De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 12 mei pagina 8

12 mei 1901 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBEAD VOOR NEDERLAND. Na 1246 gemaakt ten opzichte van het internationaal land syndicaat, doe ik opmerken dat aan de houders van certificaten ea bewijzen van deelgerecbtigheid in de winst van de alhier ge vestigde Arkansas- en Kansas City Terminal Constrnction Company syndicaten, gelegenheid wordt aangeboden tot toetreding. Het aantal participaties in het internationaal landsyndicaat zal hierdoor tot 35 duizend kannen stygen. Dit aantal is het maximum by de syndicaatsacte bepaald. Heden werden de bewy'zen van deelneming a ? 150.?ter beurze verhandeld. Voor andere fondsen dan Yankeerails was wederom weinig belangstelling. De mededeelingen omtrent de nieuwe magische leening oefenden weinig of geen invloed op den koers der Moskovietische papieren uit. Niemand heeft gebruik gemaakt van de ge legenheid om vrijstelling te verkregen van de 5 pCt. belasting op de 4 pCts. binnenl. russen. De formaliteiten waren te omslachtig en te veel eischend. De firma's Hope & Co., Ketwich & Voombergh en de wed. W. Borski hebben au een administratiekantoor opgericht om certificaten aan toonder af te geren van in ontvangst genomen 4 pCts. binnenlandsche russen. De bedoeling is, om op deze wyze het bekomen van de vrijstelling der belasting te vergemakkelijken. Van de coupons der certificaten wordt l pCt administratieloon afgehouden. Toch zou het bezwaar bleven bestaan dat deze certificaten geen internatio nale markt kunnen verkregen. Turken vaster. Naar een engelsch blad ver neemt zouden er onderhandelingen gevoerd worden over een plan van unificatie der seriën B, C en D, die geconverteerd zonden worden in een 4 pets fonds genaamd: Turksche Consols; de drie series zouden in het plan aan genomen worden tot koersen van resp. 58, 34 en 32 pet. Brazilianen over het algemeen beter. De berichten zyn evenwel nog weifelend omtrent den afloop van het moratorium. Tabakspapieren zwakker. De prijzen van do gisteren gehouden inschryving waren niet on beduidend minder dan die van den vorigen keer. Onder de petroleumstukken zie ik alleen een gunstige uitzondering voor de aandeelen Russian. De laatste productiecijfers van de Sumatra-Palembang en van de Fanolan waren niet bemoedigend. Onder de spoorwegpapieren ontmoet ik hoogeren koers voor de obligatiën N. Z. A. S. M. De oude en nieuwe aandeelen Warschau Weecen waren wederom zwakker onder den indruk van het niet meegevallen dividend bedrag. Behoudens goedkeuring van den minister van Financien zal worden uitgekeerd: R. 9 20 op de oude aandeeien. » 4.60 » » nieuwe aandeelen. » 6.20 " » actions de jouissanoe. Ten slotte een blyde boodschap voor de jolige Bosschenaars: Volgens het uitvoerig verslag van de accountants bedraagt het totaal der bezittin gen van de Noord- Brab. Bank meer dan dat der schulden. Volledige uitbetaling mag ver wacht worden. De volgende week hierover meer. A'dam, \ B u BS u m, j ei 1901. D. STIGTER. iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniutHiiiiHiiiniiiitHiniiiJHiiiiitiiimii Boek" en Tijttift. De Gids. Zoo langzamerhand ry'zen de oogen, ry'zen de stemmen voor 't schoon van ons Insulinde en het vreemde is, dat met die schoonheid zoo wat gelijkertijd, voor ons oprijzen de felle jam merklachten over 't geestdoodende voor ons Europeanen, daar in dat schoone land. MogeJyk zit er, of eigenlijk zeker is hier, ?verband tussch?n zoo uitéaloopende openba ringen, want wie plat en praktisch is aange legd, voelt en merkt noch het eene noch htt andere, ondergaat niet de bekoring dis schoon heid geeft en treurt desondanks weer zeer zwftk om gemis van eigen ufeer. Het materieele, wair aldoor en zoo