Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1248
aangenomen zou hebben. Wij verklaren
dit op ons woord van eer, omdat het
ongeloofelijk lijkt voor leeken.
14 April. K. H. KOENTZE, ?
Oud-Kapilein der Mariniers.
Eene vergissing.
Tragedie of komedie?
De zonderlinge voorvallen aan het Ser
vische hof hebben menigeen deze vraag
op de lippen gelegd,
Dat de jonge koning Alexander en zijne
veel oudere echtgenoote .aga vurig ver
langden, de dynastie der Obrenowitch
door de geboorte van een zoon of een
dochter bevestigd te zien, was volkomen
natuurlijk. En men gelooft gaarne wat
men hoopt. In de pas afgekondigde grond
wet was de bepaling opgenomen, dat de
kroon zoowel in de mannelijke als in de
vrouwelijke lijn erfelijk zou zijn. Dejonge
koning, die van zijn vader een behoorlijke
dosis welbespraaktheid heeft geërfd, had
reeds sedert maanden tegenover zijne ge
liefde onderdanen zijn hart uitgestort over
zijne aanstaande vadervreugde. De czar,
de groote, de m chtige czar, had zich be
reid verklaard als peet over de jonggebo
rene op te treden. En plotseling zijn al
deze schoone toeko-nstdroomen verijdeld,
of juister gezegd, ijdel gebleken.
Het ligt niet op onzen weg, de medi
sche of physiologische zijde van het geval
te bespreken. Wel mogen wij ons
eeiiigszina verbazen over het optreden van den
Franschen «deskundige" Caulet. Deze
medicus, die reeds in September van het
vorige jaar had verklaard, d <t H. M. de
koningin in gezegende omstandigheden
verkeerde, was nu r»eds meer dan een
maand in het koninklijk paleis gevestigd,
waar hij als een hooggeëerde gast werd
verpleegd en verzorgd. Hij kreeg daaren
boven, naar de bladen berichten, 1000
frs. honorarium per dag en zijn assistent
frs. 500. Toen zijn zijne Russische collega's
gekomen, en hebben onbarmhartig een
streep door zijn rekening gehaald. Hier
hielp geen Fransch-Russische alliantie.
Dr. Caulet zal wel niet meer naar
Belgrado worden ontboden en zijn troost
moeten zoeken in minder interessante
gevallen.
Maar wat1 ons meer belang inboezemt,
is de wijze, waarop het geval wordt be
sproken door de pers der verschillende
mogendheden.
Tragedie zeggen de Fransche en
Russische bladen. In hun ijver orn het
Servische koningspaar tegen elke verden
king te vrijwaren, is voor hen het onwaar
schijnlijkste waarschijnlijk. Ijverig hebben
zij de medische literatuur nagesnuffeld, om
voorbeelden te vinden van eene zoo merk
waardige autosuggestie, als volgens hen bij
de koningin van Serviëheeft bestaan, en
even ijverig onthalen zij hunne lezers op
intime mededeelingen omtrent de kwalen
en ongemakken van koningin Draga, die
zulk een autosuggestie mogelijk zouden
maken. En de slotsom is eene vernietigende
veroordeeling van hen, die het geval met
eene ironischen, ongeloovigen glimlach be
sproken, of zelfs durven gewagen van
kwade trouw en opzettelijke misleiding.
Komedie zeggen de meeste organen
van Duitschland, Oostenrijk-Hongarije en
Italië. En zij leggen hun lezers haarfijn
uit, hoe de arme koning Alexander de
dupe is geworden van eene intellectueel
boven hem staande vrouw, die hem door
eene eerste onwaarheid tot een huwelijk
heeft gedrongen, eene tweede onwaarheid
tegen beter weten in maanden lang heeft
volgehouden en die niet zou zijn terug
gedeinsd voor het onderschuiven van een
kind. Eene zeer zware beschuldiging, die
niet gemakkelijk te bewijzen zal zijn, en
zeker niet door te wijzen op historische
antecedenten.
In deze lijnrecht uiteenloopende opvat
tingen en voorstellingen teekent zich het
antagonisme van het tweevoudig en het
drievoudig verbond op verrassende wijze
en met ongewenschte scherpte af. Of het
een wereldquaestie geldt a!s de strijd in
China, of een duister hof- en familie
zaakje, zooals de vergissing in Servië,
altijd zien wij Frankrijk in het vaar
water van Rusland, en de triplice een
geheel anderen koers sturend.
