De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 19 mei pagina 6

19 mei 1901 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1247 nominale bedrag der leening afgelost, met dien verstande, dat zoolang de leening niet ten volle is uitgegeven, deze aflossing zal worden verminderd in verhouding tot het bedrag der leening, dat in het aan de aflossing voorafgaanden jaar nog niet was geplaatst. De aflossing geschiedt bij uitloting in de maand Augastus te honden, l October d. a. v. zfo'n de uitgelote obligatiën a pari aflosbaar. De gemeente behoudt zich de bevoegdheid voor, ten alle tpe tot aflossing der leening of van een gedeelte daarvan, over te gaan. Indien te eeniger ty'd meer wordt afgelost dan hierboven is bepaald, wordt het bedrag der verplichte aflossing voor volgende jaren verminderd in verhouding tot het bedrag dier meerdere aflossing. Da Brazilianen zwakker. Evenzoo Uruguay en Yermznela. Hypotheekbanken weinig veranderd. De wijziging in den koers der stukken van de North. Western en Pacific Hyp. Bank doet me den lezers in herinnering brengen dat de uitkeericg van/4.41 aan de houders van schuldbrieven, niet weinig teleurstelling heeft gewekt. In de ver gadering eergisteren gehouden, werd te ver geefs geprotesteerd tegen de uitkeering van dit geringe bedrag en, naar ik meen, inder daad niet zonder grond. Het mocht evenwel niet baten. Dat was te wachten. In den petroleumhoek ziet het er ditmaal niet vroolyk uit; ook niet in de groep der mrjnbouwmaatschappy'en. Van de tabakspapieren kan over het algemeen hetzelfde worden gezegd. Ten slotte nog eenige dividendberichten: de Westersuikerraffinad«ry' heeft 3 pet. dividend verdiend maar de directie acht het wensehely'k niets uit te keeren. De aandeelhouders be hoeven derhalve niet te knippen. Die moeite behoeven ook de aandeelhouders van de Koninkl\jke mpy'. de Schelde niet te doen. DB bezit ters van aandeelen van de Koninklijke Pafcetvaart mogen 10 pet. dividend knippen en die van actiën in de Ned. Ind. Escompto mpy'. IVz pet. Ook de aandeelhouders in de Deli spoorwegmprj wordt l\\o van hun gestort kapi taal als winst uitgekeerd. Het jaarverslag van deze mpjj spreekt van een toeneming van het vervoer waardoor belangrijke uitbreiding van het materieel noodzakelijk werd. Aanstaanden donderdag vergadering in den Bosch. Belanghebbenden by' de Noord-Brab. Bank mogen niet nalaten present te zrjn. Voor den heer Salberg vroeg ik den vorigen keer aan koning Logos een zachte en excuseerende beoordeeling. De Bakkerscourant evenwel is minder conciliant. Ze verwy't hem een paar on waarhei d j es, jokkernytjes, ook wel Mms Pralteimao Brommeijer. Al blijft het buiten koud, als waren we voor Nederland ge abonneerd op den Noord-Ooster je mooiste wind, waar vroeger je zeekasteelen mee uitzeilden er zit toch iete gemoe delijke in de lucht, en er is een inner lijke warmte waar neembaar, heele maal in tegenstel ling met jeoverjas, waarmee je uit wandelen gaat, om je corpus voor rillen te bewaren. Allereerst merkte ik dat, bij de be handeling van de legerwetten, die ons nu in staat zullen stellen het vaderland met goed gevolg te verdedigen, tegen wie het in zijn hoofd mocht krijgen, het aan te vallen of te overrompelen, 't Deed mij zoo goed te zien, hoe onze volksvertegen woordigers zich bereid toonden Nederland eenige duizenden soldaten meer dan tot dusver te geven wat met een beetje meer vloot, een beetje meer vestingen en een beetje meer geld ons dan toch de zekerheid kan verschaffen, dat we in staat zullen zijn te behouden wat wij hebben ons land, en nationaliteit, en karakter, en tra ditie, en kunst en een taal, die het waard zijn verdedigd te worden met het hartebloed van onze jongens. Wat mij betreft, ik heb er nooit aan getwijfeld, of, als de