gemakkely'k op geschimpt wordt, kan ook zijn ver dienste hebben, de verdienste van te berusten en te hoeden voor over gevoeligheid. Men kan beide, deze uiténloopende hoeda nigheden wel vereenigen, een rijk gemoed en tegelijk een wijs verstand hebben, maar, maar... Onze voorvaderen hadden het ne, het wijs verstand, in booge mate en wij, als terug slag loopen nu mogely'k kans in het tegenover gestelde te vallen. Om wijs beleid en zin voor het schoone te vereenigen dienen wij dezen toch eerst afzonderlijk te bezitten en nade maal de blik bij ons dor en droog is gebleven voor de parel van smaragd, ook nadat Douwes Dekker zijn glinsterende vonken spatte, mogen we nu toch wel dankbaar zyn, als naast de jam merklachten ook de zin voor het schoone zich wat breeder ontplooit. Mogelijk koinen we er dan toe beiden te vereenigen. Mej. Augusfa de Wit getuigt hior in deze G^dsafl. in impressionist-beschrijvend pro?a gedicht van het heilige en schoone wat verzameld ligt in de tempels: kostbaarheden door 't volk van het land zelf gewrocht, uit hun zelf ontstaan bniiiiitiiiuiuiiutiiiuiumiüttu! SNUIFJES. Dezer dagen werd ik opnieuw getroffen door de ijver en bij de-handheid, die de pers aan den dag legt, om het publiek op de hoogte te houden van de min of meer belangrijke gebeurtenissen, die binnen en buiten onze grenzen voorvallen. Ditmaal ik zeg het zonder eenige kwade bedoeling ten opzichte van de groote pers was het een provinciaal orgaan dat allen de loef afstak : nl. het lijfblad van onzen minister van binnenlandsche zaken, en misschien ?wel juist in die hoedanigheid bedeeld met en waar nu de brute overheerscher in den vorm van een koloniaaltja schennend tegen schopt, omdat hij in zyn bot leven niets weet, niets begrypt, eenmaal gswoon het overwonnen ras te beschouwen alj iets minder waardigs. De symboliek, dat koloniaaltje en de fijne javaansche, die snikkend neerva.t als de Hollandsche soldaat tegen den gong schopt alleen om haar aandacht te trekken, is zeer mooi, zeer fijn en vooral zeer gevoelig. Maar, als men deze symboliek verder trekt dan alleen de schenning \an 't schoone, komen de voetangels en klemmen. Of is het minstens niet even wreed-tergend, niet even ontheiligend, als by ons een deurwaarder der belastingen bij een treurende vrouw komt snuffelen in 't overge blevene heilige van den pas gestorven echtge noot en zelfs de stoel waarop de geliefde zat, onbarmhartig verkoopt ? Ben tweede, minder mooi opstel, een opstel vol van in liefde-verworven kennis omtrent d3 kunst van Oud-Java, volgt op deze tempelbe schrijving. 't Is de heer G. P. Rauff jer, waar van we o; s de zoo artistiek gevoelde en zuiver neergeschrevene indrukken over Spanje her inneren, die nu de monumentale kunst van onze eigen kolonie bestudeerde, en tracht die schooLheid ons wat nader te brengen. Het werk van den heer von Saher de ver sierende kunsten in Nederlandsch Oost Indië, nam hy later als gelegenheid en zijn artistieke zin ? is over dit werk maar matigjes te spreken. De vele platen, de matig gestelde prys, zegt hy, kunnen aan een vry ruim publiek een eerst begrip geven, een voorproefje, een oppervlak kig bessf van al wat daar te vinden is, maar verder en dieper gaat de kracht niet. Daarvoor is die tekst te duf, mist het begeleidend plaatwerk de heilige vonk, die bijvoorbeeld kenmerkend onovertroffen foto's van Van K;nsbergen, door Busken Huet zoo en zoo ter* cht gehuldigd maar dit in woord en baeld brengen van Von Saher is althans iets, in aanmerking nemend, dat wy dit onderzoek zoo goed als geheel hebban verwaarloosd en dat het een Engelachman was, die in Napoleon's ty'd, toen Ja?a een tijd niet in onze handen bleef, dat werk eens flink aanpakte. Carel Scharten heeft in deze Mei-afl. zes bladzijden