Gelukkig dwingt de politiek ons
buitenstaanden niet in deze vergissings-quaestie
partij te kiezen. Zoo behoeven wij ons
noch aan het verwijt van overgroote
naïeveteit, noch aan dat van overijlde
onheuschheid schuldig te maken. Wij
houden ons aan de voorstelling van onzen
teekenaar: de ooievaar, die met zijn kost
baren last onderweg is naar Rusland en
naar Italië, heeft zijn pakje voor Servi
onderweg verloren.
koningschap is overkomen. Aan hem ook,
en aan zijn volharden in 't verkeerde stel
sel, om door maatregelen van geweld en
verwoesting de Amerikaansche koloniën
tot onderwerping te dwingen, is het te
wijten, dat de in verzet gekomen landstreek
wel geteisterd, maar niet overweldigd kon
worden. Ten laatste scheidden de
Amerikaansche koloniën zich af van 't moeder
land en vormden een staieubord van 13
staten met eene bevolking van 3','2 millioen
zielen; een stateubond, die thans is aan
gegroeid tot eene wereldrepubliek van 45
staten, G territoriën en een bondsdistrici,
te zamen met eene bevolking van 70 mil
lioen zielen!
Engeland heeft, zegt de geschiedenis, in
de eerste plaats aan zijn kouiug hei veiiies
zijner voornaamste Araerikaarische koloniën
te wijten. Meer niet en minder niet. Zoo
oordeelt men thans.
* *
*
Hoe er voor eene eeiiw ten onzent over
Engeland en zijn Koning werd geoordeeld,
George de Derde, Koning van
GrootBrittanniëen Ierland, (en Keurvorst, sedert
1814 koning, van Hannover), heeft van
zijn 22ste tot zijn 82ste jaar (1760?1820)
de kroon van Engeland gedragen. Rekent
men zijne tien laatste levensjaren niet mede,
toen de Prins van Wales wegens de inge
treden krankzinnigheid des konings het
Britsche rijk als regent bestuurde, dan blijft
er voor Zijne Majesteit George de n Derden
eene tijdruimte van eene halve eeuw over,
waarin hij Engeland en het Engelsche volk
ten zegen had kunnen zijn. Maar het heeft
niet zoo mogen wezen! Zelfs met de meest
mogelijke zachtzinnigheid kan het oordeel
over dezen eigenzinnigen, op zijne ministers
jaloerschen, vorst niet vriendelijker luiden
dan dat hij, voor zooveel hij kon, de oor
zaak is geweest van al 't kwade, dat En
geland gedurende de 50 jaren van zijn
Het oordeel over koning Georg III was
tijdens het leven van Zijne Majesteit alles
behalve gunstiger dan thans, nu de lijd de
gramschap over zijne tekortkomingen be
langrijk heeft verzacht. Hier in Nederland
durfde men van hem spreken op onbe
schroomde manier, en de dingen bij den
naam noemen ook. Wellicht is het niet
oneigenaardig er eens aan te herinneren,
wat er vóór eene eeuw len onzent van
Koning Georg III werd gezegd, en zelfs
gedrukt. Voor mij ligt een klein boekdeelije,
dat als almanak voor het jaar 1800 heeft
dienst gedaan. Het heet ȆeLantaarn voor
1800; door Anourath-Erf indi, Hekim Bichi,
Te Amsterdam, in 't Nieuwe Licht", en
bevat eene reeks kleinere en grootere op
stellen van politieken aard, geducht, critiscü,
spotziek en venijnig soms, maar getuigend
van zin voor waarheid en van zaakkennis
omtrent allerlei van maatschappelijk belang.
Natuurlijk is iedere naam van dit titelblad
een schuilnaam en heet de auteur eigenlijk
Pieter van Woensel. Hij was in de daaen,
toen hij zijn »L intaarn" branden liet, 1792
1800, arts bij de Nederlaudsche Marine te
Amsterdam, en een rnan van een eind in
de zestig. Als schrijver had hij zich eenigen
naam verworven door zijne
«R^isaanteekeningen door Turkije, de Krirn en Rusland",
maar voor 't overige is alleen nog van dezen
min of meer avontuurlijken medicus bekend,
dat hij in Rus?ischen dienst is geweest, als
arts ter St. Petersburgsche kadettenschool
en als keizerlijk hofraad op de vloot in de
Zwarte Zee. Toen hij na jaar en dag zijn
vaderland weer opzocht en zich te Amster
dam vestigde, scheen hem na aftrek zijner
marine-praktijk nog wat vrije tijd over te
schieten en dezen besteedde hij aan
hardhaadsche critiek der Nederlundsche toe
standen en der verkeerdheden inden vreemde.
Deze hardhandschheid scheen hem in 't
bloed te zitten. Reeds als zeer jong medicus
had hij in eene ptij-sverhandeling over »de
kunst van waarnemen", in ernst voorgesteld
om de vivisectie ter ontleedkundige leering
ook op menschen toe te passen, b.v. op
gevangenen, die ter dood veroordeeld waren.
Dezen lieden zou rnen de keus kunnen
laten tuoschen den dood op 't schavot en
eene operatie in de snijkamer ter Lsidsche
academie, eene operatie naur alle regelen
der kunst en die bij welblugeu en genezing
van den patiënt aan dezen de vrijheid
zonder verdere gevangenisstraf zou terug
geven. Dr. Pieter van Woensel vond het
verbazend sentimenteel van zijne
tijdgenooten, dat ze van deze vivisectie niet
hooren wilden, maar bleef bij zijn idee.
Men begrijpt, dat een man van zijne
inzichten op de Russische vloot in de Z .varte
Zee niet zachtzinniger is geworden ; wel het
tegendeel. En dus zal 't ook niemand ver
wonderen, dat hij bij zijne beoorJeelingen
van personen en toestanden altijd met het
ontleedmes in de hand staat om de ver
keerde dingen, die hij waarneemt, uit te
snijden. Of zijn opereeren pija veroorzaakt,
is hem geene reden om 't mes iets minder
diep te zetten.
* t
*
Het is deze dr. Pieter van Woensel, die
in zijn «Lantaarn voor 1800" zijne mede
burgers inlicht over Engelands Koning,
George den Derden.» De regeering van
Ruslands keizerin, Catharina II, heeft," zegt
hij, »een millioen menschenievens gekost;
maar dit alles heeft nog geen hand water
bij de verwoesting, waarvan koning George
III de l'erlieber is. Millioenen van
origelukkigen roepeu om wraak over dezen man.''
Hij is, onder meer, de schuldige oorzaak
van den Ameukaanscheti vrijheidsoorlog,
omdat hij niet treden wilde in de redelijke
eischen der Amerikanen, die alleen dan in
de algemeene lasten des rijks wilden bij
dragen, als ze o )k afgevaardigden mochten
zenden naar 't Lagerhuis. »En waarom toch
wilde Zijne Majesteit in die redelijke eischen
niet treden? Misschien is 't u bekend, dat
de Eagelsche in. naam eene vrije, indedaad
eene despotieke rogccring is; des te
despotieker, daar die regeering den schijn heeft
van vrij te zijn. Door buitensporige
lijkdommen, door het recht van te begeeven
een heirleger van civiele, militaire en daar
onder zeer lucratieve posten, heeft de koning
van Engeland zich eene zoo vaste, door
gaande, zekere meerderheid van stemmen
weeten te verkrijgen in 't Lagerhuis, dat
al wat hij begeert, daarin doorgaat; en
zulks met des te meer vertrouwen, daar
de natie zich niet durft verg ram rnen over
't geen de natie schijnt te voteeren."
»Zo nu de koning den Amerikanen ver
leend had de vrijheid van leden te mogen
zenden in 't Lagerhuis, in reeden der
bevolking van hun land, begrijpt gij en ik
ook, dat door deze recruteering van
onafhangüjke, onomgekogte, en misschien
onomkoopbare menschen, de Koning aanstonds
de meerderheid voor hem zou verloren heb
ben, en een Koning geworden, zo als de
Constitutie van Engeland medebrengt."
«'t Is alzoo niets anders dan de ongeoor
loofde heerschzucht des konings van En
geland, welke de geboorte gaf aan de
scheuring van Amerika van zijne stief moe
der. Q. E, D." Na dit s>quod erat
demonstrandum" volgt dan nog deze toespraak
tot den koning: »Zvj, die willen schuiven
uwe wandaaden op reekening van uwe
Ministers, zijn zo wijs als de honden, die,
geslagen wordende, in den stok bijten;
want gij zijt allén de man, die uwe Mi
nisters afzet en aanstelt".