Duitschers kwamen, wij zouden ons kunnen verweren maanden, jaren lang, en daarom is het mij zoo'n weldadig gevoel, dat na de Boeren ook de moederstam in staat wordt gesteld «roemrijk te overwinnen, of roemrijk tijdelijk onder te gaan." Tijdelijk, zeg ik, want, dat kan maar voor een pooeje wezen, evenals de Ieren, de Polen, de Finnen, of wie ook het tot dusver ondervonden hebben, »als de oude dwingelandij of'de nieuwe dwinglandij ook naar ons vrij land de klauwen uitstrekt." Ik zou dan ook moeilijk de warmte kunnen beschrijven, die mijn vaderlands lievend hart deed dampen, toen ik Cnarles dezer dagen las over Een eenig volk van Broederen, naar aanleiding van de legerwetten, en de wapenoefening der jeugd door van Dam van Isselt aanbevolen. »Eeiis,'' zoo schrijft Charles, »had ik uren lang in Zwitserland een bergtocht gemaakt. Wij waren van den weg gedwaald en hadden een daling langs de rotsen achter den rug, welke zooveel vermoeiender <vi gevaarlijker is dan een bergbestijging. W.j waren uitfeput en dorstig en aan het einde van onze racht... daar hoorden wij den gonzenden klank van een koe-bel... we zagen een groenen Alp en een vriendelijke Zwitser Bood ons een houten bak vol warme melk aan. Het is mij of ik nog de nieuwe levens kracht, de vroolijke jeugd gevoel waarmede die heerlijke melk mij veijongde. Nieuwe kracht doortintelde mij, ik richtte mij op, er kwam weer licht in het oog, en met jubelendeu dank zetten wij den weg voort. »De jonge, vrijheidlievende Hollanders Van Dam van Isselt heeft mij dezelfde herlevende teuge geboden, waarmede mij ?de kloeke Zwitser weleer deed herleven" . »Ik gloei nog na de lezing." En waarlijk het is alsof Charles dat niet van zichzelf, maar van zijn ouden vriend, van mij, heeft verhaald. Niet dat ik lauwe melk zou gedronken hebben, want het is een gebrek in mijn constitutie ik kan daar niet tegen; en het was ook niet noodig, want ik was niet zoo aamechtig als Charles op dien gedenkwaardigen dag; maar nu, na die verdedigingsgeestdrift, waarin de Kagenoemd: leugentjes. Zou hy er op terugkomen ? BÜds«um,}16Mei1901- D'Sl?' lllllllllllillllllllllllllllltllllllMIIMIIIIMIIMHIHIIIIIlllllllllltinn Het M m Nagateli to balling, door dr. A. KEMPB. De schrijver die ons dit boek van Nagadrah heeft gebracht, heeft onze letterkunde met een degelyk werk verrijkt. Eenvoudig, vloeiend, helder en duidelyk is zy'n g t ij l en beantwoordt daarmede aan de hoofdvereischten, die vóór het verval der letteren aata elk geestesvoortbrengsel werden gesteld, toen de kunst nog niet gediend werd om haar zelve, maar niets anders wezen mocht dan de priesteres der gedachte, toen het nog als regel gold dat, waar men woorden vernam, men als van zelf mocht vooronderstellen dat daarby" iets viel te denken. In fraaie doorzichtige plooien zy'n hier de zinnen te zamen gevoegd, die de gedachten omkleeden, geen barbaarsche woorden of uit drukkingen storen of verduisteren den gang van het betoog en by'na voortdurend verhaalt de schrijver in rhylhmisch proza, dat enkele malen zelfs het rijm niet mist. (zie b.v. blz. 92). Zoo is ons Hollandech schoon: zoo bly'kt welke fraaie fabelen en idyllen ook nog met behulp van den ouden woordenschat zijn samen te stellen. Een treurtoon is de grond van dezen zang, want zoo kan men veilig hem noemen. Hy her innert ons aan de klachten der profeten over de verdorvenheid der joodsche maatschappij; het is het lied »van den geest die klaagt". In dit opzicht sluit het zich geheel bij onzen tijdgeest aan. »De maatschappij is diep bedorven ; keer weder tot de natuur en leer van haar uw leven in te richten"; ziedaar de hoofdgedachte die Nagadrah tot de menschen zoekt te brengen, nadat zy'n vader hem op het kerkhof al de ellende van deze wereld heeft vertoond op de zelfde wy'ze waarop