verzen over de schoone Meie, mooi, zuiver gezegd, by'na kristal, en ook wel rein gevoeld, meer het opzwellend lyfsverlangen van den mensch in de lente-uchtend, dan wel het ontbloeien der natuur zelf en misschien daarom een weirg al te klaar, te strak. Maar laat ons wachten. Ze zijn uit een verzenkrirg stemmingen" en daarin heeft men ze, als die eenmaal verschenen is, te beoordeelen. Van Marcellus Emants zien we eveneens een f.agment, uit zyn nieuwen roman Inwyding". Menscben, die naar enkele uiterlijke teekenen zoo dadelijk overeenkomst met anderen zoeken, zullen bij het lezen van dit fragment, kunnen denken b. v. aan Katnertjeszonda" van Heyermans en mogelijk heeft zija werk eenige gely'kenis en mogelyk ook wel niet. maar al zou dit waar zyn, dan nog zal het innerlyk verschil we', groot blyker, eenvoudig omdat deze auteura zoo verschil'en in litteratuur opvatting en visie, ea.denkelyk zal het werk van Emants er i.iet minder om blyken ook zelfs te oordeelen naar dit staaltje. Verder in de afl : Een uitgebreide studie over Het nieuwe strafrecht* stelsel'', van prof. Simons, zeer helder geschreven en bevattelyk toegelicht. .Het slotepistel, het voorLopig slot althans, van dr. ByvaLCk's be chouwingen over de Hamlet ; in dit laa'ste opstel werd door hem inzonderheid de Ophelia- figuur, behandeld Een opstel van prof. A G. van Hamel, aan sluitend by zijn vorig en nu o /er de methode van dr. HoogvlU-t. Ea dan een bespreking van mr. J. N. van Hall over de ver: ebenen vierde bundel van Sarcey's tooneelfeuüle'ons. * * * De Nieuwe Gids. Styn Streuvels opent de »tt. met een schets Doodendans", -waarschijnlijk n uit zijn aan gekondigd boek van denzelfien naam. Het is een heel, heel eenvoudig gegeven: het doodgaan van een oud, versleten vrouwtje, Mouika, die met haar hond en haar kat nog wat voortleeft. Dit zachtjes-aan verslyten is door den auteur heel fijn. bewerkt, zeer dichterlijk vereenzelvigd met het vergaan van al de dingen rond haar. Van de klok, zegt de auteur o. a. dit: Uit den hoek keek het uurweik met statig uitzicht als een ove:leefsel zoo vreemd a's een cm zijn lange dood die van uit onheugelijk verieder, den tijd staande hield aan zijn wijzende vaste naalden en stilhangenden slinger. Zonder snikken of geeuwen had het eens zijn laatsten slag geslagen en stond daar sedert als een vreemde onnuttigheid, stakestrf te kijken op de nietigp, omgevende dingen. Meer dan ooit was de stilte daarop ingevallen nu de uurterkens niet meer luide werden uitgegalmd en de slirgertlagen geen stonden meer korven de beste relaties, waar het geldt zich het nieuws te verwerven, dat de allerhoogste kringen opleveren. Zoo las ik dan in een blad, welks naam ik niet zal noemen, om zelfs de mogelijkheid van jaloezie bij zijn confraters af' te snijden, het volgende: »Wa_s het vorige bericht omtrent het jagen bij nacht door Z. K. H. Prins Hendrik on juist, thans kan, naar het ZulyJi. Dagbl. mededeelt, worden gemeld, dat Z. K. H. in den nacht van Zondag op Maandag en ook den jongsten nacht naar het Chfilet is geweest, om daar te jagen op korhoenders. Z. K. H. was vergezeld van een Hof jager en een der heeren van de Hofhouding." Ik wil gaarne bekennen, dat de eerste twee regels van dit bericht mii een oogenblik uit mijn humeur brachten. Ik begrijp zeer wel, dat een dagblad nu en dan verkeerd wordt ingelicht: niet alle zaken zijn een nauwgezet langdurig onderzoek waard, en waarom zou een reporter niet evengoed voor een enkele maal een oog kunnen sluiten, als de brave Homerus ? Maar daar zijn zaken... en zaken. Wanneer men nu eenmaal iets wil melden, waarin het geheele Nederlandsche volk hetvurigste belangstelt: iets aangaande Z. K. H. Prins Hendrik, en dan nogal zoo iets bijzonders als een nachtelijk en jachtelijk vermaak?behoort er geen vergissing te kunnen voorkomen. Toch is dat eerste bericht onjuist geweest Nu heeft het Nederlandsche volk daarvan misschien geen onaangename, althans geen ernstige gevolgen ondervonden, vooral niet in den tydstok; niets meer dat nog van voor uitgang of verschuiven repte. Dr. H. J. Bosken stelt naar aanleiding van de vertponing van Hooft's Warenar, de vraag of de ty'd weer zou zijn aangebroken, dat men naar den schouwburg gaat, mér om te hooren dan om te zien? ? De eischen die Hooft zijnen vertolkers stelt, zy'n niet gering, maar als zij skchts vertrouwen op c!e macht van het woord, zonder uiterlijk heden, de woorden slechts tot hun recht laten komen, de woorden allén, dan zullen die wel hun weg vinden tot de ooren en het hart van een publiek, dat beu is van uiterlyk vertoon en redeneerende langdradigheid. De heer Boeken toont dan aan, dat voor onze oude blyspelea geen opsmuk beboeft, gaat dan nog na de kwaliteit, (de behandelde geldgierigheid) waaraan dit nu nog echt levende Amsterdamsche blijspel zyn kracht ontleent. Verder in de afl.: Verzen van Willem Kloo?. Twee Bonnetten vai W. F. Gouw. Hoofdstuk IK van den Ro.terdimschenroncan Geertje" van Johan de Meester, met een mooi geslaagde kermis avond erin; het voor 't eerst kermis houdende, vroom opgevoedde meisje tus^chen de hi-ha-hossers. Dan een vervolggedeelte van Hora Adema's Dissonant en de litteraire kroniek van Kloos over van Eeien's Koele Meeren des Dood"." Kloos stelt eerst de vraag: hoe het toch mag komen, dat een letterkundig werk, waar naar 't oordeel van, wat men noamt, verstan dige mecechen, nu juist niet zoo heel veel byzonders in staar, vaak toch op tal van be gaafde beschaafden, een geeatelyken invloed, een macht kan krijgen die ben maakt tot anderen dan voorheen, althans hun geeft een andere nuance. Niet toch het onderwerp maakt d-n attiest; en niet ook de toch altjjd subjectief beoor deelde waarde, die dat onderwerp voor anderen heeft, wy'st de hoedanigheid ons aan van zyn talent neen ! alleen de inwendige zielsmacht, de vaste greep van gevoels intuïtie en beeldenden drang, waarmee hy zoo'n onderwerp weet vast te houden. Van Eeden, zegt Kloos dan verder, is over 't geheel genomen, volkomen geslaagd in wat hy wod geven : een accuraat geobserveerd geval, gebootst in uniek, in zacht-sterk Hollandsen, door een alles zooveel mogelijk objectief aan schouwend kunstenaar, gely'k er weinigen zyn. * * # Vragen van den Dag. Vragen van den Dag" heeft een zeer zakelyk en duidelyk geschreven opstel over de vrouwenbeweging in Z»eden duor Beh-y Nort, waarin gelykertyd en vergelijkenderwijs eu dit is de verdienste, ook de toestand in andere staten wordt aangegeven. De tegenz'n van Bismarck tegen Engelsche invloeden wordt ons door den heer A. W. Stellwagen in den breede aan de hand van vele authentitken, uiteengezet, een politiek inzicht, dat zich nu, naar men weet, gewij iigd heeft en dat nog wel tegen den zin va a geheel het Duitsche volk in. Een karakterstudie ov> r psus Leo XIII, overgenomen uit het Pall Mail Magazine is wel interessant te lezen, geschreven ooor iemand die in grooten twijfel de kroning bijwoonde. Dan nog een opstel over de ontwikkeling van het geschut en de oorlogshulpmiddelen, door W. van Bremen en een except uit het belangwekkende boek.,van dr. A. W. Nieuwenhuis over zijn onderzoekingsreisdoor Centraal-Borneo. Verder nog vele wetenswaardigheden en wetenschappelijke mededeelingen. Een voor zijn doel zeer deugdelijk r.ummer, deze Meiaflevering l G. VAN HULZEN. Het litnmeschil, e authentieke tekst der liturgische geschriften gehandhaafd tegen prof. dr. M. A. Gooszen, door dr. H. H. KI'ÏTEU, boogleerasr aan de Vrije Universiteit:. Höfeker & Wcrmser 1901. Van de hand van prof. dr. H. H. Kuyper, hoogleeraar in de vaderlaudsche kerkgeschiedenis aan de Vrije Un!versiteit te Amst.rdam, vtrscheen onlangs een brochure, wier titel kierbovf n. is afgedrukt. Door de Redactie vau Ik Amster dammer aangezocht, om in haar weekblad deze biochure bij haar lezers in te leiden, tam ik gaarne die taak op mij. Juist waar ik mij als nietdeskund'-ge iu een kerkelijk blad natuurlijk i:i-.it zou vermeten, over deze vraagstukkeu te schrij ven, wil ik gaarne in een blad, dat zich de voor lichting der publieke opinie in 't algemeen ten doel stelt, over deze kwestie een en auier ze^ger, wat mijn iuziens elk beschaafd eu met liet publiek leveu meelevend maa interesseereu kan en interesscereu moet. Ouder //Liturgie" verstaat men de vastgestelde vormen van den openbaren kerkelijktn eeredieLst. Al duidt de etymologie van het woord eer op ei n politiek karakter, toch is, vooral do jr den invloed der Septuaginta, het woord schier ui'sluiteud ia kerkelijkcn zin gebruikt, en lieeft het dan ook als zoodauig burgerrecht gekregen. Ue waarde vau de liturgie ah zoodanig hangt vooral wijl het Znifensch Dayblad tegelijk met de tegenspraak van dat reporlersleugeiiije, ons heeft kunnen mededoelen.dat 'L. K. H. in den nacht van Zondag op Maandag en ook denjongsten nacht naar het O A'el is geweest om op korhoenders te schieten. Maar ik vroeg mij af, en welke courant zal mij daar op met zekerheid kunnen antwoorden ? wat moet de indruk op^het L K) zelf ge weest zijn, toen de ZuifVn-che daar met deze korhoenders canard de dames en heeren kwam opschrikken? Natuurlijk heeft de jagermeester of een der heeren van de hofhouding in zijn vertrouwen op de degelijkheid van een dagblad gezegd: Ik weet zeker, dat Z. K. H. van nacht niet is uitgegaan de krantemnn heeft dus een ander gezien die op Z. K. H.'s korhoenders schoot,daar zijn alzoo kapers bij het Chalet, 't Zal met Hoogstdeszelfa kor hoenders gaan als rnetdeherten,diegestroopt zijn ; wij mogen Z. K. H. wel waarschuwen.... enz. eiiz. en zoo zou 't mij niet eens ver wonderen, als weldra bleek, dat het on juist bericht oorzaak is geweest vau het kordate besluit van den Prins, om zelf' van Zondag- op Maandagnacht en in den jongsten nacht de korhoenders te belagen. Intusschen wil ik ook den te goeder trouw falenden correspondent of reporter niet harder vallen dan strikt noodig schijnt. Ik begrijp, dat die nachtelijke reportage een moeilijk werk is. Wat heeft hij niet op te letten, welke kamers verlicht zijn, om te weten te komen, of op het Paleis af van de vraag of de kerkelijke samenkomsten zijn te beschouwen als de vergaderingen van wettige corporaties, die ondi r een vaste, orde en bestuur leven, en wier vergaderingen dus ook aan vaste regelen onderworpen zijn, dan wel of zulk een samenkomst enkel en willekeurig een geheel los samenzijn is, waarbij de man, die 't woord voert of iemand aaders op eigen hand bfpaalt, hoe 't er zal toegaan. Bij een losse samenkomst van personen, voor het doe', om godsdienstige stichting te zoeken, moet ook altoos natuurlijk zekere oide gehandhaafd, maar deze orde draïgt gee? ander noch hooger karak ter, dan de regelen, die op een bruilofstpartij de ceremoniemeester doet in achtnemsn. Eerst waar zulk een religiense samenkomst (,) een vergadering van de kerk, d. i. van een wettige co-poratie en waar de regeling dier kerk, de kerkorde, ock voor het ceremoniei l in die ver gaderingen vaste bepalhgen sttlt., verkrijgen deze bepalirgen het karakter van een liturgie. Wie derhalve in de kerk nog iets anders en meer ziet dan in de eerste de beste religieuse samenkomst, mott aan die liturgie groote waarde hechten. Als morgen aan den dag de leden der Rechtbank ten huize van een hunner een ge zellige samenkomst