy het werk aan dikwyks bekwamere
arme meisjes of mannen, die geheel van de
opbrengst van hun arbeid leven en daarom
hoogere loonen verlangen moeten.
Zoolang deze en nog vele andere vragen
onbeantwoord zyn, ligt er nu evenveel
conventioneels in om zich te verheugen over alle
studeerende jonge vrouwen, als er in groot
moeders tijd in lag om de sfeer der vrouw te
beperken tot keuken, kinderkamer en salon.
Nog weet men niet of de vrouw in den haar
nieuwen strijd om het bestaan zich lichaam
lijk en geestelyk beter zal ontwikkelen:
zy is een nieuwe materie tot onderzoek en de
tyden zullen het uitwijzen na jarenlange vol
komen vrijheid van arbeidskeuze en ontwik
keling. Tocb mag men wel haast aannemen
dat een op physiek verschil berustende,
onuitwischbare geestelijke ongelykheid tusschen
man en vrouw zal blyven bestaan, die haar
vermoedelijk het huisgezin, hem de wereld als
werkplaats bly'ft aanwijzen.
Bovengenoemde conventioneele gezichtspunten
in de beschouwing der vrouwen-kwestie be
lemmeren de volle ontplooiing der vrouwelyke
individualiteit, doordat zy geen rekening houden
met de verscheidenheid der natuur. Maar de
overgeleverde opvatting der zelfverloochening
als het kenmerk der vrouwelijkheid is de
grootste hinderpaal. Met vreugde zich te kunnen
opofferen voor een geliefd wezen is een schoon
en onvervreemdbaar voorrecht van het vrouwen
hart maar door dit steeds en onder alle
omstandigheden als het Ideaal te beschouwen
heeft de vrouw haar eigen opvoeding zoowel
als die van den man in den weg gestaan.
Wanneer men nu het huwelijk der oudere
generaties met dat der jongere vergelijkt, dan
ziet men bij de mannen een grooten vooruitgang
in tederheid en geestelijke gemeanschap met
hunne meer persoonlijk levende en eischende
vrouwen. Beide deelen hebben er door gewonnen
dat de vrouwen begonnen zijn de zelfverloo
chening te beoefenen ten bate der zelfverdedi
ging. Want voor de ware natuur der vrouw,
geneigd tot toewijding, is het veel moeilijker
haar recht te nemen dan het op te offeren.
Post zegel-ver siimelmg en tuberculose.
Vrede! Vrouwenkiesrecht in Engeland.
Sieraden.
Een Fransch officier van gezondheid kocht,
bij wijze van proefneming, van een aan tuber
culose lijdenden soldaat, die een ijverig post
zegelverzamelaar was en de postzegels door
bevochtiging met zyn speeksel in het album
placht te plakken, ,'JOO exemplaren, bracht deze
in een halven liter gesteriliseerd water en
entte, nadat de postzegels 24 uren in het water
gelegen hadden, daarmede 8 guineesche big
getjes in.
By al deze dieren vertoonden zich duidelijke
teekenen van tuberculose terwijl de controle
dieren gezond bleven. Deze ervaring is van
groote waarde en er moge dus op gelet worden,
dat kinderen die aan
postzegel-verzamelliefhebbery doen, in deze voorzichtig zyn, te meer
omdat kinderen er al zeer licht toe overgaan
om gemakshalve de tong, als
postzegel-bevochtiger in dienst te stellen.
(Maandblad gewi/jd aan hygiëne en
industrie, redactie dr. Van Hamel
Roos en Harmens )
* *
*
Wij leven in tyden van oorlog- en oorlogs
geruchten. Het «Vrede op aarde" is nog niet
in vervulling gekomen.
Nu, meer dan ooit, valt het te pry'zen en te
bewonderen, dat er vrouwen zyn, die haar
geloof in een toekomstige wereld-vrede niet
verliezen. Met eerbied volgen wij de handelin
gen der vrouwen, die met taaie volharding
zich vastklemmen aan haar vrede-ideaal.
Haar vertrouwen, haar rustig voortstuwen in
nzelfde richting wekt verwachtingen voor
een schoener toekomst, zelfs bij hen, die
dreigen te vervallen tot wanhoop en
energielooze wankelmoedigheid. Mevrouw Selenka te
München, heeft het initiatief genomen tot het
instellen eener jaarlyksche internationale vrou
wen-manifestatie op den datum der opening van
de Haagsche Vredesconferentie (18 Mei.)
Aan mevrouw Mary Wright, presidente van
den Amerikaanschen Vrouwenraad, zond mevr.
Selenka een telegram, waarin zij haar verzocht
of zy instemde met het plan een internationale
vrouwen-manifestatie op den datum der Vredes
conferentie uit te lokken en of Amerika mee
deed.
Omgaande luidde het verblydend antwoord :
»Doen gaarne mede."
Op de jaarlijksche vergadering van den
Nationalen Vrouwenraad 10 en 11 April jl. te
Amsterdam gehouden, berichtte de secretares
van den Vrouwenraad de ontvangst van een
brief van mevrouw Selenka, waarin zy aan
drong op een vrouwen-manifestatie voor den
vrede op 38 Mei e.k.
Mevrouw Selenka vertrouwt, dat de mani
festatie met geestdrift zal gehouden worden in
het land waar het Hof van Arbitrage zal zetelen.
Wy hopen dat haar vertrouwen niet geschokt
zal worden.
Benige bedenkingen werden geopperd om
de manifestatie van den Vrouwenraad te doen
uitgaan.
Zy zijn mij niet bekend, maar ik twijfel niet,
of er zullen goede en gegronde redenen bestaan
voor die bedenkingen.
liet timmeren aan den weg is een werk, dat
met oordeel en beleid moet worden uitgevoerd.
Jan-Salie, Jan-en-Alleman, Jan Piet en
Klaas geneigd Gods water over Gods akker te
laten stroomen, liggen op de loer. Zij ontwa
ken uit hun apathie, zetten zich schrap, steken
de hoofden bij elkaar, zoodra zy een kansje
zien, om ingrijpende maatregelen van vrouwen
over den hekel te halen, belachelyk te maken
of te ontzenuwen.
Er is een comitégevormd van vereenigingen
geneigd op 't voorstel van mevrouw Selenka
in te gaan.
Mevrouw Klerck?van Hogendorp, of mej.
M. Jungius zou de protest-meeting in Den Haag
op touw zetten ; dr. Aletta Jacobs in Amsterdam.
-X-
-X
-XDe laatst bij het Lagerhuis ingediende petitie
om invoering van het kiesrecht voor de vrouw
in Engeland was door 257.000 vrouwen
onderteekend. Een welsprekend cijfer, wanneer men
bedenkt dat de eerste petitie in 18G7 ingediend
niet meer dan 1499 handteekeningen van
vrouwen droeg.
(Belang en Recht,
redactrice Ilenriette van der Mey.)
»Poudre aux yeux" noemde Labiche zyn
blijspel, waarin hy vol gemoedelijken,
snaakschen zin den spot dreef met de belachelijke
pronk- en praalvertooning door een
doktersvrouw in praktijk gebracht om schrielheid van
beurs en gemis aan patiënten weg te goochelen.
Door blufterig gepraat en aanstellerig
weeldevertoon wil zy doen gelooven in welvaart, met
de hoop, aldus zand in de oogen strooiend,
haar dochter een rijk huwelyk te doen sluiten.
De laatste jaren zyn de sieraden met hun
veelkleurig geflikker en geschitter meer nog
dan vroeger bestemd om te verblinden.
Lange, gouden kettingen, door paarlen en
bonte steenen in vakken verdeeld, slingeren
zich over de buste der vrouw ; ceintuur-gespen
zwaar van steenen, flikkeren in gloed; een
vrouwenhand komt niet in aanmerking, wanneer
niet van minstens twee vingers het onderste
lid bedekt is met ringen, stralend in dartel
kleurenspel.
Alles echt f
Geen denken aan.
Strasz maakte ten tijde van Lodewijk XV,
fabelachtige zaken met zyn «similia". Toen
was de behoefte aan pronk en opschik zoo
groot, dat aan het onzinnig verlangen der vrou
wen zich met brillanten te tooien door hun
wanhopende mannen niet meer kon voldaan
worden. Als een redder in den nood ver
scheen Strasz en maakte «similis" zoo mooi,
zoo verblindend door kleurengeschitter, dat
slechts de geraffineerde kenner echt van onecht
wist te onderscheiden.
In dat vaarwater zijn wy allengs steeds meer
verzeild. Het onechte dat nu in omloop is, doen
verdwijnen, finaal opruimen, zou heel moei
lijk zyn.
Toch heeft zich onder vrouwen van goeden
huize en verfijnden smaak een soort verbond
gevormd, geen andere dan echte parures te
dragen.
Prachtige en artistieke sieraden vertoonen
tot in de kleinste bizonderheden een sprookjes
weelde.
Echte schildpadhaarkammen worden versierd
met brillanten en opalen, Opaleu zijn op 't
oogenblik de lievelingssteen. Broches, kettingen,
colliers, haarnaalden, ringen, alles even zeld
zaam van pracht en monteering. Heerlijk om
te zien. Om te koopen moet men een zwaarder
beurs bezitten, dan de heldin van Labiche's
blyspel.
Oorknoppen en armbanden zyn weinig in
trek. Van het heidensche gebruik de ooren te
doorpriemen om er sieraden in te hangen,
komt men zoetjes aan terug. Het dragen van
lange mouwen, zelfa bij gekleede toiletten, is
een tydelijk beletsel voor den armband om tot
zijn recht te komen.
CAI-RICK.
Van By'sterveld's advocaat werd weder be
kroond met de hoogste onderscheiding, Graal
Kere-Diploma met Insigne en Gouden Medaille,
op de Internationale Tentoonstelling van Voe
dingsmiddelen en Hygiëne, gehouden te Para's
1901. (Jardin des Tuileries).
lltllMIIIIIIIIIIUIIIMlIIIIIMItlllllllHIMM
dnazzonb&n.
Een lid van den «Nederlandsehe Vrouwen
bond ter Internationale Ontwapening" verzoekt
ons het volgende bericht in aansluiting van
het door de tAlliance Unicerselle des Femmes
pour la Paix" ingezonden stuk, (zie het
vorig nummer van dit bladj te plaatsen.
De «onjuiste en lasterlijke aantijging'', in
het orgaan van den Ned. Vrouwenbond opge
nomen, en waarvoor niet mevrouw Waszklewicz,
maar het geheele bestuur n de redactie
commissie aansprakelijk zyn, betreft het
financieele beheer der Ligue des Femmes pour la
Paix et Ie Désarmement International (waar
uit sedert de tegenwoordige AUiance ontstaan
is) en wel drie jaar gelede n, toen de
tegenwoordige Hollandsche Vrouwenbond nog
een afdeeling vormde vau de toenmalige
Fransche Ligue.
Deze toelichting is noodig voor het groote
publiek, dat natuurlijk niet op de hoogte kan
zyn van speciale Bondsaangelegenheden.
&
GL et
f r
ss o la. o n d o d ir