aan Dante weleer al de boosheid der menschen in de hel aanschouwely'k werd gemaakt. Hoewel gewaarschuwd voor al de bitterheid, die zy'n deel zal zy'n, wil hy' aan anderen de waarheid doen zien, die hij zelf aanschouwd heeft; laat hy zich toch niet afbrengen van zy'n plan, en treedt verscheidene malen voor zy'n volk als boetge zant op. Wel spreekt het vanzelf dat we hier met een geheel nieuwe soort van boetprediking te doen hebben. Hy' komt niet op voor den godsdienst der vaderen, maar bestrydt dien met mer blaakte, doortintelde ook mij, ouden man, nieuwe kracht; er kwam weer licht in mijn verdord oog, en met jubelenden dank, zet ik, evenals alle belastingbeta lers, wien het hart op de rechte plaats zit, mijn weg voort. Alleen vertel ik maarniet in wat voor woorden ik mijn gejubel heb doen hooren en nog voortga het te uiten. Want het Handelsblad of het Weekblad zou in staat zijn ze dadelijk af te drukken, om ze op een populair wijeje tot een volks lied te maken .., ter veredeling van den volkszang. Laat het genoeg zijn hier te erkennen, dat de kamerleden en die jonge vrijheidlievende Hollander, ook mij een «herlevende teuge" heeft geboden, gelijk dat vriendelijke Zwitsersche boertje inder tijd Cnarles haar aanbood, en hem daardoor voor de zijnen en ons allen heeft bewaard. 't Ia zoo, ook ik gloei nog na. Doch het is allesbehalve alleen die vurigheid, waardoor ten opzichte van de vervolmaking van ons eigen weeryermogen de natie zich in den laatsten tijd onder scheidt, welke mij allengs in een stemming heeft gebracht van een meer opgewekt zieleleven, dan vóór deze mijn deel was. Met den Transvaalschen en Oranje- Vrijstaatschen oorlog, begon er zells hier aan de Bocht, waar wij de zaken steeds deugde lijk wikken en wegen, aleer wij er ons van nabij mee inlaten, een vrijheidsoorlogszucht te ontstaan, zooals we sedert'30 niet gekend hadden. Bij den aanvang van den strijd teekenden de meeste van mijn vrienden al dadelijk honderd gulden voor de slacht offers of hun achterbl ij venden, en ik ben er zeker van, als de nood nog eens aan den man kwam, gooiden ze daar een voor een nog wel een tientje bij. Maar, zoo als ieder weet, het millioerjtje ligt nog stil rente op rente, en vooreerst bestaat er volstrekt geen aanleiding om in behoeften te voorzien. Nu is geld een mooie zaak, en in den handel houd ik het zoo hoog als een koop man dat maar eenigszins kan; maar daar zijn toch nog betere dingen in de wereld, van meer waarde voor een volk, dat geplun derd wordt en uitgemoord. Geld ontvang je, en geef je weer uit; althans als je geen brandkast hebt en daarvan zijn de Boeren meestal verstoken. Daarom heb ik bij me zelf' gedacht, zouden we ze niet iets doen toekomen, dat geen mensch ze zal kunnen ontrooven ; iets van die goederen, waarover Büimngor, Charles eii (^uack het zoo gaarne en zoo (iegelijk kunnen hebben; die den geest versterken en het hart ver rijken en waar de mot en de dieven niet bij kunnen komen om ze te verteren of' te stelen. Het toeval wilde, dat ik Verkouteren ontmoette een levendig gestel en een hoofd om er tien hoeden tegelijk voor af' te nemen die juist met de gedachte rondliep: wat zouden we nu nog voor (te B )eren kunnen doen, dat hun den strijd iets lichter, hun toestand iets dragelijker maakte'? Die overweging stond pp zijn gezicht te lezen en toen hij mij in de houding van een vleeschgeworden vraagteeken zoo uitvorschend aankeek, sprak ik dadelijk, met de gemeenzaamheid die leeftijd en positie mij veroorloven, kereltje, kereltje.. ga zoo niet door; dat strenge peinzen zou je je gezondheid kunnen beiiadeelen... Kom bij een gelegenheid als deze, waar ja voortreffe lijke krachten je een beetje in den steek laten, eenvoudig regelrecht tot mij en zeg; maar: mijnheer Bnmimoijer, wat