houden, om onderling over een juridisch onderw! rp te. debatteeren, hecht niemand aan den vorm waarin zulks geschiedt. E n alarmkreet echterzcu er en terecht opgaan, als dea volgenden dag ter openbare terechtzitting, waar de Rechtbai.k als zoodanig vergadert, de wettelijke vormen voor zulke zittingea voorgeschreven, ter zijde werden gesteld. Niet audeis is het met de kerk. Men zal den ook begrijpen, van hoe groot belang het is, dat de inhoud dier liturgische voorschriften vast en L iet aan twijfel onderhevig zij. Vooral de zorg, dat de gebruikte formulieren geen andere dan de' door de bevoegde macht vastgestelde zijn, is voor het gezuiverd voort leven dtr kerk van het groD'ste gewicht. Op dit punt uu was langzame; hand in de Hervormde Kerk bedenkelijk misbruik ingeslopen. De ge meente gaf er weinig uf niets meer om, of de predikant zich aan de gerecipieerde liturgie hield of n'et. Zoo deelde bijvoorbeeld dr. A. Kuyper enkele jaren geleden mede, dat, toen, hij als predikant iu 1S63 voor 't eerst dt n doop had te bedienen, hij vooraf in het doopsformuüer niet blauw potlood ettelijke passages schrapte en wijzigde, en hierin bet algemeene gebruik dtr predikanten van dien tijd volgde. Juist in zake dit doopsformulier kwam er 't eerst actie van uit de gemeente, doordat de orthodixe ouders, op advies van dr. Kohlbiügge, van den predikant bij wien ze hun kind lieten doopen, tischten, dat hij gebruik zou nuken van het oorspronkelijke formulier, en dit geheel zou voorlezer. Door de kerkelijke beweging van 18S6 kwam het litu'gic-vraagbtuk opnieuw-aan de orde en in het voorjaar van 1896 besloten piof. dr. K L. Rutgers en Dr. H. H. Kuyper een nieuwe uitgave vau de liturgie te bezorgen. De eerste vraat"1, waarvoor zij kwamen te staan was dezp, welke ti kst, als authentiek moest worden be schouwd. Elk afzonderlijk gingen de heeren Rutgers en KuypT de voornaamste edities uit de 16 j, 17e t n IS i eeuw na. Hun slutsom was: de eenige tekst, die diïoieel gezag bezit, is de uitgave der liturgie door de Walcheische Commi.'sie iu 1611 bij R. Schilders, te Middel burg bezorgd, omdat de laatste ge-houden Generale Sytode te Dordt in 1618?'9 door hare Gedtputeerden dezen tekst hetft laten goedkeurei), na daarin enkele correct.è'u te hebben aar.gebracht. Naar dien tekst geschiedde dan ook hun uitgave iu 1897. In'usschen waa bij de Synode derNed.Herv. Kerk de. zaak eveneens aanhangig gemaakt door het iuitiatii f van Dr. Brotisveld. De door dr. J. II. Gunning J.Hzn., een bij uitnemend heid deskundige en bewonderaar van de uitgave Rutgers-Kuyper, uitgesproken hoop, dat de Synode der Herv. Kerk deze uitgave ook als officieel zou erkennen en voor publiek gebruik aanbevelen, werd helaas beschaamd. De Synode droeg Larerzijds aan pror. dr. M. A. GüOizen op geheel zelfstandig een nieuwe uitgave der liturgie te bezorgen. Na ir gesteld onderzoek gaf prof. Gooszen de voorkeur aan de uitgave van J7''7, die ook eenige aan«prsak kon msktu op kerkelijk gezag, omdat zij was uitgegeven op Is.st van de part:cu!iere Synode van ZuidHoüand. In de Kerkelijke Courant bestreed prof. Gooszen voorts m 1899 en 1900 her haaldelijk de authenticiteit der uitgave RutgersKuyper en noemde haar standpunt een »jammerh.ke vergissing". Dit geschil dus: of de door de Dordtsche Synode eenigszins geamendeerd goedgekeurde uitgave van 1611, dan wel de in 173? op last der particuliere Synode van Zuid.Holland be zorgde uitgave de authentieke is, brengt prof. H. H. Kuyper in de hier aangekondigde brochure tot oplossing. Eu wel ióó, dat nogmaa's en tbaus naar we hopen eer:s vooral, bewezen word*, dat de tekst van 1G11 de au'hentieke is. ,Authen tiek" toch is slechts zulk een tekst, die door een Generale Synode is goedgekeurd, en uitvoe rig bewijst de schrijver met de stukken in de hand, dat zulks alleen met de tekbt van 1611 het geval is. Duidelijk tooijt de schrijver in de tweede plaats aan, hoe niet a'leen uit historisch ItllilUMHIMMIIIilltllllllMMIItEitif alles in rust is of niet. En als het vermoeden bij hem is gerezen en aan kracht wint, dat er iets gaande moet zijn, achter hoeveel boomen zal hij zich niet te versteken hebben, eer hij de zekerheid heeft verkregen, dat er iets bijzonders op til is ; en dan eindelijk welk een inspanning van loeren en overleggen wordt van hem gevorderd, om achter het tijne van de zaak te komen. Denk daarbij hoe de man toch al nerveus is, nu hij daar in ele nabijheid van dat hooge slot een wereldgebeurtenis op het spoor meent te zijn; hij kind van stof en uit den kleinen huize daar op sprong om een vorstelijke daad te bespieden . . . wie vergeeft hem dan niet zijn misvatting, indien hij eens een strooper of een hofkoddebeier met een jagermeesier of' een kamerheer verwart; ja zelfs, al lijkt dit al te veel op majebteitsfchennis, voor een prins uitgeeft? Toch meen ik, elat zoowel de groote voleloening, elie het juiste bericht aangaande het nachtelijk jagen van den Prins-Gemaal het Nederlandsche volk heeft geschonken, als ele, zij 't dan ook geringe verwarring door het onjuiste bericht in den lande gesticht, mij recht geven een voorstel te doen ten einde op betere wijs in de behoefte aan versch Hofnieuws te voorzien. Want wél be-schouwd, worden wij, als natie, toch nog maar uiterst onvolledig ingelicht. Daar valt, het spreekt van zelf, op het Loo en op het paleis in de residentie, en in alle overige oorden van koninklijk verblijf, heel en ke kelijk, maar cok uit wetenschappelijkliturgisch oogpunt deze tekst de voorkeur verdient. En eindelijk, om alle misverstand te coupeeren, bewijst schrip^ dat het bestaan van een andere authentieke tekst naast die van 1611, een onmogelijkheid is. Voeg hierbij, dat deze brochure zóó geschre ven ie, dat ze ook voor een niet-vakman prettigaflees*, en aan 't slot in etkele stellingen nog eecs duidelijk ea beknopt hare conclusiën saam vat, dan ma» hier met eenigen grond de hoop uitgesproken, dat de, in formeele kwesties altoos dubbel bedenkelijke onzekerheid in zake de authenticiteit der liturgie hiermede voor goed tot 't verleden aal behooren en mag den schrijver dank worden gebracht voor den arbeid dien hij zich nogmaals getroostte, dit punt in ondubbelzinnige zekerheid te stellen. Ous ker kelijk leven kan hierbij slechts winnen en ook materieel het religieuse leven door zuiverheid en zinrijkheid van eeredienst worden bevorderd. Den Haag, l Mei 1901. Mr. ANKE ANEMAMHiiiiiimiiuiiimiiiiiiiiHuiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiHiiHiiiiiiiH» ?MMiMiHiummtimiiiiimiMiiHHiiminiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi» Den Haag, 4 Mei 1901. De heer Frans Netscher noemt rjoy' in het laatste nummer ivan De Holl. Revue bekla genswaardig. De lezer zal misschien willen weten waarom. Dit worde daarom hier in 't kort eenigermate opgehelderd. De heer Fr. N. had zich in De H. B, van eind Nov. 190O zeer onbehoorlijk uitgelaten over den schilder Hamel, door my in Elsevier's Maandschrift behandeld. Ik meende de heer N. daarvoor in De Ned. Spectator 'n terechtwyzing te moeten geven (22 Dec. 1900) De heer N. zweeg: hierop, a air zette het my betaald door al» wraakneminkje in De H. E. van eind Jan. 1901 by' de vermelding van den inhoud van Woord en Beeld te spreken van »aen sonneije door den dichtgragen E. B. K." Hierop zotd ik een zeer nederige briefkaart aan den heer Fr. N., als ik me niet vergis aanvangend : ?Verhevene Netscher", waarin ik hem verzocht voortaan geen melding meer te willen maken van mjjn persoon of myn werk in zyn orgaan, dat daardoor slechts gecompromitteerd zou worden. De heer N zond me daarop de vol gende briefkaart: »Er is nog voldoende plaats ruimte in de afdeeling der alcoholisten in Meerenberg." Niet wetend nu op wien die missive doelde, en er niet aan denkend dat ze op my, die vry'wel geheelonthouder, althacs zeer matig in 't gebruik van alcoholiën ben, betrekking zou kunnen hebben, meende ik die spiritueele briefkaart op den heer N. zelf te moeten toepassen en berichtte hem dus dat ik hem dankte voor de mededetling en een plaatsje voor hem zou bespreken. Dit is intussehen uit pure philanthropie nog niet geschied. De beer N. zweeg ook toen, en noemt me nu in 't laatste nr. van De H. R. beklagenswaardig. Omdat ik den heer Frans Netscher aandurf? Ce n'est pas jurer gros. Omdat ik niet meer in De H. R wil genoemd worden ? Dan is het erg pedant van den heer Frans Netscher my' beklagenswaardig te noemer, want ztW'n vreeselijke eer is dat toch niet, geloof ik. Ik ben EU alleen maar zoo vry myn vroeger In een particulier schry'ven gedaan verzoek hierby' openlijk te herhalen, in de hoop dat de heer N. thans dienovereenkomstig zal willen handelen. Wil hy 't niet doen, dan... is 't óók goed. Het publiek is nu ingelicht en weet de oorzaak van 's heeren N.'s speldeprikjes. EDWARD B. KOSTER. Amst, 8 Mei 1901. Mijnheer de Redacteur! Dat u ook een tegenstander van evenredige vertegenwoordiging onbekrompen gelfgerheid biedt zyn meening te bepleiten, ligt geheel in de ly'n van het schoone beginsel, door u reeds jaren met eerbeidwaardige stanvastigheid ge handhaafd. Maar ge vergistet u m. i. toen u meende, dat het betoog van uw|tegenstander op geen uwer lezers 1) eeriigen indruk kon maken. My lijkt het niet waarschijnlijk toe dat alle lezers van uw veelgelezen blad evenals u, eei e onwrikbare overtuiging omtrent het punt in questie de hunne zouden mogen noemen. Daartegen scheen het mij raadzaam en nut tig toe, nademaal in De Amsterdammer op een in 't oog vallende plaats zonder eenig onder schrift bet beginsel de evenred. Vertegenw. was aangevallen, dit beginsel nog eens kortelijk te verdedigen. Voor de plaatsing mijn dank. Uw. dw. A. B. D. 1) Geen der lezers, met het onderwerp ver trouwd. Red. iiuiiiiiiiiiiHiiimiiimiiiiiiiiiiiimiiii wat meer voor, dat ons interesseert en toch niet wordt overgebrieid. Wij weten nu b.v. dat Z.K.H, in n week twee nachten heeft gewaakt, maar waarom onthoudt men onsde mededee!ing,of de Prins overdag wel eens slaapt; en is het niet een leemte, dat wij, waar wij aangaande zijn nachtelijke werkzaamheid worden ingelicht, volstrekt n'ets vernemen omtrent zijn arbeid des daags ? Maar hoe tot deze meer vol ledige kennis te komen? Zou dit niet kunnen bereikt worden, door voor gezamen lijke rekening van de Pers, een kamer het r, een lid van het militaire huis, of, als dat niet gaat, een lakei omtekoopen, die in zijn vrijen tijd een soort van hofcorrespondentiebureau dirigeert? Om te-koopen, zeg ik, maar ik. bedo°l daarmee een be hoorlijk tractement aan te bieden, want de Pers, ik behoef het niet te vermelden, koopt nooit om. Zou dit niet de weg zijn om vergis singen, als die aangaande de eerste nachte lijke korhoenderpjacht onmogelijk te maken, en de nieuwstijdingen te vermenigvuldigen, zonder welke een goed vaderlander nu een maal niet leven kan. Gelijk zoo menigen raad, geef' ik ook dezen voor bt ter, en zelfs zou ik er mij niet tegen verzetten, als men er de voorkeur aan gaf op 's lands kosten een hofjpurnalist op 't Loo, in den Haag, of op reis aan H. M. en Z. K. H. toe te voe gen als representant van het Nederl. volk, dat bij de meest gewichtige gebeurtenissen maar al te dikwijls geheel niet vertegenwoordigd is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl