Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBEAD VOOR NEDERLAND.
Na 1246
gemaakt ten opzichte van het internationaal
land syndicaat, doe ik opmerken dat aan de
houders van certificaten ea bewijzen van
deelgerecbtigheid in de winst van de alhier ge
vestigde Arkansas- en Kansas City Terminal
Constrnction Company syndicaten, gelegenheid
wordt aangeboden tot toetreding. Het aantal
participaties in het internationaal
landsyndicaat zal hierdoor tot 35 duizend kannen stygen.
Dit aantal is het maximum by de
syndicaatsacte bepaald. Heden werden de bewy'zen van
deelneming a ? 150.?ter beurze verhandeld.
Voor andere fondsen dan Yankeerails was
wederom weinig belangstelling. De
mededeelingen omtrent de nieuwe magische leening
oefenden weinig of geen invloed op den koers
der Moskovietische papieren uit.
Niemand heeft gebruik gemaakt van de ge
legenheid om vrijstelling te verkregen van de
5 pCt. belasting op de 4 pCts. binnenl. russen.
De formaliteiten waren te omslachtig en te
veel eischend. De firma's Hope & Co., Ketwich
& Voombergh en de wed. W. Borski hebben
au een administratiekantoor opgericht om
certificaten aan toonder af te geren van in
ontvangst genomen 4 pCts. binnenlandsche
russen. De bedoeling is, om op deze wyze
het bekomen van de vrijstelling der belasting
te vergemakkelijken. Van de coupons der
certificaten wordt l pCt administratieloon
afgehouden. Toch zou het bezwaar bleven
bestaan dat deze certificaten geen internatio
nale markt kunnen verkregen.
Turken vaster. Naar een engelsch blad ver
neemt zouden er onderhandelingen gevoerd
worden over een plan van unificatie der seriën
B, C en D, die geconverteerd zonden worden
in een 4 pets fonds genaamd: Turksche
Consols; de drie series zouden in het plan aan
genomen worden tot koersen van resp. 58, 34
en 32 pet.
Brazilianen over het algemeen beter. De
berichten zyn evenwel nog weifelend omtrent
den afloop van het moratorium.
Tabakspapieren zwakker. De prijzen van do
gisteren gehouden inschryving waren niet on
beduidend minder dan die van den vorigen
keer.
Onder de petroleumstukken zie ik alleen
een gunstige uitzondering voor de aandeelen
Russian. De laatste productiecijfers van de
Sumatra-Palembang en van de Fanolan waren
niet bemoedigend.
Onder de spoorwegpapieren ontmoet ik
hoogeren koers voor de obligatiën N. Z. A. S. M.
De oude en nieuwe aandeelen Warschau
Weecen waren wederom zwakker onder den
indruk van het niet meegevallen dividend
bedrag. Behoudens goedkeuring van den minister
van Financien zal worden uitgekeerd:
R. 9 20 op de oude aandeeien.
» 4.60 » » nieuwe aandeelen.
» 6.20 " » actions de jouissanoe.
Ten slotte een blyde boodschap voor de jolige
Bosschenaars: Volgens het uitvoerig verslag van
de accountants bedraagt het totaal der bezittin
gen van de Noord- Brab. Bank meer dan dat
der schulden. Volledige uitbetaling mag ver
wacht worden. De volgende week hierover
meer.
A'dam, \
B u BS u m, j
ei 1901. D. STIGTER.
iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniutHiiiiHiiiniiiitHiniiiJHiiiiitiiimii
Boek" en Tijttift.
De Gids.
Zoo langzamerhand ry'zen de oogen, ry'zen
de stemmen voor 't schoon van ons Insulinde
en het vreemde is, dat met die schoonheid zoo
wat gelijkertijd, voor ons oprijzen de felle jam
merklachten over 't geestdoodende voor ons
Europeanen, daar in dat schoone land.
MogeJyk zit er, of eigenlijk zeker is hier,
?verband tussch?n zoo uitéaloopende openba
ringen, want wie plat en praktisch is aange
legd, voelt en merkt noch het eene noch htt
andere, ondergaat niet de bekoring dis schoon
heid geeft en treurt desondanks weer zeer
zwftk om gemis van eigen ufeer.
Het materieele, wair aldoor en zoo
gemakkely'k op geschimpt wordt, kan ook zijn ver
dienste hebben, de verdienste van te berusten
en te hoeden voor over gevoeligheid.
Men kan beide, deze uiténloopende hoeda
nigheden wel vereenigen, een rijk gemoed en
tegelijk een wijs verstand hebben, maar, maar...