raadt u? Het was aangenaam te zien, hoe zijn gelaat zich ontsparde, toen ik voortging : Jawel, jongen, je hebt je vingertje gelegd op de worideplek, maar dat is nog heel iets anders dan ze te genezen, en nu zal je zeggen ... zeker, mijnheer, U heeft gelijk, maar waar is de zaive die hier dienst zou kunnen doen? Hij knikte meteen lachje. Welnu jongmensch, flie zalve ligt gereed. Neen, verwonder je nu niet, vervolgde ik 't Is als het ei van (Jolumbus. Waaraan heb ben die Boeren thans behoefte, werkelijk be hoefte? Aan een meeting of twee. Watze dat een kracht zal geven, het i s niet te zeggen of open vizier als iets dat slechts overeengeko men is en niet gekend wordt; vooral wil hy' dien godsdienst den kinderen onthouden en predikt bovendien een geheel andere zedelijkheid, dan tot nu toe in zwang was, door de geslachtsdrift zooveel mogelijk weer in eere te herstellen, al is het dan ook door hoogere liefde geadeld. Hij bepleit verder de ontwikkeling der vrouw en wil haar wel niet geheel, maar zooveel mogelyk los maken van de banden van het huwelyk, door te bepalen dat dit na vy'f jaar te allen tyde opzegbaar is. Ook stemt hy' mede in met het koor der »Ekkleziasousai". Vrouwenvergaderingen van onzen ty'd, en klaagt over de achteruitzetting van de vrouw in het beheer van haar vermogen zoo wel als in andere burgerlijke rechten. Haar mede het staatsbestuur toe te vertrouwan schy'nt hem echter minder gewenscht. In zy'n toekomststaat, in het zevende hoofd stuk omschreven, wordt de natuur wederom voorgesteld als de eenige leermeesteres: de grond behoort aan de gemeenschap. Met de verhouding tusschen man en vrouw bemoeit de staat zich weinig, maar hij trekt zich het lot der kinderen aan als vader of moeder ze verlaten. Tempels en krijgslieden zy'n afge schaft ; alleen het gerecht schy'nt strenger te zy'n geworden, want de doodstraf is weer ingevoerd. By' dit alles is voortdurend gelet op de algemeene belangen en verhoudingen der maat schappij en ook in dit opzicht valt het boek te roemen. Slechts even op het einde en wel in het twaalfde hoofdstuk, wijkt Nagadrah hiervan af en schildert met gloeiende verven een by'zonder geschiedkundig feit, dat als twee druppelen waters op elkander, gelijkt op een bedryf uit onzen oorlog met Atjeh. Het lot dat Nagadrah wacht, is voorspeld en voorzien. Voor den rechter gedaagd, wordt hy, evenals Socrates weleer, en zoovele profeten na hem, veroordeeld, omdat hy zich bad durven verzetten tegen de algemeen gehuldigde be grippen. Met een krachtige en schoone ver antwoording zijnerzijds, sluit het boek. Wat zullen wy tot deze dingen zeggen ? De schryver schijnt een ernstig man, die het wél meent met zy'n volk en zyn ty'dgenooten iets te zeggen heeft. Uitgaande van de natuur wil hy de maatschappij hervormen. Terugkeereude tot de oudste wijsbegeerte (de metaphysische), wil hy' natuurwy'sgeer zy'n, en niet zonder groote omwenteling te brengen in de heerschende zedeleer, de menschen gelukkig maken. Is deze beschouwing juist? Moet niet elke verbetering der huidige toestanden steunen op HiiiiimiimimnuitiiiitiiiniiiiiiiiiiiMHniiiiiiiiiniiiitiiiiiniiiiiiiiiiiiiiH te denken; je zult eens zien welk een moed en doodsverachting ze aan den dag zullen leg gen, als ze te weten komen, dat jij of'een ander in 't Volkspaleis voor ze georeerd hebt en, vulde Vtrkouteren mijn woorden aan, wij of een ander, dat beteekent zoo veel niet, maar dat b.v. tienduizend Amster dammers op hun hand zijn, en heel wat meer zouden hebben gedaan dan de Beaufort c.s. als zij maar met John Buil de bemiddelingsvoorstellen hadden kunnen bespreken! Juist, zei ik, je ziet het terdege goed in: de Hollandsche natie kan den Britschen luipaard nog wei aan. 