Wellicht klinkt het den hedendaagschen
lezer een weinig ongerijmd, dat in het bij
uitstek constitutioneele Engeland ooit een
koning zou geregeerd hebben, die zóó zijn
wil doordreef, over de hoofden der ministers
henen, en alleen door de volgzaamheid
van een verknecht Parlement! Toch is de
regeering van Zijne Majesteit George III
inderdaad zoo oppermachtig geweest, als
Van Woensel zegt, en deze koning waarlijk
de voornaamste verantwoordelijke persoon
van het ongelukkige oorlogsbedrijf in de
Amerikaansche koloniën.
* *
3f
Nog i keer ia dr. van Woensel in zija j
«Lintaarn voor 1800' op Engeland terug
gekomen, ter plaatse in zijn boekje, waar
hij over al de voornaamste landen van
Europa zijne beschouwingen ten beste geeft;
bladz. 174 .en vervolg. Daar staat te lezen :
«Engeland, 't welk de go^de Hemel met
alle? gezegend heeft, behalven een wijzen
koning, Engeland, 't welk door zijne geluk
kige ligginge en de groote zijner zeemacht,
viij was van de misselijke noodzakelijkheid,
om zich te bemoeijen met de knoeijerijen
der Mogendhteden van 't vaste land, maar
ten ongeluk van zijn en andere landen 'er
zich aanhoudend mede bemoeit; Eigeland,
't geen op dit oogeublik voortgaat met den
allerbelachlijksten oorlog, (indkn de ram
pen van den oorlog het lagchen gedoogden),
belachlijk, wijl 't hopeloos is dien te voeren
met eenigen kans van succes; Engeland,
zo ongelukkig en zwak in "t gebruik van
legermachten, in 't doen van txpeditiën
als gelukkig en geducht ter zee ;...
E-igeland ziet het oogenblik naderen, waarin
zijn rol, God lof'! is uitgespeeld, waarin 't
uiteinde van het treurspel hem zal leeren,
dat het te vergeefsch zijne schatten ver
spild, en den keif'stok zijner nationale
schuld heeft volgemaakt"
« *
*
Maar reeds genoeg voor ons doel: te
doen zien hoe er voor eene eeuw ten onzent
over Engeland en zijn koning geoordeeld
werd, en wat men over beiden in druk
durfde uitspreken. Hat is mogelijk dat
dr. Pieter van Woensel, die niet anders
dan met schrille kleuren teekenen kan,
ook hier het schrille liefst aanwendt, maar
hij was de tolk van velen, toen hij eens
brutaalweg uitsprak, wat zoo na aan de
waarheid grensde.
Eene eeuw is er sedert zijne waarschu
wingen verloopen en weer is veel van
hetgeen hij in zijne «Lantaarn" luidop
zeidf, op het heden van toepassing. Of het
de Koning i?, die den oorlog in Zuid Afrika
wilde, en aan den gang houdt, mag nie
mand in 't openbaar uitspreken. Of er een
heirleger is van lucratieve, civiele en mili
taire posten, waardoor velen met de regeering
meegaan in de misdaad, en de natie zich
niet durft verzetten tegen hetgeen door
hare afgevaardigden wordt goedgekeurd,
is ook wijselijk gezwegen. En (lat Engeland
»zoo ongelukkig en zwak is in 't gebruik
van zijne legermacht", dit behoeft men niet
eens te beweren, omdat het voor heel de
wereld duidelijk is geworden. Gave de
hemel, dat ook nu het einde van het treur
spel vruchtelooze geldverspilling zijn zal,
en de kerfstok zijner nationale schuld
welhaast zal blijken meer dan vol gemaakt
te wezen. Profetiën van de soort als Van
Woensel ze maakt, behoeven wij niet uit te
spreken, en zelfs is 'r, niet r.oodig aan haat
en weerzin zoover toe te geven om met de
«Lantaarn voor 1800'' te zeggen: »God lof!
nu is Engelands rol uitgespeeld". Maar
wel kuiinen wij van Van Woensel de vrij
moedigheid overnemen, zonder angstige
bezorgdheid te spreken, en in onomwonden
taal te getuigen, dat de oorlog, en de
verdelgingskrijg, dien Engeland tegen de
Boeren niet aflaat, te voeren, alleen kan
eindigen, als het Engelsche volk zal inzien
door de hoogste machten in den staat
misleid te zijn.
A. W. STELLWAGEN.
Sociale aanazkacnficban
Aroeifls- en rnsttijden,
i.
Niet ten onrechte hebben de arbeiders in
de verschillende landen den achturigen
arbeidsdag in hun vaan geschreven. Immers
meer dan n maatregel van socialen aard
zou een wettelijke vaststelling van den
geoorloofden arbeidsduur ingrijpen in Uet
kapitalistisch productiesysteem, en meer dan
eenige andere verbetering zou een korte
arbeidstijd van weldadigen invloed zijn op
het geheele leven, den gansenen mateneelen
en moreelen levensstandaard der arbeiders
klasse. Het eerste zoowel als het laatste.
De staat toch vaststellend, niet slechts in
gevallen waar direct gevaar voor gezondheid
of veiligheid bestaat, maar in elk mogelijk
bedrijf: dat de arbeid niet mag worden
verlengd naar het helieven van den onder
nemer zonder meer dan indirect achtte slaan
op de uitpu'.tingsmogelijkheid van den
arbeider, zou daarmede de wetten doen
gelden binnen de muren van werkplaats
en fabriek, waar de ondernemer zich nog
heer en meester waant, en hij zou zelfs een
stap zetten op dat terrein, waarop deze heer
en meester zich inderdaad alleen-machtig
beschouwt: de regeling van het bedrijf. Het
zou een ingrijpen zijn in het heilig geachte
recht van den eigendom op de gekochte en
in 't gebruik gestelde arbeidskracht, een
inbreuk, die de zekere voorspelling met zich
draagt van slechts de eerste te wezen van
een geheele reeks, aan wier einde eene
algeheele regeling door den staat den bedreigden
ondernemer als een naar spookbeeld voor
00201 staat.
Toch heeft de Staat hier en daar deze
stap gedaan. Men weet hoe in Engeland
de krachtige beweging der arbeiders reeds
voor meer dan een halve eeuw de aan
neming van den 10 urigen arbeidsdag voor
vrouwen en kinderen wist door te drijven,
als een mooi begin van heel wat meer
veroverde verbeteringen eerst veel later ook
op het vaste land toegestaan. Overigens liet
de Eng. Staat de regeling over aan de
particulieren; voor verschillende vakken
veroverden de Trade Unions sedert een
korteren arbeidsdag. In Zwitserland (1877)
en Oostenrijk (1880) bestaat een wettelijke
arbeidstijd voor alle arbeiders, zij het dan
ook een elfurige. Zoowai, een jaar geleden
voerde de Fransche Minister Millerand
een wetsontwerp in waardoor een geleide
lijke vermindering van den wettelijken
arbeidsduur voor alle arbeiders tot op 10 uren
verzekerd is. De 8 urige arbeidsdag zelf be
staat, behalve bij menig afzonderlijk zoowel
particulier als openbaar bedrijf, in de
demokratisch zoo ontwikkelde Australische Staat
Victoria en geeft daar het levend bewijs,
dat men zijn waarde niet te hoog heeft
aangeslagen, toen men ervan zoovele, vooral
ook moreele, voordeelen verwachtte. Sedert
1892 bestaat hij ook in de Vereenigde
Staten van N. Amerika voor alle publieke
werken. Het zou ons echter te ver voeren
hier een overzicht te geven van wat in het
buitenland ten opzichte van deze materie
is gedaan; onze bedoeling was slechts om
met enkele woorden te doen gevoelen, dat
een ingrijpen van den wetgever in de
arbeidsregeling, niet slechts waar direct
gevaar voor gezoLdheid of veiligheid te
duchten is, maar voor alle takken van
arbeid en bedrijf, niet alleen geene zeld
zaamheid meer is, maar zelfs een vrij ge
regeld voorkomend verschijnsel, en dat
bovendien op enkele plaatsen de door de
arbeiders gestelde formule met succes in
werking is gebracht.
Toen dan ook onze tegenwoordige
regeerii g vóór zij nog haar socialen naam
had te grabbelen gegooid een wets
ontwerp indiende dat den weidschen titel
voerde van «ontwerp van wet tot regeling
van arbeids- en rusttijden in fabrieken en
werkplaatsen", bestond er de verwachting,
dat hier een wettelijke regeling van den
arbeidsduur werd voorgesteld, die, profijt
trekkend van hetgeen de ondervinding
elders geleerd had, zoo niet beter dan toch
althans ook niet slechter zou wezen dan
hetgeen tot nu toe op dit gebied was ge
leverd.
Men zag zich bitter teleurgesteld, want
het eenigd dat hier royaal kon genoemd
worden was de titel. Reeds het allereerste
artikel gaf reden tot bezorgdheid. Al gaf
het een vrij voldoende definitie va,n wat
onder een arbeider in een fabriek of werk
plaats verstaan moet worden, het verdeelde
de gansche zoodoende omschreven arbeiders
massa in twee categoriën, namelijk: A. die
»in brood-, koek-, beschuit- ot banket
bakkerijen en in bij algemeenen maatregel
van bestuur aan te wijzen fabrieken en
werkplaatsen of gedeelten daarvan, waar:
giftige stoffen ontstaan of worden bereid
of verwerkt: schadelijke dampen ontstaan ;
de dampkringslucht kan verontreinigd
worden door stof; het bedrijf een hooge
temperatuur vereischt of veroorzaakt", en
in B. «alle overige arbeiders." Want deze
onderscheiding stond er niet voor niets, en
beduidde niet meer of minder dan dat de
wet eigenlijk slechts voor de arbeiders onder
categorie A zou gelden: Zoodra er eene
bepaling van eenige beteekenis wordt ge
geven in de rest van het ontwerp, geldt zij
dan ook weikelijk alleen voor deze arbeiders.
Hiertegen is opzichzelf geen bezwaar.
Indien men geen kans ziet eene algemeene
regeling te maken, dan is het nog beter
het halve ei der gedeeltelijke verbetering
voor te zetten, dan 't bij den leegen dop
te la en. Maar met een weinig hokus-pocus
het halve ei voor een onverminkt te willen
doen doorgaan en te doen of tnen een sociale
kip van de schoonste veeren is, is een op
zijn minst onbehoorlijk bedrijf. Da zaak is
dan ook eenvoudig deze, dat het heele
ontwerpje heel slecht voorbereid haastwerk
was om den vooruitstrevenden schijn te
redden. Het begin van het door de
afdeelingen der Tweede Kamer uitgebracht
voorloopig verslag zegt het dan ook al
dadelijk : 'Van verschillende zijden werd
geklaagd over de gebrekkige voorbereiding
van het ontwerp." En ofschoon daarmede
dan wel hoofdzakelijk gedoeld werd op het
nalaten van alle samenwerking met of
informatie bij de kamers van arbeid en
van koophandel of belanghebbenden, zit
daar toch ook het verwijt in van een weinig
voldoende voorbereiding in het algemeen.
«Algemeen", zoo zegt het voorl. versl. elders,
met een zeer sterk nadruk op dit woord,
«algemeen werden vorm en redactie van
het wetsontwerp onvoldoende geacht. De
bepalingen zijn zoo ingewikkeld gesteld,
dat zij voor industrieelen en werklieden
zeer moeielijk te verstaan zijn." «Voorts
werd opgemerkt dat in het wetsontwerp
herhaaldelijk zonder noodzaak werd afge
weken van de woordenkeus en rangschik
king, aangenomen in de beide andere
arbeidswetten."
En dan nog! Wat was nu de povere
kern van deze met de noodige osteutatie
van sierlijke sociale krullen binnengeleiden
poedel 'i Van dien aard, dat de prijs die
ervoor te geven is waarlijk geen andere
kan wezen, dan die met diertjes eigen naam
wordt aangeduid. De poedelprijs voor de
sociale politiek. Met enkele woorden het
voornaamste:
Vooreerst begint artikel 2 alweer dadelijk
met een zeer groot aantal arbeiders buiten
categorie A en B te sluiten, dus eene
categorie C te scheppen die van alle be
scherming is uitgesloten. Deze zich in de
bijzondere gunst van den socialen minister
verheugende arbeiders want het iszojals
wij zien zullen in menig opzicht een heuge
lijk feit niet onder deze wet te vallen
zijn zij die arbeiden in :
»1. inrichtingen waar uitsluitend in of
voor de bedrijven van landbouw, tuinbouw,
boschbouvv, veehouderij of veenderij arbeid
wordt verricht;
2. inrichtingen, waar iemand in zijne
woning eenig bedrijf' uitoefent zonder hulp
van anderen aan zijn echtgenoot of zijne
bloed- of aanverwanten in de rechte lijn;
3. keukens en soortgelijke inrichtingen,
waar spijzen en dranken voor onmiddelijk
verbruik worden bereid;
4. apotheken ;
. vaartuigen, voor zoover aan boord
daarvan geen andere arbeid wordt verricht
dan in of' voor het schippers- of'
visschersbedrijt';
0. ambachts- en vakscholen,
Rijksopvoedingsgestichten en Rijkswerkinrichtingen,
gevangenissen en plaatsen, waar werkzaam
heden in militairen dienst plegen te wor
den verricht."
Behalve dat deze bepaling den huisarbeid
buiten toezicht laat en in 6 al heel onge
motiveerd uitsluit, is de redactie ervan nog
zóó ongelukkig, dat ze veel verder gevolgen
zou hebben dan bedoeld werden: onder 1.
zouden b.v. zwingelketten en
vlasbraakhokken, onder 3. enkele banketbakkerijen
te begrijpen zijn. De zalmvisscherijen met
werktijden van 98 en 90 uur per week zouden
ook zijn uitgesloten. Behoort de arbeid der
bootwerkers soms 25 tot 50 uren durende
onder de wet vallen of niet?
Maar dan eindelijk de beschermde arbei
ders van categorie A. Voor deze wordt toe
gestaan door art. 5 driemaal per week 17 uur
arbeid, indien zij in een broodbakkerij wer
ken, anders is de arbeidstijd 11 uur of 10 zoo
4 van die uren in den nacht (9-5 uur)
vallen. Arme bakkers! Wel moet op elk
der arbeidstijden van 17 uur een etmaal
rust volgen, maar nergens is eene bepaling
die verbiedt dan in eene andere bakkerij
te arbeiden. Maar is, afgezien van dit alles,
een maatregel van «sociale rechtvaardigheid"
die toestaat, dat zij die werken in lokalen,
waar giftige stoffen en schadelijke dampen
ontstaan, of waar een hooye temperatuur en
verontreinigde dampkringslucht mogeliik of
onvermijdelijk is, 'art. 1) daar 10 a li uur
verblijven, niet wel eenigszins een slag in
het aangezicht van hen ter wier behoeve
ze heet te zijn gemaakt? En of dit nog
niet erg genoeg ware geeft art. C r.og aan
den minisier de niet te controleeren be
voegdheid om'zelfs tot 2 en 3 uur te laten.
overwerken gedurende 60 dagen in het jaar
Volgens artikel 7 kan de bestuurder eigen
machtig nog 12 maal in het jaar 14 uur
per dag laten werken.
Deze buitengewoon beschermden (!) mogen
dus in de ongezonde en schadelijke atmos
feer nog V" van het jaar 14 uur verblijven.
De arbeiders ca'egorie B. werken n iet onder
dergelijke gevaarlijke omstandigheden en,
de sociale minister achtte voor hen een
arbeidstijd van 17 uur per dag dan ook
zeer behoorlijk. Immers in de paragraaf
over de rusttijden zegt art. 8: »Aan een
arbeider worden ia ieder tijdvak van 14
achtereen volgende etmalen, ten minste 7
rusttijden toegekend, in elk waarvan een
geheeie nacht moet begrepen zijn." Daar
art. 5 voor de arbeiders A. een nadere
bepaling maakt zijn dit dus slechts die onder
B. Veertien etmalen bevatten 330 uur, voor
de 7 rusttijden gaan daar af 40 uur en CO
uur daar in elke week n rusttijd van 30
uur achtereen moet vallen (art. 10) blijft
over 236 uur per 14 etmalen of 16 uur en
51 minuten per e maal! En gedurende 10
jaar zou de minister nog zelfs van deze
uiterst humane bepaling vrijstelling kuncen
geven.
En dan de vrije Zondag van 30 uur! Ook
daarvan blijft volgens een verder artikel
voor velen weinig over. Volgens art. lic
zouden er arbeiders kunnen zijn, door wie
slechts 13 maal in het jaar die vrije dag
op een Zondag viel, waarvan zelfs G maal
door den werkgever (art. 14) en een onbe
paald maal door p,en ministerieele
vergunging (art. 13) zou kunnen worden afgewe
ken. Dat heet Zondagsrust?
Als wij dan per slot zeggen dat voor de
uitvoering en het toezicht een bijzonder
omslachiige administratie van lijsten etc.
etc. werd voorgesteld en de strafbedrei
gingen weer buitengemeen laag zijn, dan
zal men zich zoowat kunnen begrepen hoe
treurig dit wetje er uitzag. Er is dan ook
bijna geen artikel van beteekenis of het
werd in de afdeeiingen der Kamer scherp
gekritiseerd. Buiten de Kamer werd het
met name door de bakkers hoogst ongunstig
ontvangen, zoodat het niemand verwonderde
of onaangenaam stemde, dat deze al heel
ongelukkig en magertjes uitgevallen
voedsterling der sociale regeering scheen ge
storven te zijn voor het nog eigenlijk in
de luren was gelegd en dus nimmer het
tijdstip zou bereiken dat zij anderen in de
luren leggen zou. Het wetje scheen dood
en begraven* zonder iets anders in zijn kort
leven gedaan ts hebben dan een kijkje te
hebben gegeven op wat treurig werk een.
ministerie, dat een behoorlijke ongevallen
wet maken kon, toch eigenlijk tot stand
kan brengen. Ware Minister Lely door
zijn flinke verdediging daarvan niet ge
rehabiliteerd dan zou hij voor altijd van
zijn socialen nimbus moeten afstand doen.
Ontegenzeggelijk heeft dit wetje hem niet
dan kwaad gedaan.
't Was daarom maar goed, dat het dood
was, dacht men. Maar het was niet dood.
De moderne wetenschap, die in de couveuses
menig misbakje tot een behoorlijk schep
seltje deed groeien liet den minister niet
met rust, en het kindje waarvoor hij zich
te schamen had, werd op een dergelijke
manier in de ministerieele bureaux tot
nieuw leven gewekt. Daar werd waarlijk
voor kort een yewij^igd ontwerp bij de
Kamer ingediend.
Laten wij in een volgend artikel zien hoe
dit haast wanhopige werk er is afgebracht.
(Slot volgt.} H.
T«iLl77
Mnziel ia ie Hoofdstad.
L o h e n g r i n.
De lang met spanning verwachte opvoering
van Wagner's meesterwerk heeft 1.1. Woensdag
plaats gehad. Opnieuw heeft men kunnen be
speuren dat de opvoering van een van Wagner's
dramatische werken een feest kan worden, een
gebeurtenis, indien er slechts met liefde, met
piïiteit gewerkt wordt.
Alvorens nu de uitvoering en de uitvoerenden
gedetailleerd te bespreken, wil ik gaarne een
vraag beantwoorden, die van verschillende zijden
tot mij is gericht, n.!, aangaande de beteekenis
van het woord ,/üraal". Onwillekeurig kom ik
daarbij op het terrein van een ander dramatisch
werk van \Vaguer, waarin de //Grai" een nog
grootere rol spselt dan in ;,Lohengrm", ik meen
's meesters zwanenzang ,/Parsifal".
Het woord //Graal" komt voor in het
oudFransch of liever in het Provetoialseh. Het
is etymologisch af te leiden van gradalis" of
jrgradale" en bfteekent //schaal" of ^schotel",
echt<r een van bijzondere pracht, met verschil
lende afdeel'agen, die verscheidene spijzen kon
bevatten.
e ,,'cige" heeft zich later meester gemaakt
van het woord en zoowel Chrestien de Troyes
als Jiobert de Boron hebben in hunne vertellin
gen aan de beteekenis van het woord //Graai"
een veel heiligt r wijding gegeven. Bij Chrestien
is de Graal de schotel, waarvan Christus z-ch
aan het laatste avondmaal bediend heeft en die
Hij aan Joseph van Arimathea heeft vermaakt.
Deze zou daarin het bloed hebben opgevangen,
dat uit de wonden van Christus gevloeid is en
het kleinood als een kostbaar heiligdom hebben
gehoed als symbool van het chribtelijk geloof.