Onze voorvaderen hadden het ne, het wijs
verstand, in booge mate en wij, als terug
slag loopen nu mogely'k kans in het tegenover
gestelde te vallen. Om wijs beleid en zin voor
het schoone te vereenigen dienen wij dezen
toch eerst afzonderlijk te bezitten en nade
maal de blik bij ons dor en droog is gebleven
voor de parel van smaragd, ook nadat Douwes
Dekker zijn glinsterende vonken spatte, mogen
we nu toch wel dankbaar zyn, als naast de jam
merklachten ook de zin voor het schoone zich
wat breeder ontplooit.
Mogelijk koinen we er dan toe beiden te
vereenigen.
Mej. Augusfa de Wit getuigt hior in deze
G^dsafl. in impressionist-beschrijvend pro?a gedicht
van het heilige en schoone wat verzameld ligt in
de tempels: kostbaarheden door 't volk van
het land zelf gewrocht, uit hun zelf ontstaan
bniiiiitiiiuiuiiutiiiuiumiüttu!
SNUIFJES.
Dezer dagen werd ik opnieuw getroffen
door de ijver en bij de-handheid, die de
pers aan den dag legt, om het publiek op
de hoogte te houden van de min of meer
belangrijke gebeurtenissen, die binnen en
buiten onze grenzen voorvallen. Ditmaal
ik zeg het zonder eenige kwade bedoeling
ten opzichte van de groote pers was het
een provinciaal orgaan dat allen de loef
afstak : nl. het lijfblad van onzen minister
van binnenlandsche zaken, en misschien
?wel juist in die hoedanigheid bedeeld met
en waar nu de brute overheerscher in den vorm
van een koloniaaltja schennend tegen schopt,
omdat hij in zyn bot leven niets weet, niets
begrypt, eenmaal gswoon het overwonnen ras
te beschouwen alj iets minder waardigs.
De symboliek, dat koloniaaltje en de fijne
javaansche, die snikkend neerva.t als de
Hollandsche soldaat tegen den gong schopt alleen
om haar aandacht te trekken, is zeer mooi,
zeer fijn en vooral zeer gevoelig. Maar, als men
deze symboliek verder trekt dan alleen de
schenning \an 't schoone, komen de voetangels
en klemmen. Of is het minstens niet even
wreed-tergend, niet even ontheiligend, als by
ons een deurwaarder der belastingen bij een
treurende vrouw komt snuffelen in 't overge
blevene heilige van den pas gestorven echtge
noot en zelfs de stoel waarop de geliefde
zat, onbarmhartig verkoopt ?
Ben tweede, minder mooi opstel, een opstel
vol van in liefde-verworven kennis omtrent d3
kunst van Oud-Java, volgt op deze tempelbe
schrijving. 't Is de heer G. P. Rauff jer, waar
van we o; s de zoo artistiek gevoelde en zuiver
neergeschrevene indrukken over Spanje her
inneren, die nu de monumentale kunst van
onze eigen kolonie bestudeerde, en tracht die
schooLheid ons wat nader te brengen.
Het werk van den heer von Saher de ver
sierende kunsten in Nederlandsch Oost Indië,
nam hy later als gelegenheid en zijn
artistieke zin ? is over dit werk maar matigjes
te spreken.
De vele platen, de matig gestelde prys, zegt
hy, kunnen aan een vry ruim publiek een eerst
begrip geven, een voorproefje, een oppervlak
kig bessf van al wat daar te vinden is, maar
verder en dieper gaat de kracht niet. Daarvoor
is die tekst te duf, mist het begeleidend
plaatwerk de heilige vonk, die bijvoorbeeld
kenmerkend onovertroffen foto's van Van
K;nsbergen, door Busken Huet zoo en
zoo ter* cht gehuldigd maar dit in woord en
baeld brengen van Von Saher is althans iets,
in aanmerking nemend, dat wy dit onderzoek
zoo goed als geheel hebban verwaarloosd en
dat het een Engelachman was, die in Napoleon's
ty'd, toen Ja?a een tijd niet in onze handen
bleef, dat werk eens flink aanpakte.
Carel Scharten heeft in deze Mei-afl. zes
bladzijden verzen over de schoone Meie, mooi,
zuiver gezegd, by'na kristal, en ook wel rein
gevoeld, meer het opzwellend lyfsverlangen
van den mensch in de lente-uchtend, dan wel
het ontbloeien der natuur zelf en misschien
daarom een weirg al te klaar, te strak. Maar
laat ons wachten. Ze zijn uit een verzenkrirg
stemmingen" en daarin heeft men ze, als
die eenmaal verschenen is, te beoordeelen.
Van Marcellus Emants zien we eveneens
een f.agment, uit zyn nieuwen roman
Inwyding".
Menscben, die naar enkele uiterlijke teekenen
zoo dadelijk overeenkomst met anderen zoeken,
zullen bij het lezen van dit fragment, kunnen
denken b. v. aan Katnertjeszonda" van
Heyermans en mogelijk heeft zija werk eenige
gely'kenis en mogelyk ook wel niet. maar al zou dit
waar zyn, dan nog zal het innerlyk verschil
we', groot blyker, eenvoudig omdat deze
auteura zoo verschil'en in litteratuur opvatting
en visie, ea.denkelyk zal het werk van Emants
er i.iet minder om blyken ook zelfs te
oordeelen naar dit staaltje.
Verder in de afl :
Een uitgebreide studie over Het nieuwe
strafrecht* stelsel'', van prof. Simons, zeer helder
geschreven en bevattelyk toegelicht.
.Het slotepistel, het voorLopig slot althans,
van dr. ByvaLCk's be chouwingen over de
Hamlet ; in dit laa'ste opstel werd door hem
inzonderheid de Ophelia- figuur, behandeld
Een opstel van prof. A G. van Hamel, aan
sluitend by zijn vorig en nu o /er de methode
van dr. HoogvlU-t.
Ea dan een bespreking van mr. J. N. van
Hall over de ver: ebenen vierde bundel van
Sarcey's tooneelfeuüle'ons.
* *
*
De Nieuwe Gids.
Styn Streuvels opent de »tt. met een schets
Doodendans", -waarschijnlijk n uit zijn aan
gekondigd boek van denzelfien naam.
Het is een heel, heel eenvoudig gegeven:
het doodgaan van een oud, versleten vrouwtje,
Mouika, die met haar hond en haar kat nog
wat voortleeft.
Dit zachtjes-aan verslyten is door den auteur
heel fijn. bewerkt, zeer dichterlijk vereenzelvigd
met het vergaan van al de dingen rond haar.
Van de klok, zegt de auteur o. a. dit:
Uit den hoek keek het uurweik met statig
uitzicht als een ove:leefsel zoo vreemd a's een
cm zijn lange dood die van uit onheugelijk
verieder, den tijd staande hield aan zijn
wijzende vaste naalden en stilhangenden slinger.
Zonder snikken of geeuwen had het eens zijn
laatsten slag geslagen en stond daar sedert als
een vreemde onnuttigheid, stakestrf te kijken
op de nietigp, omgevende dingen. Meer dan
ooit was de stilte daarop ingevallen nu de
uurterkens niet meer luide werden uitgegalmd
en de slirgertlagen geen stonden meer korven
de beste relaties, waar het geldt zich het
nieuws te verwerven, dat de allerhoogste
kringen opleveren. Zoo las ik dan in een
blad, welks naam ik niet zal noemen, om
zelfs de mogelijkheid van jaloezie bij zijn
confraters af' te snijden, het volgende: »Wa_s
het vorige bericht omtrent het jagen bij
nacht door Z. K. H. Prins Hendrik on
juist, thans kan, naar het ZulyJi. Dagbl.
mededeelt, worden gemeld, dat Z. K. H.
in den nacht van Zondag op Maandag en
ook den jongsten nacht naar het Chfilet
is geweest, om daar te jagen op korhoenders.
Z. K. H. was vergezeld van een Hof jager
en een der heeren van de Hofhouding."
Ik wil gaarne bekennen, dat de eerste
twee regels van dit bericht mii een oogenblik
uit mijn humeur brachten. Ik begrijp zeer
wel, dat een dagblad nu en dan verkeerd
wordt ingelicht: niet alle zaken zijn een
nauwgezet langdurig onderzoek waard, en
waarom zou een reporter niet evengoed
voor een enkele maal een oog kunnen
sluiten, als de brave Homerus ? Maar daar
zijn zaken... en zaken. Wanneer men nu
eenmaal iets wil melden, waarin het geheele
Nederlandsche volk hetvurigste belangstelt:
iets aangaande Z. K. H. Prins Hendrik,
en dan nogal zoo iets bijzonders als een
nachtelijk en jachtelijk vermaak?behoort
er geen vergissing te kunnen voorkomen.
Toch is dat eerste bericht onjuist geweest
Nu heeft het Nederlandsche volk daarvan
misschien geen onaangename, althans geen
ernstige gevolgen ondervonden, vooral niet
in den tydstok; niets meer dat nog van voor
uitgang of verschuiven repte.
Dr. H. J. Bosken stelt naar aanleiding van
de vertponing van Hooft's Warenar, de vraag
of de ty'd weer zou zijn aangebroken, dat men
naar den schouwburg gaat, mér om te hooren
dan om te zien? ?
De eischen die Hooft zijnen vertolkers stelt,
zy'n niet gering, maar als zij skchts vertrouwen
op c!e macht van het woord, zonder uiterlijk
heden, de woorden slechts tot hun recht laten
komen, de woorden allén, dan zullen die wel
hun weg vinden tot de ooren en het hart van
een publiek, dat beu is van uiterlyk vertoon
en redeneerende langdradigheid.
De heer Boeken toont dan aan, dat voor
onze oude blyspelea geen opsmuk beboeft, gaat
dan nog na de kwaliteit, (de behandelde
geldgierigheid) waaraan dit nu nog echt levende
Amsterdamsche blijspel zyn kracht ontleent.
Verder in de afl.: Verzen van Willem Kloo?.
Twee Bonnetten vai W. F. Gouw.
Hoofdstuk IK van den Ro.terdimschenroncan
Geertje" van Johan de Meester, met een mooi
geslaagde kermis avond erin; het voor 't eerst
kermis houdende, vroom opgevoedde meisje
tus^chen de hi-ha-hossers.
Dan een vervolggedeelte van Hora Adema's
Dissonant en de litteraire kroniek van Kloos
over van Eeien's Koele Meeren des Dood"."
Kloos stelt eerst de vraag: hoe het toch
mag komen, dat een letterkundig werk, waar
naar 't oordeel van, wat men noamt, verstan
dige mecechen, nu juist niet zoo heel veel
byzonders in staar, vaak toch op tal van be
gaafde beschaafden, een geeatelyken invloed,
een macht kan krijgen die ben maakt tot
anderen dan voorheen, althans hun geeft een
andere nuance.
Niet toch het onderwerp maakt d-n attiest;
en niet ook de toch altjjd subjectief beoor
deelde waarde, die dat onderwerp voor anderen
heeft, wy'st de hoedanigheid ons aan van zyn
talent neen ! alleen de inwendige zielsmacht,
de vaste greep van gevoels intuïtie en
beeldenden drang, waarmee hy zoo'n onderwerp
weet vast te houden.
Van Eeden, zegt Kloos dan verder, is over
't geheel genomen, volkomen geslaagd in wat
hy wod geven : een accuraat geobserveerd geval,
gebootst in uniek, in zacht-sterk Hollandsen,
door een alles zooveel mogelijk objectief aan
schouwend kunstenaar, gely'k er weinigen zyn.
* *
#
Vragen van den Dag.
Vragen van den Dag" heeft een zeer
zakelyk en duidelyk geschreven opstel over de
vrouwenbeweging in Z»eden duor Beh-y Nort,
waarin gelykertyd en vergelijkenderwijs eu
dit is de verdienste, ook de toestand in andere
staten wordt aangegeven.
De tegenz'n van Bismarck tegen Engelsche
invloeden wordt ons door den heer A. W.
Stellwagen in den breede aan de hand van
vele authentitken, uiteengezet, een politiek
inzicht, dat zich nu, naar men weet,
gewij iigd heeft en dat nog wel tegen den zin
va a geheel het Duitsche volk in.
Een karakterstudie ov> r psus Leo XIII,
overgenomen uit het Pall Mail Magazine is wel
interessant te lezen, geschreven ooor iemand
die in grooten twijfel de kroning bijwoonde.
Dan nog een opstel over de ontwikkeling
van het geschut en de oorlogshulpmiddelen,
door W. van Bremen en een except uit het
belangwekkende boek.,van dr. A. W. Nieuwenhuis
over zijn onderzoekingsreisdoor Centraal-Borneo.
Verder nog vele wetenswaardigheden en
wetenschappelijke mededeelingen.
Een voor zijn doel zeer deugdelijk r.ummer,
deze Meiaflevering l
G. VAN HULZEN.
Het litnmeschil,
e authentieke tekst der liturgische geschriften
gehandhaafd tegen prof. dr. M. A. Gooszen,
door dr. H. H. KI'ÏTEU, boogleerasr
aan de Vrije Universiteit:. Höfeker &
Wcrmser 1901.
Van de hand van prof. dr. H. H. Kuyper,
hoogleeraar in de vaderlaudsche kerkgeschiedenis
aan de Vrije Un!versiteit te Amst.rdam,
vtrscheen onlangs een brochure, wier titel kierbovf n.
is afgedrukt. Door de Redactie vau Ik Amster
dammer aangezocht, om in haar weekblad deze
biochure bij haar lezers in te leiden, tam ik
gaarne die taak op mij. Juist waar ik mij als
nietdeskund'-ge iu een kerkelijk blad natuurlijk i:i-.it
zou vermeten, over deze vraagstukkeu te schrij
ven, wil ik gaarne in een blad, dat zich de voor
lichting der publieke opinie in 't algemeen ten
doel stelt, over deze kwestie een en auier ze^ger,
wat mijn iuziens elk beschaafd eu met liet
publiek leveu meelevend maa interesseereu kan
en interesscereu moet.
Ouder //Liturgie" verstaat men de vastgestelde
vormen van den openbaren kerkelijktn eeredieLst.
Al duidt de etymologie van het woord eer op
ei n politiek karakter, toch is, vooral do jr den
invloed der Septuaginta, het woord schier
ui'sluiteud ia kerkelijkcn zin gebruikt, en lieeft het
dan ook als zoodauig burgerrecht gekregen. Ue
waarde vau de liturgie ah zoodanig hangt vooral
wijl het Znifensch Dayblad tegelijk met
de tegenspraak van dat reporlersleugeiiije,
ons heeft kunnen mededoelen.dat 'L. K. H. in
den nacht van Zondag op Maandag en ook
denjongsten nacht naar het O A'el is geweest
om op korhoenders te schieten. Maar ik
vroeg mij af, en welke courant zal mij daar
op met zekerheid kunnen antwoorden ?
wat moet de indruk op^het L K) zelf ge
weest zijn, toen de ZuifVn-che daar met
deze korhoenders canard de dames en heeren
kwam opschrikken? Natuurlijk heeft
de jagermeester of een der heeren van de
hofhouding in zijn vertrouwen op de
degelijkheid van een dagblad gezegd:
Ik weet zeker, dat Z. K. H. van nacht
niet is uitgegaan de krantemnn heeft
dus een ander gezien die op Z. K. H.'s
korhoenders schoot,daar zijn alzoo kapers bij
het Chalet, 't Zal met Hoogstdeszelfa kor
hoenders gaan als rnetdeherten,diegestroopt
zijn ; wij mogen Z. K. H. wel waarschuwen....
enz. eiiz. en zoo zou 't mij niet eens ver
wonderen, als weldra bleek, dat het on
juist bericht oorzaak is geweest vau het
kordate besluit van den Prins, om zelf'
van Zondag- op Maandagnacht en in den
jongsten nacht de korhoenders te belagen.
Intusschen wil ik ook den te goeder
trouw falenden correspondent of reporter
niet harder vallen dan strikt noodig schijnt.
Ik begrijp, dat die nachtelijke reportage
een moeilijk werk is. Wat heeft hij niet
op te letten, welke kamers verlicht zijn,
om te weten te komen, of op het Paleis
af van de vraag of de kerkelijke samenkomsten
zijn te beschouwen als de vergaderingen van
wettige corporaties, die ondi r een vaste, orde en
bestuur leven, en wier vergaderingen dus ook
aan vaste regelen onderworpen zijn, dan wel
of zulk een samenkomst enkel en willekeurig
een geheel los samenzijn is, waarbij de man,
die 't woord voert of iemand aaders op eigen
hand bfpaalt, hoe 't er zal toegaan. Bij een
losse samenkomst van personen, voor het doe',
om godsdienstige stichting te zoeken, moet ook
altoos natuurlijk zekere oide gehandhaafd, maar
deze orde draïgt gee? ander noch hooger karak
ter, dan de regelen, die op een bruilofstpartij
de ceremoniemeester doet in achtnemsn. Eerst
waar zulk een religiense samenkomst (,) een
vergadering van de kerk, d. i. van een wettige
co-poratie en waar de regeling dier kerk, de
kerkorde, ock voor het ceremoniei l in die ver
gaderingen vaste bepalhgen sttlt., verkrijgen
deze bepalirgen het karakter van een liturgie.
Wie derhalve in de kerk nog iets anders en
meer ziet dan in de eerste de beste religieuse
samenkomst, mott aan die liturgie groote waarde
hechten. Als morgen aan den dag de leden der
Rechtbank ten huize van een hunner een ge
zellige samenkomst houden, om onderling over
een juridisch onderw! rp te. debatteeren, hecht
niemand aan den vorm waarin zulks geschiedt.
E n alarmkreet echterzcu er en terecht
opgaan, als dea volgenden dag ter openbare
terechtzitting, waar de Rechtbai.k als zoodanig
vergadert, de wettelijke vormen voor zulke
zittingea voorgeschreven, ter zijde werden gesteld.
Niet audeis is het met de kerk.
Men zal den ook begrijpen, van hoe groot
belang het is, dat de inhoud dier liturgische
voorschriften vast en L iet aan twijfel onderhevig
zij. Vooral de zorg, dat de gebruikte formulieren
geen andere dan de' door de bevoegde macht
vastgestelde zijn, is voor het gezuiverd voort
leven dtr kerk van het groD'ste gewicht. Op
dit punt uu was langzame; hand in de Hervormde
Kerk bedenkelijk misbruik ingeslopen. De ge
meente gaf er weinig uf niets meer om, of de
predikant zich aan de gerecipieerde liturgie
hield of n'et. Zoo deelde bijvoorbeeld dr. A.
Kuyper enkele jaren geleden mede, dat, toen,
hij als predikant iu 1S63 voor 't eerst dt n doop
had te bedienen, hij vooraf in het doopsformuüer
niet blauw potlood ettelijke passages schrapte
en wijzigde, en hierin bet algemeene gebruik
dtr predikanten van dien tijd volgde. Juist in
zake dit doopsformulier kwam er 't eerst actie
van uit de gemeente, doordat de orthodixe
ouders, op advies van dr. Kohlbiügge, van den
predikant bij wien ze hun kind lieten doopen,
tischten, dat hij gebruik zou nuken van het
oorspronkelijke formulier, en dit geheel zou
voorlezer.
Door de kerkelijke beweging van 18S6 kwam
het litu'gic-vraagbtuk opnieuw-aan de orde en
in het voorjaar van 1896 besloten piof. dr.
K L. Rutgers en Dr. H. H. Kuyper een nieuwe
uitgave vau de liturgie te bezorgen. De eerste
vraat"1, waarvoor zij kwamen te staan was dezp,
welke ti kst, als authentiek moest worden be
schouwd. Elk afzonderlijk gingen de heeren
Rutgers en KuypT de voornaamste edities uit
de 16 j, 17e t n IS i eeuw na. Hun slutsom
was: de eenige tekst, die diïoieel gezag bezit,
is de uitgave der liturgie door de Walcheische
Commi.'sie iu 1611 bij R. Schilders, te Middel
burg bezorgd, omdat de laatste ge-houden
Generale Sytode te Dordt in 1618?'9 door
hare Gedtputeerden dezen tekst hetft laten
goedkeurei), na daarin enkele correct.è'u te
hebben aar.gebracht. Naar dien tekst geschiedde
dan ook hun uitgave iu 1897.
In'usschen waa bij de Synode derNed.Herv.
Kerk de. zaak eveneens aanhangig gemaakt door
het iuitiatii f van Dr. Brotisveld. De door
dr. J. II. Gunning J.Hzn., een bij uitnemend
heid deskundige en bewonderaar van de uitgave
Rutgers-Kuyper, uitgesproken hoop, dat de
Synode der Herv. Kerk deze uitgave ook als
officieel zou erkennen en voor publiek gebruik
aanbevelen, werd helaas beschaamd. De Synode
droeg Larerzijds aan pror. dr. M. A. GüOizen
op geheel zelfstandig een nieuwe uitgave der
liturgie te bezorgen. Na ir gesteld onderzoek
gaf prof. Gooszen de voorkeur aan de uitgave
van J7''7, die ook eenige aan«prsak kon msktu
op kerkelijk gezag, omdat zij was uitgegeven
op Is.st van de part:cu!iere Synode van
ZuidHoüand. In de Kerkelijke Courant bestreed
prof. Gooszen voorts m 1899 en 1900 her
haaldelijk de authenticiteit der uitgave
RutgersKuyper en noemde haar standpunt een
»jammerh.ke vergissing".
Dit geschil dus: of de door de Dordtsche
Synode eenigszins geamendeerd goedgekeurde
uitgave van 1611, dan wel de in 173? op last
der particuliere Synode van Zuid.Holland be
zorgde uitgave de authentieke is, brengt prof.
H. H. Kuyper in de hier aangekondigde brochure
tot oplossing. Eu wel ióó, dat nogmaa's en
tbaus naar we hopen eer:s vooral, bewezen word*,
dat de tekst van 1G11 de au'hentieke is. ,Authen
tiek" toch is slechts zulk een tekst, die door
een Generale Synode is goedgekeurd, en uitvoe
rig bewijst de schrijver met de stukken in de
hand, dat zulks alleen met de tekbt van 1611
het geval is. Duidelijk tooijt de schrijver in de
tweede plaats aan, hoe niet a'leen uit historisch
ItllilUMHIMMIIIilltllllllMMIItEitif
alles in rust is of niet. En als het
vermoeden bij hem is gerezen en aan
kracht wint, dat er iets gaande moet zijn,
achter hoeveel boomen zal hij zich niet
te versteken hebben, eer hij de zekerheid
heeft verkregen, dat er iets bijzonders op
til is ; en dan eindelijk welk een inspanning
van loeren en overleggen wordt van hem
gevorderd, om achter het tijne van de zaak
te komen. Denk daarbij hoe de man toch
al nerveus is, nu hij daar in ele nabijheid
van dat hooge slot een wereldgebeurtenis
op het spoor meent te zijn; hij kind van
stof en uit den kleinen huize daar op sprong
om een vorstelijke daad te bespieden . . .
wie vergeeft hem dan niet zijn misvatting,
indien hij eens een strooper of een
hofkoddebeier met een jagermeesier of' een
kamerheer verwart; ja zelfs, al lijkt dit al
te veel op majebteitsfchennis, voor een
prins uitgeeft?
Toch meen ik, elat zoowel de groote
voleloening, elie het juiste bericht aangaande
het nachtelijk jagen van den Prins-Gemaal
het Nederlandsche volk heeft geschonken,
als ele, zij 't dan ook geringe verwarring
door het onjuiste bericht in den lande
gesticht, mij recht geven een voorstel te
doen ten einde op betere wijs in de behoefte
aan versch Hofnieuws te voorzien. Want
wél be-schouwd, worden wij, als natie, toch
nog maar uiterst onvolledig ingelicht. Daar
valt, het spreekt van zelf, op het Loo en
op het paleis in de residentie, en in alle
overige oorden van koninklijk verblijf, heel
en ke kelijk, maar cok uit
wetenschappelijkliturgisch oogpunt deze tekst de voorkeur
verdient. En eindelijk, om alle misverstand te
coupeeren, bewijst schrip^ dat het bestaan
van een andere authentieke tekst naast die van
1611, een onmogelijkheid is.
Voeg hierbij, dat deze brochure zóó geschre
ven ie, dat ze ook voor een niet-vakman
prettigaflees*, en aan 't slot in etkele stellingen nog
eecs duidelijk ea beknopt hare conclusiën
saam vat, dan ma» hier met eenigen grond de
hoop uitgesproken, dat de, in formeele kwesties
altoos dubbel bedenkelijke onzekerheid in zake
de authenticiteit der liturgie hiermede voor
goed tot 't verleden aal behooren en mag den
schrijver dank worden gebracht voor den arbeid
dien hij zich nogmaals getroostte, dit punt in
ondubbelzinnige zekerheid te stellen. Ous ker
kelijk leven kan hierbij slechts winnen en ook
materieel het religieuse leven door zuiverheid
en zinrijkheid van eeredienst worden bevorderd.
Den Haag, l Mei 1901.
Mr. ANKE
ANEMAMHiiiiiimiiuiiimiiiiiiiiHuiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiHiiHiiiiiiiH»
?MMiMiHiummtimiiiiimiMiiHHiiminiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi»
Den Haag, 4 Mei 1901.
De heer Frans Netscher noemt rjoy' in het
laatste nummer ivan De Holl. Revue bekla
genswaardig. De lezer zal misschien willen
weten waarom. Dit worde daarom hier in 't
kort eenigermate opgehelderd. De heer Fr. N.
had zich in De H. B, van eind Nov. 190O
zeer onbehoorlijk uitgelaten over den schilder
Hamel, door my in Elsevier's Maandschrift
behandeld. Ik meende de heer N. daarvoor in
De Ned. Spectator 'n terechtwyzing te moeten
geven (22 Dec. 1900) De heer N. zweeg:
hierop, a air zette het my betaald door al»
wraakneminkje in De H. E. van eind Jan.
1901 by' de vermelding van den inhoud van
Woord en Beeld te spreken van »aen sonneije
door den dichtgragen E. B. K." Hierop zotd
ik een zeer nederige briefkaart aan den heer
Fr. N., als ik me niet vergis aanvangend :
?Verhevene Netscher", waarin ik hem verzocht
voortaan geen melding meer te willen maken
van mjjn persoon of myn werk in zyn orgaan,
dat daardoor slechts gecompromitteerd zou
worden. De heer N zond me daarop de vol
gende briefkaart: »Er is nog voldoende plaats
ruimte in de afdeeling der alcoholisten in
Meerenberg." Niet wetend nu op wien die
missive doelde, en er niet aan denkend dat
ze op my, die vry'wel geheelonthouder, althacs
zeer matig in 't gebruik van alcoholiën ben,
betrekking zou kunnen hebben, meende ik die
spiritueele briefkaart op den heer N. zelf te
moeten toepassen en berichtte hem dus dat
ik hem dankte voor de mededetling en een
plaatsje voor hem zou bespreken. Dit is
intussehen uit pure philanthropie nog niet
geschied. De beer N. zweeg ook toen, en
noemt me nu in 't laatste nr. van De H. R.
beklagenswaardig. Omdat ik den heer Frans
Netscher aandurf? Ce n'est pas jurer gros.
Omdat ik niet meer in De H. R wil genoemd
worden ? Dan is het erg pedant van den heer
Frans Netscher my' beklagenswaardig te noemer,
want ztW'n vreeselijke eer is dat toch niet,
geloof ik. Ik ben EU alleen maar zoo vry myn
vroeger In een particulier schry'ven gedaan
verzoek hierby' openlijk te herhalen, in de
hoop dat de heer N. thans dienovereenkomstig
zal willen handelen. Wil hy 't niet doen, dan...
is 't óók goed. Het publiek is nu ingelicht en
weet de oorzaak van 's heeren N.'s speldeprikjes.
EDWARD B. KOSTER.
Amst, 8 Mei 1901.
Mijnheer de Redacteur!
Dat u ook een tegenstander van evenredige
vertegenwoordiging onbekrompen gelfgerheid
biedt zyn meening te bepleiten, ligt geheel in
de ly'n van het schoone beginsel, door u reeds
jaren met eerbeidwaardige stanvastigheid ge
handhaafd. Maar ge vergistet u m. i. toen u
meende, dat het betoog van uw|tegenstander op
geen uwer lezers 1) eeriigen indruk kon maken.
My lijkt het niet waarschijnlijk toe dat alle
lezers van uw veelgelezen blad evenals u, eei e
onwrikbare overtuiging omtrent het punt in
questie de hunne zouden mogen noemen.
Daartegen scheen het mij raadzaam en nut
tig toe, nademaal in De Amsterdammer op een
in 't oog vallende plaats zonder eenig onder
schrift bet beginsel de evenred. Vertegenw. was
aangevallen, dit beginsel nog eens kortelijk te
verdedigen.
Voor de plaatsing mijn dank.
Uw. dw. A. B. D.
1) Geen der lezers, met het onderwerp ver
trouwd. Red.
iiuiiiiiiiiiiHiiimiiimiiiiiiiiiiiimiiii
wat meer voor, dat ons interesseert en toch
niet wordt overgebrieid.
Wij weten nu b.v. dat Z.K.H, in n week
twee nachten heeft gewaakt, maar waarom
onthoudt men onsde mededee!ing,of de Prins
overdag wel eens slaapt; en is het niet een
leemte, dat wij, waar wij aangaande zijn
nachtelijke werkzaamheid worden ingelicht,
volstrekt n'ets vernemen omtrent zijn arbeid
des daags ? Maar hoe tot deze meer vol
ledige kennis te komen? Zou dit niet
kunnen bereikt worden, door voor gezamen
lijke rekening van de Pers, een kamer het r,
een lid van het militaire huis, of, als dat
niet gaat, een lakei omtekoopen, die in
zijn vrijen tijd een soort van
hofcorrespondentiebureau dirigeert? Om te-koopen,
zeg ik, maar ik. bedo°l daarmee een be
hoorlijk tractement aan te bieden, want de
Pers, ik behoef het niet te vermelden, koopt
nooit om. Zou dit niet de weg zijn om vergis
singen, als die aangaande de eerste nachte
lijke korhoenderpjacht onmogelijk te maken,
en de nieuwstijdingen te vermenigvuldigen,
zonder welke een goed vaderlander nu een
maal niet leven kan. Gelijk zoo menigen
raad, geef' ik ook dezen voor bt ter, en zelfs
zou ik er mij niet tegen verzetten, als men
er de voorkeur aan gaf op 's lands kosten
een hofjpurnalist op 't Loo, in den Haag,
of op reis aan H. M. en Z. K. H. toe te voe
gen als representant van het Nederl. volk, dat
bij de meest gewichtige gebeurtenissen maar
al te dikwijls geheel niet vertegenwoordigd is.