't Was een voudig lafheid, dat zij zich zoo koest ge houden heeft en van Amerika de rol niet durfde overnemen ; maar kerel, dan moetje de zaak eens flink aanpakken en je niet be palen tot een meeting een of twee, maareen beweging wekken, om sympathie te betuigen met je meeting ; je moet niet met tien, maar met honderdduizend ^Nederlanders te gelijk aankomen, want de Eagelschen denken nog altijd, dat er Hollanders zijn die niet aan den kant van de Boeren staan, en de Boeren gelooven nog maar al te veel aan onze Engelschgeziiidheid... Wij spra ken nog een poosje, maar we konden het toch niet geheel eens worden. Zooals de Génestet eens, zuchtend of zingend, zich liet ontvallen: ik heb een leelijk trekje ontdekt in mijn aanyallig bekje moest ook ik aangaande mijn vriend denken, dat er aan zijne innerlijke volmaaktheid iets ontbrak. Ik was geneigd op dat oogenblik hem een zweem van eigenwijsheid toe te dichten, daar hij zich niet zonder eenige halsstarrigheid verzette tegen het denkbeeld eener adresbeweging tot betuiging van adhaesie aan de meetingsmotie; later echter begreep ik, dat er in strijd met zijn hoog ontwikkeld oordeel, een ganschelijk niette verdedigen zwakheid van geloof aan eigen zelfgenoegzaamheid moest geconstateerd worden, daar hij ten opzichte van mijn adhaesie-voorstel, eerst ds. de Visser nog wilde raadplegen; en voor een journalist, die, be halve in zeer buitengewone gevallen bij mij zelf, nog bij eeii ander advies weriBchte te vragen, heb ik nooit veel respect gehad. Nu evenwel die meeting met den aanhang daarvan van mij was uitgegaan, heb ik het niet beneden mij geacht, den redacteur van een ander blad bij me te ontbieden, om met deze de adresbeweging te bespreken; want ik herhaal het, die beweging is voor mij de kern van de zaak. Cnarles wilde zich niei beschikbaar stellen. Kijk eens, zei hij, mijnheer Brommeijer, u weet zelf' wel, ais er sprake is van enthousiasme, dan zal het u moeieiijk vallen mijn meerdere ! te vinden. Noch gebrek aan asem, noch j vrees voor een onvoldoend efïecl, houdt i mij terug. Integendeel. Ik ducht een over] maat van windvlagen en vlammen. Wat j is het geval? De Boerenzaak vindt heel j de natie warm; heel de natie, geen oud wijf ) (vergeef mij die triviale uitdrukking) geen i oud ??vijf bij 't spinnewiel bleef' daar koud i bij. Wat zou nu 't gevolg zijn, ais ?//? ons l volk tot geestdrift wilde opwekken.... het met mijn windhoos achterna zat ze naar de bureaux en toonbanken tot i teekenen joog? Je zou namen te veel krij. gen ... je kwam papier te kort, in de geesti drift vlogen de iuktmoppen o\vr de lijs! ten ... de politie zou er aan te pas moeten i komen... Wat ik u raden mag: neemeen minder krachtig instrument. Zet geenreuzenblaasbalk met zijn punt in een gloeienden ' oven niet alleen de asch en de vonken 1 zouden je om de ooren stuiven, ja kreeg bepaaid brand ... De juistheid van die opmerking kon ik niet ontkennen ; maar welk blad dan, vroeg ik. CiiarJes vond het een te delicate | zaak om hierin een beslissing Ie nemen. j Mij zelf kwam dadelijk de Simwe Krant \ in de gedachte die mij in den laatsten tijd bijzonder behaagde, meer dan ik aan i Charles wilde zeggen. Nooit heb ik de ' liberale politiek zoo zuiver voorgesteld ge zien als in dat blad. Dat gaat op een goudschaaltje met de fijnste geijkte gewichtde geschiedenis ? De huishouding van wat men gewoon is »de matuur'' te noemen past niet op menschely'ke verhoudingen, en willen wij onze eigene en de staathuishouding veranderen, dan moeten we ons by het maken van instellingen en wetten zooveel mogelyk door de Rede, zoo min mogelyk door het gevoel laten leiden. Wee ons als we ooit weer tot den Natuur toestand terugkeerden; dan liever nog met Schiller tot »die Götter Griechenlands". Want de natuur is de eeuwige vy'andin der bescha ving: »denn die Elemente hassen, das Gebild von Menschenhand". Wat is de Maatschappij anders dan de poging om zooveel mogelyk uit den natuurtoestand te geraken ? Wat anders de geschiedenis, dan een onafgebroken strijd van de Rede tegen de hartstochten ? Ze te loochenen door ze niet te erkennen, is Btruisvogelbeleid, dom en gevaarlijk tevens; ze te breidelen en in te toornen daarentegen menschenplicht. Daaraan hebbén de oudste wy'sgeeren en denkers en wetgevers hun bjste krachten gewy'd; is het dan, wilde ik vragen, verantwoord, thans zulk een geheel anderen koers in te slaan: Grieken n Romeinen n Christenen den rug toe te keeren; en weder met Rousseau te zitten aan de voeten van moeder natuur. »De hoornen leeren my' niets," zeide Socrates en zocht in den omgang met menschen de kracht voor eigen, den spoorslag voor anderer ontwikkeling. Aan zy'n zijde scharen wy' ons by deze beginselvraag. Ware onze schrijver alleen dichter, ik zou hem deze ernstige bedenkingen besparen, my bepalende tot het genieten van de tonen zyner taalmuziek en my' vermeiende in de liefelyke trekken zy'ner vrouwengestalten. Dich ters staan buiten het gewone recht en behooren door Zeus op den Olymp, niet door gewone stervelingen te worden geoordeeld. Deze schry ver echter wil blykbaar niet alleen als zanger, maar ook als boetprediker optreden. Welnu, als zoodanig moet hij zich even als Nagadrah verantwoorden voor bet forum des volks. Zooals men vernomen heeft, stelt hy' vele vragen over het nut van den godsdienst, de waarde der zedeleer, de verbetering der maatschappelyke verhoudingen, de hervorming der huwely'ksbegrippen. De wy'ze waarop hy dit doet geeft blijken van nadenken, zy'n woorden verdienen derhalve ernstige overweging en het oordeel over het karakter van zy'n geesteskind hangt natuurlijk af van het standpunt dat men inneemt. Doch hoe men daarover ook moge denken zeker is het dat allen hem dankbaar zullen zijn voor de dichterly'ke wijze waarop hy' de bovenaangehaalde nuchtere vraagstukliHfiimiiilifiiHiiiiiiiifiiitrffiiiifififffiffNifimfiuifi jes. Op een haar af weet het een beginsel te preciseeren, en dat met een gemak, alsof het kan ruiken wat binnen en buiten de schreef gaat. Meermalen heb ik daarbij gedacht aan een oude kennis van me, een blinden apotheker, de man is al dood; waarom sterven ook buitengewone menschen zoo vroeg ? die de vergif kast behan delde, zonder zich ooit te vergissen in medicament of in dosis, zoo maar op den tast af, alles louter op het gevoel. Waar Schaepman de encyclieken en Kuyper de Schrift, of bij ontstentenis van de Schrift, Calvijn en Groen, of wel zijn eigen autoriteit heeft, om zijn koers recht te houden, bezit de Nieuwe Krant de liberale beginselen naar voeg en behoefte, zopdat hij nooit een moment in verlegenheid kan zijn, om te weten wat al te rechts of al te links zou wezen, 't Is bepaald een genoegen, dat 's morgen bij 't ontbijt te genieten, en eerlijk gezegd, ik lees het ochtendblad van 't Han delsblad maar zelden meer ook omdat de Nieuwe, in haar Haagsche fatsoenlijkheid, je nooit in je nuchtere stemming van pas na het ontwaken stoort, al mis je dan ook, wat zij op den duur toch dient te geven. den thermometerstand 's nachts om twaalf en om drie uur. Edoch, weldra werd mij onder 't oog gebracht, dat al vegen nieuwe bezems in den regel schoon, nieuwe kranten haast lieelemaal niet vegen, aangezien zij voorloopig, in plaats van langs den weg te worden bewogen, uithoofde hunner nieuw heid, eenvoudig in den hoek blijven staan. En zoo moest ik een ander orgaan zoeken, dat ik spoedig vond in De Telegraaf. Kooi, zei ik, tot den man, met wien ik daarbij te doen kreeg, daar zit welbeschouwd ook nog een reclame voor je in. Dal is maar dag aan dag een protest. Je zult zien, het wordt jullie zaak, en je gaat over de tong, als was je het eenige blad in Nederland, dat aan de Boeren dachi en van de B *eren hield. Die mijnheer wilde daar niets van weten. Ziet u, mijnheer Brommeijer, begon hij, zoo waar wij een dagblad zijn, is't, ons uitsluitend om de Boeren te doen. U be grijpt me, niet om de Hollandsche boeren ?in den val te krijgen maar de Transvaalsche er uit. Keclame is goed voor kooplui eri fabrikanten, maar de l'ers vraagt alleen : Wat is waar, wat is nuttig, hoe dien ik het best het algemeen belang. Na dit lesje stak hij mij de hand toe en zei: maar hoe denkt U nu, dat wij de meeste handteekeningen zouden kunnen verza melen ... want U begrijpt, als we 't doen, moet het raak zijn. Jawel, antwoordde ik, 't spreekt van zelf', j." dient er een «goed liguur" bij te maken. Zeker, hernam hij, om een «goed figuur" is het te doen ; geens zins eclsler voor mij of' mijn blad, maar voor Nederland, voor onze steden en dorpen! Volkomen met hem instemmend, gaf'ik hem eenige wenken, en toen hij vertrok, had ik de vaste overtuiging, dat we eene adhaesiebeweging zouden krijgen, daar je mee voor <ien dag kondt komen. Toch viel dat niet dadelijk mee. Toeil de dag, waarop de lijsten gesloten zoude)] worden, naderde, was de vangst al bijzonder schraal, en het eerste wat wij te doen hadden was den termijn tot aanvraag en inlevering van adhaesie-adressen Ie verlengen. Doch daarmee waren we er niet. Er moest niet zuinig in 't vuur gepookt worden om vlam te krijgen, al waren dan ooK alle Hollanders te Kamen als een Vesuvius, die voortdurend stond te rooken. Hoor eens, zei mijn mijnheer, de adhaesie-directeur, als het zoo doorgaat, missen wij ons doel, spelen we heelemaal in de kaart van die vervloekte Engelschen. Daar zijn in Nederland nog wel een honderd of zes steden en dorpen, waar geen steifling de pen op het papier heeft gezet om met ons te protesteeren, en we loopen op deze manier gevaar, dat De Beaufort De Telegraaf'n&a,r Londen stuurt, om te bewijzen, hoe de vrijheid der Republieken de overgrpote meerderheid onzer natie geen druppel inkt waard is. Zouden we niet iets kunnen ken heeft weten te behandelen, daardoor tot levensvragen te stempelen en te brengen bin nen het bereik van velen die anders daarvoor oog noch oor zouden hebben. 's Gravenhage. W. MEIJER. VERBETERING. De schrijver van het artikel «Zitplaatsen voor Winkelbedienden", in ons vorig nummer, verzoekt ons te vermelden, dat zy'n naam is dr. V. van der Plaats, niet J. C. van der Plaats, zooals abusievely'k was gezet. RED, miiiiiiiiimiiuiitiimiiiiuiiiiiiimiiiintimiiiittiiiimiiiiiiiiiiiimiimiMÏK luiiiiiiiiiiiiMuiiiiiuiiiiuiiHiiimHiiiinuuui» De St. JansM te 's Hertopöoscli. Onze oude St. Jan pry'kt weer in zrjn lentetooi, zy'ne verweerde muren en torentjes heb ben zich getooid met frissche gele bloemen, die overal tusschen den afgebrokkeldeu steen ontspruiten, waar maar een beetje aarde, daar voor de gelegenheid geeft; de oude St. Jan staat daar bloeiend, vruchtbaar, schilderachtig en verheven, in zy'n ouden luister, terwijl het nieuwe gedeelte, stijf accuraat en correct, niet aan bloeiende bloemen denkt, onvruchtbaar evenzeer als in het inspireeren van grootsche gedachten. Weldra zal ook dat oude dichterly'ke deel helder wit, nieuw en correct worden, zonder schilderachtige, donkere schuilhoekjes, zonder schakeeringen ; de bloemen zullen weg gerukt worden, en door de poging tot besten diging van 't schoone, zal 't schoone verlorea gaan, de wy'ding, die over 't oude ligt, weg genomen worden. Met weemoed zien wy' het werk der restauratie aan, en wy zouden het willen smeeken: met een teere voorzichtige hand te werk te gaan; vol toewijding van 't oude, te behouden, wat er maar even bly'ven kan, het karakter van onzen St. Jan zoo veel mogelyk te bewaren. Moge dit het streven der restauratie zy'n ! A. lllirHIlflHftllllfïffHIflIflIltlfliritllUUHMHHf doen om de lui wat toeschietelijker te maken, hun ieis beloven b.v. zouden we aan de naamteekening niet een kleine premie kunnen verbinden? Hij werd al duidelijker en duidelijker. Zou u uit uw groot ver mogen niet een som willen aanbieden, stel: een twaalftal gouden, zilveren en bronzen medailles uit te loven voor de colporteurs, die de meeste namen hebben verzameld, of voor de steden en dorpen, die zich 't kranigst hebben gehouden. Aardig, lui die zelf niets in de melk te brokken hebben, zijn altijd heel gul, als ze over een andermans beurs meenen te kunnen disponeeren. Maar hij was bij mij aan 't verkeerde kantoor. Neen, ventje, zei ik, ik kan wel zien, dat je bij al je hooge ontwikkeling, nog den eersten stel regel voor een fatsoenlijk en gefortuneerd mensch, niet kent: je moet nooit iets uit geven, voor watje zonder onkosten te maken evengoed kunt krijgen. Daar zit een fond van waarheid in hetgeen je daar opperde, maar als je een beetje koopman was zooals ik, zou je dat denkbeeld in je eigen belaag exploiteeren. Je hebt gelijk, het beste mid del zal zijn op de ijdelheid van de menschen te werken. Speel stad tegen stad en dorp tegen dorp uit. Geef een lijst van de hand teekeningen die je nu al hebt, dat kost je geen cent en mij ook niet, en schrijf er dan bij : mijn lieve menschen, 't is nu om juilie eer te doen ; om de eer van je stad of je dorp. Kijk nu deze cijfers eens na, en zie hoe of juilie je gehouden hebt! Zou het je geen genoegen doen te mogen zien dat de gemeente waar je woont bij deze beweging een goed figuur maakt? »Elke stad en elk dorp zal het op prijs stellen goed voor den dag te komen." Zij eert daardoor zichzelve. Nu weet je »dat je hitr je figuur moet redden", je figuur, zeg ik... waarachtig over derlui figuur kan je niet genoeg spreken. En natuurlijk, dan wordt het met die lijst wereldkundig, wat een eervol dorp en een eerlooze stad is ; wie daar ridder van de vroolijke, en wie van de droevige figuur verdient te heeten. Daar heb je b.v. Urk met G83 en Utrecht met 037 per sonen, die het volkomen eens zijn met het doel van onze protestmeeting; hoe blij moeten nu die Urkers niet zijn, die heel Utrecht de oogen uitsteken; hoe staat daar de Bisschopsstad met, beschaamde kaken, en wat moeten die Uitertschen niet gevoelen, als zij later eens zoo'n paar wijde visechersbroeken langs de Oude of' Nieuwe Gracht zien drentelen ! Wat weerga, bij zoo'n soort van eerverlies blijft stad noch dorp rustig. Ook een gemeente heeft een geweten ! Of je wijst op de Beemster met 53 en de Wormer met 103 namen; wat moet die Beemster venijnig wezen, als hij merkt dat hij de Wormer niet aan kan... Enfin, langs dien weg krijg je krachts inspanning, ontwaakt eergevoel... Boerenlielde, protest-geziiidheid ... en als dat nog niet helpt, of niet genoeg helpt, dan schrijf je een verhaalije over een zeven-en-iiegeiitig' jarige oude juffrouw, die haar instemming beleed met het doel van de protestmeeting; ? en, wat misschien nog meer zou geven dan vertel je doodleuk hoe een enthousiaste baker het teere knuistje van een zuigeling heeft genomen, daar een pen in geduwd, en het adhaesie aan ons protest heeft laten. betuigen; maar dat deel je mee alleen in het uiterste geval; want, geloof me, mijnheer de Kedacteur, er zijn enkele booze menschen in de wereld, die daaraan een hatelijken uitleg zouden kunnen geven, zin spelende op een overoude waarheid, die ik mijn best doe zooveel mogelijk te verdonkerenmanen, dat nl. de pers is de baker van het publiek ... De Telegraaf heeft mijn raad gevolgd en natuurlijk, de honderd duizend zijn er ge komen ook al deed De Louter niet mee. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl